N*. 11107. Maandag IX Mei, A0, 1838 Qeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leidon per 3 maanden. t t Franco por post Afzonderlijke Nommors f ï.io: v„ 0.05. PRIJS DER ADVERTENTTËN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17£. Grootcre letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. 159G 10 Mei 1S96. 'tls drie eeuwen geleden, dat van Tessels ree twee schepen uitvoeren om nogmaals te be proeven, door de Noordelijke IJszee den tocht naar Indiö te wagen. Twöo tochten naar 't Noorden waren reeds mislukt. In 1594 moest Linschoten, by gebrek aan leeftocht, in den herfst terugkeeren, nadat hij voorbij de straat "Waaigat een open vaarwater had gevonden, hetwelk een zekersn weg scheen op te leveren. Zijne gunstige berichten deden by Prins Maurits en Oldenbarnevelt de hoop ontstaan, dat eene tweede onderneming zou slagen. In Juli 1595 namen, op last der Staten Generaal, vijf schepen de reis aan, maar hoogopeengestapelde ijs- schotsen, door een sterken wind westwaarts gestuwd, dreven de schepen telkens naar "Waaigat terug, zoodat men in September besloot weder naar 't vaderland terug te keeren. Nu zagen de Staten er van af dergelijke onder nemingen op 's lands kosten te doen plaats hebben. Zy loofden niettemin een prijs van 25,000 uit voor den eersten schipper, die iangs de noordkust van Azië het beoogde doel zou bereiken. Het volgende jaar waagde de Am3terdamsche regeeririg eene laatste poging en rustte twee schepen uit, waarover het bevel werd opgedragen aan Jacob Van Heems kerk, die den vorigen tocht als opperkommies op bet Amsterdamscho schip had medege maakt, en aan Jan Cornelisz. Ü9 Rijp. Het schijnt dat de Amsterdamsche predi kant Peter Plancius, die als een voornaam zeevaart- en sterrenkundige bekend stond, er vooral toe aangespoord heeft. Hij hield zich overtuigd, dat men de noordoostelijke door vaart zou vinden, indien men slechts don koers meer noordwaarts richtte. Groot achtte men de voordeelen, die deze doorvaart, indien zy werkelijk bestond, boven den weg om de Kaap de Goede Hoop scheen aan te bieden. In het onbekende vaarwater zou men geen Spaansche of Portugeesche oorlogsschepen ontmoeten, terwijl men langs dezen weg een paar duizend mijlen zou uitwinnen. Aan onge stadig weder en strenge koude door hunne veelvuldige betrekkingen met het noorden van Europa gewoon, konden de Nederlandsche schepelingen met minder gevaar (zoo oor deelde men) de ontberingen van een tocht door de IJszee trotseeren, dan de ongewone hitte en de felle ziekten der keerkringslanden, waaraan op de Portugeesche schepen meer dan een tiende der bemanning op elke reis bezweek. Yol moed heschen Heemskerk op wiens schip Willem Barcntsz. als stuurman voer, die aan de beide vorige tochten ook had deel genomen en De Rijp uit en vingen den gedenkwaardigen tocht aan (10 Mei 1596). Nauwoliks waren hij en zijne tochtgenooten er aangekomen, of zij trokken landwaarts in, toen de nacht hen overviel (26 Aug. 1596). Zij waren al te vermoeid, om nog voort te gaan, zoodat zy verplicht waren het matte lijf op den harden grond uit te strekken. Gelukkig voor hen, dat de neervallende sneeuw hen voor de koude beschutte. Kort was even wel hunne rust. De- ijsbeer snuffelde rond en sloop al nader, nu hij vreemden roofbuit rook. Plotseling grijpt hjj één hunner aan en sleurt hem weg. Zy durven zich niet meer neerleg gen, maar blijven staan en waken, tot het licht weer doorbreekt. Nu vlieden z\j naar 't strand