N°. 11110
Vrijdag 3>"> Mei,
A". 1893
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Hoe aan Praktijk te komen
LEIDSCI
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommors
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootero
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
vorrn rnns
Tweede Blad.
In de rubriek „Brieven uit de Hoofdstad" van
de Provinciale Drentsche en Asser Courant
lezen we o. a.
En zoo is mot heerlijken zonneschijn en hel
deren blauwon hemel de zomer tot ons ge
komen en zingt er zelfs een nachtegaal in
het „Vondelpark". De bewoners van het
geannexeerde godeolte van Nieu-
wer-Amstel, voor wie ten minste een
moestuin en groenende grasvelden geen bijzon
dere openbaringen zyn, die een boterbloem
van een madeliefje weten te onderscheiden
en in de Julimaand niet geheel vroemd zyn
aan den reuk van versch hooi, bobben des
nachts voor het eorat de kikvorschen hooren
zingen, wellicht als een humoristische wel
komstgroet aan het reeds thuisgevonden be
schrijvingstol jet voor de inkomstenbelasting
van de gemeente Amsterdam, waartoe zjj nu
de eer hebben te b»hooren.
Wij moeten erkennen, dat de Amsterdam-
sche fiscus met bekwamen spoed heeft ge
arbeid, als wilde hij zich haasten om den
nieuwen burgers den 'meest bemioneltjken
groet te brengen, en waar dezen gohoopt
hadden, dat de nieuwe wet op het personeel
hun de gevolgen der annexatie draaglijk zou
maken, daar worden zij thans nog, nu men
die invoering onbepaald heeft uitgesteld, zoo
veel hooger voor deuren en vensters aange
slagen en moeten zij voor de gemeente 30
opcenten meer betalen.
Laten ze maar hopen op beter I Als de heer
Treub er in slaagt, om met do genaaste
maatschappijen ook haar winsten te naasten,
dan kan de tyd aanbreken, dat ze het oogen-
blik zegenen, toen de Tweede Kamer ze dwoüg
Amsterdammers te worden.
Maar aleer we zóó ver zijn, zal er, wanneer
men voelt hoe de in het beschrijvingsbiljetten
rondzenden zoo welwillende Amsterdamsche
fiscus, waar hij maar eenigszins zeker is van
zijn slachtoffer, kan nijpen, menige verzuch
ting geslaakt worden.
Arme forencen, die voorleden jaar de ver
zenen zoo stout tegen de prikkels sloegen l
Op welken leeftijd naar hot
Gymnasium? zoo luidt het volgende
naschrift var. dr. J. H. Guüning Wzn., rector
van het gymnasium te Zwolle, op het artikel
van den heer S. (evenals dit laatste [Zie ons
vorig Overzichtl voorkomende in Eet Nieuws
van den Dag]:
Het is een verblijdend verschijnsel, dat,
nadat gedurende vele jaren in de pers op
allerlei wijze geklaagd is over de te strenge
eischen bij de admissie-examens tot de gym
nasia, eind-lyk bot bewustzijn ook in ruimeren
kring begint door te dringen, dat dadr do
fjut niet lag. Het opvoeren der examon-
eischen, dat inderdaad hier en daar heeft
plaats gehad, was een middel van zelfver
dediging, door degymnasiën aangegrepen, orn
den toevloed van onbevoegden te stuiten,
Trouwens een middel, dat geheel verkeerd
werkte, want boe meer men de eischen op
voerde, hoe meer de hoofden der voorberei
dende scholen hunne voor 't gymnasium be
stemde leerlingen gingen „klaarmaken,"
waardoor telkens 't gevaar grooter werd, dat
juist minder geschikten werden toegelaten en
gescbikten werden afgewezen, gelijk men ook
zag gebeuren.
Ouders en schoolhoofden kunnen dan ook
niet beter doen, dan do woorden van den
heer S. wel ter harte te nemen: zij zullen
zich daardoor vele teleurstellingen besparen.
