tins.
Dinsdag 26 Mei,
A°. 189
d?£2g iCoarant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
PINKSTEREN.
Leiden, 23 Aïei.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURAUT:
Voor Leiden per 3 maandon. 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlyko Hommers6.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wof o rvrs
Eersle Blad.
In alle opzichten verdient het „feest van
den vijftigsten dag" onze hoogste belangstelling
en waardeering. Wel in de eerste plaats als
godsdienstige hoogtydsviering, voor ieder naar
zyn belijdenis en de overtuiging, die hem
dierbaar is. Ook, omdat het ons tot deelneming
uitnoodigt op een tijdstip, dat het ten volle
ontwikkeld natuurleven ons blijmoedig stemt,
ons met hoop vervult, ons, in meerdere mate
nog dan anders, toegankelijk maakt voor den
indruk van hetgeen schoon i3 en goed.
Maar ook voor het gewone loven heeft
Pinksteren ons zeer veel te zeggen. Het spreekt
ons van Heiligen Geest, en wy weten het,
zelfs de dingen, die tot hot gebied van onze
dagel\jksch9 bemoeiingen behooren, zijn dor
en doodscli, als er datgene aan ontbreekt,
wat we met een ander woord bezieling
noemen. Iedere blik, dien we rondom ons
slaan, elke persoonlijke ervaring brengt ons
tot dezelfde erkenning, dat niet hetgeen wy
doen alleen, maar vooral do wijze waarop
wy het doen van belang is voor de richtige
vervulling van de taak, tot welke wy geroepen
zun.
En nu is het een doorgaande klacht, dat
het thans levend deel der menschheid de
hoogere wyding der geestdrift niet meer kent.
We zyn, zoo heet het, koel berekenendever-
standslieden geworden, die de heerschappy
Van het weten en kunnen ten troon verheffen,
met het doel om een zoo ruim mogelyken
oogst van stoffeiyke voordeelen in te zamelen.
Voor hetgotn men placht te houden voor
bezittingen van meer biyvenden aard i3 de
marktnoteering zeer laag geworden; alleen
wat in geldsommen kan worden uitgedrukt
of in uiteriyken glans omgezet, behoort tot
de courante aitikelon. Spreek tot de menschen,
die zoo yverig langs de straten zich spoeden
om in te gaan tot hun arbeid, spreek hun
van de ideale goederen, als daar zyn toewijding
aan het algemeen belang, mensclienmin,
vroomheid, vaderlandsliefde, zy zullen u
een oogenblik misschien welwillend aanhooren,
om u niet voor het hoofd te stooton, maar
heel spoedig grypen zy naar hun hoed of zy
leggen uw geschrift ter zyde, omdat het ont
breekt aan tyd, vooral op gewone dagenenz.
Laten wy even zeggen, dat het ook volstrekt
niet altyd noodig is, over de groote beginselen,
die het zedelyk leven boheerschen, een ver
handeling te houden of aan te hooren.
Als wy er maar van doordrongen zyn, en
zy maar in ons bewustzyn liggen om als
vanzelf te voorschyn te treden by onze han
delingen, ook zonder dat wy daartoe moeite
doen. Het is reeds een bedenkelijk teeken,
wanneer we, by do min of meer gewichtige
'daden tot welke onze omstandigheden aan
leiding geven, dikwijls gedrongen worden
©nszelven de vraag te stellen19, hetgeen
ik op het punt ben te dom, niet in stryd
mtt den Heiligen Geest, of, anders uitge
drukt: Is het wel goed? Die geest, hy moet
zoozeer met ons innerlijk wezen zyn saam-
gegroeid, als we het zoo zeggen mogen, dat
elke verrichting met onze natuur onbestaanbaar
zou wezen, als zy niet het kenmerk van zyn
invloed, den stempel van zyn goedkeuring
droeg. En voor dat denkbeeld, voor de onbe
perkte souvereiniteit van het goede, wordt,
zoo zegt men, de geestdrift flauwer,verzwakt
cok de geestkracht, die noodig is om het in
den stryd tegen de machten der zelfzucht,
ongeschonden te bewaren.
