MENGELWERK. g-loeven, dat ook to Utrecht werklieden zyn, die des zomers door slapte van weik gewoonlijk rainier verdienen dan in andere t\jden. Maar wat ter wereld ie het verband tuaschen dit feit en do Utrechtsche Lustrum feesten? Is dat een reden, om over die feesten zoo kregelig en zoo onbillijk te schrijven, als in de geciteerde woorden? Onbillijk, want het is een ergerlijke kort zichtigheid zich heel een feestvierende stad te denken, en daarby niet te zieD, dat Tan den goudregen ook op de „burgerbazon" en op de „kleine winkeliers" en „niet het minst op de werkliodon" aardig wat neerdrupt. D3 buiten gewone drukte, het enorm verkeer en vertier, let overstelpend vreemdelingen bezoek, daar- .oor de sterk opgedreven vraag naar allerlei Senoodigdhedon on levensbehoeften, dat alles moet ook dien burgerbazen, kleinen winke liers en werklieden ten goede gekomen zijn. Let op deze woorden in Patrimonium. „Voor ons is, nu de toebereidselen voor dit feest zijn afgeloopen, niets meer te verdionen." Maar vraag eens welk een overvloed van werk en welk een meerdere vraag naar arbeids krachten die „toebereidselen" veroorzaakt hebben Zoo er ook thans de chronische zomer-werk- loosheid rondspookt in sommige kriogeu, is die niet nijpender, wanneer er geen feesten zijn? Trouwens, wie in Utrecht bekend is, weet te goed hoe juist daar heel het volk, alleman, mee feest viert, mee geniet van het gratis geboden schouwspel der maskerade, mee zich verheugt in de algemeens vreugde. De „kleinste" luyden wonen wel in wijk C., in de Oranjebuurt. Hoe hebben zij zich ook ditmaal geweerd, om door allerlei naïef vreugdebetoon wel te dren uitkomen, dat zij, die geen „aardig duitje" verdienen aan de Academie, toch staan buiten die kregele „schare, die niet feest viert." De bedrieger bedrogen. Uit het Fransch van Georges Mitchell. Hans Crésart baant zich mot moeite een weg door de dik opgepakte sneeuw; groote vlokken dwarrelen nog door de donkere win terlucht. Het is zeer laat in den avond en Hans is zoo doodelijk vermoeid dat by slechts met kleine etappen langzaam vordert. De scherpe wind huilt ooor de kale takken der boornon; onder bet zwiepend kraken vallen groote droppels op den wit-b^snebuwden grond. De weg is geheel verlaten, do vochtig- kille lucht doet den eenzamen, nitgeputten wandelaar rillen ODder zijn schamele plunj». Z(jn door den ouderdom gebogen rug kromt zicb nog meer, in hst worstelen tegen de iukwinden, die huilend aari komon gieren over de vlakte; uitgeput leunt hij even het hoofd tegen een boom, laatste poging die h[j aan wtndt om weder eenigszms op krachten te komen. Zijn handen en zijn hoofd gloeien als vuur. Nog een klein eindje weer veruer gezwoegd en bij heeft Brussel bereikt; maar de weg blykt voor den armeD tobberd te lang. Men wacht hom daarginds: z(jn schoonzoon is gestorven en heeft ztfri vrouw onverzorgd achtergelaten met haar twee kindertjes. En hun gaat de oude vader nu do goudstukken brengen, die hy met veel inspanning verdiend heeft bij den komedietroep, waar by stad en laDd mede heeft afgereisd. Zyn geldbuidel ia onaangeroerd gebleven, zijn dochter en zyn kleinkinderen hadden er immers veel meer behoefte aan dan hy. Den ganschen langen weg heeft hy te voet afgelegd, de oude. En nu is hy zoo doodelyk vermoeid. Met hoeveel goeden moed is hy op reis gegaan en toen de avond vitl, heeft hy zyn inspanning verdubbeld en zoo was by steeds dichter het doel zijner reis genaderd Doch de koorts heeft denzelfden weg afge legd als by en hem nu ingehaald. Hy beeft over zyn gansche lichaam en zyn tanden klapperen. Eensklaps ziet by eon flikkerend licht echynen in den donkeren nacht; nogmaals spant hy zich in om niet te rusten eer hy staat voor de deur, waarboven het flikkerende licht is bevestigd: een oud vervalllen huisje, met vuile