N*. 11107. Maandag IX Mei, A0, 1838
Qeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leidon per 3 maanden. t t
Franco por post
Afzonderlijke Nommors
f ï.io:
v„ 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17£. Grootcre
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
159G 10 Mei 1S96.
'tls drie eeuwen geleden, dat van Tessels ree
twee schepen uitvoeren om nogmaals te be
proeven, door de Noordelijke IJszee den tocht
naar Indiö te wagen. Twöo tochten naar 't
Noorden waren reeds mislukt. In 1594 moest
Linschoten, by gebrek aan leeftocht, in den
herfst terugkeeren, nadat hij voorbij de straat
"Waaigat een open vaarwater had gevonden,
hetwelk een zekersn weg scheen op te leveren.
Zijne gunstige berichten deden by Prins Maurits
en Oldenbarnevelt de hoop ontstaan, dat eene
tweede onderneming zou slagen. In Juli 1595
namen, op last der Staten Generaal, vijf schepen
de reis aan, maar hoogopeengestapelde ijs-
schotsen, door een sterken wind westwaarts
gestuwd, dreven de schepen telkens naar
"Waaigat terug, zoodat men in September
besloot weder naar 't vaderland terug te keeren.
Nu zagen de Staten er van af dergelijke onder
nemingen op 's lands kosten te doen plaats
hebben. Zy loofden niettemin een prijs van
25,000 uit voor den eersten schipper, die
iangs de noordkust van Azië het beoogde doel
zou bereiken. Het volgende jaar waagde de
Am3terdamsche regeeririg eene laatste poging
en rustte twee schepen uit, waarover het
bevel werd opgedragen aan Jacob Van Heems
kerk, die den vorigen tocht als opperkommies
op bet Amsterdamscho schip had medege
maakt, en aan Jan Cornelisz. Ü9 Rijp.
Het schijnt dat de Amsterdamsche predi
kant Peter Plancius, die als een voornaam
zeevaart- en sterrenkundige bekend stond, er
vooral toe aangespoord heeft. Hij hield zich
overtuigd, dat men de noordoostelijke door
vaart zou vinden, indien men slechts don
koers meer noordwaarts richtte. Groot achtte
men de voordeelen, die deze doorvaart, indien
zy werkelijk bestond, boven den weg om de
Kaap de Goede Hoop scheen aan te bieden.
In het onbekende vaarwater zou men geen
Spaansche of Portugeesche oorlogsschepen
ontmoeten, terwijl men langs dezen weg een
paar duizend mijlen zou uitwinnen. Aan onge
stadig weder en strenge koude door hunne
veelvuldige betrekkingen met het noorden
van Europa gewoon, konden de Nederlandsche
schepelingen met minder gevaar (zoo oor
deelde men) de ontberingen van een tocht
door de IJszee trotseeren, dan de ongewone
hitte en de felle ziekten der keerkringslanden,
waaraan op de Portugeesche schepen meer
dan een tiende der bemanning op elke reis
bezweek.
Yol moed heschen Heemskerk op wiens
schip Willem Barcntsz. als stuurman voer,
die aan de beide vorige tochten ook had deel
genomen en De Rijp uit en vingen den
gedenkwaardigen tocht aan (10 Mei 1596).
Nauwoliks waren hij en zijne tochtgenooten
er aangekomen, of zij trokken landwaarts
in, toen de nacht hen overviel (26 Aug. 1596).
Zij waren al te vermoeid, om nog voort te
gaan, zoodat zy verplicht waren het matte
lijf op den harden grond uit te strekken.
Gelukkig voor hen, dat de neervallende sneeuw
hen voor de koude beschutte. Kort was even
wel hunne rust. De- ijsbeer snuffelde rond en
sloop al nader, nu hij vreemden roofbuit rook.
Plotseling grijpt hjj één hunner aan en sleurt
hem weg. Zy durven zich niet meer neerleg
gen, maar blijven staan en waken, tot
het licht weer doorbreekt. Nu vlieden z\j
naar 't strand en zien, o schrik l het schip
verbrijzeld, 't Was om moedeloos te wor
den, maar Barentsz. spoorde zijne tochtge
nooten aan leeftocht en kruit en geweren uit
het scheepshol te dragen. Daarna werden de
zeilen afgenomen, houweel en bijl opgezocht
en togen allen aan 't werk, om van het ge
sloopte schip eene hut te bouwen. Maar tel
kens moesten zij den arbeid stakeD, wijl de
sneeuw hun in do oogen stoof, ja, aan hun
lijf bevroor.