Er is echter nog één belangrijk punt, dat
door den heer S. te' voel in de schaduw is
gelaten. Yele kinderen komen te
vroeg op 't gymnasium. Het gymna
siale onderwijs eischt van zijne leerlingen al
heel vroeg, eigenlijk reeds van den aanvang
af, een zekere belangstelling in abstract onder
wijs (!t geen slechts een andere uitdrukking
i3 voor „wetenschappelijken zin"), die by velen
onder verstandige leiding wèl ontwikkeld kan
worden, als men er maar niet te vroeg mee
begiat. Wanneer echter de gymnasiale leer
stof moet worden gegeven aan speeleche
kinderen, die hoegenaamd niet bogrijpen
waarom zy daar op de gymnasiale banken
zitten, en veel liever kapelletjes zouden gaan
vangeD, dan ontwikkelt zich niet zelden in
de laagste klassen een weerzin tegen di9
leerstof, dien de hoogere klassen niet meer
vermogen te overwinnen. Of wel, de leerling,
aio voor de leerstof hoegenaamd geen Inner-
lyke belangstelling heeft, ziet in 'c gymnasium
niets anders dan de voortzetting der lagere
school; hy vermoedt zelfs niet, dat er lang
zamerhand iets anders van hem gevorderd
zal worden dan zoet zyn en zyn werk doen,
dat zyn eigen aandeel aan zyn opleiding boe
langer hoe grooter moet worden, totdat hy
rypt voor zelfstandig onderzoek. Hy is en
blijft schooljoogen, en al wordt hy ook regel
matig van de eene klasse naar de andere
bevorderd, een goed gymnasiast wordt hy
nooit, en waarschyniyk ook nimmer een goed
student.
En toch had by misschien, waarschynlyk
zelfs, beiden kunnen worden, indien men een
paar jaar later met hem begonnen was, op
een leeftyd, waarop hy althans eenigszins in
staat was geweest te begrepen, dat 't gym
nasium iets anders van hem vordert dan de
lagere school.
Het is oen tydlang een soort axioma inde
opvoedkunst geweest, dat men met alles niet
vroeg genoeg kon beginnen: jonge kindoren
leeren immers zoo gemakkolyk! Natuurlek
mos8t op deze overdryving reactie volgen.
Daarenboven is de beteekenis van een klassiel e
opleiding voor onzen tyd ten eenenmale van
karakter veranderd, en wie, lesgov nd in de
oude talen, daarmede geen rekenschap weet
tj houdön, kent de behoeften van zyn tyd
en dus ook van zyn leerlingen niet. Het is
dan ook myn vaste overtuiging, die ik hier
evenwel niet nader kan toelichten, dat het
een groot ongeluk is, dat de inrichting van
ons onderwys de beroepskeuze feiteiyk plaatst
op 12-, 13-jarigen leeftyd, terwijl de natuur,
die de puberteit, die geweldige verandering
in het organisme, eerst doet intredon op 15-,
16-jarigen leeftyd, duidelyk aantoont, dat zy
tot na die periode behoorde uitgesteld te
worden. Ik geloof vast, ja ik weet zekér,
dat, als de gymnasiale cursus eerst op laatst
genoemden leeftyd begon met leerlingen, die
van de drie moderne talen 't formeele onder
de knie baddeD, wy in vier jaren met een
klasei»ko opleidiDg, die niets anders beoogde
dan ontwikkeling van wetenschappelyken zin
en van smaak, veel beter resultaten zouden
verkrygen, dan thans met onze zes jaren,
waarin wy aan onze leerlingen een bont en
halfslachtig onderwys moeten geven, wat
niemand recht onthusiasmeert. Doch aan dezen
„Uebolstand" is vooreerst niets te veranderen.
Wie hem echter erkend heeft, die zal met
alle krachten er naar stroven hem niet nog
erger te maken, maar zyn kwade gevolgen
zooveel mogeiyk te verzachten. Daarom moeten
alleD, wien 't heil onzer kinderen ter harte
gaat en die er iets aan kunnen doeD, 't daar
heen trachten te leidoD, dat de toelatings-
leeftyd tot 't gymnasium gaande
weg verhoogd wordt. Ik zeg: „gaande
weg", want ik verlang geen W6ts- of regle
mentaire bepalingen (die toch altyd weer de
achterdeur der uitzonderingen moeten open
laten staaD)maar ik zou wenschen, dat het
in onze maatschappelyke zeden opgenomen
werd, dat in den regel een jongen eerst na
volbrachten dertienjarigen leeftyd naar 't
gymnasium gaat en dat er niets geen schande
in steekt, om er nog later mede te beginnen.