glazen. Met zyn stok klopt hy tegen do deur. Een forsch maD, breedgeschouderd en met breedo handen, verscbynt in de opening. Hy is do logementhouder en geleidt den man naar een zolderkamertje, zoo laag van ver dieping dat het schuin afloopende dak de epylen van het vermolmde ledikant raakt. „Een halve frank per nacht," zegt de Hercules, „als go ten minste niet zoo deftig zyt dat ge nog lakens verlangt." De grysaard strekt zich uit op het vunze leger en tracht tevergeefs zich te warmen; ytkoude rillingen loopen hem over den rug. Tegen den morgen ontwaakt hy met een schreeuw; hy heeft geyld den ganschen nacht. Te uitgeput om langer weerstand te bieden aan bet gevoel van doodelyke vermoeidheid, dat hem nog niot verlaten heeft, valt by terug in het harde kussen, laat de armen bIc p vallen op het dek en geeft zicb zonder tegenstand over aan den dood* Vroeg in den morgen klopte de hotelhouder aan de woning der weduwe te Brussel. „Vannacht isuw vader te mynen huize gestorven; hy wilde er den nacht doorbren gen om to schuilen voor het noodweer. Hier heb ik de papieren, dio hy by zich had; kom zoo spoedig mogelyk om hem te begraven." Do ongelukkige vrouw heeft haar kinderen by een vriendelyke buurvrouw in bewaring gegeven en is den man gevolgd. Toen heeft ze haar vader laten begraven van de armen, na hom eerst zyn kleeren uitgetrokken te hebben. Daarna is ze weenend heengegaan om haar leven van ellende en ontbering voort te zotten. Hy had niets by zich gehad dan twee zilverstukjes en wat kopergeld en daarmede had ze den logement houder betaald. Eenige kameraden van den overledene waren de weduwe komen bezoeken, by gelegenheid dat het gezelschap voorstollingen gaf in Brussel. „Maar Hans Crésart had toch veertig goud stukken by zich toen hy ons verliet om u te gaan opzoeken, twee dagen voor zyn dood." „Neen, hy bezat niets," antwoordde de vrouw. De kameraden gingen dadeiyk naar het onaanzienlijke logement. Zy namen den reus afzondert yk en vroegen hem waar dat geld gebleven was. „Geldt Wol goede hemel, hy had geen geld gezien; de oude m3n had niets by zich als wat kopergeld en eenige zilverstukjes. Mis schien is hy op weg geplunderd. Een oude, zwakke manl Al is men logementhouder, daarom kan men nog wel eerlyk man zyn. Ik neem den hemel tot getuige dat ik geen dief ben." Allen waren overtuigd dat hy don die/stal begaan had, doch de bewyzen ontbraken. Weer is het snijdend koud en weer valt de sneeuw in groote vlokken, evenals dien avond toen Hans Crésart aanklopte om een Dacht huisvesting in hot armelyke logement. Op den zelfden weg vordert oen grysaard sl°cbts langzaam met wankelende schreden. Emdelyk is by do herberg genaderd en met zyn stok op de deur bonzend, vraagt hy gehoor. Men hoort stappen in de gang, daarna zware grendels afschuiven, de logementhouder vertoont zich op den drempel Plotseling strekt hy als smeekend de han den uit en met een gesir.oorden kreet van Gemengd Nieuws. Men meldt uit Boskoop: Deze week arriveerden albi.-r de beide metalen klok ken voor den gemeentetoren. De burgemeester, alsmede zy, die mot het lossen Leiast waren, waren spoedig aanwezig. Na een groot uur werkens stonden de klokken op den wal en don volgendon morgen werden zy naar het terr.in getransporteerd, om ter bestemder plaatse opgeheschen te worden. Als men nu in aanmerking neemt, dat do eene klok het niet onaanzienlijk gewicht heeft van 1508 kilo en doze door zyn vorm ook rroeflyk te hanteeren is, dan mag het zeer zeker oen kranig weik heeten om deze een circa 20 meter hoog te plaÜtsen. Onder het opzicht van den opzichter van don nieuw te bouwen gemeentetoren, den heer v. d. Ham, liep dit werk flink van stapel. Burgemeester en wet houders, raadsleden en groot publiek waren hier y tegenwoordig. Do klokken zien er keuiig uit; op öe groote