N°. 11134.
Zaterdag 13 «Juni.
A°. 1898
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
EEN SOLLICITANT.
IEIDSCH
DAG-BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post. i 1-40.
Afzonderlijke Nommcrs 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Leiden, 12 Juni.
Van de „Leidsche Hulpbank", opgericht
in 1862, ontvingen wy heden bet verslag van
den toestand en de werkzaamheden, gedurende
bet jaar 1895.
Daaruit blykt, dat de som, gedurende dat
jaar voorgeschoten, bedroeg 86,020, verdeeld
over 545 leeners, of gemiddeld 157,83, het
hoogste gemiddelde cijfer, dat sedert de op
lichting der Eank werd bereikt
Vergeleken by het voorgaande jaar wijzen
de cijfers eene vermeerdering aan van 22 leeners
en van 4090 aan uitgeleend kapitaal.
Het aaRtal leenlngen beneden 200 bedroeg
in 1895 aan 348 leeners ƒ25,900, of gemiddeld
ƒ74.42, terwijl 60,120 uitgeleend werd aan
197 leeners in bedragen van ƒ200 tot en met
400, of gemiddeld ƒ305.17.
Gedurende het jaar 1895 werd over het
terugbetaald kapitaal aan boeten ingevorderd
7-114 >.10 en aan premiën en restitutién voor
rente uitbetaald 794.28.
Het cijfer der ingevorderde boete is dus
ƒ18.60 hooger dan ten vorigen jare, toen het
ƒ95.50 bedroeg.
Ook het bedrag der premiën en restitution
is ƒ17.46 hooger dan in 1894, toen dit een
cijfer van 776.82 aanwees.
De overwinst, welke de Bank in het afge-
loopen -jaar maakte, bedroog 1971.32.
Nog duidelijker wordt de omvang van de
werkzaamheden der Bank aangegeven in eene
tabel, vermeldende welke sommen in de laatste
dertig jaren aan de verschillende leeners wer
den uitgekeerd.
Van de 545 personen, die leenden, woonden
393 te Leiden, die 57,675 van de Hulpbank
ter leen ontvingen.
Van de overige 152 leeners woonden 11 te
Oegstgeest en leenden ƒ2150, 3 te Zoeterwoudo
450, 5 te Leiderdorp ƒ1400, 21 te Katwijk
aan Zee ƒ5255, 3 te Katwijk aan den Rijn
ƒ600, 3 te Noordwijk 1000, 10 te Noord
wjjkerhout 2180, 27 te Rijnsburg 4735, 3
te Warmond 1000, 3 te Voorschoten 700,
1 te Sassonheim 400,1 te Koudekerk 300,
61 in de onmiddellijke nabijheid der stad
(z. g. postgebied Leiden) 8175, te zamen
152 leeners buiten de gemeente Leiden met
f 28,345 ter leen verstrekte gelden.
In een vorig verslag meldden commissaris
sen, dat het groote bedrag der leeningen buiten
deze gemeente hun Yeel zorg gaf; te meer
daar het zeer moeilijk valt de soliditeit dier
leeners, alsmede die hunner borgen, te be-
oordeelen. Vandaar dat comm. besloten voor-
loopig geen leeningen meer toe te staan aan
personen, buiten Leiden woonachtig, die nog
nooit geld van de Hulpbank hebben geleend,
en goleiilelyk te verminderen het voorschot
aan die buitenleeners, welke geregeld geld van
de Hulpbank betrekken.
Het bestuur bestaat thans uit de heeren:
H. C. Meerburg MPzA. H. Dros, penning
meester; Dr. S. G. De Vries, Mr. J. A. Van
Dijk Jr., W. F. Van Wijk Thz., C. H. Pleyte,
K. L. Van Schouwenburg, G. Henri Sythoff,
voorzitter, J. M. Helling, C. A. Heykoop, J.
A. Longepee, F. A. W. Schüdel, J. Korevaar,
H. Visser, Mr. J. C Van der Lip, D. Harte-
velt H.Cz., F. W. Van Hartrop, J. Wilhelmy
Damsté, secretaris, J. Hartevelt Az. en P.
Alma Lzn.
Voor het akte-examen L. O. is geslaagd
de heer J. J. v. d. Leeuw, van Leiden.
