tins. Dinsdag 26 Mei, A°. 189 d?£2g iCoarant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven PINKSTEREN. Leiden, 23 Aïei. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURAUT: Voor Leiden per 3 maandon. 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlyko Hommers6.05. PRIJS DER ADVERTENTIÈN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wof o rvrs Eersle Blad. In alle opzichten verdient het „feest van den vijftigsten dag" onze hoogste belangstelling en waardeering. Wel in de eerste plaats als godsdienstige hoogtydsviering, voor ieder naar zyn belijdenis en de overtuiging, die hem dierbaar is. Ook, omdat het ons tot deelneming uitnoodigt op een tijdstip, dat het ten volle ontwikkeld natuurleven ons blijmoedig stemt, ons met hoop vervult, ons, in meerdere mate nog dan anders, toegankelijk maakt voor den indruk van hetgeen schoon i3 en goed. Maar ook voor het gewone loven heeft Pinksteren ons zeer veel te zeggen. Het spreekt ons van Heiligen Geest, en wy weten het, zelfs de dingen, die tot hot gebied van onze dagel\jksch9 bemoeiingen behooren, zijn dor en doodscli, als er datgene aan ontbreekt, wat we met een ander woord bezieling noemen. Iedere blik, dien we rondom ons slaan, elke persoonlijke ervaring brengt ons tot dezelfde erkenning, dat niet hetgeen wy doen alleen, maar vooral do wijze waarop wy het doen van belang is voor de richtige vervulling van de taak, tot welke wy geroepen zun. En nu is het een doorgaande klacht, dat het thans levend deel der menschheid de hoogere wyding der geestdrift niet meer kent. We zyn, zoo heet het, koel berekenendever- standslieden geworden, die de heerschappy Van het weten en kunnen ten troon verheffen, met het doel om een zoo ruim mogelyken oogst van stoffeiyke voordeelen in te zamelen. Voor hetgotn men placht te houden voor bezittingen van meer biyvenden aard i3 de marktnoteering zeer laag geworden; alleen wat in geldsommen kan worden uitgedrukt of in uiteriyken glans omgezet, behoort tot de courante aitikelon. Spreek tot de menschen, die zoo yverig langs de straten zich spoeden om in te gaan tot hun arbeid, spreek hun van de ideale goederen, als daar zyn toewijding aan het algemeen belang, mensclienmin, vroomheid, vaderlandsliefde, zy zullen u een oogenblik misschien welwillend aanhooren, om u niet voor het hoofd te stooton, maar heel spoedig grypen zy naar hun hoed of zy leggen uw geschrift ter zyde, omdat het ont breekt aan tyd, vooral op gewone dagenenz. Laten wy even zeggen, dat het ook volstrekt niet altyd noodig is, over de groote beginselen, die het zedelyk leven boheerschen, een ver handeling te houden of aan te hooren. Als wy er maar van doordrongen zyn, en zy maar in ons bewustzyn liggen om als vanzelf te voorschyn te treden by onze han delingen, ook zonder dat wy daartoe moeite doen. Het is reeds een bedenkelijk teeken, wanneer we, by do min of meer gewichtige 'daden tot welke onze omstandigheden aan leiding geven, dikwijls gedrongen worden ©nszelven de vraag te stellen19, hetgeen ik op het punt ben te dom, niet in stryd mtt den Heiligen Geest, of, anders uitge drukt: Is het wel goed? Die geest, hy moet zoozeer met ons innerlijk wezen zyn saam- gegroeid, als we het zoo zeggen mogen, dat elke verrichting met onze natuur onbestaanbaar zou wezen, als zy niet het kenmerk van zyn invloed, den stempel van zyn goedkeuring droeg. En voor dat denkbeeld, voor de onbe perkte souvereiniteit van het goede, wordt, zoo zegt men, de geestdrift flauwer,verzwakt cok de geestkracht, die noodig is om het in den stryd tegen de machten