klok staan in Latynschelettors de namen van hetDagelyksch Bestuur der gemeente, alsmede het wapen; op de kleine, do gemeente Boskoop en het jaartal van gietiüg. Zy zyn gegoten in de wereldberoemde fabriek van de heeren Petit en Flitsen, te Aarle-Rikstel. By het even doen booren van haar klank bleek deze zeer wol- lui :end. Het werk vordert flink, zoodat een en ander zeker wel spoedig in gebruik zal worden genomen. In eene vergadering van de Coöperatieve Broodbakkery en Vertruiksver- eeniging „De Volhardiog," te 's Gravenhage, werd met algemeene stemmen besloten f 500 te geven aan de werkstakende glasslypers te Maastricht, af te dragen aan het Arbeiiers- secretaiiaat. Het onbeschermde kind. Over de quaestie der ouderiyke maebt is reeds veel gezegd en geschreven, maar ei kan niet geno g op gewezen worden, dat eene regeling van het recht der ouders op de kinderen in sommige gevallen hoogst nooiig is. Een sprek.nd feit vermeldt thans weder „De (antir.) Ned.," dat genonrn is uit een verspreid geschrift van mij. Madame Pont, te Zbtten, en dat een treurig licht werpt op to standen, die een gevolg zyn van do tegen woordig gel mie wetsbepalingen. Da grysaard dringt nu gomakkeiyk binnen en den waard strak aanziende, voor zoover de slechte verlichting dit toeliet, zeide hy: „Biyf staan en antwoord myi" „Wat wilt ga?" „Dat go uw misdaad bekent: zie my aan, hebt gy niet een lyk geplunderd?" De reus is bleek geworden en stamelt enkele onverstaanbare woorden. „Ik wil dat ge duideiyk spreekt," ging de grysaard voort. „Daarboven op het zolder kamertje is een oude, zieke man gestorven, gedurende een verschnkkeiyken sneeuwstorm. Toen ge zaagt dat hy niet meer leefde, hebt ge hom het goud afgestolen, dat hy by zich had. Veertig goudstukken waren het, beken het maarl" Met oogen, die uit hun kassen dreigen te springen, ziet de reus den oude aan. Hy tracht te spreken, doch niets dan onsamenhangende geluiden komen over zyn lippen. „Beken, beken „Ja, ja, vergeving „Zult ge teruggeven wat ge gestolen hebt?" „Ja. „Haast u er mede, want Reeds is de schuldige haastig heengeloopen om aanstonds m6t do verlangde som terug te komen. De grysaard is weder heen gestrompeld, leunend op zyn stok en de logementhouder haalt opnieuw vry adem. Na eenige schreden afgelegd te hebben, laat de oude man een hartelyk gelach hooren hy werpt don knoestigen stok io de sloot terzyde van den weg en loopt zoo hard hy kan naar de stad. Ia de woning der weduwe gekomen, werpt hij haar het geld in den schoot. „Dat behoorde uw vader; het is dus nu uw rechtmatig eigendom." En al lachend ontdoet hy zich van zyn broedgeranden hoed, van zyn witten baard en witte haren, die hem zoo sprekend op den ouden vader deden gelyken De vrouw wilde hom bedanken, doch hy antwoordde lachend „Ik heb zoo dikwyis komedie gespeeld om de menschen te vermaken, dat ik het dezen keer wel eens heb mogen doen voor myn eigen genoegen." de hond Een verwaarloosd, haveloos kind werd op Talitha Kumi opgenomen Zy is de dochter van een bekend dronkaard. Zy was olf jaar oud en had nooit iets geleerddoor weer en wind werd zy uitgezonden om te bedelen. Do man had in een oogenblik, dat er een beter gevoel opkwam in zyn hart, er in toegestemd, dat zyn dochtertje een goede opvoeding zou krygen, zonder dat hem dit iets kostte, want anderen betaalden voor het kind. Toen het meisje een weinig thuis geraakte en wat begon te leeron, haalde de vader haar terug. Hy kon niet buiten haar, want sedert zy weg was, kon hy niet meer naar de kro?g gaan. Zy bedelde zyne jenevercenten byeen. De man kwam er rond voor u t. Hy kon haar desnoods met de polit'e laten weghalen. Er is geen wet in ons land, die dit kind beschermt. Men liet haar gaan, omdat men moest. Zy is er du nog slechter aan toe dan vroeger, omdat zy het e?n tyd