Ta dat zoo
"Worden platheid en laksheid de kentee-
kenen eener eeuw, die voor het overige de
beschaving meer heeft vooruitgebracht dan
vele andere te zamen? Kan men met recht
beweren, dat al wat maar treedt buiten het
kader derprozaïsch-practische beslommeringen,
met schouderophalen bejegend of onder spot
tend gelach nsdorgeduwd wordt? Is het dogma
van nul ik houd er één de dryfkracht ge-
wordsn, die de menschen opzweept tot ver-
boogde krachtsinspanning, de leus onder
welke wy in den stryd des levens denken
to zegevieren?
Het kan niet waar zyn en is ook niet
waar. Al overstelpt ons een stortvloed van
verschynselen, waaruit zou zyn af te leiden
dat de Heilige Geest in de menschheid is
uitgebluscht, wy stellen daartegenover wat
een eerlyko waarneming van het maatschap-
peiyk en individueel leven doet ontdekken.
Diep en zwart en uitgebreid zyn, wy erkennen
het, de schaduwen, maar het licht is de
meerdere. Hel is werkelijk geen moeilyke
taak, den vooruitgang op zedelyk gebieJ te
loochenen en die ontkenning met kracht van
bewyzen te staven; maar ziet toch eens,
hoeveel duizenden mannen en vrouwen van
de meest uitoenlooponde goisóienstrichtingen
en misschien mcenende, op geheel anderen
bodem ta staan dan hun modewerkers op
ander terrein, zyn daar bezig, met onver
droten vlyt, cn zonder op eigen belangen te
letten, aan den opbouw van het geluk hunner
naasten, gedreven door don geest, die hun
wil geleld heeft op hot pad, waar het hoogste
geluk te vinden is! Geen geestdrift, zegt ge?
Maar de eeuwige beginselen van recht en
billykheid, de verheven denkbeelden van liefde
en vrede, van verdraagzaamheid en broederzin,
ze worden gepredikt met het woord en verbreid
met de daad, krachtiger dan ooit te voren.
Geen toewyding aan het algemeen belang?
Maar ziet toch eens, hoe de instellingen zich
vermenigvuldigen, die tot stand zyn gebracht
om in eenige maatschappelyke behoefte te
voorzien, en durf dan beweren dat in vroegere
jaren grootere deelen van de optrengst des
gemeenschappelyken arbeids zyn aangewend
geworden ten behoeve dergenen, voor wie
ondersteuning door meer bevoorrechten een
voorwaarde van behoud is.
Dat is een begin van meer algemeene toe
passing van de groote levenswaarheid, die,
van hemelschen oorsprong, do menschen zal
maken tot hetgeen zy zijn moeten, die ben,
langs den eenig mogelyken weg, dien der
broederliefde, tot God zal brengen.
E?n begin. Want dat is ook een der eigene
bekoorlykheden van ons Pinksterfeest, dat het
vooral het oog richt op de toekomst. Het is
een feest der hoop, gegrond op vertrouwen.
Het laatste verlevendigd door hetgeen reeds
verkregen is, de eersto versterkt door het
besef van al het grootsche, waartoe de mensch
van goeden wil in staat is. De pessimisten
onder ons, zy die voortdurend wyzen op de
onvolkomenheden van onzen tyd, zy zullen
ons hun conclusie niet opdringen datdezedeiyke
vooruitgang een fictie is en erkenning van
de majesteit der zelfzucht het. verstandigst
besluit zou wezen, maar de feiten, op welke
zy zich beroepen, verliezen daarmede niets van
hun ernst. Er is schandeiyk veel kwaad in de
wereld, en, wy allen, zonder onderscheid, zyn,
zoolang we niet do uiterste krachten inspannen
om de begeeriykbeid, bron van zooveel leed,
tot binnen de perken der betamelykheid terug
te brengen, solidair zoowel als persooniyk,
voor de voortduring van dat kwaad verant
woordelijk.
Daartoe is immer stryd te voeren. De
krygsman, die met slappe knieën naar de
loopplaats gaat en met trage hand naar de
wapens grypt, zal tot de overwinning niet
veel bydragen; slechts een geestdriftvol optre
den kan lauweren doen verwerven. En zelfs,
al is het aandeel van onzen arbeid gering,
dat wy meer byzonder kunnen geven aan
zoogenaamd maatschappelyke verbeteringen,
laten we toch vooral niet vergeten dat niet
daar alleen de oplossing Jigt van het groote
vraagstuk der algemeene toewyding.
