N#. 11126. Donderdag 4 «Juni. A°. 1896 i§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Tweede B'iad. DAGrBLA PItUS DEZEB COTTRAITT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Hommers0.05. PRIJS DER ADVERTEJN TIÉN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseer en buiten de stad wordt r 0.05 PERSOVERZICHT. B. schrijft in de Prov. Groninger Courant Door het merken vooral van 1 a m meren met teer aan den kop, zooals het aan menige veemarkt gebruikelijk is, kragen deze zeer dikwijls koolteer in de oogen, wat hun vreeselijke pyn veroorzaakt. Het is daarom, dat inzender dezes dit zegt, opdat men opmerkzaam gemaakt worde, dat deze wijze van merken te ruw gedaan wordt. Mocht deze of gene soms denken, dat het don armen dieren met gruwelijk -pyn doet, alsdan wordt hem de raad gegeven ook zichzelf wat in een oog te smeren; dan heeft hij de proef op do som. Wanneer men slechts wil, behoeft men ook niet aan den kop, vooral niet in de nabijheid der oogen, met teer te merken; zulks kan genoeg op meer geschikte plaatsen gebeuren. Bevreemdend mag het zeker goacht worden, dat niet reeds de politie zich er mede be moeide, als zijnde het genoemde terdege dierenmishandeling. Gewoonlijk, zegt de Haagsche Briefschrijver der Zwolschc Courantzijn de dagen, dat een Minister aan de groene tafel zetelt, dagen van ootmoed voor den een, van angst en zorg voor den ander, van verantwoording en goedspreking voor een derden, en in 't alge meen voor weinigen hunner een tijdperk, dat zij met vorlangen te gemoet, en waarop zjj mot welgevallen terugzien. De tafel is na den parlementairen strijd niet zelden onzichtbaar van de gevallen en uitgerukte veeren. De geschiedenis der laatste dagen heeft ons den Minister Van Houten doen kennen als een kemphaan, die met lier opgezetten kam zijn tegenstander te gemoet treedt, en zich niet ongestraft de veeren laat uitpikken. De houding, die hij Woensdag 13 Mei in de Kamer aannam, was een goed pendant van de „huil-dan-maar"-episode, en indien na Thorbecke nog noodig heeft hij bewezen, dat een staatsman van een hoog soortelijk gewicht, die weet en durft wat hij wil, die door intellect een beetje boven de heele rest uittorent, en daarenboven in de gunstige •omstandigheid verkeert voor het oogenblik te zjja wat men gewoon is onmisbaar te noemen, dat zoo een de grenzen van zijn onparlementairisme zoo wijd kan zetten, dat ze die der onbeschonbeleefdheid beden kelijk nabij komen. Door Borgesius heet van de naald doorge haald, door de pers bijna eenstemmig gelaakt, en door Kuyper in de zitting van Woensdag in matige bewoordingen gekapitteld, heeft de Minister wel niet bakzeil gehaald, maar den toornig opgezetten kam laag neergestreken, om de baloorigen in de Kamer te bevredigen. Prof. dr. P. Van Geer heeft in het Sociaal Weekblad betoogd, dat het voorstel der Regee ring een band legt tusschen kiezerschap en de gemeentebelasting en dat die slechts schadelijk kan terugwerken op de samenstelling van het gemeentebestuur. Thans geeft hy in hetzelfde blad eenige middolen aan, om dat kwaad te voorkomen. Het beste hiertoe acht de hoogleeraar hit, om de gehe6le regeling van het gemeente- kiesrecht uit deze wet te lichten, en later afzonderlijk te behandelen, omdat zy behoor lijk in verband gebracht kan worden, zoowel met de noodige wijziging der gemeentewet als met een nieuwe regeling van het verband tusschen do Ryks- en gemeente-financiën. Voor een goede regeling der gemeente- financiën zegt de schrijver een eind verder is in de eerste plaats noodig, dat de