De 1ste luit. M. J. Doppenburg, van het
4de reg. inf. te Leiden, is met ingang van
16 September benoemd tot leeraar in de wis
kunde aan de Kon. Militaire Academie te Breda.
Onder zeer talrijke blijken van belang
stelling en deelneming werd gisterochtend
het stoffelijk overschot van den inspecteur
der Hollandsche Spoorweg-Maatschappij, den
heer J. C. Van Lockhorst, van uit het sterf
huis aan het Stationsplein in Den Haag naar
het station der H. IJ.-S.-M. overgebracht.
Vóór den rouwstoet gingen twee spoorbe
ambten met een reusachtigen bloemkrans van
het gezamenlijke personeel van het station
Den Haag en van de stoomtram Den Haag-
Scheveningen.
Daarachter volgde de lijkwagen, geheel
omhangen met kransen van het personeel
van het inspectie-bureel, aan het hoofd
waarvan de overledene stond, en 0. a. van
de stations Leiden, Delft, Schiedam en Rotter
dam. Ter weerszijden van de baar gingen als
slippendragers de stationschefs van 's-Graven
bage, Leiden, Schiedam en Delft, terwijl in
een lange rij volgden deputatiën uit ambte
naren en beambten van de verschillende
stations, behoorende tot de inspectie, welke
in den heer Lockhorst baren yverigen chef
verliest.
Ten teeken van rouw hingen van het
stationsgebouw de vlaggen halfstok en waren
de gordijnen der vensters nec-rgelaten, terwijl
de waggon, waarin het stoffelijk overschot
naar Utrecht werd overgebracht, geheel met
rouwdoek was omkloed.
Bij dc ter-aarde-bestelling van het uit 's-Gra-
venbage overgebrachte stoffelijk overschot
van den heer C J. Lockhorst, inspecteur van
het vo3rwezen der H. IJ.-S.-M., op de alge
meens begraafplaats te Utrecht, was eene
talrijke menigte tegenwoordig. Aan de groeve
werd alleen gesproken door het gedelegeerd
lid van den raad van administratie, den heer
Van Hasselt, uit Amsterdam, die in korte,
maar gevoelvolle woorden de Verdiensten van
den overledene schetste, als trouw ambtenaar,
maar vooral ook als vriend van het personeel.
De broeder van den overledene, dr. Lock
horst, van Dieren, bedankte namens de familie.
In het familiegraf op de algemeene be
graafplaats te 's-Gravenhage werd gistermid
dag bijgezet het stoffelok overschot van den
heer Cornelis De Groot van Embden, oud
hoofdingenieur, chef van het mijnwezen in
Nederlandsch-Indië.
Behalve met de ordeteekenen van den Ne-
derlandschen Leeuw en het Legioen van Eer,
was het lijkkleed bedekt met een negental
kransen en bloemstukken, een van welke de
betrekking van den ontslapene tot het mijn
wezen in herinnering bracht door twee ge
kruiste hamers en het opschrift „Gliick Auf."
Vele oud-Indische hoofdambtenaren en gep.
opper- en hoofdofficieren van het Indische en
het Neierlandsche leger bewezen den ont
slapene de laatste eer en sloten zich achter
de baar aan by de familieleden en genoodig-
den, tot wie 0. a. behoorden de gep. kolonel
der administratie van de zeemacht Van Wely;
de kolonel van het 7de regiment infanterie
De Bock en ds. Van Meurs, uit Breda.
Voorts werden op den doodenakker opge
merkt de oud raad van Indië, de heer mr.
NeJerburgh; de oud-hoofdingenieur, chef van
het Indische mfinwezan, de heer Van Djjck;
de heer mr. Van Beresteyn, oud-vice-president
van beide gerechtshoven in Nederl.-Indië; de
gep. generaals Haga, Van Zyll de Jong,
Luymes, Van Bel, de oud-minister van oorlog
Enderlein; de gep. vice admiraal De Josselin de
Jong; de oud minister van financiën Bloem;
de kolonel Nygh, de gep. overste De Raadt;
de gep. luit.-kolonel van het regiment gre
nadiers en jagers Scheltus van IJsseldfikde
hoofdingenieur van den waterstaat, de heer
G. Van der Diesen.
Voorts waren aanwezig van do Billiton-
Maatschappy, wier oud-vertegenwoordiger in
Indië de ontslapene was, de heeren M. G.