Natuuriyk zouden vele lagere scholen dan
ook later moeten beginnen; daarom moet aan
de lagere school een goede Fröbelschool voor
afgaan, wat ook om honderd andere redenen
gewenscht is. Hier blijkt, hoe in onderwys-
zaken letteriyk alles met alles samenhangt,
maar blykt tevens, dat myu artikel nim
mer een einde zou nemen, wanneer ik er
geen eind aan maak, 't geen ik by dezen
doe, wel verzekerd, dat er zich naderhand
nog gelegenheden en aanleidingen genoeg
zullon voordoen, om op een en ander terug
te komen.
In een „Militairen Brief" in de Nieuwe
"Rotterdamsche Courant werd de schutter y-
vraag naar aanleiding van de Haagscho
voorvalletjes besproken.
We lazen daarin:
„Wolk een zonderling en schril contrast
tus8chen de droevige parodie op onze mili
taire toestanden, die dezer dagen de schut
tery in de residentie te zien gaf, en do eerbied
afdwingende houding, die onze brave kolo
niale troepen nu weder op het oorlogsveld
v; n Al jeh aan den dag leggen. Hoe is het
mogelyk, dat met dezelfde goede grondstoffen,
ja zelfs met betere dan waarover men soms
ginds beschikt, men bi9r zulke betreurens
waardige resultaten beleeft; terwijl toch met
die grondstoffen een zoo degelyke, betrouw
bare legerreserve in het leven te roepen
ware. Het is dus geen doorslaande waarheid:
„que tar.t vaut l'homme, tant vaut l'institu-
tion"; hier by onzo Nederlandscbe schutterij
gaat die spreuk niet op; de man is goed
genoog te maken, maar 't is de instelling,
die verouderd, versleten, rot is.
„In de laatste jaren is onze schutterij
inderdaad een veelkleurige lappendeken ge
worden, die naast zeer goede, zelfs kostbare
stukken, ook waardelooze lompen vertoont.
Yanlieverlëde toch hadden zich in enkele
gemeenten elementen in de schuttery doen
kennen, die het leger, zoowel in tyden van
binnenland8che beroeringen als in den stryd
tegen den vijand van buiten, tot een niet te
versmadon steun zouden kunnen strekken.
Tot die zich zoo gunstig afstekende fractiën
v^n de schuttery behoorde ook die der resi
dentie, en 'D is ons meermalen hoogst onbillyk
voorgekomen, dat men over haar hetzelfde
ongunstig oordeel, hetzelfde anathema uit
sprak, dat men der gansche schuttery naar
't hoofd slingerde. In die Haagsche schut
tery toch zitten zeer degelyke, betrouwbare
elementenvooral in het kader. Geen wonder
ook. Immers, tal van de beste onderofficieren,
die in de residentie by het keurcorps jaren
lang voorbeeldig hebben gediend, en die juist
daardoor by het verlaten van den dienst zich
o*n goede burgarpoaitie hebben weten te
veroveren, komen in de Haag8che schuttery
te recht, in de volle kracht van den man-
ïyken leeftyd. Het zyn dan menschen gewor
den, die een eigen haard te verdedigen hebben
gekregendie physiek en moreel grooter
weerstandsvermogen bezitten dan de dikwerf
onvoldoend doorvoede, nog niet volwassen
militie.
„Die schuttery telt vooral administratief
een kader van groote bekwaamheid, ser
geanten-majoor, die men in het leger met
leedwezen zag heeDgaan. En ook, ja vooral,
in het officierscorps, treft men vele gewezen
onderofficieren, waaronder, die reeds eenige
jaren op den cursus oen opleiding tot officier
genoten hebben, doch die by de steeds toe
nemende concurrentie in onze dagen niet in
de aanvankelyk gokezen loopbaan slaagden,
in andere takken van staatsdienst of in par
ticuliere betrekkingen in de residentie over
gingen en by de schutterij als officier optraden.