macht van den Raad in dit opzicht worde beperkt Wordt dit advies niet gevolgd, maar be sloten, om in de voorgestelde wet ook het gemeonte-kiesrecht te regelen, dan moot nood zakelijk het verband tusschen dat recht en de gemeentebelasting worden verbroken. Is dit geschied, dan staan nog twee wegen open Do eerste is om alleen de vaste kern der kiezers volgens art. la te behouden 6n alle overigen te lat6n vervallen; daarmede wordt het kiezerscorps beperkt tot hen, die in de directe Rijksbelastingen bijdragen, en vervallen voor do gemeente alle andere kenmerken. Een betore oplossing wordt echter verkre gen door aan allo ingezetenen, kiezers voor de Tweede Kamer, het kiesrecht voor den gemeenteraad te geven. Het bezwaar, dat alsdan invloed kan wor den uitgeoefend op het bestuur der gemeente, ook door hen, die niet in de lasten bijdragen, kan het best worden ondervangen door eene deugdelijke wettelijke regeling van het be heer der gemeente-financiön, waarby het minder afhankelijk wordt van willekeurige beslissingen van den Raad. Naar aanleiding van do uitoefening van het kiesrecht, zegt de schrijver nog: Met den minister geloof ik, dat de tijd voor de invoering van eenig proportioneel kies stelsel nog niet gekomen is. De daaraan ver bonden bezwaren zjjn nog niet in voldoende mate uit den weg geruimd, en onder deze omstandigheden wordt de proef te gevaarlijk. In afwachting kan ik het voorstel van den minister, om voor de gemeenteraadsverkiezin gen de gemeenten in districten te splitsen, slechts toejuichen. Wanneer naar de nieuwe wet de hoofdstad weldra meer dan 40,000 kiezers telt, wordt het ondoenlijk dezen allen op te roepen voor de vervulling eener enkele vacature in den Raad. Daarby heeft eene splitsing het voordeel, dat de kans der minder heden, om behoorlijk in den Raad te worden vertegenwoordigd, toeneemt. De Arnhemsche Courant gelooft, dat het pas ingediende wetsontwerp tot invoering van een wettelyken tyd nimmer zyn doel zal bereiken. Ten eerste is het tydstip van indiening ongunstig. De Kamerleden hebben het thans te druk met de kieswet, dan dat zij lust zouden hebben over dit nieuwe weije vetl te denken. Wordt do kieswet aangenomen, dan zijn er veel belangrijker onderwerpen, dia om afdoening dringen, en wordt zy verworpen, dan zal het jongste wetje met de ministe- riöele crisis wel geheel verdwynen. Bovendien vindt het blad in den inhoud dor wet geen redeD, om er de spoedige tot stand-koming van te wenschen. Wij voelen on3, zegt het blad, zonder die eenheid van tyd niet3 minder, Hot publiek is gewend aan den Greenwichtyd voor spoor, post en tele graaf, en voor de rest houdt het zich aan den Amsterdam8chon tijd. Noodzakelijk is een tijdregeling dus met. En als die noodzakelijkheid aanwezig was, dan zou voor Nederland geen andere wettelijke tijd ter invoering in aanmerking komen, dan de tyd der zone, waarin Nederland ligt, de Graouwichtyd, en niet zooals wordt voorge steld: de Midden Europeesche tyd min 10 minuten. Ook de Nieutoe Rollcrdamsche Courant is niet met het ontwerp ingenomen en zet uit voerig de bezwaren er tegen uiteen. In elk geval meent het blad, dat de warmte, waarmede vroeger van verschillende zijdon de invoering van don M.