en zien, o schrik l het schip verbrijzeld, 't Was om moedeloos te wor den, maar Barentsz. spoorde zijne tochtge nooten aan leeftocht en kruit en geweren uit het scheepshol te dragen. Daarna werden de zeilen afgenomen, houweel en bijl opgezocht en togen allen aan 't werk, om van het ge sloopte schip eene hut te bouwen. Maar tel kens moesten zij den arbeid stakeD, wijl de sneeuw hun in do oogen stoof, ja, aan hun lijf bevroor. Het werk ging dus met groote moeilijk heden gepaard. Intusschen werd er voor ge zorgd de boot, die hen later van zooveel dienst werd, aan land te brengen. Om brand stof in voorraad te hebben, maakten zy sleden, waarmee boomen, van elders afgedreven en nu in het ijs bekneld, werden aangezeuld. Nog was bunne woning niet kant en klaar, of de stikdonkere nacht belette hen voort te arbeiden. Wederom leiden zy zich ter ruste, maar opdat men niet weer een makker zou verlhzen, hielJen zij bij beurte do wacht. B\j 't aanbreken van den dag zett'en z\j den arbeid voort. Eindelijk is, tot bunne blijdschap, de hut gereed. Nu wanen zy zich veilig, maar, helaas I by het morgenschemeren staan een aantal Leren, van den honger gedreven, rondom bet huis. De wanhoop grypt hen aan, maar Barentsz. blijft kalm en spoort hen aan den vyand te bekampen. Hy gaat hun voor, en dra bevinden zy zich om de nok. Het gedierte is verwoed, maar daar knallen de geweren: eenige beren zyn getroffen of liggen te stuip trekken; Andore druipen naar hun hol af. Weldra treedt het volk buiten de hut en stroopt de ruige vellen af, terwyi het smeer en het vet worden vergaard, om daarmee de lamp te branden. Zy hangen de huiden te drogen en maken er pelzen en mutsen van, waarmee zy zich voor de koude beschutten. Het gevaar was alzoo in g luk verke9rd. Menigmaal verlieten zy sedert hunne hut, om naar dryfhout te zoeken of het uit het ys te hakken, maar ook dikwyls overviel hun de duisternis en doolden zy rond, tot het lamplicht, dat zy lieten branden, hun weer den weg wees. Maar altyd moesten zy op hunne hoede zyn, want de ysbeer loerde op hen en besprong eens, vóór zy het geweer konden aanleggen, den achterste en sleurde hem mee. De winterkoude nam gestadig toe en werd zóó hevig, dat het volk niet buiten zou kunnen standhouden, ja, ze deed zich in huis zelfs zóó streng gevoelen, dat de ruwe deuren moesten gesloten, het haardvuur opgehoopt en de minste reten gestopt worden. Zelfs de sneeuw, die van hunne klompen op de vuurplaat afviel, ontdooide niet. De ellende stygt al hooger! De nacht houdt aan, geen morgenlicht gloort. De leeftocht krimpt in: het rantsoen voor eiken dag wordt vastgesteld; de brand wordt uitgezuinigdzelfs de pit wordt gedund, eer ze in de lamp gaat. Maar hoe ook de armoede binnendrir.ge, zy blyven eensgezind. Alleen voor een Zondags- maal bewaren zy nog een stuk vbesch, dat in den ketel op het vuur wordt gekookt. Doch eer zy hot gebruiken, slaan zy den Bybel op, en Gods Heihg Woord schenkt hun troost en Nova-Zembla hoort hen psalmzingen. Konden zy zich in den aanvang nog ver kwikken aan een teug wyn en wisten zy de bange zorgen te verdrijven met een of ander spel; einielyk wordt de lamp niet meer aan gestoken om de olie uit te sparen; dan zit men bedrukt ter neder, terwyl de sneeuw zoo dicht valt, dat de hut tot aan de nok er mee be lekt is. Maar welk eene ontsteltenis grypt hen aanl Barentsz., hun wakkere lot- gonoot, dio hen zoo menigwerf moed had ingesproken, zal het niet lang meer maken, en