MENGELWERK.
g-loeven, dat ook to Utrecht werklieden
zyn, die des zomers door slapte van weik
gewoonlijk rainier verdienen dan in andere
t\jden. Maar wat ter wereld ie het verband
tuaschen dit feit en do Utrechtsche Lustrum
feesten? Is dat een reden, om over die feesten
zoo kregelig en zoo onbillijk te schrijven, als
in de geciteerde woorden?
Onbillijk, want het is een ergerlijke kort
zichtigheid zich heel een feestvierende stad te
denken, en daarby niet te zieD, dat Tan den
goudregen ook op de „burgerbazon" en op de
„kleine winkeliers" en „niet het minst op de
werkliodon" aardig wat neerdrupt. D3 buiten
gewone drukte, het enorm verkeer en vertier,
let overstelpend vreemdelingen bezoek, daar-
.oor de sterk opgedreven vraag naar allerlei
Senoodigdhedon on levensbehoeften, dat alles
moet ook dien burgerbazen, kleinen winke
liers en werklieden ten goede gekomen zijn.
Let op deze woorden in Patrimonium.
„Voor ons is, nu de toebereidselen
voor dit feest zijn afgeloopen,
niets meer te verdionen."
Maar vraag eens welk een overvloed van
werk en welk een meerdere vraag naar arbeids
krachten die „toebereidselen" veroorzaakt
hebben
Zoo er ook thans de chronische zomer-werk-
loosheid rondspookt in sommige kriogeu, is
die niet nijpender, wanneer er geen feesten
zijn?
Trouwens, wie in Utrecht bekend is, weet
te goed hoe juist daar heel het volk, alleman,
mee feest viert, mee geniet van het gratis
geboden schouwspel der maskerade, mee zich
verheugt in de algemeens vreugde.
De „kleinste" luyden wonen wel in
wijk C., in de Oranjebuurt. Hoe hebben zij
zich ook ditmaal geweerd, om door allerlei
naïef vreugdebetoon wel te dren uitkomen,
dat zij, die geen „aardig duitje" verdienen
aan de Academie, toch staan buiten die kregele
„schare, die niet feest viert."
De bedrieger bedrogen.
Uit het Fransch van Georges Mitchell.
Hans Crésart baant zich mot moeite een
weg door de dik opgepakte sneeuw; groote
vlokken dwarrelen nog door de donkere win
terlucht. Het is zeer laat in den avond en
Hans is zoo doodelijk vermoeid dat by slechts
met kleine etappen langzaam vordert.
De scherpe wind huilt ooor de kale takken
der boornon; onder bet zwiepend kraken
vallen groote droppels op den wit-b^snebuwden
grond.
De weg is geheel verlaten, do vochtig-
kille lucht doet den eenzamen, nitgeputten
wandelaar rillen ODder zijn schamele plunj».
Z(jn door den ouderdom gebogen rug kromt
zicb nog meer, in hst worstelen tegen de
iukwinden, die huilend aari komon gieren over
de vlakte; uitgeput leunt hij even het hoofd
tegen een boom, laatste poging die h[j aan
wtndt om weder eenigszms op krachten te
komen.
Zijn handen en zijn hoofd gloeien als vuur.
Nog een klein eindje weer veruer gezwoegd
en bij heeft Brussel bereikt; maar de weg
blykt voor den armeD tobberd te lang.
Men wacht hom daarginds: z(jn schoonzoon
is gestorven en heeft ztfri vrouw onverzorgd
achtergelaten met haar twee kindertjes. En
hun gaat de oude vader nu do goudstukken
brengen, die hy met veel inspanning verdiend
heeft bij den komedietroep, waar by stad en
laDd mede heeft afgereisd.
Zyn geldbuidel ia onaangeroerd gebleven,
zijn dochter en zyn kleinkinderen hadden er
immers veel meer behoefte aan dan hy.