Elk afzonderlijk hebben we te werken, in
kleinen kring meest, en met eenvoudige mid
delen, doch, als de bezieling van het plicht
besef onze dagtaak verlevendigt, dan is het,
in de nederigste woning, dikwyls Pinksteren.
Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws.
over het verzoek van den heer E. A. H.
Seipgens, om ontslag als lceraar in het Duitsch
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens,
wegens ziekte, met de rapporten van de
Commissie van Toszicht op de scholen voor
Midddbaar Onderwys en den Inspecteur van
het Middelbaar Onderwys. Zy geven in over
weging, aau adressant het gevraagd eervol
ontslag te verleenen met ingang van 1 Juni a. s.
In de tweede plaats kunnen zy mededeelen
dat de heer Seipgens na bekomen eervol ont
slag slechts aanspraak kan makon op een
pensioen ten bedrage van ƒ470.55 'sjaars,
ten gevolge waarvan hij in zeer zorgvollen
geldelyken toestand zou gebracht worden.
Met de Commissie van Toezicht komt het
B. en Ws. voor, dat er in dit by zonder g^val
alleszins termen bestaan tot het verleenen
van eenige toelage uit do gemeentekas en
wel tot zoodanig bedrag, dat hem, mtt in
begrip van het pensioen, een jaarlyksch in
komen van ƒ1100 worde verzekerd, zynde
de helft van zyn tegenwoordige jaarwedde.
Zy geven mitsdien in de tweede plaats in
overweging, aan don heer S.-ipgens, tot weder-
opzeggons, eene toelage van 629.45 per
jaar uit de gemeentekas te verleenen, in
gaande 1 Juni a. s.
By gemeenteraadsbesluit van 22 Februari
1894 werd by de regeling van de vob- en
vleeschkeuring o. m. bepaald, dat zullen worden
aangesteld acht keurmeesters, tevens ambte
naren by de Ryksbelastingen, welk cijfer ge
grond was op bet destyds aanwezig aantal
ambtenaren by de Ryksbelastingen. Inmiddels
is dat aantal ambtenaren veranderiyk, en be
draagt dit nu eens minder en dan eens meer
dan acht, terwyi er thans negen als zoodanig
in functie zyn.
Zoolang het keurraeesterschap wordt op
gedragen aan de Ryksambtonaren, moeten,
met h6t oog op een geregelden dienst, zoo
wel wat den Rijksdienst als de keuriDg be
treft, uit den aard der zaak allen met de
keuring van vee en vleesch worden belast.
B. en Ws. geven den gemeenteraad mitsdien
in overweging met wyziging in zooverre van
het aangehaalde Raadsbesluit van 22 Februari
1894, te besluiten dat zullen worden aan
gesteld acht a tien keurmeesters van vee en
vleesch, tevens ambtenaren bij de Ryksbe
lastingen. ïn de Raadszitting van 22 Juni
1893 werd dan ook reeds bepaald, dat zouden
worden aangesteld negen a tien keurmeesters.
Overigens kunnen B. en Ws. mededeelen,
dat door den inspecteur der vee- en vleesch
keuring op eene reorganisatie van dien tak
van dienst is aangedrongen, welk plan door
hun college in overweging wordt genomen.
In de Verordening van 11 Novemb.r
1880, regelende het getal, de jaarwedden, de
benoeming en het ontslag der leeraressen
en leeraren aan do Hoogere Burgerschool
voor Mebjes alhier, gowyzigJ by verordening
van 25 Augustus/6 September 1881, is bepaald
sub. c 2o. voor 1 leeraar in de natuur- en
schtikunde 1000.
Vermits het wenschtiyk is de bevoegdheid
te behouden om ook een leerares voor dit
vak te kunnen aanstellen (zooals blykt uit
hunne voordracht van heden voor de be
noeming van een leerares in de natuur- en
scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor
Mtisjes) geven B. en Ws. den gemeenteraad
in overweging de aangehaalde bepaling der
Verordening te lezen als volgt:
Art. 1 c 2o. voor een leeraar of leerares
in de natuur- en scheikunde 1000.
De Commissie van Financiën heeft geen
bezwaar tegen de rekening van de dd.