lang beter heeft gehad. Nu zwerft zy rond, haveloos en verwaar loosd, bedelende voor haar vader de jenever centen en blootgesteld aan zyn mishande lingen. De drie prjjzen, die „Triton" van Utrecht to Frankfort gewonnen heeft, zyn: stadsprys, een zeer kunstig bewerkte zilveren, met goud versierde beker met vyf kleine bekers en medailles voor de roeiers; univer- siteitsprys, een glad zilveren beker, en de Gennania prys, een zeer groot zilveren bowl- vat met negen kleine eerebekers en medailles. Vrydag vertrekken booten en roeiers naar Ems. In Ems zal de heer Van Duyl de roei spanen nog weor eens ter hand nemen in de acht, daar de heer Bentinck naar Holland terug moet. De heer Pleyte zal daar sturen. Verl. week had aan het station Schermerhom der Noord-Hollandsche stoom tram een voorval plaats, dat nogal vrooiyk- heid verwekte. Een meisje uit Ryp van mis schien twintig jaar had een weddenschap aangegaan, dat zy zich als vrachtgoed per tram in een mand naar Schermerhorn zou laten vervoeren. „Ze zullen me niets doen!" had ze gezegd on was in de mand gekropen, die natuurlyk in een goederenwagen geplaatst werd. De mand met haar inhoud werd geadres^ seerd aan een inwoner van Schermerhorn en behooriyk toegedekt. Te Schermerhorn werd zy gelost en op het perron van het station voorloopig neergezet, ongelukkigerwyze echter in de onmiddellyke nabyheid van de pomp, waaruit de locomotief zoo noodig water ont vangt. Een paar trambeambten, die iets van het zaakje moeten geweten hebben, schoven de mand nu juist onder de waterpijp der pomp en gingen toen pompen. Toen kon de vermetele reizigster zich niet meer stilhouden; onder veel pret der om standers werd zy uit de mand gehaald, waarna zy half doornat te voet naar Ryp terugkeerde. Doch ze had er vyf rijksdaalders mee ver diend, zeide ze. De Parysche politie heefteen gewichtige vangst gedaaneen gansche dieven bende, bestaande uit 5 vrouwen ên 17 mannen, is in hechtenis genomen. De meeste leden der bende zyn nog jong; slechts twee zijn boven de veertig. De bende „werkte" by voor keur in onbewoonde villa's en heeft sedert twee jaren een aanzieniyk aantal diefstallen gepleegd. Ook te Parys had zy niet zonder succes haar geluk beproefd: haar laatste operatie Id de Rue des Archives had echter de arrestatie van de heele bende ten gevolge Geheela wagenladingen van de meest ver scheiden voorwerpen zyn reeds naar de pre fectuur vaD politie gebracht- Een van de aan voerders, Buffard genaamd, die een handel dreef in ijzerwaren, leefde als een welgestelde kleine burger by had by Noisy le-Sec een stuk grond gekocht en liet daar een huis bouwen; hy was juist eens gaan kyken hoe ver men daarmee gevorderd was, toen de politie hem gevan-zen nam. Een ander, Gachet genaamd, had in 't vorige jaar een geldwis selaar voor 350,000 fr. bestolen en droeg er roem op, dat geen brandkast voor hem ge sloten bleef. De harddraversstal van den over leden baron FTirscb is te Londen verkocht. De opbrengst was meer dan 50,000 ponden sterling. Volgens do „Neue freie Presse" is thans geconstateerd, dat op het Choöinskyveld by Moskou 6000 personen omgekomen of zwaar gewond zyn, zoodat de Kroon, volgens de beschikking van den Czaar, meer dan zes mil- lioen roebels aan ondersteuningen zal moeten uitbetalen. Do ballon c a p 11 f o p de Berl y n s ch e tentoonstelling is Maandagmiddag door een onbekende oorzaak gesprongen, gelukkig niet terwyl hy was opgestegen. Door den sterken wind was hy hevig aan het slingeren geraakt; plotseling vertoonde zich een groote overlang- sche scheur en toen barstte bij in acht stuk ken vaneen. Van de omstanders werd niemand gekwetst, maar de ballon is totaal verloren. Over de oorzaak van den brand in do wapenloods van bet artillerie-depót No. 3 te Devant-les-Ponts by Metz bericht de „Lothringer