Den ganschen langen weg heeft hy te voet
afgelegd, de oude. En nu is hy zoo doodelyk
vermoeid. Met hoeveel goeden moed is hy op
reis gegaan en toen de avond vitl, heeft hy
zyn inspanning verdubbeld en zoo was by
steeds dichter het doel zijner reis genaderd
Doch de koorts heeft denzelfden weg afge
legd als by en hem nu ingehaald.
Hy beeft over zyn gansche lichaam en zyn
tanden klapperen.
Eensklaps ziet by eon flikkerend licht
echynen in den donkeren nacht; nogmaals
spant hy zich in om niet te rusten eer hy staat
voor de deur, waarboven het flikkerende licht
is bevestigd: een oud vervalllen huisje, met
vuile glazen.
Met zyn stok klopt hy tegen do deur.
Een forsch maD, breedgeschouderd en met
breedo handen, verscbynt in de opening. Hy
is do logementhouder en geleidt den man
naar een zolderkamertje, zoo laag van ver
dieping dat het schuin afloopende dak de
epylen van het vermolmde ledikant raakt.
„Een halve frank per nacht," zegt de
Hercules, „als go ten minste niet zoo deftig
zyt dat ge nog lakens verlangt."
De grysaard strekt zich uit op het vunze
leger en tracht tevergeefs zich te warmen;
ytkoude rillingen loopen hem over den rug.
Tegen den morgen ontwaakt hy met een
schreeuw; hy heeft geyld den ganschen nacht.
Te uitgeput om langer weerstand te bieden
aan bet gevoel van doodelyke vermoeidheid,
dat hem nog niot verlaten heeft, valt by
terug in het harde kussen, laat de armen
bIc p vallen op het dek en geeft zicb zonder
tegenstand over aan den dood*
Vroeg in den morgen klopte de hotelhouder
aan de woning der weduwe te Brussel.
„Vannacht isuw vader te mynen huize
gestorven; hy wilde er den nacht doorbren
gen om to schuilen voor het noodweer. Hier
heb ik de papieren, dio hy by zich had; kom
zoo spoedig mogelyk om hem te begraven."
Do ongelukkige vrouw heeft haar kinderen
by een vriendelyke buurvrouw in bewaring
gegeven en is den man gevolgd.
Toen heeft ze haar vader laten begraven
van de armen, na hom eerst zyn kleeren
uitgetrokken te hebben. Daarna is ze weenend
heengegaan om haar leven van ellende en
ontbering voort te zotten. Hy had niets by
zich gehad dan twee zilverstukjes en wat
kopergeld en daarmede had ze den logement
houder betaald.
Eenige kameraden van den overledene waren
de weduwe komen bezoeken, by gelegenheid
dat het gezelschap voorstollingen gaf in
Brussel.
„Maar Hans Crésart had toch veertig goud
stukken by zich toen hy ons verliet om u
te gaan opzoeken, twee dagen voor zyn dood."
„Neen, hy bezat niets," antwoordde de
vrouw.
De kameraden gingen dadeiyk naar het
onaanzienlijke logement. Zy namen den reus
afzondert yk en vroegen hem waar dat geld
gebleven was.
„Geldt Wol goede hemel, hy had geen geld
gezien; de oude m3n had niets by zich als
wat kopergeld en eenige zilverstukjes. Mis
schien is hy op weg geplunderd. Een oude,
zwakke manl Al is men logementhouder,
daarom kan men nog wel eerlyk man zyn.
Ik neem den hemel tot getuige dat ik geen
dief ben."
Allen waren overtuigd dat hy don die/stal
begaan had, doch de bewyzen ontbraken.
Weer is het snijdend koud en weer valt
de sneeuw in groote vlokken, evenals dien
avond toen Hans Crésart aanklopte om een
Dacht huisvesting in hot armelyke logement.
Op den zelfden weg vordert oen grysaard
sl°cbts langzaam met wankelende schreden.