-E. tyd werd aange prezen, door het Regeeringsvoorstel zeer zal afgekoeld zyn, daar het sociale en hygiënische voordeel, dat men zich van die invoering voorstelde, daardoor wel Diet of slechts in zeor geringe mate zal bereikt worden. De N. R. CL acht bet aan twijfel onderhevig, of zulk een ingrypende wyzigirg in onzen tot nog toe gebruikten tyd, die zich met geringe afwijkingen naar de zon regelt en daarom een natuurlyke tyd is, in tegenstelling van den kunstmatigen, dien men wil invoeren, noodig en gewenscht is. Het wil het blad toeschynon, dat, nu men eenmaal er aan ge wend is, dat spoorwegen, posteryen en tele grafen den Greenwichtyd gebruiken in plaats van den gewonen tyd, die in de samenleving is behouden gebleven, de last, dien men daarvan ondervindt, niet byster groot is. En zonder noodzaak behoort men toch zeker niet tot eene 'revolutie in de bestaande tyd- regeling over te gaan. „Intusschen, nu eenmaal een wetsontwerp is ingediend, is het te verwachten, dat de publieke opinie zich daarover wel zal doen hooren, en dan zal blijken, of de grieven tegen den tegenwoordigen toestand zoo zwaar wegen, dat men voor een zoo ingrypenden maatregel nist zou terugdeinzen." In „Uit de Hoofdstad" in de Prov. Qrotiinger Courant lezen we: De Amsterdamsc.he studenten-sociëteit „Nos jungit Amicitia" verkeert in droevige omstan digheden. Ontreddering van haren financièelen staat is gepaard gegaan met het vooruitzicht eener scheuring, welke, zoo aan uiterlyke teekenen waarde mag worden toegekend, reeds een feit is geworden. De kosten der exploitatie van het nieuwe sociëteitsgebouw aan den Heiligen Weg <het voormalig café Willemsen) kon de kas der studenten sinds lang niet baas worden. Met kunst en vliegwerk hield het bestuur het hoofd boven water, ofschoon het tekort welig aanwies. Nu echter is het einde naby. De huur is opge zegd en men ziet uit naar een redder in den nood, dat wil zeggen naar iemand, die het aandurft, een nieuw gebouw te zetten en dit geheel of gedeelteiyk aan de studeerende jonge lingschap te verhuren. Zoo is er onderhandeld met een zekeren heer Van Nie, die te Am sterdam een viertal restauratlën en café3 exploiteert, maar in de wandeling meer bekend is als de eigenaar van het „Gouden Hoofd" op het Rembrandtplein. Dicht by dit „Gouden Hoofd" is een terrein vry gekomen door de afbraak van een perceel, dat wel den naam droeg van den koning der dieren, doch allengs zóó zwak was geworden, dat het geraamte langs een der zyden met een stuk van een spoorwegrail moest worden samengehouden. Toen nu ook dio spoorwegrail ging bezwyken voor den druk van binnen er was na het officiëele sluitingsuur gemeenlyk nogal wat vertier in den „Lion d'or" heeft onze bouw- politie waarschynlyk het gevaarlyk proces der verzakking niet langer willen aanzienof wel de eigenaar van het curieuze gebouwtje kwam tot het juiste inzicht, dat het zyn tyd rykelyk had gehad. Althans, toen de zy- en boven- posten van venster- en deurkozynen ten laatste onderling een hoek van plus minus 45 graden waren gaan vormen, maakte de slooper een eind aan de glorie van den „Lion d'or." Het vrygekoraen terrein is op een gunstig punt aan den weg gelegen en moet de kapitale som van 85,000 gulden opbrengen. De bouw van oen, onzer academie waardige, studenten sociëteit zou minstens eene even groote som kosten En dus zou het studentencorps als huurprys eene billyfce rente van 170,000 gulden moeten vergoeden. Dit nu gaat boven de kracht van dat corps. Hot echynt, dat geene hooge contributie kan worden geheven van de 500 leden, of wol, dat de contributie hoog genoeg is, doch de betaling door velen wordt uitgesteld tot na hunne promotie. Althans, op den Heiligen "Weg had men een huursom van 8000 gulden te voldoen en ook dit kon men niet volhouden. Er moet naar luid van vage geruchten een tekort zyn van 18,000 gulden. Op den Hoiligen Weg wordt