Mannen dus, wien het niet aan voldoende
elementaire militaire kennis, aan begrippen
van tucht, aan geschiktheid voor de subal
terne rangen ODtbreekt. En daameven staan
anderen, by wie gemis van een volledig voor
bereidende school toch nog wordt opgewogen
door de zedelyke kracht van amour-propre,
die uit geboorte, beschaving, familietraditie
voortspruit; een niet te versmaden kracht
in gevaarvolle uren, in tyden van opoffering.
Door samenvoeging van allo geoefende ele
menten van de gelyknamige onderdeelen,
kon zelfs vóór eenige jaren (wellicht nog)
een bataljon van ODgeveer duizend man sterkte
uit de Haagsche schuttery getrokken worden,
dat volledig bewapond en uitgerust in een
achttal uren te mobiliseeren en naar iedere
bsstemmiDg ware te dirigeeren geweest. Een
resultaat, dat met geen ander bataljon van
ons militieleger natuuriyk is te verkrygen,
dewyi immers het grootste gedeelte daarvan
eerst uit zyn haardsteden moet opgeroepen
worden.
„En zulk een distillatie-proces, waarby eGn
kleine bruikbare kern uit de groote massa
gevormd wordt, had men eveneens in de
laatste jaren in andere groote gemeenten
toogepast. "Wat buiten die kern viel, ja, dat
kan men veilig, althans aaüvankeiyk, voor
de landsverdediging als totaal waardeloos
beschouwen; een ongeoefende, nog niet aan
tucht gewende bende, die in de oorlogen van
den nieuweren tyd meer last dan nut aan
brengt. By gelegenheid van die selectioproef
kwam men tot vreemde ontdekkingen, die
schrille contrasten leverden met de goede
gedeelten der dienstdoende schutteryen in
groote gemeenten.
„In een enkele gemeente byv. werd van
do gansche schuttery niets dienstdoende
gevonden dan een sabel, waarmede in de
raadkamer de haard werd opgepookt; in een
kelder lagen verroest de Beaumont-geweren,
door de Regeering voor de schietoefeningen
in gebruik gegeven; in een andere gemeente
werd de gansche schuttery vertegenwoordigd
door een zeventigjarigen kleermaker-korporaal,
die fier alle stukken toekende: „de comman
dant der d.d. schuttery"; weer elders werd
van den heelen schutterlykon plicht zoo
weinig notitie genomen, dat zelfs op papier
die wapenmacht niet behooriyk was gecon
stitueerd; van een nauwkeurig inschryven
en byhoudon der rollen was sinds tyden
geen sprake geweest, en by gebreke aan
het vereisebte getal leden kon zelfs geen
schuttersraad gevormd worden, zoodat vier
schaar en dwangmiddelen ontbraken. Treurige
toestanden inderdaad, die nu wellicht nog
slechts tot de hooge uitzonderingen behooren,
doch waarvan in die dagen een by de
schutterijbelangen betrokken hooggeplaatste
autoriteit cynisch getuigde: „dat dit nu juist
de schutteryen waren, waarvan de Regeering
den minsten last had."
Slot.)
„Sta my toe, dat ik nu myn aanstaanden
schoonzoon, den hooggeleerden dokter Joes-
soef Soliman, aan u voorstel. Het kan natuuriyk
niet by on3 opkomen, een poging te willen
doeD, om een zoo geestigen en scherpzinnigen
schryver te willen foppen. Wy wijden u in
hot geheim in, geven ons op genade en
ongenade aan u over. Dat zal, geloof ik, het
beste zyn."
Hy geleidde den bezoeker naar dokter
Josssoef Soliman, die zich voor den criticus
zonder aarzeling als dokter Robert Bernard
ontpopte.
Janin vernam met belangstelling de reden
dezer comedie, die hem zeer goed beviel,
"want zy scheen hem oorspronkeiyk en voor
het Parysche publiek zeer geschikt te zyn.
„By Esculaap, hot idee is goedl" riep hy.