Emdelyk is by do herberg genaderd en met
zyn stok op de deur bonzend, vraagt hy
gehoor.
Men hoort stappen in de gang, daarna
zware grendels afschuiven, de logementhouder
vertoont zich op den drempel
Plotseling strekt hy als smeekend de han
den uit en met een gesir.oorden kreet van
Gemengd Nieuws.
Men meldt uit Boskoop: Deze
week arriveerden albi.-r de beide metalen klok
ken voor den gemeentetoren. De burgemeester,
alsmede zy, die mot het lossen Leiast waren,
waren spoedig aanwezig. Na een groot uur
werkens stonden de klokken op den wal en
don volgendon morgen werden zy naar het
terr.in getransporteerd, om ter bestemder
plaatse opgeheschen te worden. Als men nu
in aanmerking neemt, dat do eene klok het
niet onaanzienlijk gewicht heeft van 1508
kilo en doze door zyn vorm ook rroeflyk
te hanteeren is, dan mag het zeer zeker oen
kranig weik heeten om deze een circa 20
meter hoog te plaÜtsen. Onder het opzicht
van den opzichter van don nieuw te bouwen
gemeentetoren, den heer v. d. Ham, liep dit
werk flink van stapel. Burgemeester en wet
houders, raadsleden en groot publiek waren
hier y tegenwoordig. Do klokken zien er
keuiig uit; op öe groote klok staan in
Latynschelettors de namen van hetDagelyksch
Bestuur der gemeente, alsmede het wapen;
op de kleine, do gemeente Boskoop en het
jaartal van gietiüg. Zy zyn gegoten in de
wereldberoemde fabriek van de heeren Petit
en Flitsen, te Aarle-Rikstel. By het even doen
booren van haar klank bleek deze zeer wol-
lui :end. Het werk vordert flink, zoodat een
en ander zeker wel spoedig in gebruik zal
worden genomen.
In eene vergadering van de
Coöperatieve Broodbakkery en Vertruiksver-
eeniging „De Volhardiog," te 's Gravenhage,
werd met algemeene stemmen besloten f 500
te geven aan de werkstakende glasslypers te
Maastricht, af te dragen aan het Arbeiiers-
secretaiiaat.
Het onbeschermde kind. Over
de quaestie der ouderiyke maebt is reeds veel
gezegd en geschreven, maar ei kan niet
geno g op gewezen worden, dat eene regeling
van het recht der ouders op de kinderen in
sommige gevallen hoogst nooiig is.
Een sprek.nd feit vermeldt thans weder
„De (antir.) Ned.," dat genonrn is uit een
verspreid geschrift van mij. Madame Pont,
te Zbtten, en dat een treurig licht werpt op
to standen, die een gevolg zyn van do tegen
woordig gel mie wetsbepalingen.
Da grysaard dringt nu gomakkeiyk binnen
en den waard strak aanziende, voor zoover
de slechte verlichting dit toeliet, zeide hy:
„Biyf staan en antwoord myi"
„Wat wilt ga?"
„Dat go uw misdaad bekent: zie my aan,
hebt gy niet een lyk geplunderd?"
De reus is bleek geworden en stamelt
enkele onverstaanbare woorden.
„Ik wil dat ge duideiyk spreekt," ging de
grysaard voort. „Daarboven op het zolder
kamertje is een oude, zieke man gestorven,
gedurende een verschnkkeiyken sneeuwstorm.
Toen ge zaagt dat hy niet meer leefde, hebt
ge hom het goud afgestolen, dat hy by zich
had. Veertig goudstukken waren het, beken
het maarl"
Met oogen, die uit hun kassen dreigen te
springen, ziet de reus den oude aan. Hy tracht
te spreken, doch niets dan onsamenhangende
geluiden komen over zyn lippen.
„Beken, beken
„Ja, ja, vergeving
„Zult ge teruggeven wat ge gestolen hebt?"
„Ja.