niet alleen gebitterd, gebiljard en geredekaveld; er wordt ook door velen ge dejeuneerd, gedineerd en gesoupeerd, en dit alles helaas door te velen op de beer. Er is in het laatste jaar alweder afgaande op de vage geruchten door den zetka&telein voor 35,000 gulden aan spyzen en dranken gesleten, edoch, van dit bedrag is een goed deel, 23,000 gulden, wèl behoorlijk in de boeken opgeschreven als inbaar, doch Diet in de kas gestort Indien de onderscheidene pipa's der 500 corps-leden per hoofd 15 gulden per jaar wilden storten, zou de huur voor oen flink gebouw zeer wèl kunnen worden betaald. Het corpsbestuur acht het echter onmogelyk, die pipa's en corps tot zulk eeno opoffering to overreden, en meent, dat elke poging, daartoe strekkende, als eene daad van krank zinnigheid zou moeten beschouwd worden en geenszins pleiten zou voor hot aanwezig zyn van menschenkennis by do corpsbroeders in het algemeen en van grondige kennis van de geaardheid van studentenvaders in het byzonder. Het corps i3 glad op de fl9sch, en legt hot op het stuk der geldmiddelen af by den in vroeger tyden vaak gesmaden studen- tenbond, welks leden, naar ik meen, met den min welluidenden naam van „varkens" zy vereerd. De „varkens" toch hebben zich kort geleden zeer netjes geïnstalleerd in een ruim huis met uitzicht op het Rem'orandt-plantsoen, dat don naam heefc zich het weligst te ontwikkelen van alle Amsterdamsche „open bare wandelplaatsen." Mogelyk, dat gezegde heer Yan Nie de corpsleden nog uit den put haalt, waarin zy dreigen te verdrinken. Hy is althaos in onderhandeling getreden mot „Heinekens Bierbrouwerij", de eigenaresse van het café op den Heiligen Weg, en zal aanbieden, de bovenzalen aan het corps te verhuren voor f 3000 per jaar. Dit aanbod verlicht Bet corps-budget met eene som van 5000 gld., doch daar togenover staat, dat dan het domein der studenten voor de helft zou worden afgestaan aan gewone burgers. Het is niet te denken, dat menschen als studenten er toe zullen over gaan onder één dak te willen drinken en eten met gewone stervelingen! Toch staat waarschynlyk geen andere weg voor hen open. Immers, de heer Yan Nie, oc-n vinding- ryk man op zyn gebied, weet nog maar ééne deur te openen, en wel door de inrichting eener sociëteit aan de Prins-Hendrik-kade. Dit is den corpsleden echter te ver weg Uit een en ander blykt wel, dat Amsterdam niet juist aan de ryke studenten het geesteiyk voedsel voorzet. Een contributie van 15 gld. per jaar zal in andere academiesteden wel licht zeer laag gevonden worden; hier is zy, zooals duideiyk blykt, slechts met moeite te innen od in geen geval voor verhooging vatbaar. Ik wensch intusschen onzen Amsterdam- schen studiosi eene goede oplossing der netelige quaestie toe, eene glorieuze uitkomst uit den geldeiyken nood hunner sociëteit en een aangenaam toekomstig tehuis! Men maakt hier en daar schertsend de opmerking, dat de studenten zorgen moeten, zich door het faillissement heen te slaan, daar toch velen hunner later als curatoren in faillissementen van zekere behendigheid in geldzaken zullen moeten biyk geven, willen zy zich eene goede praktyk verwerven. De nieuwo hoofdredacteur van het Baagsclie Dagblad, dr. W. C. A. baron Van Vreden- burch, heeft zyn functiën als zoodanig aar- vaard. In het nummer van genoemd blad van gisteravond geeft hy aan, welke richting hy wenscht te volgen, en dat zal zyn een rich ting, welke aan de eischen der practyk een grooteren invloed toekent in de behandeling, zoo al niet in de oplossing der verschillende politieke