Het werk ging dus met groote moeilijk
heden gepaard. Intusschen werd er voor ge
zorgd de boot, die hen later van zooveel
dienst werd, aan land te brengen. Om brand
stof in voorraad te hebben, maakten zy sleden,
waarmee boomen, van elders afgedreven en
nu in het ijs bekneld, werden aangezeuld.
Nog was bunne woning niet kant en klaar,
of de stikdonkere nacht belette hen voort te
arbeiden. Wederom leiden zy zich ter ruste,
maar opdat men niet weer een makker zou
verlhzen, hielJen zij bij beurte do wacht. B\j
't aanbreken van den dag zett'en z\j den
arbeid voort.
Eindelijk is, tot bunne blijdschap, de hut
gereed. Nu wanen zy zich veilig, maar, helaas I
by het morgenschemeren staan een aantal
Leren, van den honger gedreven, rondom bet
huis. De wanhoop grypt hen aan, maar
Barentsz. blijft kalm en spoort hen aan den
vyand te bekampen. Hy gaat hun voor, en
dra bevinden zy zich om de nok. Het gedierte
is verwoed, maar daar knallen de geweren:
eenige beren zyn getroffen of liggen te stuip
trekken; Andore druipen naar hun hol af.
Weldra treedt het volk buiten de hut en stroopt
de ruige vellen af, terwyi het smeer en het
vet worden vergaard, om daarmee de lamp te
branden. Zy hangen de huiden te drogen en
maken er pelzen en mutsen van, waarmee
zy zich voor de koude beschutten. Het gevaar
was alzoo in g luk verke9rd.
Menigmaal verlieten zy sedert hunne hut,
om naar dryfhout te zoeken of het uit het
ys te hakken, maar ook dikwyls overviel
hun de duisternis en doolden zy rond, tot
het lamplicht, dat zy lieten branden, hun weer
den weg wees. Maar altyd moesten zy op
hunne hoede zyn, want de ysbeer loerde op
hen en besprong eens, vóór zy het geweer
konden aanleggen, den achterste en sleurde
hem mee.
De winterkoude nam gestadig toe en werd
zóó hevig, dat het volk niet buiten zou kunnen
standhouden, ja, ze deed zich in huis zelfs
zóó streng gevoelen, dat de ruwe deuren
moesten gesloten, het haardvuur opgehoopt
en de minste reten gestopt worden. Zelfs
de sneeuw, die van hunne klompen op de
vuurplaat afviel, ontdooide niet.
De ellende stygt al hooger! De nacht houdt
aan, geen morgenlicht gloort. De leeftocht
krimpt in: het rantsoen voor eiken dag wordt
vastgesteld; de brand wordt uitgezuinigdzelfs
de pit wordt gedund, eer ze in de lamp gaat.
Maar hoe ook de armoede binnendrir.ge, zy
blyven eensgezind. Alleen voor een Zondags-
maal bewaren zy nog een stuk vbesch, dat
in den ketel op het vuur wordt gekookt. Doch
eer zy hot gebruiken, slaan zy den Bybel op,
en Gods Heihg Woord schenkt hun troost en
Nova-Zembla hoort hen psalmzingen.
Konden zy zich in den aanvang nog ver
kwikken aan een teug wyn en wisten zy de
bange zorgen te verdrijven met een of ander
spel; einielyk wordt de lamp niet meer aan
gestoken om de olie uit te sparen; dan zit
men bedrukt ter neder, terwyl de sneeuw
zoo dicht valt, dat de hut tot aan de nok
er mee be lekt is. Maar welk eene ontsteltenis
grypt hen aanl Barentsz., hun wakkere lot-
gonoot, dio hen zoo menigwerf moed had
ingesproken, zal het niet lang meer maken,
en vraagt aan wie het mocht ontkomen,
zyne weduwe te groeten en zyn kroost 's vaders
zegen te brengen, waarna hy niet meer is.
Veel. ontzaglyk veel hebben zyne tochtge
nooten aan hem verloren. Doch niet hij alleen
ging hoen, nog meerderen volgen hem in den
dood. Zóó hoog klimt zelfs de nood, dat zy
om den dood bidden. Maar nu komt er,
o wonder 1 weder uitkomst.