„Haast u er mede, want
Reeds is de schuldige haastig heengeloopen
om aanstonds m6t do verlangde som terug te
komen.
De grysaard is weder heen gestrompeld,
leunend op zyn stok en de logementhouder
haalt opnieuw vry adem.
Na eenige schreden afgelegd te hebben,
laat de oude man een hartelyk gelach hooren
hy werpt don knoestigen stok io de sloot
terzyde van den weg en loopt zoo hard hy
kan naar de stad.
Ia de woning der weduwe gekomen, werpt
hij haar het geld in den schoot.
„Dat behoorde uw vader; het is dus nu
uw rechtmatig eigendom."
En al lachend ontdoet hy zich van zyn
broedgeranden hoed, van zyn witten baard
en witte haren, die hem zoo sprekend op
den ouden vader deden gelyken
De vrouw wilde hom bedanken, doch hy
antwoordde lachend
„Ik heb zoo dikwyis komedie gespeeld om
de menschen te vermaken, dat ik het dezen
keer wel eens heb mogen doen voor myn
eigen genoegen."
de hond
Een verwaarloosd, haveloos kind werd op
Talitha Kumi opgenomen Zy is de dochter
van een bekend dronkaard. Zy was olf jaar
oud en had nooit iets geleerddoor weer en
wind werd zy uitgezonden om te bedelen. Do
man had in een oogenblik, dat er een beter
gevoel opkwam in zyn hart, er in toegestemd,
dat zyn dochtertje een goede opvoeding zou
krygen, zonder dat hem dit iets kostte, want
anderen betaalden voor het kind.
Toen het meisje een weinig thuis geraakte
en wat begon te leeron, haalde de vader
haar terug.
Hy kon niet buiten haar, want sedert zy
weg was, kon hy niet meer naar de kro?g
gaan. Zy bedelde zyne jenevercenten byeen.
De man kwam er rond voor u t. Hy kon
haar desnoods met de polit'e laten weghalen.
Er is geen wet in ons land, die dit kind
beschermt.
Men liet haar gaan, omdat men moest. Zy
is er du nog slechter aan toe dan vroeger,
omdat zy het e?n tyd lang beter heeft gehad.
Nu zwerft zy rond, haveloos en verwaar
loosd, bedelende voor haar vader de jenever
centen en blootgesteld aan zyn mishande
lingen.
De drie prjjzen, die „Triton" van
Utrecht to Frankfort gewonnen heeft, zyn:
stadsprys, een zeer kunstig bewerkte zilveren,
met goud versierde beker met vyf kleine
bekers en medailles voor de roeiers; univer-
siteitsprys, een glad zilveren beker, en de
Gennania prys, een zeer groot zilveren bowl-
vat met negen kleine eerebekers en medailles.
Vrydag vertrekken booten en roeiers naar
Ems. In Ems zal de heer Van Duyl de roei
spanen nog weor eens ter hand nemen in de
acht, daar de heer Bentinck naar Holland
terug moet. De heer Pleyte zal daar sturen.
Verl. week had aan het station
Schermerhom der Noord-Hollandsche stoom
tram een voorval plaats, dat nogal vrooiyk-
heid verwekte. Een meisje uit Ryp van mis
schien twintig jaar had een weddenschap
aangegaan, dat zy zich als vrachtgoed per
tram in een mand naar Schermerhorn zou
laten vervoeren. „Ze zullen me niets doen!"
had ze gezegd on was in de mand gekropen,
die natuurlyk in een goederenwagen geplaatst
werd.
De mand met haar inhoud werd geadres^
seerd aan een inwoner van Schermerhorn en
behooriyk toegedekt. Te Schermerhorn werd
zy gelost en op het perron van het station
voorloopig neergezet, ongelukkigerwyze echter
in de onmiddellyke nabyheid van de pomp,
waaruit de locomotief zoo noodig water ont
vangt. Een paar trambeambten, die iets van
het zaakje moeten geweten hebben, schoven
de mand nu juist onder de waterpijp der
pomp en gingen toen pompen.