vraagt aan wie het mocht ontkomen, zyne weduwe te groeten en zyn kroost 's vaders zegen te brengen, waarna hy niet meer is. Veel. ontzaglyk veel hebben zyne tochtge nooten aan hem verloren. Doch niet hij alleen ging hoen, nog meerderen volgen hem in den dood. Zóó hoog klimt zelfs de nood, dat zy om den dood bidden. Maar nu komt er, o wonder 1 weder uitkomst. Het begint weer te schemeren. Zy stame len hun dankgebed en willen de deur uitgaan, maar moeten zLh met de spade in de hand een weg openen. Dan spoeden zy zich naar de hoot, hunne laatste toevlucht. Zy boeien het vaartuig op en breken van de hut af, wat aan de schuit kan gebruikt worden. Nu zeggen zy het huis vaarwel en willen den terugtocht aanvaarden. Doch niet zonder gevaar is by. Na de boot over rots en schots gesleurd te hebben, komen zy weer aan do open zee. Hun leeftocht raakte op, maar zy vonden eieren, mos en lepelblad, waarmee zy zich voedden, en bereikten eindeiyk de Witte Zee. Zy zien in 't rond en daar in de verte ontwaart hun oog den wimpel, waaraan zy zoo gehecht zyn. De mutsen zwaaien! Zy zien hun makker, De Ryp, weer, die op Kola's kust eene schuilplaats had gevonden. Nu is alle ellende vergeten I Vreugde door stroomt hun aller borst. Zy varen met De Ryp weer naar 't vaderland terug. „Verbaasd ontvaDgt do zee de diorbre zwervelingen; Het wolkom haalt hen in, zoo ver hun echreden driDgen; 't Gewoel omsingelt en vertraagt ben. Jong en oad Setialt hun volharding uit on 't wonderbaar behoud, 't Erkentlijk vaderland, door liefde en vreugd gedreven Ntetrit weer zijn kiodren op, die uit don dood herleven Vergoldt hun, juioht hun too, strooit lauwreu voor [hen lieon; En rekent d' uitslag niet, maar telt het doel alleen;' (Tollens.) Leiden, 9 Mei. Het personeel aan de Gereformeerde school aan de Hooigracht alhier (hoofd de heer J. Schaap Hzd.) zal uitgebreid worden. Benoemd zyn tot onderwijzeressen te Delft de dames A. P. H. Serné en J. Kloots, van Leiden. De heer T. Lekkerkerkor, cand. tot dc-n H. Dienst te Zoeterwoude, beroepen predikant by de Ned.-Herv. gemeente te Hagestein, hoopt aldaar zyn dienstwerk te aanvaarden den léden Juni a. s., terwyl by dan des mor gens zal worden bevestigd door den weleer waarden heer J. F. W. Van Troostcnburg de Bruyn, predikant der Ned.-Herv. gemeente te Montfoort. B. en Ws. van Noordwykerhout hebben bekend gemaakt, dat de rykskeuring van paar den in die gemeente, die voor militaire doel einden zullen gerequireerd kunnen word6n, zal plaats hebben op Vrydag 22 Mei a. 3., te halftien 's voormiddags, op het plein voor het raadhuis. 43 paarden zyn hiervoor aangewezen. De rykskeuring van paarden voor den militairen dienst zal in de gemeente Ter-Aar, naby het gsmeentehuis aldaar, plaats hebben op Zaterdag den BOsten Mei a. s de3 mid dags te twaalf uren. En vyftigtal paarden zijn aan de keuring in die gomeente onderworpen. Benoemd is tot onderwyzer aan de Chr. school te Nieuwendyk (Almkerk) de heer F. Boon, onderwijzer aan de Chr. school (Smid- steeg) te Rynsburg. Te Lisse zal voor de inschryving voor de schuttery speciaal zitting worden gehou den ter gemeente secretarie op Woensdag 27 Mei a. s., des voormiddags te 11 uron. Door H. M. de Koningin-Regentos is bekrachtigd de benoeming der prof. H. Kern tot voorzitter, prof. S. A. Naoer tot onder voorzitter der Kon. Academie van Weten schappen, afd. letterkunde; van mr. W. H. De Beaufort, te Leusden, W. P. Groenevoldt, te 's Gravenhage, prof. W. H. Kosters, te