der zelfzucht, ongeschonden te bewaren. Ta dat zoo "Worden platheid en laksheid de kentee- kenen eener eeuw, die voor het overige de beschaving meer heeft vooruitgebracht dan vele andere te zamen? Kan men met recht beweren, dat al wat maar treedt buiten het kader derprozaïsch-practische beslommeringen, met schouderophalen bejegend of onder spot tend gelach nsdorgeduwd wordt? Is het dogma van nul ik houd er één de dryfkracht ge- wordsn, die de menschen opzweept tot ver- boogde krachtsinspanning, de leus onder welke wy in den stryd des levens denken to zegevieren? Het kan niet waar zyn en is ook niet waar. Al overstelpt ons een stortvloed van verschynselen, waaruit zou zyn af te leiden dat de Heilige Geest in de menschheid is uitgebluscht, wy stellen daartegenover wat een eerlyko waarneming van het maatschap- peiyk en individueel leven doet ontdekken. Diep en zwart en uitgebreid zyn, wy erkennen het, de schaduwen, maar het licht is de meerdere. Hel is werkelijk geen moeilyke taak, den vooruitgang op zedelyk gebieJ te loochenen en die ontkenning met kracht van bewyzen te staven; maar ziet toch eens, hoeveel duizenden mannen en vrouwen van de meest uitoenlooponde goisóienstrichtingen en misschien mcenende, op geheel anderen bodem ta staan dan hun modewerkers op ander terrein, zyn daar bezig, met onver droten vlyt, cn zonder op eigen belangen te letten, aan den opbouw van het geluk hunner naasten, gedreven door don geest, die hun wil geleld heeft op hot pad, waar het hoogste geluk te vinden is! Geen geestdrift, zegt ge? Maar de eeuwige beginselen van recht en billykheid, de verheven denkbeelden van liefde en vrede, van verdraagzaamheid en broederzin, ze worden gepredikt met het woord en verbreid met de daad, krachtiger dan ooit te voren. Geen toewyding aan het algemeen belang? Maar ziet toch eens, hoe de instellingen zich vermenigvuldigen, die tot stand zyn gebracht om in eenige maatschappelyke behoefte te voorzien, en durf dan beweren dat in vroegere jaren grootere deelen van de optrengst des gemeenschappelyken arbeids zyn aangewend geworden ten behoeve dergenen, voor wie ondersteuning door meer bevoorrechten een voorwaarde van behoud is. Dat is een begin van meer algemeene toe passing van de groote levenswaarheid, die, van hemelschen oorsprong, do menschen zal maken tot hetgeen zy zijn moeten, die ben, langs den eenig mogelyken weg, dien der broederliefde, tot God zal brengen. E?n begin. Want dat is ook een der eigene bekoorlykheden van ons Pinksterfeest, dat het vooral het oog richt op de toekomst. Het is een feest der hoop, gegrond op vertrouwen. Het laatste verlevendigd door hetgeen reeds verkregen is, de eersto versterkt door het besef van al het grootsche, waartoe de mensch van goeden wil in staat is. De pessimisten onder ons, zy die voortdurend wyzen op de onvolkomenheden van onzen tyd, zy zullen ons hun conclusie niet opdringen datdezedeiyke vooruitgang een fictie is en erkenning van de majesteit der zelfzucht het. verstandigst besluit zou wezen, maar de feiten, op welke zy zich beroepen, verliezen daarmede niets van hun ernst. Er is schandeiyk veel kwaad in de wereld, en, wy allen, zonder onderscheid, zyn, zoolang we niet do uiterste krachten inspannen om de begeeriykbeid, bron van zooveel leed, tot binnen de perken der betamelykheid terug te brengen, solidair zoowel als persooniyk, voor de voortduring van dat kwaad verant woordelijk. Daartoe is immer stryd te voeren. De krygsman, die met slappe knieën naar de loopplaats gaat en met trage hand naar de wapens grypt, zal tot de