Toen kon de vermetele reizigster zich niet
meer stilhouden; onder veel pret der om
standers werd zy uit de mand gehaald, waarna
zy half doornat te voet naar Ryp terugkeerde.
Doch ze had er vyf rijksdaalders mee ver
diend, zeide ze.
De Parysche politie heefteen
gewichtige vangst gedaaneen gansche dieven
bende, bestaande uit 5 vrouwen ên 17 mannen,
is in hechtenis genomen. De meeste leden
der bende zyn nog jong; slechts twee zijn
boven de veertig. De bende „werkte" by voor
keur in onbewoonde villa's en heeft sedert
twee jaren een aanzieniyk aantal diefstallen
gepleegd. Ook te Parys had zy niet zonder
succes haar geluk beproefd: haar laatste
operatie Id de Rue des Archives had echter
de arrestatie van de heele bende ten gevolge
Geheela wagenladingen van de meest ver
scheiden voorwerpen zyn reeds naar de pre
fectuur vaD politie gebracht- Een van de aan
voerders, Buffard genaamd, die een handel
dreef in ijzerwaren, leefde als een welgestelde
kleine burger by had by Noisy le-Sec een
stuk grond gekocht en liet daar een huis
bouwen; hy was juist eens gaan kyken hoe
ver men daarmee gevorderd was, toen de
politie hem gevan-zen nam. Een ander, Gachet
genaamd, had in 't vorige jaar een geldwis
selaar voor 350,000 fr. bestolen en droeg er
roem op, dat geen brandkast voor hem ge
sloten bleef.
De harddraversstal van den over
leden baron FTirscb is te Londen verkocht.
De opbrengst was meer dan 50,000 ponden
sterling.
Volgens do „Neue freie Presse" is
thans geconstateerd, dat op het Choöinskyveld
by Moskou 6000 personen omgekomen of zwaar
gewond zyn, zoodat de Kroon, volgens de
beschikking van den Czaar, meer dan zes mil-
lioen roebels aan ondersteuningen zal moeten
uitbetalen.
Do ballon c a p 11 f o p de Berl y n s ch e
tentoonstelling is Maandagmiddag door een
onbekende oorzaak gesprongen, gelukkig niet
terwyl hy was opgestegen. Door den sterken
wind was hy hevig aan het slingeren geraakt;
plotseling vertoonde zich een groote overlang-
sche scheur en toen barstte bij in acht stuk
ken vaneen. Van de omstanders werd niemand
gekwetst, maar de ballon is totaal verloren.
Over de oorzaak van den brand
in do wapenloods van bet artillerie-depót
No. 3 te Devant-les-Ponts by Metz bericht de
„Lothringer Zeïtung", dat verrooodelyk von
ken, die van het naburige station-t rroin over
waaiden, een lont of eenig schietkatoen heb
ben doen ontbranden. Met recht verwondert
men zich er over, dat aanzienlijke voorraden
ontplofbare stoffen in een houten Joois waren
geborgen. De schade, vooral aan bclegerings-
materiëel, is bel ngryk
De brand duurde tot middernacht onder
aanhoudende ontploffingen De schok van de
groote ontploffing om kwart voor achten wrrd
tot in het midden van Motz gevoeldtalryke
vensterruiten in de stad zyn gesprongen. Een
groot aantal stukkon hout en yzer, van 1 tot
4 KG. zwaarte, werden 500 M. ver geslin
gerd. Twee kinderen werden op een afstand
van 400 M van de plaats des onheils door
in 't rond vliegende stukken gekwetst. Een
omstreeks 500 M verwyderd tuinhuis en een
stal werden door het vuur aangetast en
brandden af
Volgens de „Metzer Zeitung" zyn gedood:
twee onderofficieren, een werkman aan het
artillerie-depót, een zoon van een hospitaal-
bediende en een kind. Zwaar gewond worden
vyf burgers, waaronder een twaalfjarig meisje.