Het begint weer te schemeren. Zy stame
len hun dankgebed en willen de deur uitgaan,
maar moeten zLh met de spade in de hand
een weg openen. Dan spoeden zy zich naar
de hoot, hunne laatste toevlucht. Zy boeien
het vaartuig op en breken van de hut af,
wat aan de schuit kan gebruikt worden. Nu
zeggen zy het huis vaarwel en willen den
terugtocht aanvaarden. Doch niet zonder
gevaar is by. Na de boot over rots en schots
gesleurd te hebben, komen zy weer aan do
open zee. Hun leeftocht raakte op, maar zy
vonden eieren, mos en lepelblad, waarmee zy
zich voedden, en bereikten eindeiyk de Witte
Zee. Zy zien in 't rond en daar in de verte
ontwaart hun oog den wimpel, waaraan zy
zoo gehecht zyn. De mutsen zwaaien! Zy
zien hun makker, De Ryp, weer, die op
Kola's kust eene schuilplaats had gevonden.
Nu is alle ellende vergeten I Vreugde door
stroomt hun aller borst. Zy varen met De
Ryp weer naar 't vaderland terug.
„Verbaasd ontvaDgt do zee de diorbre zwervelingen;
Het wolkom haalt hen in, zoo ver hun echreden driDgen;
't Gewoel omsingelt en vertraagt ben. Jong en oad
Setialt hun volharding uit on 't wonderbaar behoud,
't Erkentlijk vaderland, door liefde en vreugd gedreven
Ntetrit weer zijn kiodren op, die uit don dood herleven
Vergoldt hun, juioht hun too, strooit lauwreu voor
[hen lieon;
En rekent d' uitslag niet, maar telt het doel alleen;'
(Tollens.)
Leiden, 9 Mei.
Het personeel aan de Gereformeerde
school aan de Hooigracht alhier (hoofd de
heer J. Schaap Hzd.) zal uitgebreid worden.
Benoemd zyn tot onderwijzeressen te
Delft de dames A. P. H. Serné en J. Kloots,
van Leiden.
De heer T. Lekkerkerkor, cand. tot dc-n
H. Dienst te Zoeterwoude, beroepen predikant
by de Ned.-Herv. gemeente te Hagestein,
hoopt aldaar zyn dienstwerk te aanvaarden
den léden Juni a. s., terwyl by dan des mor
gens zal worden bevestigd door den weleer
waarden heer J. F. W. Van Troostcnburg de
Bruyn, predikant der Ned.-Herv. gemeente te
Montfoort.
B. en Ws. van Noordwykerhout hebben
bekend gemaakt, dat de rykskeuring van paar
den in die gemeente, die voor militaire doel
einden zullen gerequireerd kunnen word6n,
zal plaats hebben op Vrydag 22 Mei a. 3., te
halftien 's voormiddags, op het plein voor het
raadhuis. 43 paarden zyn hiervoor aangewezen.
De rykskeuring van paarden voor den
militairen dienst zal in de gemeente Ter-Aar,
naby het gsmeentehuis aldaar, plaats hebben
op Zaterdag den BOsten Mei a. s de3 mid
dags te twaalf uren. En vyftigtal paarden zijn
aan de keuring in die gomeente onderworpen.
Benoemd is tot onderwyzer aan de Chr.
school te Nieuwendyk (Almkerk) de heer F.
Boon, onderwijzer aan de Chr. school (Smid-
steeg) te Rynsburg.
Te Lisse zal voor de inschryving voor
de schuttery speciaal zitting worden gehou
den ter gemeente secretarie op Woensdag 27
Mei a. s., des voormiddags te 11 uron.
Door H. M. de Koningin-Regentos is
bekrachtigd de benoeming der prof. H. Kern
tot voorzitter, prof. S. A. Naoer tot onder
voorzitter der Kon. Academie van Weten
schappen, afd. letterkunde; van mr. W. H.
De Beaufort, te Leusden, W. P. Groenevoldt,
te 's Gravenhage, prof. W. H. Kosters, te
Leiden, jhr. mr. A. F. De Sivornin Lohman,
te Amsterdam, tot gewone leden; en van de
heeren G. Mc. Call Thcall te Kaapstad, en
Auguste Barth, te Parijs, tot buitenlandsche
leden.