Leiden, jhr. mr. A. F. De Sivornin Lohman, te Amsterdam, tot gewone leden; en van de heeren G. Mc. Call Thcall te Kaapstad, en Auguste Barth, te Parijs, tot buitenlandsche leden. De dienst by HH. MM. de Koninginnen op Soestdyk zal met 21 Mei a. s. vervuld worden door jhr. Van Pabst van Bingerden, kamerheer; majoor jhr. Van de Poll, adjudant, en 1ste luitenant jhr. Van Suchtelen van de Haare, ordonnance-officier. De heer F. H. Knobel, consul-generaal voor China met den persoonlyken titel van minister resident, is gisteren in Den Haag aan gekomen in het „Hotel des Indes." Aan hetzelfde hotel is afgestapt de kapitein Haillot, militair attaché by het Fransche ge zantschap alhier. Aan de maskerade te Utrecht zal door ongeveer honderd studenten worden deelge nomen; de stoet wordt aangevuld door ruim zestig anonymi. De kleedyen beloven schitte rend te wordener zullen in den stoet een aantal geharnaste ridders zyn. By koninklyk besluit is aan mr. J. A. Vaillant een pensioen verleend van 2667 's jaars. Goedgekeurd dat W. G. M Eyck van Zuy- licbem, burgemeester van de gemeente Nyeveen, is benoemd tot secretaris dier gemeente. Aan den eervol ontslagen commandeur der bankwerkers by 's Ryks werf te Amsterdam M. J Servaas, met ingang van 1 April 1896, een pensioen verleend van ƒ541 's jaars. E:n pensioen van ƒ100 verleen! aan G. Pappers, weduwe van den gewezen commies lste kl. by 's Ryks belastingen W. Kirchner. Op 2yn verzoek, met ingang van 15 Juni a. s., oervol ontslag verloend aan G. Van Mulukom, als heemraad van het polderdistrict Maas en Waal (Gelderland). Eervol ontslag verleend aan A. Van Loon, op zyn verzoek, als gezworen van den Augus- tapolder (Noord-Brabant). Benoemd tot ontvanger der registratie voor de burgerlyko akten en successierechten te Arnhem mr. P. J. Paet-s, thans ontvanger der registratie en domeinen to Alkmaar. In het artillerie-kamp by Oldebro k zyn gisteren de schietoefeningen met geschut aan gevangen. Op de dagen, dat gevuurd wordt, zijn op eenige goed zichtbare punten rondom hit schiettc-rrein roode vlaggen gehescheh, ter waarschuwing, dat het terrein onveilig en de toegang daartoe verboden is. Te Brussel is overleden dr. J. H. v. d. Broek, gep. off. v. gez. lste kl., ridder van den Ned. Leeuw. Gemengd Nieuws. Op do groote Internationale Hondententoonstelling van de NeJerlandsche Jachtveroenigii g „Nimrod", welke wordt ge houden te Amsterdam in het Paleis voor Vo ksviyt van 8—10 Mei, behaalden o. a. do honden der volgende heeren onderstaande pryzen: De Gordon Setter teef „Flora van Leiden", eigenaar de heer J. M. Helling, alhier, een zeer eerv. verin, in de Oponklasse en ce zeer eerv. verm, met reserve prys in de Limite- klasse; den lsten prya in de Nationale klasse; den lsten prys in do Nieuwelingsklasse. De Iersche terrier „Halma," van den heer N. Cnopius, behaalde een zeer eerv. verm, in de Limite klasse. De dashonden van den heer Fokker „Faust" een 3den prys in de Openklasse en een 3den prys ia de Nieuwelingsklasse; Schnabels „Ilse" oen 3den prys in de Openklasse. De Iersche setter „Milo" van den heer C. J. F. Bognettoau te Leiden behaalde den lsten prys in de Verkoopsklasse. Jeugdklasse. Teven en Reuen. Reserve en zeer eerv. verm. „Nimrod" 7an dr. H. Meur- singe, te Oudshoorn. Zeer eerv. verm. „Diana van Alfen," van idem. Nationale klasse. Reuen en Teven, lste prys „Snip II," van dr. H. Meursinge, te Oudshoorn. Teamklasse. Reserve en zeer eerv. verm. „Nimrod," „Diana van Alfen" en „Snip II," dr. H. Meursinge, te Oudshoorn. Van de werf der gebr. Boot, te Leiderdorp, zyn met good gevolg te water gela ten twee yzeren boeierschepen, gebouwd voor rekening der heeren B. Van Vliet en A. Van Ewyk, te Wageningen, en zyn de kielen ge- 1 gd voor een yzeren Rynschip ter grootte van 130 lasten, voor rekening van den heer W. Kraal Wz., te Rotterdam, en voor een yzeren ^OT^iXXo-toro.., Loelyk, maar gelukkig. 