Zeïtung", dat verrooodelyk von ken, die van het naburige station-t rroin over waaiden, een lont of eenig schietkatoen heb ben doen ontbranden. Met recht verwondert men zich er over, dat aanzienlijke voorraden ontplofbare stoffen in een houten Joois waren geborgen. De schade, vooral aan bclegerings- materiëel, is bel ngryk De brand duurde tot middernacht onder aanhoudende ontploffingen De schok van de groote ontploffing om kwart voor achten wrrd tot in het midden van Motz gevoeldtalryke vensterruiten in de stad zyn gesprongen. Een groot aantal stukkon hout en yzer, van 1 tot 4 KG. zwaarte, werden 500 M. ver geslin gerd. Twee kinderen werden op een afstand van 400 M van de plaats des onheils door in 't rond vliegende stukken gekwetst. Een omstreeks 500 M verwyderd tuinhuis en een stal werden door het vuur aangetast en brandden af Volgens de „Metzer Zeitung" zyn gedood: twee onderofficieren, een werkman aan het artillerie-depót, een zoon van een hospitaal- bediende en een kind. Zwaar gewond worden vyf burgers, waaronder een twaalfjarig meisje. Bovendien zyn 15 militairen gekwetst on van de stedelyko brandweer 10, waarvan twee zwaar; een zyn de beide beenen, den ander is een arm afgezet. Edelmoedigheid van leeuwen.— In eene beschrijving van leeuwengovechten en diergaarden verhaalt de „Mouth" de volgende voorvallen Eenige jaren geleden wierp men een hond in een leeuwenhok van de diergaarde te Lon den. Men had op 't oogenblik geen ander voeder. De leeuw echter, ofschoon honger hebbende, liet den hond met vrede, die weldra zóó brutaal werd, dat hy blaffende en grom mende aan den leeuw het vleesch betwistte, dat later in de kooi geworpen werd. Ook toen zelfs liet het edele dier den hond eerst zyn gang gaan en genoeg eteü, en begon daarna aan zyn maal. In den beestentuin te Dublin bevond zich eene oude leeuwin, die altoos de overgeschoten tott9n van het toegediende vleesch zorgvuldig voor de ratten bewaarde, die by heele troepen in de kooi kwamen, om de beenderen af te kn 'ibelen. Later echter, toen hot beest ouder wei i en zich moeilyk meer verroeren kon, kwamen de ratten reeds dadelyk en sleepten ook het vleesch weg; men moest toon het roofdier in bescherming nemen tegen het even roofzuchtig ongedierte. Men liet te Nieuw-Orleans eens een beer in de kooi van een ouden Afrikaanschen leeuw. De dikhuid bromde geweldig, zette zich dadelijk in postuur en wilde op leven en dood vechten. De koning der dieren echter gaf hem een iiohten klap op den kop, als wilde hy zeg gen: „Ik kon u zeer gemakkelyk doodslaan, doch ik zal dat maar laten." Vroeger, toen nog in Middel-Europa de gewoonte bestond, dieren tegen elkaar in een renperk op te hitsen (de stierengevechten zyn, daar nog van overgebleven), liet men op zeke ren keer vier doggen tegen een leeuw los. Drie van de honden durfden den koning eer dieren niet naderen en bleven in een kring om hem heen dwalen. Deleeuw bleef bedaard in bet zand liggen en sloeg de hond, toen deze wilde bytcn, met één klauwslag tegen den grond. De hond was slechts bedwelmd. Weer opkruipende, wilde deze wogloopen, maar de leeuw had hem met één sprong inge haald en 6loeg hem weer neder in het zand. Onder luid gejuich der toeschouwers, die meenden, dat de hond dood was, trok de leeuw zyn- poot terug, liet don kleinen viervoeter weer vry en sehonk hem, uit medelyden, gelegen heid om ongedeerd te ontsnappen door een der valdeuren van den circus, die opgehaald waren. In de tuinen van de hertogin van Hamilton bovond zich een leeuw, die uit Gibraltar was medegebracht. Op zekeren middag vroegen een sergeant en eenige recruten om den leeuw, die juist gevoederd werd, te zien. Hun werd permissie gegeven en de sergeant, de kooi oaderende, riep: „Nero, kent ge my niet meer?" Op het vernemen van ds stem liet da leeuw zyn