Schuttertf over 1895 en adviseert die voor-
loopig vast te stelleD, in ontvangst en uit
gaaf op 8945.42s.
By de to Ter-Aar gehouden vergadering
van ingelanden van den Uit-Eindschen en
Middelpolder, is in de plaats van wyien den
heer C. J. Kempenaar tot bestuurslid gekozen
de heer B. H. Kroon.
De heer J. Doorenbos, predikant te Bar-
neveld, heeft voor de beroeping by de Ned.
Herv. Gemeente te Tor Aar bedankt.
Aan de inspectie van verlofgangers der
landmacht, op 4 Juni a.s. des vooim. te 10 uren
te Katwyk aan den Ryn te houden, zullen
zich voor de gemeente Katwyk 66 verlofgangers
moeten aanmelden.
De vastgestelde begrooting der uitgaven
en ontvangsten van den OulendykscLen (en
Plas) Polder, te Woubrugge, voor het dienst
jaar 1896, bedraagt aan iDkomsten en ui!ga
ven elk 4665.10. De gewone omslag is be
paald op ƒ5.75 en de halve omslag op 2.87*
per hectare.
De Secretarie der gemeente Oegstgeest
is voor den Burgerlyken Stand op 2den Pinkster
dag geopend van 1 2 uren.
De keuring van paarden voor den krijgs
dienst zal voor de gemeenten Stompwyk en
Veur plaats hebben op Maandag 15 en Dins
dag 16 Juni a.s.
Voor het akte examen L. O. is geslaagd
de heer J. Griffioen, van Z wammerdam.
Na eene geanimeerde discussie werd in
de gistermiddag te Gouda gehouden Raads
vergadering de concessie, tot aanleg en exploi
tatie van een telephoon, in die gemeente ver
leend aan den heer A. K. v. d. Garden aldaar.
Tot leeraar in de Hoogduitsche taal aan bet
gymnasium daar ter stede werd benoemd de
heer A. J. Postma, te Sneek.
Het stoffeiyk overschot van het te
's Gravenhage overleden oud-lid der Indische
Rekenkamer, den heer E. P. C. Sol, zal a. s.
Maandag, te 11 uren 's voormiddags, worden
ter aarde besteld op de begraafplaats „Nieuw-
Eik en Duinen."
De gepensionneerde ritmeester J. P. Wyn-
stroom zal Maandag-Damiddag te 1 uur op
„Oud Eik en-Duinen" worden begraven.
Da „Standaard" meldde Donderdag het
overlyden van ds. Tb. H. N.ibuys, te Zeist. Dit
bericht is, naar men aan het „Utr. Dbl." mee
deelt, onjuist. Woensdag woonde ds. N^huys te
Utrecht nog de vergadering van het hoofd
bestuur van de Utr. Zendingvereeniging by,
en evenzeer eene vergadering van den ring
Tienhoven.
De aandacht wordt gevestigd op het groot
nationaal zangersfeest, hetwelk vanwege den
Bond van Christ, zangveresnigingen in Neder
land den lSden Juni a.s. te Middachlen staat
gehouden te worden. Zullen op 1 Juli in het
Oranjewoud by Heerenveen, en op 5 Augustus
by Amersfoort, christ. zangersfeesten op
kleiner schaal gevierd worden, het c-igenlyke
Bondsfeest heeft op 18 Juni (Waterloo-dag)
plaats, op het schoone landgoed van mevr.
de douair. gravinne Bentinckvan Midaachten.
De twintig nummers, die in het programma
zyn vermeld, zullen, met begeleiding van
kop.-r, worden uitgevoerd door oen koor van
ruim 1300 zangers en zangeressen, leden var
verschillende by den bond aangesloten vereo-
nigingen. De leiding van dit groote koor is
opgedragen aan den heer J. Godefroy, muziek
directeur te Steonwyk. In de pauze worden
korte toespraken gehouden door de hoeren ör.
J. J. Van Noort, Ned. herv. predikant te
Amsterdam, en door ds. F. G. Petersen, geref.
predikant te Oude Pekela.
Het stoomschip „Bromo", van Batavia
naar Rotterdam, vertrok 21 Mei van Aden;
de „Prins Hendrik" arriveerde 22 Mei van
Batavia te Amsterdam; de „Werkendam"
arriveerde 22 Mei van Nieuw-York te Rot
terdam.