Bovendien zyn 15 militairen gekwetst on van
de stedelyko brandweer 10, waarvan twee
zwaar; een zyn de beide beenen, den ander
is een arm afgezet.
Edelmoedigheid van leeuwen.—
In eene beschrijving van leeuwengovechten en
diergaarden verhaalt de „Mouth" de volgende
voorvallen
Eenige jaren geleden wierp men een hond
in een leeuwenhok van de diergaarde te Lon
den. Men had op 't oogenblik geen ander
voeder. De leeuw echter, ofschoon honger
hebbende, liet den hond met vrede, die weldra
zóó brutaal werd, dat hy blaffende en grom
mende aan den leeuw het vleesch betwistte,
dat later in de kooi geworpen werd. Ook toen
zelfs liet het edele dier den hond eerst zyn
gang gaan en genoeg eteü, en begon daarna
aan zyn maal.
In den beestentuin te Dublin bevond zich
eene oude leeuwin, die altoos de overgeschoten
tott9n van het toegediende vleesch zorgvuldig
voor de ratten bewaarde, die by heele troepen
in de kooi kwamen, om de beenderen af te
kn 'ibelen. Later echter, toen hot beest ouder
wei i en zich moeilyk meer verroeren kon,
kwamen de ratten reeds dadelyk en sleepten
ook het vleesch weg; men moest toon het
roofdier in bescherming nemen tegen het even
roofzuchtig ongedierte.
Men liet te Nieuw-Orleans eens een beer in
de kooi van een ouden Afrikaanschen leeuw.
De dikhuid bromde geweldig, zette zich dadelijk
in postuur en wilde op leven en dood vechten.
De koning der dieren echter gaf hem een
iiohten klap op den kop, als wilde hy zeg
gen: „Ik kon u zeer gemakkelyk doodslaan,
doch ik zal dat maar laten."
Vroeger, toen nog in Middel-Europa de
gewoonte bestond, dieren tegen elkaar in een
renperk op te hitsen (de stierengevechten zyn,
daar nog van overgebleven), liet men op zeke
ren keer vier doggen tegen een leeuw los.
Drie van de honden durfden den koning eer
dieren niet naderen en bleven in een kring
om hem heen dwalen. Deleeuw bleef bedaard
in bet zand liggen en sloeg de hond, toen
deze wilde bytcn, met één klauwslag tegen
den grond. De hond was slechts bedwelmd.
Weer opkruipende, wilde deze wogloopen,
maar de leeuw had hem met één sprong inge
haald en 6loeg hem weer neder in het zand.
Onder luid gejuich der toeschouwers, die
meenden, dat de hond dood was, trok de leeuw
zyn- poot terug, liet don kleinen viervoeter weer
vry en sehonk hem, uit medelyden, gelegen
heid om ongedeerd te ontsnappen door een der
valdeuren van den circus, die opgehaald waren.
In de tuinen van de hertogin van Hamilton
bovond zich een leeuw, die uit Gibraltar was
medegebracht. Op zekeren middag vroegen een
sergeant en eenige recruten om den leeuw,
die juist gevoederd werd, te zien. Hun werd
permissie gegeven en de sergeant, de kooi
oaderende, riep: „Nero, kent ge my niet
meer?" Op het vernemen van ds stem liet da
leeuw zyn voedsel liggen, sprong naar de
traliën, kwispelde met zyn staart en gaf een
poot, door de traliën heen, gclyk een hond
gedaan zou hebben.
Het gezelschap stond daarover verbaasd,
uocb de sergeant helderde 't geval op, door
te zeggen, dat hy het was geweest, die het
dior» per scheepsgelegenheid uit Gibraltar
overgezonden, gedurende de reis verzorgd had.
De dankbare leeuw had het niet vergeten.
Te Ostendé is een hotel in aan
bouw, dat tien verdiepingen zal krygen.
