N°. 11107
Maandag 11 IMei.
A°.1896
(Bess <§öiirant wordt dagelijks, mei uiisondsmg
van en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F'eijiillotoxi.
Leclyk, maar gelukkig.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZES CCJHAÏT?;
Voor Leidon per 3 maandenf 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers n ns.
PRIJS EKR ADVERTENTIËD7:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend-
Tweede Blad
Een „voorstander van een goed geoefend
leger" deed in de Nieuwe RotLerdamsche Cou
rant eenige onthullingen, zooals de
Arnhemsche Courant ze zou willen noemen
en die dit blad slechts onder reserve over
nam, omdat, zjjn ze waar, niet slechts van
militaire dwaling, maar van ongf-
hoorde geldverspilling zou gespro-
kon moeten worden.
Zooals men weet, komt de infantorie
dezen zomer in het bezit van een nieuw
geweer. Althans een deel van onze man
schappon zal er dan mode bewapend z|jn.
Nu is het üuideiyk, dat die moderne bowape-
ning wil ze althans vruchten dragen even
redig aan de enorme ko3ten, aan de invoe
ring verbondon den miliciens van oudere
lichtingen eerst grondig moet worden onder
wezen.
Geleid9iyk komen daartoe do lichtingen
onder de wapenen. Volgens het Recueil Mili
tairdezer dagen verschenen, zal dit het ge
val z\jn met de lichtingen van de jaren 1892
en 1893 het eerst, en wel van 27 Augustus
tot en met 17 September a. s.
Plus minus 17 oefeningsdagen alzoo.
Nu kan er in 17 dagen vóél, zeer.veel
worden geleerd en zou er, met de bekende
toewijding van officieren en kader, ook veel
aan die beide lichtingen worden geleerd,
doch deze lichtingen zullen onder de wapens
komen niet om in de behandeling van het
geweer van 6.5 mH. geoefend to worden,
maar om manoeuvres op groots, zeer groote
schaal te houden.
By vier regimenten zal dit ten minste het
geval wezen. Toen het tegenwoordige geweer,
model 1871, in een repeteerwapen herscha
pen werd, zag men wyselyk dat jaar van
groote manoeuvres af, en besteedde men het
geld aan de grondige voorbereiding der met
groot verlof zynde lichtingen.
Dit zal thans anders zyn, volgens boven
bedoelden schryver.
En heel anders ook.
Zóó anders, dat het schier ongelooflyk klinkt.
Men oordeele
Zooals boven is medegedeeld, komen de
miliciens den 27sten Augustus onder de
wapenen en wel om vier uren 's namiddags;
die namiddag en het grootste gedeelte van
den volgenden dag (den 28ston) moeten be
steed worden aan het inorde-brengen van
kleeding en wapens, passen en verpassen van
schoenen, ontvangen van kleeding, enz. In
het meest gunstige geval kan dus in den
namiddag van den 28sten geoefend worden,
dat is op Yrjjdag; ook de 29ste, Zaterdag,
is daarvoor beschikbaar, de 30ste is Zondag.
De 31ste is de verjaardag van H. M. de
Koningin en op den 3l3ten beginnen de
regimentsoefeningen. Vóór den aanvang der
regimentsoefeningen hebben de compagnies-
en bataljons-commandanten dus anderhalven
dag beschikbaar, om voor die herhalings
oefeningen opgekomen twee lichtingen mili
ciens, dij drie of twee jaar mei groot v«_rl f
zyn geweest, op de hoogte te brengen van
hunne verplichtingen in de tirailleurlinie, den
ve '!d:enst, het sclieten, hetgevecbtsexerceeren
in do compagnie en het bataljon, enz. Het
houden van öétailoefeningen gedurende de
regimentsoefeningen is met doenlyk, de ver
moeidheid dor niet getrainde troepen belet
zulks. Nu vragen wy, is het geen dwaling,
om met twee ongeoefende lichtingen regiments-
en groote najaarsoefeningen te gaan houden?
Doch er is meer; in dien anderhalven dag
moeten de miliciens van 1892 en 1893 tevens
bekend worden gemaakt met de inrichting,
enz. van het nieuwe geweer, model 1895, en
moeten zy een vyftal schietoefeningen houden.
In vorige jaren kwam er slechts ééno lichting
voor herhalingsoefeningen onder de wapenen,
ongeveer voor den tyd van eene maand, en
liet men die milicions gedurende tien dagen
onder de compagnies- en bataljonscomman
danten oefenen, als voorbereiding tot de regi-
mentsoefeaingen. Dit jaar geeft men daarvoor
anderhalven dag en vordert bovendien, dat
die miliciens, die het grootste gedeelte van
hunne militaire opleiding vergeten hebben, be
kend worden gemaakt, enz. met de inrichting,
enz. van een nieuw geweer, het gewijzigde
exerceeren, de veranderde lading. Zeker is
het, dat het ontwerp der besproken oefeningen
niet getuigt van een practischen zin, doch
wel van onbekendheid met de eischen, die
aan het herhalingsonderwijs van milicions,
die van groot verlof terugkeeren, moeten
worden gesteld.