overwinning niet veel bydragen; slechts een geestdriftvol optre den kan lauweren doen verwerven. En zelfs, al is het aandeel van onzen arbeid gering, dat wy meer byzonder kunnen geven aan zoogenaamd maatschappelyke verbeteringen, laten we toch vooral niet vergeten dat niet daar alleen de oplossing Jigt van het groote vraagstuk der algemeene toewyding. Elk afzonderlijk hebben we te werken, in kleinen kring meest, en met eenvoudige mid delen, doch, als de bezieling van het plicht besef onze dagtaak verlevendigt, dan is het, in de nederigste woning, dikwyls Pinksteren. Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws. over het verzoek van den heer E. A. H. Seipgens, om ontslag als lceraar in het Duitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, wegens ziekte, met de rapporten van de Commissie van Toszicht op de scholen voor Midddbaar Onderwys en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwys. Zy geven in over weging, aau adressant het gevraagd eervol ontslag te verleenen met ingang van 1 Juni a. s. In de tweede plaats kunnen zy mededeelen dat de heer Seipgens na bekomen eervol ont slag slechts aanspraak kan makon op een pensioen ten bedrage van ƒ470.55 'sjaars, ten gevolge waarvan hij in zeer zorgvollen geldelyken toestand zou gebracht worden. Met de Commissie van Toezicht komt het B. en Ws. voor, dat er in dit by zonder g^val alleszins termen bestaan tot het verleenen van eenige toelage uit do gemeentekas en wel tot zoodanig bedrag, dat hem, mtt in begrip van het pensioen, een jaarlyksch in komen van ƒ1100 worde verzekerd, zynde de helft van zyn tegenwoordige jaarwedde. Zy geven mitsdien in de tweede plaats in overweging, aan don heer S.-ipgens, tot weder- opzeggons, eene toelage van 629.45 per jaar uit de gemeentekas te verleenen, in gaande 1 Juni a. s. By gemeenteraadsbesluit van 22 Februari 1894 werd by de regeling van de vob- en vleeschkeuring o. m. bepaald, dat zullen worden aangesteld acht keurmeesters, tevens ambte naren by de Ryksbelastingen, welk cijfer ge grond was op bet destyds aanwezig aantal ambtenaren by de Ryksbelastingen. Inmiddels is dat aantal ambtenaren veranderiyk, en be draagt dit nu eens minder en dan eens meer dan acht, terwyi er thans negen als zoodanig in functie zyn. Zoolang het keurraeesterschap wordt op gedragen aan de Ryksambtonaren, moeten, met h6t oog op een geregelden dienst, zoo wel wat den Rijksdienst als de keuriDg be treft, uit den aard der zaak allen met de keuring van vee en vleesch worden belast. B. en Ws. geven den gemeenteraad mitsdien in overweging met wyziging in zooverre van het aangehaalde Raadsbesluit van 22 Februari 1894, te besluiten dat zullen worden aan gesteld acht a tien keurmeesters van vee en vleesch, tevens ambtenaren bij de Ryksbe lastingen. ïn de Raadszitting van 22 Juni 1893 werd dan ook reeds bepaald, dat zouden worden aangesteld negen a tien keurmeesters. Overigens kunnen B. en Ws. mededeelen, dat door den inspecteur der vee- en vleesch keuring op eene reorganisatie van dien tak van dienst is aangedrongen, welk plan door hun college in overweging wordt genomen. In de Verordening van 11 Novemb.r 1880, regelende het getal, de jaarwedden, de benoeming en het ontslag der leeraressen en leeraren aan do Hoogere Burgerschool voor Mebjes alhier, gowyzigJ by verordening van 25 Augustus/6 September 1881, is bepaald sub. c 2o. voor 1 leeraar in de natuur- en schtikunde 1000. Vermits het wenschtiyk is de bevoegdheid te behouden om ook een leerares voor dit vak te kunnen aanstellen (zooals blykt uit hunne voordracht van heden voor de be noeming van een leerares in de natuur- en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Mtisjes) geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging de aangehaalde bepaling der Verordening te lezen als volgt: Art. 1 c 2o. voor een leeraar of leerares in de natuur- en scheikunde 1000. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen de rekening van de dd. Schuttertf over 1895 en adviseert die voor- loopig vast te stelleD, in ontvangst en uit gaaf op 8945.42s. By de to Ter-Aar gehouden vergadering van ingelanden van den Uit-Eindschen en Middelpolder, is in de plaats van wyien den heer C. J. Kempenaar tot bestuurslid gekozen de heer B. H. Kroon. De heer J. Doorenbos, predikant te Bar- neveld, heeft voor de beroeping by de Ned. Herv. Gemeente te Tor Aar bedankt. Aan de inspectie van verlofgangers der landmacht, op 4 Juni a.s. des vooim. te 10 uren te Katwyk aan den Ryn te houden, zullen zich voor de gemeente Katwyk 66 verlofgangers moeten aanmelden. De vastgestelde begrooting der uitgaven en ontvangsten van den OulendykscLen (en Plas) Polder, te Woubrugge, voor het dienst jaar 1896, bedraagt aan iDkomsten en ui!ga ven elk 4665.10. De gewone omslag is be paald op ƒ5.75 en de halve omslag op 2.87* per hectare. De Secretarie der gemeente Oegstgeest is voor den Burgerlyken Stand op 2den Pinkster dag geopend van 1 2 uren. De keuring van paarden voor den krijgs dienst zal voor de gemeenten Stompwyk en Veur plaats hebben op Maandag 15 en Dins dag 16 Juni a.s. Voor het akte examen L. O. is geslaagd de heer J. Griffioen, van Z wammerdam. Na eene geanimeerde discussie werd in de gistermiddag te Gouda gehouden Raads vergadering de concessie, tot aanleg en exploi tatie van een telephoon, in die gemeente ver leend aan den heer A. K. v. d. Garden aldaar. Tot leeraar in de Hoogduitsche taal aan bet gymnasium daar ter stede werd benoemd de heer A. J. Postma, te Sneek. Het stoffeiyk overschot van het te 's Gravenhage overleden oud-lid der Indische Rekenkamer, den heer E. P. C. Sol, zal a. s. Maandag, te 11 uren 's voormiddags, worden ter aarde besteld op de begraafplaats „Nieuw- Eik en Duinen." De gepensionneerde ritmeester J. P. Wyn- stroom zal Maandag-Damiddag te 1 uur op „Oud Eik en-Duinen" worden begraven. Da „Standaard" meldde Donderdag het overlyden van ds. Tb. H. N.ibuys, te Zeist. Dit bericht is, naar men aan het „Utr. Dbl." mee deelt, onjuist. Woensdag woonde ds. N^huys te Utrecht nog de vergadering van het hoofd bestuur van de Utr. Zendingvereeniging by, en evenzeer eene vergadering van den ring Tienhoven. De aandacht wordt gevestigd op het groot nationaal zangersfeest, hetwelk vanwege den Bond van Christ, zangveresnigingen in Neder land den lSden Juni a.s. te Middachlen staat gehouden te worden. Zullen op 1 Juli in het Oranjewoud by Heerenveen, en op 5 Augustus by Amersfoort, christ. zangersfeesten op kleiner schaal gevierd worden, het c-igenlyke Bondsfeest heeft op 18 Juni (Waterloo-dag) plaats, op het schoone landgoed van mevr. de douair. gravinne Bentinckvan Midaachten. De twintig nummers, die in het programma zyn vermeld, zullen, met begeleiding van kop.