N°. 11134. Zaterdag 13 «Juni. A°. 1898 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. EEN SOLLICITANT. IEIDSCH DAG-BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post. i 1-40. Afzonderlijke Nommcrs 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Leiden, 12 Juni. Van de „Leidsche Hulpbank", opgericht in 1862, ontvingen wy heden bet verslag van den toestand en de werkzaamheden, gedurende bet jaar 1895. Daaruit blykt, dat de som, gedurende dat jaar voorgeschoten, bedroeg 86,020, verdeeld over 545 leeners, of gemiddeld 157,83, het hoogste gemiddelde cijfer, dat sedert de op lichting der Eank werd bereikt Vergeleken by het voorgaande jaar wijzen de cijfers eene vermeerdering aan van 22 leeners en van 4090 aan uitgeleend kapitaal. Het aaRtal leenlngen beneden 200 bedroeg in 1895 aan 348 leeners ƒ25,900, of gemiddeld ƒ74.42, terwijl 60,120 uitgeleend werd aan 197 leeners in bedragen van ƒ200 tot en met 400, of gemiddeld ƒ305.17. Gedurende het jaar 1895 werd over het terugbetaald kapitaal aan boeten ingevorderd 7-114 >.10 en aan premiën en restitutién voor rente uitbetaald 794.28. Het cijfer der ingevorderde boete is dus ƒ18.60 hooger dan ten vorigen jare, toen het ƒ95.50 bedroeg. Ook het bedrag der premiën en restitution is ƒ17.46 hooger dan in 1894, toen dit een cijfer van 776.82 aanwees. De overwinst, welke de Bank in het afge- loopen -jaar maakte, bedroog 1971.32. Nog duidelijker wordt de omvang van de werkzaamheden der Bank aangegeven in eene tabel, vermeldende welke sommen in de laatste dertig jaren aan de verschillende leeners wer den uitgekeerd. Van de 545 personen, die leenden, woonden 393 te Leiden, die 57,675 van de Hulpbank ter leen ontvingen. Van de overige 152 leeners woonden 11 te Oegstgeest en leenden ƒ2150, 3 te Zoeterwoudo 450, 5 te Leiderdorp ƒ1400, 21 te Katwijk aan Zee ƒ5255, 3 te Katwijk aan den Rijn ƒ600, 3 te Noordwijk 1000, 10 te Noord wjjkerhout 2180, 27 te Rijnsburg 4735, 3 te Warmond 1000, 3 te Voorschoten 700, 1 te Sassonheim 400,1 te Koudekerk 300, 61 in de onmiddellijke nabijheid der stad (z. g. postgebied Leiden) 8175, te zamen 152 leeners buiten de gemeente Leiden met f 28,345 ter leen verstrekte gelden. In een vorig verslag meldden commissaris sen, dat het groote bedrag der leeningen buiten deze gemeente hun Yeel zorg gaf; te meer daar het zeer moeilijk valt de soliditeit dier leeners, alsmede die hunner borgen, te be- oordeelen. Vandaar dat comm. besloten voor- loopig geen leeningen meer toe te staan aan personen, buiten Leiden woonachtig, die nog nooit geld van de Hulpbank hebben geleend, en goleiilelyk te verminderen het voorschot aan die buitenleeners, welke geregeld geld van de Hulpbank betrekken. Het bestuur bestaat thans uit de heeren: H. C. Meerburg MPzA. H. Dros, penning meester; Dr. S. G. De Vries, Mr. J. A. Van Dijk Jr., W. F. Van Wijk Thz., C. H. Pleyte, K. L. Van Schouwenburg, G. Henri Sythoff, voorzitter, J. M. Helling, C. A. Heykoop, J. A. Longepee, F. A. W. Schüdel, J. Korevaar, H. Visser, Mr. J. C Van der Lip, D. Harte- velt H.Cz., F. W. Van Hartrop, J. Wilhelmy Damsté, secretaris, J. Hartevelt Az. en P. Alma Lzn. Voor het akte-examen L. O. is geslaagd de heer J. J. v. d. Leeuw, van Leiden. De 1ste luit. M. J. Doppenburg, van het 4de reg. inf. te Leiden, is met ingang van 16 September benoemd tot leeraar in de wis kunde aan de Kon. Militaire Academie te Breda. Onder zeer talrijke blijken van belang stelling en deelneming werd gisterochtend het stoffelijk overschot van den inspecteur der Hollandsche Spoorweg-Maatschappij, den heer J. C. Van Lockhorst, van uit het sterf huis aan het Stationsplein in Den Haag naar het station der H. IJ.