4) Toen Bekendorf Anna de boter presen teerde, zei hij schertsend: „Maar ze is nog niet aangesneden, juffrouw 1" Dat was voor de jongelui het sein tot nieuwe plageryen. „Ach mejuffrouw," riep Licht, „dan moet u nog zeven jaren wachten 1" „Verschrikkeiyk!" zeide Anna. Arno Polding lachie luidkeels; de anderen glimlachten, met uitzondering der gravin, die zich nog altyd met een waaier zat te verfrisschen. „Beter dan zeven jaar te vroeg," ant woordde Emma volkomen slagvaardig en met een blik op Anna. „Bravol" riep de generaal, zóó luid, dat de gravin verschrikt overeind rees. Plotseling richtten zich alle blikken op den assessor, die luid uitbracht: „Of de juffrouw nog zoolang wachten wil, heeft ze geheel aan haar eigen verkiezing." Er trad een oogenblik van verlegenheid in. Eerst langzamerhand kwam er weer gang in 't gesprek. De jongelui giebelden onder elkaar, af en toe wierpen ze vrooiyke blikken op Emma en den assessor en maakten allerlei dubbelzinnige opmerkingen. Ofschoon de gravin verklaarde, dat ze geen stap verder kon, brak het gezelschap na ongeveer een half uur op, om op denjuisten tyd in Halensee te kunnen wezen, waar ze om drie uren dineoren zouden. De volgorde was ongeveer dezelfde als by do heenreis, alleen Arno Polding had het ditmaal zóó weten in te richten, dat hy aan Anna's zyde bleef, terwyl de comtesse de gravin ondersteunde en Bekendorf, die de uitersten beminde, mevrouw Von Oeningen den arm geboden had. Het gesprek tusschen den generaal en den graaf werd op dezelfde wyze voortgezet, by v.: „Hebt u op uw land goed ook reeds met revolutionnaire stroo mingen te kampen?" De graaf met gebogen hoofd en na diep nadenken: „Ook in 't liberale leger over gegaan; kendet gy hem? Walter Erbach. Uit stekende diners, werkeiyk uitstekend lieerlyke lucht!" De generaal: met de sociaal demo cratie op het land De graaf: „Hoe meent u, generaal?" Gerty en Emma wandelden dezen keer met opzet te zamen; 't was of zy by elkaar behoorden. Opnieuw gingen ze een dier vlakten voorbij, waaruit enkele hoogten als vroogere eilanden oprezen. En beiden ruilden ze opnieuw hun meeningen met betrekking tot de uitdroging dezer vlakten, waarover zich toch eenmaal een waterspiegel bewogen moest hebben. Het gelach der jongelui bereikte uit de verte ook hun ooren. Emma dacht aan de plageryen van zoo pas en ergerde zicb. „Waarom gaat ook u niet naar de dames daarvóór?" vroeg ze plotseling. „Ik mag niotl" zei by rustig. „Ik houd mo in 't algemeen liever eenigszins terug. Vandaag zou ik in 't geheel niet mee gekomen wezen, als ik niet gehoord had, dat u Emma bleef een oogenblik staan. „Ik?" zei ze verwonderd. „Ja!" antwoordde hy en zag haar open hartig in de oogen, „met u kan men zich nog onderhouden „Vindt u?" „Ja, u is ten minste ontwikkeld." Een spotachtig lachje speelde er om haar mond. „Ten minste ontwikkeld 1" „Spot u nu ook nog met my?" Een zenuwachtig trekje gleed er over haar gelaat. „Ik ontwikkeld I" Ze bleef staan en wendde zich af. Hij begreep niet precies, hoe hy 't