Staal, secretaris dier Maatschappij, en C.
Bemond, oud-administrateur op Bi.litonein
delijk was de logo „l'Union Royale", waarvan
de heer Da Groot eerebestuurder was, ver
tegenwoordigd door een deputatie uit het be
stuur, de heeren Maas Geesteranus, dr. Menno
Huizinga, IJkema en Koenlz.
Ds. Van Meurs gaf aan de groeve uiting
van zjjn sympathie voor den ontslapene, dien
hy schetste als een man van karakter, en
daarom vooral als een man van beteekenis
en van nauwgezette plichtsbetrachting, van
wien een bewonderenswaardige werkkracht
uitging. Een ijzeren volharding spreidde hy
ten toon by den langen, moeilijken en veel-
zfiaigen arbeid hem door oranjevorsten, alsmede
door 's lands Regeering opgedragen en toever
trouwd. Zyn arbeid deel hem ten volle ver
dienen de ridderkruis, n, die zyn borst si:rden,
den lof en de eerbewijzen, hem ruimschoots
geschonken door eigen vaderland en 't bui
tenland. Maar zicbzelven had De Groot tot
ridder geslagen door zijn humaniteit. Spreker
beschouwde den ontslapene te hebben behoord
tot de aristoi van het menschengeslacht;
zyne moraliteit was niet gelykvloersch, maar
hoog en diep en daarom zoo eerbiedwekkend.
Ook schetste spreker het hoog en zuiver reli
gieus leven van zyn vriend, zijn weldadig
heidszin en dankte dezen aan zyn groeve voor
hetgeen hy, spr., en velen met hem, van hem
hebben geleerd.
Ten slotte richtte hy tot den zoon van den
overledene, sprekers schoonzoon, eenige tref
fende woorden van troost.
Nadat de zoon, do heer Corn. De Groot
Jr., aan alle aanwezigen dank had gebracht
voor de laatste eer, den betreurden doode be
wezen, was do plechtigheid geëindigd.
Tot commies ter provinciale griffio van
Overysel, in de plaats van mr. J. H. De Vries,
benoemd tot secretaris der gemeente Deventer,
is door Gedeputeerde Staten benoemd mr. L.
J. Rietberg, thans aoj.-commies by genoemde
griffie.
Naar men verneemt, is in eene Woensdag
avond gehouden clubvergadering van vooruit
strevende leden der Tweede Kamer, fractie-
Borge8ius, besloten die club te ontbinden.
Volgens „De Tyd" is de Kamerclub Borgesius
ontbonden wegens meeningverschil over de
houding by de eindstemming der Kieswet.
Gisteravond kwam in bet gebouw der
Tweede Kamer tyeen de commissie van
rapporteurs over het ontwerp van wet tot
wyziging van de artikelen 379, 380 en 383
van bet Wetboek van Koophandel.
Het lid van de Tweede Kamer, de heer
Plate, werd gisteren verhinderd de verga
dering by te wonen, door ontvangst van het
treurige bericht, dat zyn zoon, student, die
zyn militieplicht by het reservekader ver
vulde en in Den Haag in garnizoen lag, plot
seling overleden was.
De heer T. Van der Zee, burgemeester
van Enschedee, deelt in de „Enscb. Ct." mede,
dat het bericht, als zou hy reeds eervol ontslag
uit zyn ambt hebben aangevraagd, onwaar is.
Wel is er sprake van, dat hy zulks binnen
kort om gezondheidsredenen zal doen.
By de gisteren gehouden verkiezing te
Delft van leden der commissie voor onder
zoek van het wetsontwerp tot grensverande-
ring dier gemeente zyn gekozen de candidaten
van „Burgerplicht", de heeren: P. E. G. Van
Berckel, H. P. Bok, J. Den Braanker, F. W.
Braat, J. C. Bruigom, J. T. Byl, S. Van der
Heide, D. C. Lans, Th. F. J. Van Leipsig, mr.
W. K. S. Van der Mandele, J. Nienhuis, A.
Nydam, J. H. W. Van der Poleer, J. Richter,
R H. L. J. Roes, H. C. W. Van Schaik, A.