-S.-M. overgebracht. Vóór den rouwstoet gingen twee spoorbe ambten met een reusachtigen bloemkrans van het gezamenlijke personeel van het station Den Haag en van de stoomtram Den Haag- Scheveningen. Daarachter volgde de lijkwagen, geheel omhangen met kransen van het personeel van het inspectie-bureel, aan het hoofd waarvan de overledene stond, en 0. a. van de stations Leiden, Delft, Schiedam en Rotter dam. Ter weerszijden van de baar gingen als slippendragers de stationschefs van 's-Graven bage, Leiden, Schiedam en Delft, terwijl in een lange rij volgden deputatiën uit ambte naren en beambten van de verschillende stations, behoorende tot de inspectie, welke in den heer Lockhorst baren yverigen chef verliest. Ten teeken van rouw hingen van het stationsgebouw de vlaggen halfstok en waren de gordijnen der vensters nec-rgelaten, terwijl de waggon, waarin het stoffelijk overschot naar Utrecht werd overgebracht, geheel met rouwdoek was omkloed. Bij dc ter-aarde-bestelling van het uit 's-Gra- venbage overgebrachte stoffelijk overschot van den heer C J. Lockhorst, inspecteur van het vo3rwezen der H. IJ.-S.-M., op de alge meens begraafplaats te Utrecht, was eene talrijke menigte tegenwoordig. Aan de groeve werd alleen gesproken door het gedelegeerd lid van den raad van administratie, den heer Van Hasselt, uit Amsterdam, die in korte, maar gevoelvolle woorden de Verdiensten van den overledene schetste, als trouw ambtenaar, maar vooral ook als vriend van het personeel. De broeder van den overledene, dr. Lock horst, van Dieren, bedankte namens de familie. In het familiegraf op de algemeene be graafplaats te 's-Gravenhage werd gistermid dag bijgezet het stoffelok overschot van den heer Cornelis De Groot van Embden, oud hoofdingenieur, chef van het mijnwezen in Nederlandsch-Indië. Behalve met de ordeteekenen van den Ne- derlandschen Leeuw en het Legioen van Eer, was het lijkkleed bedekt met een negental kransen en bloemstukken, een van welke de betrekking van den ontslapene tot het mijn wezen in herinnering bracht door twee ge kruiste hamers en het opschrift „Gliick Auf." Vele oud-Indische hoofdambtenaren en gep. opper- en hoofdofficieren van het Indische en het Neierlandsche leger bewezen den ont slapene de laatste eer en sloten zich achter de baar aan by de familieleden en genoodig- den, tot wie 0. a. behoorden de gep. kolonel der administratie van de zeemacht Van Wely; de kolonel van het 7de regiment infanterie De Bock en ds. Van Meurs, uit Breda. Voorts werden op den doodenakker opge merkt de oud raad van Indië, de heer mr. NeJerburgh; de oud-hoofdingenieur, chef van het Indische mfinwezan, de heer Van Djjck; de heer mr. Van Beresteyn, oud-vice-president van beide gerechtshoven in Nederl.-Indië; de gep. generaals Haga, Van Zyll de Jong, Luymes, Van Bel, de oud-minister van oorlog Enderlein; de gep. vice admiraal De Josselin de Jong; de oud minister van financiën Bloem; de kolonel Nygh, de gep. overste De Raadt; de gep. luit.