De dienst by HH. MM. de Koninginnen
op Soestdyk zal met 21 Mei a. s. vervuld
worden door jhr. Van Pabst van Bingerden,
kamerheer; majoor jhr. Van de Poll, adjudant,
en 1ste luitenant jhr. Van Suchtelen van de
Haare, ordonnance-officier.
De heer F. H. Knobel, consul-generaal
voor China met den persoonlyken titel van
minister resident, is gisteren in Den Haag aan
gekomen in het „Hotel des Indes."
Aan hetzelfde hotel is afgestapt de kapitein
Haillot, militair attaché by het Fransche ge
zantschap alhier.
Aan de maskerade te Utrecht zal door
ongeveer honderd studenten worden deelge
nomen; de stoet wordt aangevuld door ruim
zestig anonymi. De kleedyen beloven schitte
rend te wordener zullen in den stoet een
aantal geharnaste ridders zyn.
By koninklyk besluit is aan mr. J. A.
Vaillant een pensioen verleend van 2667
's jaars.
Goedgekeurd dat W. G. M Eyck van Zuy-
licbem, burgemeester van de gemeente Nyeveen,
is benoemd tot secretaris dier gemeente.
Aan den eervol ontslagen commandeur der
bankwerkers by 's Ryks werf te Amsterdam
M. J Servaas, met ingang van 1 April 1896,
een pensioen verleend van ƒ541 's jaars.
E:n pensioen van ƒ100 verleen! aan G.
Pappers, weduwe van den gewezen commies
lste kl. by 's Ryks belastingen W. Kirchner.
Op 2yn verzoek, met ingang van 15 Juni
a. s., oervol ontslag verloend aan G. Van
Mulukom, als heemraad van het polderdistrict
Maas en Waal (Gelderland).
Eervol ontslag verleend aan A. Van Loon,
op zyn verzoek, als gezworen van den Augus-
tapolder (Noord-Brabant).
Benoemd tot ontvanger der registratie voor
de burgerlyko akten en successierechten te
Arnhem mr. P. J. Paet-s, thans ontvanger der
registratie en domeinen to Alkmaar.
In het artillerie-kamp by Oldebro k zyn
gisteren de schietoefeningen met geschut aan
gevangen.
Op de dagen, dat gevuurd wordt, zijn op
eenige goed zichtbare punten rondom hit
schiettc-rrein roode vlaggen gehescheh, ter
waarschuwing, dat het terrein onveilig en de
toegang daartoe verboden is.
Te Brussel is overleden dr. J. H. v. d.
Broek, gep. off. v. gez. lste kl., ridder van
den Ned. Leeuw.
Gemengd Nieuws.
Op do groote Internationale
Hondententoonstelling van de NeJerlandsche
Jachtveroenigii g „Nimrod", welke wordt ge
houden te Amsterdam in het Paleis voor
Vo ksviyt van 8—10 Mei, behaalden o. a. do
honden der volgende heeren onderstaande
pryzen:
De Gordon Setter teef „Flora van Leiden",
eigenaar de heer J. M. Helling, alhier, een
zeer eerv. verin, in de Oponklasse en ce zeer
eerv. verm, met reserve prys in de Limite-
klasse; den lsten prya in de Nationale klasse;
den lsten prys in do Nieuwelingsklasse.
De Iersche terrier „Halma," van den heer
N. Cnopius, behaalde een zeer eerv. verm, in
de Limite klasse.
De dashonden van den heer Fokker „Faust"
een 3den prys in de Openklasse en een 3den
prys ia de Nieuwelingsklasse; Schnabels „Ilse"
oen 3den prys in de Openklasse.
De Iersche setter „Milo" van den heer C.
J. F. Bognettoau te Leiden behaalde den
lsten prys in de Verkoopsklasse.
Jeugdklasse. Teven en Reuen. Reserve en
zeer eerv. verm. „Nimrod" 7an dr. H. Meur-
singe, te Oudshoorn. Zeer eerv. verm. „Diana
van Alfen," van idem.
Nationale klasse. Reuen en Teven, lste
prys „Snip II," van dr. H. Meursinge, te
Oudshoorn.
Teamklasse. Reserve en zeer eerv. verm.
„Nimrod," „Diana van Alfen" en „Snip II,"
dr. H. Meursinge, te Oudshoorn.