vraagstukken, zonder de grond beginselen van zyn blad uit het oog te ver liezen. Een vreeselijke Wraak. i) „Ge vraagt my u het sombere drama te vertellen, waarin ik meer als toeschouwer dan als medespeler was betrokken I De per sonen, die er de hoofdrollen in vervulden, zyn dood; het schildery, het voorwerp, dat diende óm een vreeselj.ke wraak te nemen, is verhuisd naar een museum en daarom zal ik u de historie vertellen. Je weet misschien, dat ik toentertyd te Pisa was, die oude stad uit dat land der schoonheid en der geheimen, van den harts tocht en de wraak. Ik was nog niet lang te ■Pisa toen ik eens op een morgen op den ,hoek van de Colonnade, mijn vriend, professor 'Rönnfeldt, tegenkwam. Vry spraken allebei Italiaansch en dus begroetten wy elkaar in die taal. „Ik ben bly, dat ik juist jou tegenkom," zei hy. „Heb je soms al een afspraak voor van middag?" „Neen," antwoordde ik. „Waarom vraagje dat? Kan ik iets voor je doen?" „Ik zou graag willen, dat je met my en een jongen Italiaan, graaf Assorli, meegingt, om een schildery te zien in het paleis der Soffareni. Het heet: „het gevloekte schildeiij." Zooals vanzelf spreekt, was ik getroffen door het vreemde van dien naam en vroeg Rönn feldt een verklaring er van. Hy deed my t03n het volgend verhaal; het spyt my, dat ik my niet de woorden van den professor zelf herinner. Er zyn, natuurlyk, een massa byzon- derheden, die my zyn ontschoten, maar de hoofdzaak weet ik nog precies. „Je weet," begon hij, „dat het oude, trotsche geslacht der Soffareni op het oogenblik zyn laatste spruit bezit in de jonge Marchess, die nu op haar sterfbed ligt. Twintig j.ren geleden, toen de oude markies nog leefde, waren de Soffareni zoo ryk en gelukkig, als men zich maar kan denken. Markies Yincentio was getrouwd met het mooiste meisje uit Pisa; zy schonk hem twee snoezige kindereD, een jongen, dezelfde, die kort geleden is gestorven, en een meisje, de jonge Marchesa Helena. Hun huwelyksleven was een opvolging van amusementen; lederen dag bedacht de oude man het een of andere nieuwe amusement of luxe-voorwerp om zyn jonge gade genoegen te doen en zy genoot van het heerlyke leven met het vuur, der jeugd eigen. Tot de meest geziene gasten van het paleis der .Soffareni behoorde een jong, knap schilder, Andrea Chiatto geheeten. Hy was niet te Pisa geboren, hy was zelfs Diet uit Toscane afkomstig. Niemand wist uit welk deel van Italië hy was gekomen. Maar dat hy veel talent had, was een uitgemaakte zaak, en het was opmerkeiyk, dat hy ook uitmuntte in de kunsten, die aan de schilderkunst nauw zyn verwant, als: beeldhouwkunst, bouwkunst, ja zelfs mechanica. Men vertelde ook, dat zyn studiën een zeer geheimzinnig karakter hadden, want men zog dikwyls tot lang na middernacht, ja soms tot de schemering aan brak, licht branden in zyn kamers. Het volk bowoerde, dat Chiatto een aanhanger was van door de wet verbannen geleerden. De meer beschaafden schreven zijn laat opzitten toe aan het nemen van wetenscbappelyke proevenmen zei, dat hy zich bezighield met het onderzoeken van die geheimzinnige natuur krachten, die men samenvat onder den naam van dierlyk magnetisme. Tegen zyn intieme kennissen als er ten minste menschen be stonden, die zich konden beschouwen als intieme kennissen van dien in zichzelf gekeer- den zonderling - zei hy, dat hy zich bezig hield met de occulte wetenschappen. Hy geloofde aan de wonderen van het heden- daagsche spiritualisme, soms gaf hy voor stellingen van zyn talent als merist. Dat was Andrea Chiatto. Hy was nog met lang te