had. Zyn oogen bewogen zich langs haar figuurtje, dat hy bewonderde. „Altyd heeft men my achteruit gezet," zei Emma opgewonden, „van myn kindsheid af, omdat ik laeiyk was. Waarom zou ik het u verzwygen, u kunt het zich immers voor stellen? Daarom ben ik begonnen, myn geestes gaven te ontwikkelen, om toch iets te kunnen prestoeren. Een vertwyfelende angst, dat ik niets zou worden in de wereld, beheerschte my, want ik was eerzuchtig. Ik moest, ik wilde ontwikkeld zyn, omdat ik leeiyk was, ten minste, ontwikkeld, jal Maar ik had niet gedacht, dat u me dat zou laten voelen." Zy zwoeg; haar adem ging sneller door innerlyke opwinding. Rondom haar warme zonneschyn, middagrust, vrede. Na een korte pauze begon by opnieuw, wel is waar op bescheiden, maar toch op besliste wyze: „U ziet me werkeiyk ver wonderd. Zoo was het immers niet bedoeld! Ik zou my over over u weet immers wat ik bedoel ik zou me daarover vroolyk maken Ik Maar zie me dan toch slechts aan 1" Ze gehoorzaamde onwillekeurig en sloeg haar blikken op hem. Zyn oogen schitterden vriendelyk, maar hy was in alle opzichten loelyk. „Nu ja," ging ze voort, „en heeft daarvoor ook niet in u den haat tegen anderen wortel geschoten? En hobt ook gy niet go- zworen, u op hen te wreken met de gaven van uw geest, hen met voeten te treden, zooals u Z9lf met voeten getreden is?" Haar oogen gloeiden. Hy zag haar rustig aan. „Noen," zei hy daarna. „Ik bemin de monschen." „Gy gy beminnen beminnen De woorden bestierven haar in den mond; zy zag naar den man voor haar als naar een wonder. „Ja," antwoordde hy, „en hoewel ik my menigmaal min of meer eenzaam heb gevoeld, volkomen ongelukkig ben ik nooit geweest." Zy scheen dat niet te kunnen geloovon en schudde het hoofd, alsof ze zeggen wilde: „Maak dat aan een ander wysl" „Liefde! Liefde is immers ook niets dan zelfzucht 1" zei ze. „Ik beoefen de zelfzucht op myn manier. "WaDneer u meent met deze zoogenaamde „liefde" meer te bereiken dan met vernuft en verstand, met al de geestelyke wapens, die u gegeven zyn „Ja, dat meen ik. Ik ben gevoelsmensch. Met vernuft en verstand kan ik alleen bewon dering afdwingen, maar geen liefde niet de liefde, die ik bedoel. Naar die liefde echter, raar die overgave, Daar dat gevoel, smacht ik met een innig verlangen. Liefde is zelf zucht, goed, laat ze een zei/zucht wezen, in ieder geval is ze een zelfzucht, die me be vredigt Maar houd het my ten goede we zullen verder gaan, de anderen zyn vooruit en ik verveel u." Emma verroerde zich niet. Ze liet haar oogen over het dal dwalen en zag de zon over het olzenbosch schynen; ze zag naar do donkere r-ynboomen, die achter hot bosch byna tot den hemel schenen te reiken; ze zag naar het blauwe gewelf der onbewolkte lucht, die zich over dat alles uitstrekte. De assessor plaatste zich n3ast haar. Hy vermoedde, wat er omging io heur ziele en dat vervulde hem met inDige biydscbap. Hy zou haar handen gegrepen hebben, hy zou haar aan zyn hart hebben willen drukken zyn teergevoeligheid hield hem er van terug, haar te overrompelen. Hij bedwong zich en zei wat er in hem omging op kalme wyze: „Lieve juffrouw, ik geloof, dat het toeval ons by elkaar gebracht heeft, opdat we elkaar zouden helpen, 's levens lasten te dragen. "We passen, geloof ik, by elkaar, wat geest en gemoed betreft. Het is vooral zeer goed, dat we beiden de nietswaardigheid van al het uiterlyke hebben leeren kennen. {Slot volqt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 9