J?" eixlllet; «oxs..
EEM EEREWOORD.
Het was een waarachtige vlucht voor den
dood. Hy zat den ruiter om zoo te zeggen
op den nek. Hageldicht sloegen kogels van
allerlei aard vóór en achter hem in. Hy werd
aan den arm, zyn paard aan den nek gewond
on suisde, toom en teugel verachtend, midden
in een infanterie-colonne. Da soldaten maakten
aanstalten, om het schuw geworden dier op
te vangen, maar de officieren verboden het
hun. Lahire werd zeker voor een ordonnans
gohouden, die gewichtige berichten naar
Medole moest brengen, waar zich sedert
eenige uren het keizeriyk hoofdkwartier
bevond.
Daar, aan den ingang van het onaanzien-
ïyke dorp, onder een groep moerbeiboomen,
die slechts weinig schaduw gaven, bevond
zich een groot aantal bereden officieren. Alle
uniformen van' het Fransche en Sardinische
leger waren vertegenwoordigd. Eveneens alle
graden. Van den vergrysden generaal tot den
bloodjongen luitenant, elko rang bad één of
meer vertegenwoordigers in deze groep, die
het middelpunt van het krygstooneel scheen
te zyn, waarin een der gezegendste oorden
van Boven-Italië heden veranderd was.
Van de beide mannen evenwel, die eenige
passen van de groep af stonden, was die in
de roode, van goud blinkende uniform, de
leider van het bloedige schouwspel, Mac Mahon,
maarschalk van Frankryk; de andere de bo-
werker van den oorlog, Napoleon III, keizer
der Franschen.
Zyn politiek had de gebeurtenissen van
dezen dag uitgelokt en wee hem, als zij met
de overwinning der Oostenryksche wapens
mochten eindigen I De stralenkrans der macht,
die hem omgaf en hem destyds de bestuur
der van Europa's lot deed schynen, z,ou ver
loren zyn, en de Paryzenaars zouden hem
een zeer onaangename ontvangst bereid heb
ben, altyd als zy hem vergund hadden, in de
hoofdstad van Fraükryk terug te keeren.
Voor hem stond dus, zoo niet alles, dan toch
zeer veel op het spel, en daarom was hy zoo
bleek; daarom staarde hy, inwendig bevend,
in de verte, waar de dobbelsteonon rolden.
Wat hy zag, beviel hem zeker niet. Hy
zag namelyk door den verrekyker grooto
Fransche infantoriecolonnes zich achterwaarts
bewegen en wat was dat retireerde
daar cavalerie naar Castiglione? En het vuur
der Oostenrykers werd sterker en kwam
nader. Reeds sloegen enkele kogels zywaarts
van Modole in, en tusschen San Cassiano en
Camorino, dus reeds in den rug der Fransche
linie, doken, duideiyk herkenbaar, de ge
vreesde Oostenryksche huzaren op.
Wat had dat te betoekenen? Was de slag
orde doorgebroken? Stond het slecht met het
leger? Hadden de laatst genomen maatrege
len, waarvan men zulke groote verwachtingen
gekoesterd had, geen succes gehad? Dat
waren de vragen, waarop Napoleon antwoord
wilde hebben. Maar de maarschalk kon het
hem oogenblikkelyk niet geven. Hy zag alleen,
wat de keizer ook zag, en was niet in staat,
zich vóór do ontvangst der nieuwste berichten
over den stand van den slag uit to spreken.
Doch binnen eenige minuten zou by zekerheid
krygen, want reeds kwam daar een officier op
een met schuim bedekt ros aangereden.
Ook Napoleon richtte zyn verrekyker op den
ruiter.
„Een chasseur d'Afriquel" zeide hy. „Wat
zullen wy booren?"
„Geen Jobstyding, sire 1" antwoordde Mac
Mahon. „Ik beval graaf Lahire, uw majesteit
den uitslag van den aanval onmiddellyk te
berichten, en daar komt hy aan. Dat beteekent
overwinning I"
Napoleon gaf geen antwoord. Zyn gezicht
was merkbaar verduisterd en bevend zag hy
de komst van den ruiter tegemoet. Eindeiyk
stond deze vóór hem. Het was werkelyk
graaf Lahire, een goed bekende van Mac
Mahon en den keizer. Eerstgenoemde had hem
in Afrika en in de Krim, laatstgenoemde in
d9 Tuilerieèn leeren waardeeren, waar by
vooral in den winter met zyn schitterende
gaven een eerste rol gespeeld bad.