„Indien ik Scribes talent had, zou ik van
dit gegeven een biyspel maken. Doch daar
ik geen dramatische werken schryf, maar ze
slechts beoordeelen kan, moet ik er my toe
bepalen, een feuilleton over dokter Joessoef
Soliman uit Konstantinopel en diens trouwen
bediende Ali Moestapha te scbryvea. Ge hebt
er, hoop ik, toch niets tegen
„Yolstrekt nietl" zeide Robert. „Dat zal een
groote eer voor ons zyn. Maar zult gy ons
geheim ontmaskeren?"
„Zeker niet! Integendeel, ik zal er naar
trachten het geheim nog wonderlyker, avon-
tuuriyker en romantischer te doen voor
komen."
De drie heeren bleven nog een poos praten.
Daarop ging Janin heen.
„Nu kan ons succes niet meer uitblyven,"
meende Girardet. Een geestig feuilleton over
Joessoef Soliman van Jules Janin in het
„Journal des Dóbats" zal voor ons van buiten
gewoon nut zyn. Want een fijnere en betere
reclame is niet denkbaar.
III.
In zyn beste luim schreef Jules JaDin, in
verband met zyn eigen, gelukkig gecureerde
maagpyn, een belangwekkend feuilleton over
den Turkschen wonderdokter Joessoef Soliman
in de straat S'.-Honoré nummer 31. Toen
het in het „Journal des Dóbats" verscheen,
wekte het by het publiek opzien en de
gewone bewondering, welke den geestigen
schryver altyd ten deel viel.
Nu werd in de voorname wereld de aan
dacht gevestigd op den Turkschen arts. De
publieke nieuwsgierigheid was wakker ge
schud, en ten gevolge daarvan stroomden de
patiënten manneiyke en vrouwelyke naar
hem toe. Hij was eensklaps in de mode ge
komen, en een dokter, die „mode" wordt,
maakt te Parys ongetwyfeld fortuin.
Yan den morgen tot den avond verdrongen
voortaan de menschen zich in de wachtkamer
van den wonderdokter, en Ali Moestapha had
genoog te doen, om de wachtenden te onder
houden, totdat zy, de een na den ander, toe
gelaten werden, om Joessoef Solimans hoog
gewaardeerde adviezen te ontvangen. Het
geld stroomde hem toe, zilveren vijf franks-
stukken en gouden tien- en twintig-frauks-
stukken regende het maar zoo.
Andere Paryschö artsen werden na verloop
van eenige maanden jaloersch. Er ontstond
een kleine samenzwering tegen den onwel-
komen concurrent. Was deze Turk wel een
gediplomeerd ails? Had hy wel het reeht,
zich „doctor in de medicynen" te noemen?
Indien niet, dan moest men hem als kwak
zalver het - handwerk verbieden. Natuuriyk
alleen in het belang van het arme, bedrogen
publiek
Men stelde zich dus met de medische
autoriteit en ook met de politie in verbinding.
Het gevolg was, dat 69n dokter en een com
missaris van politie opdracht kregen, den
Turkschen wonderdokter met betrekking tot
zyn doctorstitel eens behooriyk aan den tand
te voelen.
Do beide heeren begaven zich op zekeren
morgen naar de straat St.-Honoró. Yoor de
woning van Joessoef stonden zeven equipages.
„Zie eens, hoe de zaak van den Turk
prospereert 1" zeide de dokter tot den politie
commissaris. „Zeven koetsen I Zooveel hebben
nooit gelyktijdig voor myn huis gestaan, toen
ik zelf nog de praktyk uitoefende."
Zy gingen naar binnen. In de groote wacht-
kamor zaten ruim twintig personen.
„U ook hier, gravin?" riep de dokter,
terwyl hy de wenkbrauwen fronste.
„Ja," antwoordde een élégante dame, die
er al wat ouderwotsch uitzag; „hier hoop ik
eindeiyk verzachting of geheele wegneming
van myn afschuwelyke migraine te vinden.
Al de Parysche artsen, die ik tot nu toe om
raad vroeg, wisten my niet te helpen."
„Zoo, zoo. Hm."
Nu naderde Ali Moestapha en vroeg, wat
de heeren verlangden. Ze noemden naam en
beroep-.