Smit J. C.zn., J. M. Telders, J. Verbeek Jr.,
C. Veth en R. Witte.
Te Hof-van-Delft zyn tot leden der com
missie van onderzoek van het wetsontwerp
tot grensveranjering gekozen de heeren M.
J. De Man, J. G. Kok, P. Van der Burg, L.
Koop, H. Van der Kooy, Joh. Van Leeuwen
en D. Bontenbal.
Hr. Ms. schoener „Bonaire," onder bevel
van den kapitein ter zee B. De Groot, is 11
dezer van St.-Thomas vertrokken ter voort
zetting van de terugreis naar Nederland.
Het stoomschip „Amsterdam" vertrok
11 Juni van Rotterdam naar Nieuw-Yorkde
„KoDingin-Regentes," van Batavia naar Am
sterdam, passeerde 11 Juni Gibraltar; de
„Soenda," van Amsterdam naar Batavia, pas
seerde 11 Juni Dungeness; de „Kaiser," van
Oost Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arri
veerde 9 Juni te Aden; de „Reichstag," van
Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika,
arriveerde 9 Juni te Suez.
By koninklyk besluit is vergund aan
mr. B. J. A. Sterck, rechter in de arr.-recht
bank te Rotterdam, en aan W. Voormolen,
hoofdcommissaris van politie te Rotterdam,
het aannemen der versierselen van ridder,
respectieveiyk van de 2de en 3de kl. der orde
van St.-Stanislaus, hun door den keizer van
Rusland geschonken.
Benoemd tot notaris binnen het arr. Alk
maar, ter standplaats de gemeente Avenhorn,
H. J. J. Verhoeff, candidaat-notaris te Hoorn.
Mtt ingang van 15 dezer aan H. Scheringa
Az., op zyn verzoek, eervol ontslag verleend
als burgemeester van Beemster.
Met ingang van 15 dezer aan C. J. Do
Vulder van Noorden, op zyn verzoek, eervol
ontslag verleend als burgemeester van Oud-
Vossemeer.
De kapitein der genie J. P. Klobbie, vaa
het leger hier te lande, gedetacheerd by het
leger in Ned.-Indiö, van die detacheering ont
heven, met dien verstande, dat hy in den
loop der maand November 1896 naar Neder
land zal terugkoeren.
De officier van gezondheid 2de kldr. H. C.
Wiers, van het personeel van den genees
kundigen dienst der landmacht, krachtens
punt 4 van art. 38 der wet van 28 Aug. 1851,
op non-activiteit gesteld.
TWEEDE KAMER.
Voortzetting van het kiesrecht-debat.
Aan de orde was art. 61 (samenstelling der
stembureaux).
Door de Commissie van Rapporteurs werd
in overweging gegeven, eene bepaling op te
nemen waardoor de mogeiykheid wordt geopend
om den burgemeester, voorzitter van het
hoofdstembureel, te doen vervangen dooreen
lid van den raad.
De Minister antwoordde, dat daar geen ern
stig bezwaar tegen bestaat.
De C. v. R. stelde alsnu een amendement
in dien geest voor.
De Regeenng nam dit over.
Het gewyzigde artikel 61 werd daarna
goedgekeurd.
Op verzoek van den heer Pynappel werd
de discussie heropend over art. 60,
Art. 60 bepaalt: De Raad der gemeente,
waarin het stembureel zitting houdt, benoemt
de leden en de plaatsvervangende leden van
het stembureel uit zyn midden.
De Raad evenwel eener gemeente, welke
meer dan één kiesdistrict bevat, kan buiten
zyn midden inwoners dier gemeente, tevens
kiezers in het kiesdistrict, waartoe het stem
bureel behoort, telkens voor den tyd van 12
maanden tot leden en plaatsvervangende leden
daarvan benoemen.
De heer Pijnappel wees op het bezwaar,
dat ieman d zich over 12 maanden beschikbaar
stelt zonder de stellige wetenschap of hy op
den bepaalden dag en het bepaalde uur over
zyn tyd zal kunnen beschikken.
Spreker gaf in overweging, het slot van het
artikel te doen luiden: telkeDs voor den tyd
van 12 maanden tot leden en plaatsvervangende
leden van een kiesdistrict benoemen.
De Regeering nam die wyziging ovei.
Art. 60 werd aldus gewyzigd goedgekeurd.