-kolonel van het regiment gre nadiers en jagers Scheltus van IJsseldfikde hoofdingenieur van den waterstaat, de heer G. Van der Diesen. Voorts waren aanwezig van do Billiton- Maatschappy, wier oud-vertegenwoordiger in Indië de ontslapene was, de heeren M. G. Staal, secretaris dier Maatschappij, en C. Bemond, oud-administrateur op Bi.litonein delijk was de logo „l'Union Royale", waarvan de heer Da Groot eerebestuurder was, ver tegenwoordigd door een deputatie uit het be stuur, de heeren Maas Geesteranus, dr. Menno Huizinga, IJkema en Koenlz. Ds. Van Meurs gaf aan de groeve uiting van zjjn sympathie voor den ontslapene, dien hy schetste als een man van karakter, en daarom vooral als een man van beteekenis en van nauwgezette plichtsbetrachting, van wien een bewonderenswaardige werkkracht uitging. Een ijzeren volharding spreidde hy ten toon by den langen, moeilijken en veel- zfiaigen arbeid hem door oranjevorsten, alsmede door 's lands Regeering opgedragen en toever trouwd. Zyn arbeid deel hem ten volle ver dienen de ridderkruis, n, die zyn borst si:rden, den lof en de eerbewijzen, hem ruimschoots geschonken door eigen vaderland en 't bui tenland. Maar zicbzelven had De Groot tot ridder geslagen door zijn humaniteit. Spreker beschouwde den ontslapene te hebben behoord tot de aristoi van het menschengeslacht; zyne moraliteit was niet gelykvloersch, maar hoog en diep en daarom zoo eerbiedwekkend. Ook schetste spreker het hoog en zuiver reli gieus leven van zyn vriend, zijn weldadig heidszin en dankte dezen aan zyn groeve voor hetgeen hy, spr., en velen met hem, van hem hebben geleerd. Ten slotte richtte hy tot den zoon van den overledene, sprekers schoonzoon, eenige tref fende woorden van troost. Nadat de zoon, do heer Corn. De Groot Jr., aan alle aanwezigen dank had gebracht voor de laatste eer, den betreurden doode be wezen, was do plechtigheid geëindigd. Tot commies ter provinciale griffio van Overysel, in de plaats van mr. J. H. De Vries, benoemd tot secretaris der gemeente Deventer, is door Gedeputeerde Staten benoemd mr. L. J. Rietberg, thans aoj.-commies by genoemde griffie. Naar men verneemt, is in eene Woensdag avond gehouden clubvergadering van vooruit strevende leden der Tweede Kamer, fractie- Borge8ius, besloten die club te ontbinden. Volgens „De Tyd" is de Kamerclub Borgesius ontbonden wegens meeningverschil over de houding by de eindstemming der Kieswet. Gisteravond kwam in bet gebouw der Tweede Kamer tyeen de commissie van rapporteurs over het ontwerp van wet tot wyziging van de artikelen 379, 380 en 383 van bet Wetboek van Koophandel. Het lid van de Tweede Kamer, de heer Plate, werd gisteren verhinderd de verga dering by te wonen, door ontvangst van het treurige bericht, dat zyn zoon, student, die zyn militieplicht by het reservekader ver vulde en in Den Haag in garnizoen lag, plot seling overleden was. De heer T. Van der Zee, burgemeester van Enschedee, deelt in de „Enscb. Ct." mede, dat het bericht, als zou hy reeds eervol ontslag uit zyn ambt hebben aangevraagd, onwaar is. Wel is er sprake van, dat hy zulks binnen kort om gezondheidsredenen zal doen. By de gisteren gehouden verkiezing te Delft van leden der commissie voor onder zoek van het wetsontwerp tot grensverande- ring dier gemeente zyn gekozen de candidaten van „Burgerplicht", de heeren: P. E. G. Van Berckel, H. P. Bok, J. Den Braanker, F. W. Braat, J. C. Bruigom, J. T. Byl, S. Van der Heide, D. C. Lans, Th. F. J. Van Leipsig, mr. W. K. S. Van der Mandele, J. Nienhuis, A. Nydam, J. H. W. Van der Poleer, J. Richter, R H. L. J. Roes, H. C. W. Van Schaik, A. Smit J. C.zn., J. M. Telders, J. Verbeek Jr., C. Veth en R. Witte. Te Hof-van-Delft zyn tot leden der com missie van onderzoek van het wetsontwerp tot grensveranjering gekozen de heeren M. J. De Man, J. G. Kok, P. Van der Burg, L. Koop, H. Van der Kooy, Joh. Van Leeuwen en D. Bontenbal. Hr. Ms. schoener „Bonaire," onder bevel van den kapitein ter zee B. De Groot, is 11 dezer van St.