Van de werf der gebr. Boot, te
Leiderdorp, zyn met good gevolg te water gela
ten twee yzeren boeierschepen, gebouwd voor
rekening der heeren B. Van Vliet en A. Van
Ewyk, te Wageningen, en zyn de kielen ge-
1 gd voor een yzeren Rynschip ter grootte van
130 lasten, voor rekening van den heer W.
Kraal Wz., te Rotterdam, en voor een yzeren
^OT^iXXo-toro..,
Loelyk, maar gelukkig.
4)
Toen Bekendorf Anna de boter presen
teerde, zei hij schertsend:
„Maar ze is nog niet aangesneden, juffrouw 1"
Dat was voor de jongelui het sein tot nieuwe
plageryen.
„Ach mejuffrouw," riep Licht, „dan moet
u nog zeven jaren wachten 1"
„Verschrikkeiyk!" zeide Anna.
Arno Polding lachie luidkeels; de anderen
glimlachten, met uitzondering der gravin,
die zich nog altyd met een waaier zat te
verfrisschen.
„Beter dan zeven jaar te vroeg," ant
woordde Emma volkomen slagvaardig en met
een blik op Anna.
„Bravol" riep de generaal, zóó luid, dat de
gravin verschrikt overeind rees.
Plotseling richtten zich alle blikken op den
assessor, die luid uitbracht: „Of de juffrouw
nog zoolang wachten wil, heeft ze geheel aan
haar eigen verkiezing."
Er trad een oogenblik van verlegenheid in.
Eerst langzamerhand kwam er weer gang
in 't gesprek. De jongelui giebelden onder
elkaar, af en toe wierpen ze vrooiyke blikken
op Emma en den assessor en maakten allerlei
dubbelzinnige opmerkingen.
Ofschoon de gravin verklaarde, dat ze geen
stap verder kon, brak het gezelschap na
ongeveer een half uur op, om op denjuisten
tyd in Halensee te kunnen wezen, waar ze
om drie uren dineoren zouden.
De volgorde was ongeveer dezelfde als by
do heenreis, alleen Arno Polding had het
ditmaal zóó weten in te richten, dat hy aan
Anna's zyde bleef, terwyl de comtesse de
gravin ondersteunde en Bekendorf, die de
uitersten beminde, mevrouw Von Oeningen
den arm geboden had. Het gesprek tusschen
den generaal en den graaf werd op dezelfde
wyze voortgezet, by v.: „Hebt u op uw land
goed ook reeds met revolutionnaire stroo
mingen te kampen?"
De graaf met gebogen hoofd en na diep
nadenken: „Ook in 't liberale leger over
gegaan; kendet gy hem? Walter Erbach. Uit
stekende diners, werkeiyk uitstekend
lieerlyke lucht!"
De generaal: met de sociaal demo
cratie op het land
De graaf: „Hoe meent u, generaal?"
Gerty en Emma wandelden dezen keer
met opzet te zamen; 't was of zy by elkaar
behoorden.
Opnieuw gingen ze een dier vlakten voorbij,
waaruit enkele hoogten als vroogere eilanden
oprezen.
En beiden ruilden ze opnieuw hun meeningen
met betrekking tot de uitdroging dezer vlakten,
waarover zich toch eenmaal een waterspiegel
bewogen moest hebben.
Het gelach der jongelui bereikte uit de
verte ook hun ooren. Emma dacht aan de
plageryen van zoo pas en ergerde zicb.
„Waarom gaat ook u niet naar de dames
daarvóór?" vroeg ze plotseling.
„Ik mag niotl" zei by rustig. „Ik houd
mo in 't algemeen liever eenigszins terug.
Vandaag zou ik in 't geheel niet mee
gekomen wezen, als ik niet gehoord had,
dat u
Emma bleef een oogenblik staan.
„Ik?" zei ze verwonderd.
„Ja!" antwoordde hy en zag haar open
hartig in de oogen, „met u kan men zich
nog onderhouden
„Vindt u?"
„Ja, u is ten minste ontwikkeld."
Een spotachtig lachje speelde er om haar
mond. „Ten minste ontwikkeld 1" „Spot u nu
ook nog met my?" Een zenuwachtig trekje
gleed er over haar gelaat. „Ik ontwikkeld I"
Ze bleef staan en wendde zich af.
Hij begreep niet precies, hoe hy 't had.