-r, worden uitgevoerd door oen koor van ruim 1300 zangers en zangeressen, leden var verschillende by den bond aangesloten vereo- nigingen. De leiding van dit groote koor is opgedragen aan den heer J. Godefroy, muziek directeur te Steonwyk. In de pauze worden korte toespraken gehouden door de hoeren ör. J. J. Van Noort, Ned. herv. predikant te Amsterdam, en door ds. F. G. Petersen, geref. predikant te Oude Pekela. Het stoomschip „Bromo", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 21 Mei van Aden; de „Prins Hendrik" arriveerde 22 Mei van Batavia te Amsterdam; de „Werkendam" arriveerde 22 Mei van Nieuw-York te Rot terdam. J?" eixlllet; «oxs.. EEM EEREWOORD. Het was een waarachtige vlucht voor den dood. Hy zat den ruiter om zoo te zeggen op den nek. Hageldicht sloegen kogels van allerlei aard vóór en achter hem in. Hy werd aan den arm, zyn paard aan den nek gewond on suisde, toom en teugel verachtend, midden in een infanterie-colonne. Da soldaten maakten aanstalten, om het schuw geworden dier op te vangen, maar de officieren verboden het hun. Lahire werd zeker voor een ordonnans gohouden, die gewichtige berichten naar Medole moest brengen, waar zich sedert eenige uren het keizeriyk hoofdkwartier bevond. Daar, aan den ingang van het onaanzien- ïyke dorp, onder een groep moerbeiboomen, die slechts weinig schaduw gaven, bevond zich een groot aantal bereden officieren. Alle uniformen van' het Fransche en Sardinische leger waren vertegenwoordigd. Eveneens alle graden. Van den vergrysden generaal tot den bloodjongen luitenant, elko rang bad één of meer vertegenwoordigers in deze groep, die het middelpunt van het krygstooneel scheen te zyn, waarin een der gezegendste oorden van Boven-Italië heden veranderd was. Van de beide mannen evenwel, die eenige passen van de groep af stonden, was die in de roode, van goud blinkende uniform, de leider van het bloedige schouwspel, Mac Mahon, maarschalk van Frankryk; de andere de bo- werker van den oorlog, Napoleon III, keizer der Franschen. Zyn politiek had de gebeurtenissen van dezen dag uitgelokt en wee hem, als zij met de overwinning der Oostenryksche wapens mochten eindigen I De stralenkrans der macht, die hem omgaf en hem destyds de bestuur der van Europa's lot deed schynen, z,ou ver loren zyn, en de Paryzenaars zouden hem een zeer onaangename ontvangst bereid heb ben, altyd als zy hem vergund hadden, in de hoofdstad van Fraükryk terug te keeren. Voor hem stond dus, zoo niet alles, dan toch zeer veel op het spel, en daarom was hy zoo bleek; daarom staarde hy, inwendig bevend, in de verte, waar de dobbelsteonon rolden. Wat hy zag, beviel hem zeker niet. Hy zag namelyk door den verrekyker grooto Fransche infantoriecolonnes zich achterwaarts bewegen en wat was dat retireerde daar cavalerie naar Castiglione? En het vuur der Oostenrykers werd sterker en kwam nader. Reeds sloegen enkele kogels zywaarts van Modole in, en tusschen San Cassiano en Camorino, dus reeds in den rug der Fransche linie, doken, duideiyk herkenbaar, de ge vreesde Oostenryksche huzaren op. Wat had dat te betoekenen? Was de slag orde doorgebroken? Stond het slecht met het leger? Hadden de laatst genomen maatrege len, waarvan men zulke groote verwachtingen gekoesterd had, geen succes gehad? Dat waren de vragen, waarop Napoleon antwoord wilde hebben. Maar de maarschalk kon het hem oogenblikkelyk niet geven. Hy zag alleen, wat de keizer ook zag, en was niet in staat, zich vóór do ontvangst der nieuwste berichten over den stand van den slag uit to spreken. Doch binnen eenige minuten zou by zekerheid krygen, want reeds kwam daar een officier op een met schuim bedekt ros aangereden. Ook Napoleon richtte zyn verrekyker op den ruiter. „Een chasseur d'Afriquel" zeide hy. „Wat zullen wy booren?" „Geen Jobstyding, sire 1" antwoordde Mac Mahon. „Ik beval graaf Lahire, uw majesteit den uitslag van den aanval onmiddellyk te berichten, en daar komt hy aan. Dat beteekent overwinning I" Napoleon