-Thomas vertrokken ter voort zetting van de terugreis naar Nederland. Het stoomschip „Amsterdam" vertrok 11 Juni van Rotterdam naar Nieuw-Yorkde „KoDingin-Regentes," van Batavia naar Am sterdam, passeerde 11 Juni Gibraltar; de „Soenda," van Amsterdam naar Batavia, pas seerde 11 Juni Dungeness; de „Kaiser," van Oost Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arri veerde 9 Juni te Aden; de „Reichstag," van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, arriveerde 9 Juni te Suez. By koninklyk besluit is vergund aan mr. B. J. A. Sterck, rechter in de arr.-recht bank te Rotterdam, en aan W. Voormolen, hoofdcommissaris van politie te Rotterdam, het aannemen der versierselen van ridder, respectieveiyk van de 2de en 3de kl. der orde van St.-Stanislaus, hun door den keizer van Rusland geschonken. Benoemd tot notaris binnen het arr. Alk maar, ter standplaats de gemeente Avenhorn, H. J. J. Verhoeff, candidaat-notaris te Hoorn. Mtt ingang van 15 dezer aan H. Scheringa Az., op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester van Beemster. Met ingang van 15 dezer aan C. J. Do Vulder van Noorden, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester van Oud- Vossemeer. De kapitein der genie J. P. Klobbie, vaa het leger hier te lande, gedetacheerd by het leger in Ned.-Indiö, van die detacheering ont heven, met dien verstande, dat hy in den loop der maand November 1896 naar Neder land zal terugkoeren. De officier van gezondheid 2de kldr. H. C. Wiers, van het personeel van den genees kundigen dienst der landmacht, krachtens punt 4 van art. 38 der wet van 28 Aug. 1851, op non-activiteit gesteld. TWEEDE KAMER. Voortzetting van het kiesrecht-debat. Aan de orde was art. 61 (samenstelling der stembureaux). Door de Commissie van Rapporteurs werd in overweging gegeven, eene bepaling op te nemen waardoor de mogeiykheid wordt geopend om den burgemeester, voorzitter van het hoofdstembureel, te doen vervangen dooreen lid van den raad. De Minister antwoordde, dat daar geen ern stig bezwaar tegen bestaat. De C. v. R. stelde alsnu een amendement in dien geest voor. De Regeenng nam dit over. Het gewyzigde artikel 61 werd daarna goedgekeurd. Op verzoek van den heer Pynappel werd de discussie heropend over art. 60, Art. 60 bepaalt: De Raad der gemeente, waarin het stembureel zitting houdt, benoemt de leden en de plaatsvervangende leden van het stembureel uit zyn midden. De Raad evenwel eener gemeente, welke meer dan één kiesdistrict bevat, kan buiten zyn midden inwoners dier gemeente, tevens kiezers in het kiesdistrict, waartoe het stem bureel behoort, telkens voor den tyd van 12 maanden tot leden en plaatsvervangende leden daarvan benoemen. De heer Pijnappel wees op het bezwaar, dat ieman d zich over 12 maanden beschikbaar stelt zonder de stellige wetenschap of hy op den bepaalden dag en het bepaalde uur over zyn tyd zal kunnen beschikken. Spreker gaf in overweging, het slot van het artikel te doen luiden: telkeDs voor den tyd van 12 maanden tot leden en plaatsvervangende leden van een kiesdistrict benoemen. De Regeering nam die wyziging ovei. Art. 60 werd aldus gewyzigd goedgekeurd. Art. 62 bepaalt: De voorzitter, leden en plaatsvervangendo leden der stembureelen, die kiezers zyn in het district, waarbinnen het stembureel zitting houdt, kunnen slechts aan dat stembureel aan de stemming deelnemen. De hoer Borrel gat in overweging, den aanhef van het artikel te lezen de voorzitter, fungeerende en plaatsvervangende leden. enz. De heer Pijnappel meende, dat hetgeheelo artikel kon vervallen, maar in elk geval wyzi ging behoefde. 