Zyn oogen bewogen zich langs haar figuurtje,
dat hy bewonderde.
„Altyd heeft men my achteruit gezet," zei
Emma opgewonden, „van myn kindsheid af,
omdat ik laeiyk was. Waarom zou ik het
u verzwygen, u kunt het zich immers voor
stellen? Daarom ben ik begonnen, myn geestes
gaven te ontwikkelen, om toch iets te kunnen
prestoeren. Een vertwyfelende angst, dat ik
niets zou worden in de wereld, beheerschte
my, want ik was eerzuchtig. Ik moest, ik
wilde ontwikkeld zyn, omdat ik leeiyk was,
ten minste, ontwikkeld, jal Maar ik had
niet gedacht, dat u me dat zou laten voelen."
Zy zwoeg; haar adem ging sneller door
innerlyke opwinding. Rondom haar warme
zonneschyn, middagrust, vrede.
Na een korte pauze begon by opnieuw,
wel is waar op bescheiden, maar toch op
besliste wyze: „U ziet me werkeiyk ver
wonderd. Zoo was het immers niet bedoeld!
Ik zou my over over u weet immers wat
ik bedoel ik zou me daarover vroolyk
maken Ik Maar zie me dan toch slechts aan 1"
Ze gehoorzaamde onwillekeurig en sloeg
haar blikken op hem. Zyn oogen schitterden
vriendelyk, maar hy was in alle opzichten
loelyk. „Nu ja," ging ze voort, „en heeft
daarvoor ook niet in u den haat tegen anderen
wortel geschoten? En hobt ook gy niet go-
zworen, u op hen te wreken met de gaven
van uw geest, hen met voeten te treden,
zooals u Z9lf met voeten getreden is?" Haar
oogen gloeiden.
Hy zag haar rustig aan. „Noen," zei hy
daarna. „Ik bemin de monschen."
„Gy gy beminnen beminnen De
woorden bestierven haar in den mond; zy
zag naar den man voor haar als naar een
wonder.
„Ja," antwoordde hy, „en hoewel ik my
menigmaal min of meer eenzaam heb gevoeld,
volkomen ongelukkig ben ik nooit geweest."
Zy scheen dat niet te kunnen geloovon en
schudde het hoofd, alsof ze zeggen wilde:
„Maak dat aan een ander wysl"
„Liefde! Liefde is immers ook niets dan
zelfzucht 1" zei ze. „Ik beoefen de zelfzucht op
myn manier. "WaDneer u meent met deze
zoogenaamde „liefde" meer te bereiken dan
met vernuft en verstand, met al de geestelyke
wapens, die u gegeven zyn
„Ja, dat meen ik. Ik ben gevoelsmensch.
Met vernuft en verstand kan ik alleen bewon
dering afdwingen, maar geen liefde niet
de liefde, die ik bedoel. Naar die liefde echter,
raar die overgave, Daar dat gevoel, smacht
ik met een innig verlangen. Liefde is zelf
zucht, goed, laat ze een zei/zucht wezen, in
ieder geval is ze een zelfzucht, die me be
vredigt Maar houd het my ten goede
we zullen verder gaan, de anderen zyn
vooruit en ik verveel u."
Emma verroerde zich niet. Ze liet haar
oogen over het dal dwalen en zag de zon
over het olzenbosch schynen; ze zag naar
do donkere r-ynboomen, die achter hot bosch
byna tot den hemel schenen te reiken; ze
zag naar het blauwe gewelf der onbewolkte
lucht, die zich over dat alles uitstrekte.
De assessor plaatste zich n3ast haar. Hy
vermoedde, wat er omging io heur ziele en
dat vervulde hem met inDige biydscbap. Hy
zou haar handen gegrepen hebben, hy zou
haar aan zyn hart hebben willen drukken
zyn teergevoeligheid hield hem er van terug,
haar te overrompelen. Hij bedwong zich en
zei wat er in hem omging op kalme wyze:
„Lieve juffrouw, ik geloof, dat het toeval
ons by elkaar gebracht heeft, opdat we elkaar
zouden helpen, 's levens lasten te dragen. "We
passen, geloof ik, by elkaar, wat geest en
gemoed betreft. Het is vooral zeer goed, dat
we beiden de nietswaardigheid van al het
uiterlyke hebben leeren kennen.
{Slot volqt.)