„Wy zyn dus geen patiënten," verklaarde
de politie commissaris. „Integendeel, wy komen
hier als officiè8le personen, om eens to zien,
wat hier aan de hand is."
„O zool Nu, dan zal ik do eer hebben, de
heeren onmiddeliyk binnen te leiden."
Een patiënt, die juist behandeld was, kwam
met een vergenoegd gezicht en een recept
in de hand uit de kamer. Ali Moestapha
geleidde daarop de beide ambtenaren naar
zyn meester, nadat hy den wachtenden,
onder wie een leveüdig gemurmel en ge
fluister ontstond, verzocht had, een weinig
geduld te bobbenA
„Wat wenschen de heeren?" vroeg Joessoef
Soliman kalm, toen de deur der spreekkamer
achter de ambtenaron gesloten werd. „Neemt
u plaats 1"
„Wy wenschen ons van de rechtmatigheid
van uw doctorstitel te overtuigen," ant
woordde de dokter ernstig.
„Met het grootste genoegen ben Ik tot uw
dienst. Als 't u belieft gelievo deze docu
menten in te zien. Zooals gy daaruit zien
zult, heb ik het doctorsexamen met goed
gevolg afgelegd."
„De documenten staan echter op naam van
Robert Bernhard."
Joessoef Soliman nam haastig zyn pruik en
den langen witten baard af en vertoonde zyn
joDg, lachend gezicht.
„Zooals gy belieft te zien, myne heeren,
is Joessoef Soliman Robert Bernhard l"
„Ah!" riep de dokter verrast.
„Die is goed!" prevelde do commissaris
Van politie verbluft.
„Het is dus een comedie?" zeide daarop
de eerste.
„Inderdaad!" antwoordde dokter Bernhard.
„Ik meende als arts recht flink te zyn, maar
kon als beginner geen praktyk krygen in myn
dierbare vaderstad Parys. Toen raadd9 myn
aanstaande schoonvader, de voormalige be
roemde tooneelspeler Girardet, my aan, onder
het masker van een ouden Turkschen dokter
op te treden, wat dan ook met het beste
gevolg gelukt is. Hemzelven ziet gy daar als
Ali Moestapha."
„Ik ben geheel voldaan over uw inlich
tingen," antwoordde de dokter. „Het idee i3
waarlyk niet slecht. Doch ik vroos, dat hot
geheim niet lang meer bewaard zal biyven."
„Dat vrees ik ook," meende Robert. „Maar
om het even! In elk geval weet men nu wat
ik kan prestoeren."
De beide hoeren gingen heen.
In de wachtkamer vroeg de gravin met de
migraine eenigszins bezorgd: „Er is toch,
hoop ik, geen gevaar by, als men zich aan
den geneeskundigen raad van den Turkschen
dokter toevertrouwt?"
„Yolstrekt niet, gravinantwoordde lachend
de dokter. „Daarvan heb ik my zoo juist
overtuigd: hy is een wetenschappelyk gevormd
arts en zal u in uw belang raden." Deze
inlichting bevredigde blykbaar ook de andere
wachtende patiënten.
Binnen echter zeide Ali Moestapha: „Nu
is onze voordeeligo comedie misschien ton
einde 1"
„Ja," antwoordde Joessoef Soliman. „Het
is vandaag de laatste voorstelling!"
Daarop werden de consultaties op de gewone
wyzo voortgezet.
Werkeiyk brachten de bladen den volgenden
dag berichten over het geval, dat natuuriyk
niet geheim kon blyven, nadat de andere
dokters er van gehoord hadden. Joessoef
Soliman liet hot Turksche vertoon varen en
word weer dokter Robert Bernhard. Daar men
zyn geneeskundige capaciteit had leeren
kennen en waardeeren, bleven tal van patiënten
hem trouw en mettertijd kwamen er nog velen
by, want door zyn geslaagde liet, die den
Paryzonaars beviel, had hy zich wyd ea zyd
bekend en beroemd gemaakt. Hy trouwde
met zyn Margot en bracht het weldra zoo
ver, dat hy, evenals dokter Charpentier, in
oigen equipage kon ryden.