2) „Wie verlangt dan te Weenen rayn portret?" vroeg de oude vrouw verwonderd. „Zyn majesteit keizer Karei VI." „Maar, myDheer Denner, dat is toch werkeiyk niet te gelooven!" „Versta my wèll" meende Denner onge duldig. „Persoonlyk zyt gy den keizer geheel onbekendhy zal misschien nimmer uw naam te weten komen. Voor een jaar kocht hy voor zyn schilderijenverzameling een portret van my: het portret van een ouden man. Nu heeft hy my opgedragen, er een passend pendant by te leveren, het portret van een oude vrouw namelyk. Daarom wensch ik u te schilderen, want uw beeltenis zou zich voor hot genoemde doel uitstekend leenen." Glimlachend knikte het bestje: „Nu, dan ban ik bereid uw wensch te vervullen. Maar éón ding moet ik nog vragen, nu u toch zoo goed wilt zyn." „En dat is?" „Ziet u hot jonge paar hier?" „Ja, maar jongelieden schilder ik niet gaarne." „Het komt er ook niet op aan, hen te schilderen, maar wel hierop, hen te helpen trouwen." „O zool Maar wat kan ik daaraan doen?" „Zeer vee), mynheer Denner 1 De jonge man Johannes Melchert heet hy is klerk, maar hy heeft een slecht bezoldigde betrek king. Nu is de betrekking van klerk by den Amtmann in Ritzebüttel vacant; u, mynheer Denner, kent den Amtmann, den heer Brokes, zeer goed, naar men zegt." „Zeker. Senator Brokes is sedert vele jaren myn intieme vriend." „Alzoo, als u den bruidegom myner klein dochter by hem wilde aanbevelen „Gaarne wil ik dat, ondersteld altyd, dat hy voor de betrekking geschikt is." Nu nam Johannes het woord. „Ik ben met het werk, dat te Ritzebüttel verlangd wordt, volkomen op do hoogte, en myn getuigschriften zyn zeer gunstig," zeide hy. „Goed, jonge man! Kom dan morgen by my, ik zal u een aanbeveling aan Brokes geven. En nog meer: ik zal u ook een goeden raad geven." Nadat deberoemde schilder nog een en ander met de grootmoeder afgesproken had, ging hy verder. Den volgenden dag bezocht Melchert hem en ontving den beloofden aanbevelingsbrief. Vervolgens zeide Denner: „Myn vriend Brokes ia niet alleen een uit stekend Amtmann, maar ook een voor- treffeiyk dichter en als zoodanig een poëtische dweper met de natuur. Deze eigenaardigheid moet gy in het oog houden, want stellig zal hy, als gy u persoonlyk in Ritzebüttel voor stelt, u ook vragen, of gy een natuurvriend en beminnaar van poëzie zyt. Ik geef u daarom by dezen de tot nu verschenen eerste vyf doelen van zyn groot werk: „Aardsch ge noegen in God," dat een ryken overvloed van zyn poëtische ontboezemingen bevat. Lees daar vlytig in, leer eenige merkwaardige gedeelten van buiten. Want als gy een kenner en vriend van zyn gedichten blykt te zyn, zult gij ongetwyfeld den besten indruk op hem maken." De jonge man was dankbaar voor den wyzen raad en beloofde dezen getrouw op te volgen. Nog denzelfden dag zond hy zyn sollicitatie stukken naar Ritzebüttel, waarby zyn getuig schriften en Denners aanbevelingsbrief gevoegd waren. Na eenigen tyd ontving hy een vriendeiyk antwoord van den senator Brokes, die hem uitnoodigde, op een bepaalden dag in het slot te Ritzebüttel te verschynen, daar hy misschien vcor de vacante betrekking in