gaf geen antwoord. Zyn gezicht was merkbaar verduisterd en bevend zag hy de komst van den ruiter tegemoet. Eindeiyk stond deze vóór hem. Het was werkelyk graaf Lahire, een goed bekende van Mac Mahon en den keizer. Eerstgenoemde had hem in Afrika en in de Krim, laatstgenoemde in d9 Tuilerieèn leeren waardeeren, waar by vooral in den winter met zyn schitterende gaven een eerste rol gespeeld bad. Velen wilden in hem een gunsteling der keizerin zien en weten, dat deze gunst zich niet zichtbaar, in de gedaante van de gene- raalsepauletten, geopenbaard had, omdat de graaf volstrekt niet geneigd was, een slacht offer van Eugénie'8 toenmalige passie te wor den. Zy trachtte namelyk in dien tyd met een waren hartstocht huwe^jken tot stand te brengen en had ook den graaf een ge schikte party toegedacht, die hy intusschen geweigerd had. Da keizerin was daarom waarschynlyk boos op hem. De keizer evenwel scheen deze ge voelens zyner gemalin blijkbaar Diet te deelen. Met opmerkelyke vriendelykbeid beantwoordde hy de begroeting van den graaf en liet zelfs niets van ongenade bemerken, toen Lahire in korte woorden berichtte, dat de chasseurs, niettegenstaande alle dapperheid, verslagen waren. „Rechts daar ginds verzamelen zy zich juist weer," mengde Mac Mahon zich in het gesprek. „Keer tot hen terug, majoor, en zeg het regimeüt, dat het zich onmiddellyk wreken moet. De vyand moet nu zoo lang geattakeerd worden, totdat hy het onderspit gedolven heeft. Gegroet, majoor, en tot weerziens, naar ik hoopl" Daarmede was den graaf te kennen gegeven, dat hy kon gaan, maar hy verroerde zich niet van de plaats. „Vergeef my, maarschalk," antwoordde hy. „Ik ben niet in staat, uw bevel ten uitvoer te brengen." „Zoo? En waarom Diet?" Wegens die schrammen daar aan uw linkerhand?" „Neen! Beklaag my, maarschalk 1 Ik heb geen degen meer, dien ik in Frankryks dienst mag dragen. Ik ben krygsgovangene." Hy deelde Napoleon en den maarschalk alles mede, en wees er op, dat hy alleen daarom op zijn eerewoord teruggegaan was, om, overeenkomstig het bevel, den uitslag van den aanval der chasseurs te berichten. Dit was geschied, en by zou nu datgene nakomen, wat zyn eerewoord hem opge legd had. Mac Mahon scheen dit begrypeiyk te vinden. Napoleon echter schudde glimlachend het hoofd. „Denk daar niet aan, waarde graaf 1" zeide hy. „Frankryk en ik, wy kunnen zulk een man niet missen." „Maar myn eerewoord, sirel" „Een oude krijgslist. Ook gy hebt u van haar bediend, om de vryheid te herkrygen." „Pardon, sire, maar het was geen listl All9en het bevel, voor uw majesteit op het rapport te verscbynen, deed my zoo handelen." „En dat hebt gy don vyand gezegd?" „Hoe zou ik dat gedurfd hebben? Hy zou my niet hebben laten gaan." „Welnu", meende Napoleon, terwyi de maarschalk, die zich met de ontvangst en het afzenden van ordonDances bezighield, zich Diet meer om de zaak bekommerde, „dan hebt ge u toch van een list, of laten wy zeggen, van een uitvlucht bediend, om vry te worden, en neemt de zaak te ernstig op. Een oerowoord onder zulke omstandigheden l Ik wed, dat uw vyand er niet aan denkt, dat gy het zult houden. Voor 't overige moogt gy dit woord mynentwege gegeven hebben ik ontsla u van den plicht, dien het u oplegt." Lahire schrikte. Was dat ernstig gemeend of was het een beproeving zyDer ridderlyke gevoelens? Om het even. Hy zag er niet tegen op, den keizer ronduit te zeggen, dat alleen hij hem zyn eerewoord kon teruggeven, wien hy het tegeiyk met zyn degen en zyn oide gegeven had. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1