Art. 62 bepaalt: De voorzitter, leden en
plaatsvervangendo leden der stembureelen, die
kiezers zyn in het district, waarbinnen het
stembureel zitting houdt, kunnen slechts aan
dat stembureel aan de stemming deelnemen.
De hoer Borrel gat in overweging, den
aanhef van het artikel te lezen de voorzitter,
fungeerende en plaatsvervangende leden. enz.
De heer Pijnappel meende, dat hetgeheelo
artikel kon vervallen, maar in elk geval wyzi
ging behoefde.
2)
„Wie verlangt dan te Weenen rayn portret?"
vroeg de oude vrouw verwonderd.
„Zyn majesteit keizer Karei VI."
„Maar, myDheer Denner, dat is toch werkeiyk
niet te gelooven!"
„Versta my wèll" meende Denner onge
duldig. „Persoonlyk zyt gy den keizer geheel
onbekendhy zal misschien nimmer uw naam
te weten komen. Voor een jaar kocht hy
voor zyn schilderijenverzameling een portret
van my: het portret van een ouden man.
Nu heeft hy my opgedragen, er een passend
pendant by te leveren, het portret van een
oude vrouw namelyk. Daarom wensch ik u
te schilderen, want uw beeltenis zou zich voor
hot genoemde doel uitstekend leenen."
Glimlachend knikte het bestje: „Nu, dan
ban ik bereid uw wensch te vervullen. Maar
éón ding moet ik nog vragen, nu u toch zoo
goed wilt zyn."
„En dat is?"
„Ziet u hot jonge paar hier?"
„Ja, maar jongelieden schilder ik niet
gaarne."
„Het komt er ook niet op aan, hen te
schilderen, maar wel hierop, hen te helpen
trouwen."
„O zool Maar wat kan ik daaraan doen?"
„Zeer vee), mynheer Denner 1 De jonge
man Johannes Melchert heet hy is klerk,
maar hy heeft een slecht bezoldigde betrek
king. Nu is de betrekking van klerk by den
Amtmann in Ritzebüttel vacant; u, mynheer
Denner, kent den Amtmann, den heer Brokes,
zeer goed, naar men zegt."
„Zeker. Senator Brokes is sedert vele jaren
myn intieme vriend."
„Alzoo, als u den bruidegom myner klein
dochter by hem wilde aanbevelen
„Gaarne wil ik dat, ondersteld altyd, dat
hy voor de betrekking geschikt is."
Nu nam Johannes het woord. „Ik ben met
het werk, dat te Ritzebüttel verlangd wordt,
volkomen op do hoogte, en myn getuigschriften
zyn zeer gunstig," zeide hy.
„Goed, jonge man! Kom dan morgen by
my, ik zal u een aanbeveling aan Brokes
geven. En nog meer: ik zal u ook een goeden
raad geven."
Nadat deberoemde schilder nog een en
ander met de grootmoeder afgesproken had,
ging hy verder.
Den volgenden dag bezocht Melchert hem
en ontving den beloofden aanbevelingsbrief.
Vervolgens zeide Denner:
„Myn vriend Brokes ia niet alleen een uit
stekend Amtmann, maar ook een voor-
treffeiyk dichter en als zoodanig een poëtische
dweper met de natuur. Deze eigenaardigheid
moet gy in het oog houden, want stellig zal
hy, als gy u persoonlyk in Ritzebüttel voor
stelt, u ook vragen, of gy een natuurvriend
en beminnaar van poëzie zyt. Ik geef u daarom
by dezen de tot nu verschenen eerste vyf
doelen van zyn groot werk: „Aardsch ge
noegen in God," dat een ryken overvloed van
zyn poëtische ontboezemingen bevat. Lees
daar vlytig in, leer eenige merkwaardige
gedeelten van buiten. Want als gy een
kenner en vriend van zyn gedichten blykt
te zyn, zult gij ongetwyfeld den besten indruk
op hem maken."
De jonge man was dankbaar voor den wyzen
raad en beloofde dezen getrouw op te volgen.
Nog denzelfden dag zond hy zyn sollicitatie
stukken naar Ritzebüttel, waarby zyn getuig
schriften en Denners aanbevelingsbrief gevoegd
waren.