aanmerking kwam. Behalve hy kwam nog een ander, die door een der vier burgemeesters van Hamburg dringend aanbevolen was, in aanmerking. De overige vier en negentig candidaten waren direct afgewezen. Dat stond dus zeer gunstig l In plaats van tegen vyf en negentig, had Johannes het nu tegen slechts één mededinger op te nemen. Zóóveel vermocht dus de aanbeveling van Denner 1 Tot de gewichtige dag der beslissing kwam, studeerde de jonge man vlytig in de dikke deelen van het poëtisch „Aardsch genoegen." Intusechen liet Dora's oude grootmoeder zich geduldig door Balthasar Denner schil deren. Het werd een prachtig schildery, een meesterstuk van den kunstenaar, keizer Karei VI was er zeer tevreden mode en betaalde het met vierduizend zevenhonderd gulden voor dien tyd een enorme som. Nog heden ten dage kan men te Weenen het portret der „oude Hamburgsche" bewonderen. Het hangt in de galery van het kunsthistorisch museum. II. Het tusschen de mondingen der Elbe en Wezer gelegen landje Ritzebüttel behoorde in vroegere tyden aan het beruchte roof riddergeslacht Von Lappe, dat zich met name ook met den voordeeligen zeeroof bezig hield. Deze zeerooveryen, waardoor hun handel zeer benadeeld werd, moede, verklaarden de Hamburgers den heeren Von Lappe den oorlog en brachten hen na een harden stryd ten onder. Door verovering dus kwamen de Hamburgers in het bezit van Ritzebüttel; maar vervolgens ook door aankoop, want grootmoedig betaalden ze den overwonnenen een som van twee duizend mark, in plaats van hen als roovers op te hangen. De oude, sterke en zeer uitgestrekte voor malige roofridderburcht met de enorm dikke muren werd voortaan de residentie van een Hamburg8Chen senator, wien voor 't overige niet alleen het bestuur van het landje, maar ook het oppertoezicht over het loodswezen, de bakens en betonning in en voor den mond der Elbe opgedragen was. Het was een zeer gewichtig en verantwoordeiyk ambt. De in Ritzebüttel fungeerende senator beschikte over militaire macht, hy had ook een eigen lyf- wacht en op de wallen van het versterkte oude slot stonden kanonnen, waarmede echter meestal alleen saluutschoten werden gelost. In den tyd, waarin deze geschiedenis speelt, bestonden do grootsche havenwerken, het zeebad en de overige établissementen van Cuxhaven nog niet. De m 1735 tot 1741 in het slot te Ritze büttel rogeerende senator Barthold Heinrich Brokes bekleedt als dichter om zyn merk waardige voorliefde voor de natuur een byzondere plaats in de Duitsche letterkunde. Het slot te Ritzebüttel en zyn omgeving bood - afgezien van het prachtige uitzicht op den myien breeden mond der Elbe en de nog indrukwokkende zee slechts weinig landeiyke schoonheid. Maar de dichterlyke senator was ook met weinig tevreden. Hy zag by zyn poëzie meer op het kleine dan op het groote. Over het kleurenspel eener zeepbel geraakte hy eenmaal zóó in verruk king, dat hy fluks een zeven pagina's lange poëtische beschryving van dat kleurenspel leverde. Als hy tusschen do stoenen van het hobbelige plaveisel op het binnenplein van het slot to Ritzebüttel een paar ontluikende grassprietjes zag, besteeg hy zyn altyd bereid- vaardigen Pegasus en rymde: Jüngst sah ich durch ein kleinen Ritzchen, Das kaum zu sehen war, Zwei neugeborno Grasesspitzchen, So zart als wie ein grünes Haar. Mir kamen diese Spitzchen für, Als wenn naoh Art der klugen Schnecken, Das Gras zwei Hörnlein tbüte von sich strccken." (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1