voedsel liggen, sprong naar de traliën, kwispelde met zyn staart en gaf een poot, door de traliën heen, gclyk een hond gedaan zou hebben. Het gezelschap stond daarover verbaasd, uocb de sergeant helderde 't geval op, door te zeggen, dat hy het was geweest, die het dior» per scheepsgelegenheid uit Gibraltar overgezonden, gedurende de reis verzorgd had. De dankbare leeuw had het niet vergeten. Te Ostendé is een hotel in aan bouw, dat tien verdiepingen zal krygen. TWEEDE KAMER. Beschikbaarstelling van géiden. Da minister van oorlog heeft een wetsont werp ingediend tot beschikbaarstelling van gelden, wegens door zyn departement gedane verstrekkingen gedurende het jaar 1895 ont vangen en in 's Ryks schatkist voorhanden, ten tin ie dat bedrag, zynde eene som van f 132,034.I2l/i, te doen strekken tot het doen van betalingen voor den dienst van 1896. Verslag der Algemeene Rekenkamer over 1894. Door den minister van marine zyn naar aanleiding van bet verslag der commissie eenige inlichtingen verstrekt. Met betrekking tot do gemaakte opmerkingen onder het hoofd „Koninklyke Fabriek van stoom- en andere werktuigen," deelt do minister den hoofd inhoud mode van de geldende algemeene voor waarden voor de openbare en voor de onder- han lsche besteding der levering van goederen en materialen ten behoeve van de marine. Daaruit blykt o. ra., dat by onderhandsche besteding of opdracht tot het bouwen vin schepen ot de vervaardiging van schoeps stoomwerktuigen en ketels, waarmede belang- ryke gcldelyko bedragen gemoeid zyn, ge- deeltelyke betalingen plaats hebben naarmate van de vordering van het werk. By die wyzo van betaling zyn, volgens inderiy i ingewonnen advies van den landsadvocaat, de rechten van den Staat, by eventueels déconfiture van den fabrikaat, voldoende gewaarborgd. De Staat toch kan de op die wyze geleverde en be taalde goederen doen weghalen en in bewaring nemen. De minister meeat dan ook, dat op die manier 's lands geldelyke belangen in deze behooriyk worden gewaarborgd. Verbod Tan in- en doorvoer yau vee. De ministers van bmnenlsndsche zaken en van financiën hebben, krachtens het koninklyk besluit van 22 Juni 1895 (Stsbl. No. 98), tor algemeene kennis gebracht, dat, met ingang van 5 Juli a. s., de in- en doorvoor uit Groot- Brit nnic en Ierland van eenhoevige dieren en van vleesch, van die dieren afkomstig, ver boden is. Dit verbod is niet toepasselyk: I. wat den invoer betreft: a. op eenhoevige dieren van Rykswege aangekocht ten behoeve van het leger; b op eenhoevige dieren, welke aan het eerste kantoor door den districtsveearts of een zyner plaatsvervangers bü onderzoek bevonden wor den nUt te zyn lyaende aan of verdacht van kwaden droes; de districtsveeartsen en hunne plaatsvervangers zyn bevoegd verdachte die ren, hotzy te onderwerpen of onder hun toezicht te doen onderwerpen aan malleïne- inspuiting op kosten van den belanghebbende, hetzy tot den invoer toe te laten op voor waarde van slachting op de plaats, binnen den terrayn en op de wyze, door hen te be palen en met inachtueming der omtrent de onschadelyknuking van de over'olyfselen van verdacht vee geldende bepalingen; c. op, van eenhoevige dieren afkomstig, vleisch, waaraan de ademhalingsorganen vast zyn en hetwelk aan het eerste kantoor door den dislrictsveeirts of een zyner plaatsver vangers by onderzoek voor consumtie geschikt wordt bevonden; II. wat den doo)~voer betreft: a. op e.nhoevige dieren, welke, afgeschei den van ander ve?, terstond na de overlading uit het schip worden vervoerd per spoor, zonder verdere overlading, in afzonderlyke, gesloten en verzegelde wagens; b. op, van eenhoevige dieren, afkomstig, vleesch, hetwelk zoolanig is verpakt, dat ei geen gevaar van overbrenging voor besmetting bestaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6