Na eenigen tyd ontving hy een vriendeiyk
antwoord van den senator Brokes, die hem
uitnoodigde, op een bepaalden dag in het
slot te Ritzebüttel te verschynen, daar
hy misschien vcor de vacante betrekking in
aanmerking kwam. Behalve hy kwam nog
een ander, die door een der vier burgemeesters
van Hamburg dringend aanbevolen was, in
aanmerking. De overige vier en negentig
candidaten waren direct afgewezen.
Dat stond dus zeer gunstig l In plaats van
tegen vyf en negentig, had Johannes het nu
tegen slechts één mededinger op te nemen.
Zóóveel vermocht dus de aanbeveling van
Denner 1
Tot de gewichtige dag der beslissing kwam,
studeerde de jonge man vlytig in de dikke
deelen van het poëtisch „Aardsch genoegen."
Intusechen liet Dora's oude grootmoeder
zich geduldig door Balthasar Denner schil
deren. Het werd een prachtig schildery, een
meesterstuk van den kunstenaar, keizer Karei
VI was er zeer tevreden mode en betaalde
het met vierduizend zevenhonderd gulden
voor dien tyd een enorme som. Nog heden
ten dage kan men te Weenen het portret
der „oude Hamburgsche" bewonderen. Het
hangt in de galery van het kunsthistorisch
museum.
II.
Het tusschen de mondingen der Elbe en
Wezer gelegen landje Ritzebüttel behoorde
in vroegere tyden aan het beruchte roof
riddergeslacht Von Lappe, dat zich met
name ook met den voordeeligen zeeroof bezig
hield. Deze zeerooveryen, waardoor hun handel
zeer benadeeld werd, moede, verklaarden de
Hamburgers den heeren Von Lappe den
oorlog en brachten hen na een harden stryd
ten onder. Door verovering dus kwamen de
Hamburgers in het bezit van Ritzebüttel;
maar vervolgens ook door aankoop, want
grootmoedig betaalden ze den overwonnenen
een som van twee duizend mark, in plaats
van hen als roovers op te hangen.
De oude, sterke en zeer uitgestrekte voor
malige roofridderburcht met de enorm dikke
muren werd voortaan de residentie van een
Hamburg8Chen senator, wien voor 't overige
niet alleen het bestuur van het landje, maar
ook het oppertoezicht over het loodswezen,
de bakens en betonning in en voor den mond
der Elbe opgedragen was. Het was een zeer
gewichtig en verantwoordeiyk ambt. De in
Ritzebüttel fungeerende senator beschikte
over militaire macht, hy had ook een eigen lyf-
wacht en op de wallen van het versterkte oude
slot stonden kanonnen, waarmede echter
meestal alleen saluutschoten werden gelost.
In den tyd, waarin deze geschiedenis speelt,
bestonden do grootsche havenwerken, het
zeebad en de overige établissementen van
Cuxhaven nog niet.
De m 1735 tot 1741 in het slot te Ritze
büttel rogeerende senator Barthold Heinrich
Brokes bekleedt als dichter om zyn merk
waardige voorliefde voor de natuur een
byzondere plaats in de Duitsche letterkunde.
Het slot te Ritzebüttel en zyn omgeving
bood - afgezien van het prachtige uitzicht
op den myien breeden mond der Elbe en de
nog indrukwokkende zee slechts weinig
landeiyke schoonheid. Maar de dichterlyke
senator was ook met weinig tevreden. Hy
zag by zyn poëzie meer op het kleine dan
op het groote. Over het kleurenspel eener
zeepbel geraakte hy eenmaal zóó in verruk
king, dat hy fluks een zeven pagina's lange
poëtische beschryving van dat kleurenspel
leverde. Als hy tusschen do stoenen van het
hobbelige plaveisel op het binnenplein van
het slot to Ritzebüttel een paar ontluikende
grassprietjes zag, besteeg hy zyn altyd bereid-
vaardigen Pegasus en rymde:
Jüngst sah ich durch ein kleinen Ritzchen,
Das kaum zu sehen war,
Zwei neugeborno Grasesspitzchen,
So zart als wie ein grünes Haar.
Mir kamen diese Spitzchen für,
Als wenn naoh Art der klugen Schnecken,
Das Gras zwei Hörnlein tbüte von sich strccken."
(Slot volgt.)