Velen wilden in hem een gunsteling der
keizerin zien en weten, dat deze gunst zich
niet zichtbaar, in de gedaante van de gene-
raalsepauletten, geopenbaard had, omdat de
graaf volstrekt niet geneigd was, een slacht
offer van Eugénie'8 toenmalige passie te wor
den. Zy trachtte namelyk in dien tyd met
een waren hartstocht huwe^jken tot stand
te brengen en had ook den graaf een ge
schikte party toegedacht, die hy intusschen
geweigerd had.
Da keizerin was daarom waarschynlyk boos
op hem. De keizer evenwel scheen deze ge
voelens zyner gemalin blijkbaar Diet te deelen.
Met opmerkelyke vriendelykbeid beantwoordde
hy de begroeting van den graaf en liet zelfs
niets van ongenade bemerken, toen Lahire
in korte woorden berichtte, dat de chasseurs,
niettegenstaande alle dapperheid, verslagen
waren.
„Rechts daar ginds verzamelen zy zich juist
weer," mengde Mac Mahon zich in het gesprek.
„Keer tot hen terug, majoor, en zeg het
regimeüt, dat het zich onmiddellyk wreken
moet. De vyand moet nu zoo lang geattakeerd
worden, totdat hy het onderspit gedolven
heeft. Gegroet, majoor, en tot weerziens,
naar ik hoopl"
Daarmede was den graaf te kennen gegeven,
dat hy kon gaan, maar hy verroerde zich
niet van de plaats.
„Vergeef my, maarschalk," antwoordde hy.
„Ik ben niet in staat, uw bevel ten uitvoer
te brengen."
„Zoo? En waarom Diet?" Wegens die
schrammen daar aan uw linkerhand?"
„Neen! Beklaag my, maarschalk 1 Ik heb
geen degen meer, dien ik in Frankryks dienst
mag dragen. Ik ben krygsgovangene."
Hy deelde Napoleon en den maarschalk
alles mede, en wees er op, dat hy alleen
daarom op zijn eerewoord teruggegaan was,
om, overeenkomstig het bevel, den uitslag
van den aanval der chasseurs te berichten.
Dit was geschied, en by zou nu datgene
nakomen, wat zyn eerewoord hem opge
legd had.
Mac Mahon scheen dit begrypeiyk te vinden.
Napoleon echter schudde glimlachend het
hoofd.
„Denk daar niet aan, waarde graaf 1" zeide
hy. „Frankryk en ik, wy kunnen zulk een
man niet missen."
„Maar myn eerewoord, sirel"
„Een oude krijgslist. Ook gy hebt u van
haar bediend, om de vryheid te herkrygen."
„Pardon, sire, maar het was geen listl
All9en het bevel, voor uw majesteit op het
rapport te verscbynen, deed my zoo handelen."
„En dat hebt gy don vyand gezegd?"
„Hoe zou ik dat gedurfd hebben? Hy zou
my niet hebben laten gaan."
„Welnu", meende Napoleon, terwyi de
maarschalk, die zich met de ontvangst en
het afzenden van ordonDances bezighield, zich
Diet meer om de zaak bekommerde, „dan
hebt ge u toch van een list, of laten wy
zeggen, van een uitvlucht bediend, om vry
te worden, en neemt de zaak te ernstig op.
Een oerowoord onder zulke omstandigheden l
Ik wed, dat uw vyand er niet aan denkt, dat
gy het zult houden. Voor 't overige moogt
gy dit woord mynentwege gegeven hebben
ik ontsla u van den plicht, dien het u oplegt."
Lahire schrikte. Was dat ernstig gemeend
of was het een beproeving zyDer ridderlyke
gevoelens? Om het even. Hy zag er niet
tegen op, den keizer ronduit te zeggen, dat
alleen hij hem zyn eerewoord kon teruggeven,
wien hy het tegeiyk met zyn degen en zyn
oide gegeven had.
Wordt vervolgd.)