Pisa, toen de oude Soffareni hem verzocht het portret van de joDge gravin te maken. De schilder nam de opdracht aan, er werd een flinke som vast gesteld, welke zou worden uitbetaald zoodra het schilderij klaar zou zyn. De marchesa werd geraadpleegd, zy stemde er in toe eenige uren vast te stellen, waarop zy voor den schilder zou poseeren. Hy kwam dikwyls en geregeld en de eerste vier weken vorderde het portret hard. Maar toen er ongeveer een maand was verloopen, gebeurde er iets zeer vreemds. Chiatto verklaarde plotseling, dat by niet tevreden was over zyn werk; hy scheurde het doek doormidden en vroeg verlof om het opnieuw te mogen beginnen. Het bekooriyke model, hetzy dat zy zich gevleid voelde door zyn yver of dat zy zelf ook hem de gelegen heid wilde geven haar te zieD, had er niets tegen en zoo verstreek weer een maand met posec-ren. Aan het einde van die maand gebeurde er weer hetzelfde, de artist verklaarde dat wat by had gepresteerd het model onwaardig was. Het portret, dat byna klaar was, werd weer doormidden gescheurd en de schilder zette het derde doek op zyn ezel. Maar langzamerhand werd de verhouding tusschen Cbiatto en de markiezin „the topic of the day" en het was niet meer dan natuur lyk, dat die praatjes ook doordrongen tot den man, die het meest by de geheele zaak was geïnteresseerd. Nu waren de Soffareni van ouder tot ouder bekend om hun trots en koelheid, die hen deed terugdeinsen voor sympathiebetuigingen van de menigte en van publieke schandalen. By deze gelegenheid ook gedroeg deze spruit van dat trotsche geslacht zich zeer kalm en bezadigd. Yoor zoover al3 men kan nagaan, deed hy nooit een poging om de twee te verrassen by een van hun talryke samen komsten. Hy schynt er de voorkeur aan ge geven te hebben zyn vrouw, als hy met haar alleen was, de vreeselyke vermoedens mede te deelen, die hy omtrent haar koesterde, en uit haar biecht of haar uitvluchten op te maken of zy den naam had verdiend van trouwlooze. Hy vond het beneden zyn waardigheid, om zich te wreken op den man, die zoo'n blaam had geworpen op zyn naam; daaitoe was Chiatto van te geringe geboorte. Maar de ongelukkige vrouw mocht niet in het leven bly ven, hy mocht niet toestaan, dat de telg van een gewoon schilder eens zijn naam zou dragen. Hy nam zyn toevlucht tot vergift. Geen gil hoorde men, hy waarschuwde nie mand, maar toen Chiatto op het gewone uur het paleis binnentrad, om zyn Penelopewerk op te vatten, vond hy, zittende in de houding, die by haar had doen aannemen voor het portret, gekleed in dezelfde japon, versierd met dezelfde juweelen als altyd, het lyk van de vrouw, die hy had liefgehadl Hy zei geen woord, maar ging weg, met h :t begonnen portret onder zyn arm. Hy bracht de overheid met op de hoogte van hetgeen hy had gezien, en onderwyl diende markies Soffareni een medisch certificaat in, waarin werd bewezen, dat de markiezin was gestorven aan het overmatig gebruik van een medicyn, haar kort geleden door den dokter voorge schreven. Toentertyd was het de wet onmogelyk in de schuilhoeken van de paleizen van den adel door te dringen en te Pisa was omkoo- ping niet minder zeldzaam dan ergens anders. Daarby kwam, dat de manier, waarop de markies zich had gewrokeD, door de menigte en misschien tot op zekere hoogte ook door de wetgevers van Toscane, als zeer correct werd beschouwd. Er werd dan ook geen onderzoek ingesteld en het duurde niet ling of een ieder had het ongelukkig uiteinde der jonge vrouw vergeten. (Wordt vervolgd)n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5