TWEEDE KAMER.
Beschikbaarstelling van géiden.
Da minister van oorlog heeft een wetsont
werp ingediend tot beschikbaarstelling van
gelden, wegens door zyn departement gedane
verstrekkingen gedurende het jaar 1895 ont
vangen en in 's Ryks schatkist voorhanden,
ten tin ie dat bedrag, zynde eene som van
f 132,034.I2l/i, te doen strekken tot het
doen van betalingen voor den dienst van 1896.
Verslag der Algemeene Rekenkamer over 1894.
Door den minister van marine zyn naar
aanleiding van bet verslag der commissie
eenige inlichtingen verstrekt. Met betrekking
tot do gemaakte opmerkingen onder het hoofd
„Koninklyke Fabriek van stoom- en andere
werktuigen," deelt do minister den hoofd
inhoud mode van de geldende algemeene voor
waarden voor de openbare en voor de onder-
han lsche besteding der levering van goederen
en materialen ten behoeve van de marine.
Daaruit blykt o. ra., dat by onderhandsche
besteding of opdracht tot het bouwen vin
schepen ot de vervaardiging van schoeps
stoomwerktuigen en ketels, waarmede belang-
ryke gcldelyko bedragen gemoeid zyn, ge-
deeltelyke betalingen plaats hebben naarmate
van de vordering van het werk. By die wyzo
van betaling zyn, volgens inderiy i ingewonnen
advies van den landsadvocaat, de rechten van
den Staat, by eventueels déconfiture van den
fabrikaat, voldoende gewaarborgd. De Staat
toch kan de op die wyze geleverde en be
taalde goederen doen weghalen en in bewaring
nemen. De minister meeat dan ook, dat op
die manier 's lands geldelyke belangen in
deze behooriyk worden gewaarborgd.
Verbod Tan in- en doorvoer yau vee.
De ministers van bmnenlsndsche zaken en
van financiën hebben, krachtens het koninklyk
besluit van 22 Juni 1895 (Stsbl. No. 98), tor
algemeene kennis gebracht, dat, met ingang
van 5 Juli a. s., de in- en doorvoor uit Groot-
Brit nnic en Ierland van eenhoevige dieren
en van vleesch, van die dieren afkomstig, ver
boden is.
Dit verbod is niet toepasselyk:
I. wat den invoer betreft:
a. op eenhoevige dieren van Rykswege
aangekocht ten behoeve van het leger;
b op eenhoevige dieren, welke aan het eerste
kantoor door den districtsveearts of een zyner
plaatsvervangers bü onderzoek bevonden wor
den nUt te zyn lyaende aan of verdacht van
kwaden droes; de districtsveeartsen en hunne
plaatsvervangers zyn bevoegd verdachte die
ren, hotzy te onderwerpen of onder hun
toezicht te doen onderwerpen aan malleïne-
inspuiting op kosten van den belanghebbende,
hetzy tot den invoer toe te laten op voor
waarde van slachting op de plaats, binnen
den terrayn en op de wyze, door hen te be
palen en met inachtueming der omtrent de
onschadelyknuking van de over'olyfselen van
verdacht vee geldende bepalingen;
c. op, van eenhoevige dieren afkomstig,
vleisch, waaraan de ademhalingsorganen vast
zyn en hetwelk aan het eerste kantoor door
den dislrictsveeirts of een zyner plaatsver
vangers by onderzoek voor consumtie geschikt
wordt bevonden;
II. wat den doo)~voer betreft:
a. op e.nhoevige dieren, welke, afgeschei
den van ander ve?, terstond na de overlading
uit het schip worden vervoerd per spoor,
zonder verdere overlading, in afzonderlyke,
gesloten en verzegelde wagens;
b. op, van eenhoevige dieren, afkomstig,
vleesch, hetwelk zoolanig is verpakt, dat ei
geen gevaar van overbrenging voor besmetting
bestaat.