Groote-mogendheid-speleD, veldslagjes leve
ren met ongeoefende troepen moet ten strengste
worden afgekeurd.
De schryver „hoopt en vertrouwt", dat er
nog verandering in die regeling zal komen.
Wij met hem, zegt de Arnhemsche Courant.
Alleen zouden wy ons ietwat sterker willen
uitdrukken "ën zeggen, dat wy stellig „ver
wachten" dat deze geldverspilling op groote
schaal slechts in bet brein van den inzender
zal biyken te hebben bestaan en er aan mis
verstand moet worden gedacht.
De Standaard schryft:
De reeds zoo dikwyls opgeworpen vraag,
hoe het gevaar te voorkomen, dat zoo telkens
6D telkens niet alleen voor have en goed,
maar, wat veel erger is, ook voor menschen-
levens uit de petroleum voortkomt,
schynt dan eindelyk toch haar afdoende be
antwoording gevonden te hebben.
Dr. De Bruyn althans deelt in de Chcmiker
Zeitung mede, dat petroleum niet altyd ont
vlambaar is, maar dhn alleen, als er do naphtha-
bestanddeelen nog in zitten.
Worden die er uit genomen, dan is de petro
leum niet meer ontvlambaar dan by een
warmte van 40° G.
Kon dus een bepaling worden ingevoerd,
die den verkoop van alle petroleum verbood,
die by lager warmtegraad reeds ontvlamt,
zoo zou, volgens zijn oordeol, alle gevaar ge
weken zyn, en het omvallen van een petro
leumlamp geen gevaar meer kunnen veroor
zaken.
Tnar.s daarentegen schijnt do incest ge
bruikte petrobum reeds by een wr.rmte van
23° C. te ontvlammen, en vandaar, dat er
schier geen petroleumlamp kan omvallen, of
de brandschel moet worden geluid.
Vraagt men nu, of de groote leveranciers
van petroleum dit niet weten, en of uit dien
hoofde eigen conscienti9 ben niet nopen moest,
geen levensgevaarlijke petroleum te verkoopen,
zoo schynt het antwoord metterdaad ni:t te
hunnen gunste te kunnen uitvallen.
Zo schijnen het wel te weten, maar de
schade rist te willen lyden, die de uitzui
vering van de naphtbabestanddeelen voor hen
zou opleveren, te meer, daar, al deed één bet,
de ander toch goedkoopere naphtha-boudende
petroleum aan de markt zou brengen, en dit
voor den botergezinde de markt zou bederven.
Hieruit volgt ook o. i. daghelder, dat, geiyk
Dr. De Bruyn staande houdt, alleen een wette-
lyke bepaling baat kan aanbrengen.
Is het eenmaal verboden om in ons land
napbtha-houdende petroleum te verkoopen of
in opslag te hebben, dan staat de kans voor
alle leveranciers gelijk, en wordt er, evenals
by het verkoopen van vergif, slechts een
maatregel genomen in het belang der bevei
liging van het menschelyk leven.
Het aantal personen, dat ook hier ter stede
(Amsterdam) levend verbrand is by
petroleumbranden, is waarlyk niet gering, en
de statistiek wyst zelfs uit, dat Amsterdam
op deze tragische lyst bovenaan staat; iets,
wat zich ten deela verklaren laat uit de wyze,
waarop Amsterdam gebouwd is.
Dusver nu scheen daartegen geen verweer
middel te vinden te z'yn, en in zooverre kan
men zeggen, dat de overheid tot nu toe ver
ontschuldigd wa9.
Ook in onzen (Amsterdamschen) gemeen
teraad is deze ernstige aangelegenheid meer
dan eens besproken, maar niemand zag een
uitweg.
Mocht echter metterdaad biyken, dat Dr. De
Bruyns theorie opgaat, en de proef hiervan
is zonder moeite to nemen dan zou de over
heid o. i. voortaan niot meer vry uitgaan,
indien zy in verzuim bleef, om een weg in te
slaan, die haar is aangewezen.
Uit het Maandblad tegen Vervalsching
Naar aanleiding van herhaalde klachten
b9treff-.'nde cacaopoeder van zeer slechte
qualiteit, hebben wy een onderzoek te dezer
zake voorloopig in do hoofdstad ingesteld
en do resultaten daarvan zyn zoodanig be
droevend, dat het o. i. inderdaad hoog tyd is,
dat de Regeering zich deze zaak aantrekt.—
Wy lieten monsters koopen in verschillende
winkels en daarbij vragen naar de beste
en de minste qualiteit poedercacao. Wij
ontvingen mengsels, inhoudende wisselende,
zeer groote hoeveelheden meel (sago en aard
appelmeel), dikwyls zonder eenig verband
tusschen qualiteit en prys. Monsters, welke
voor f 0.20 het Nederlandsch ons verkocht
werden, bleken minder vervalscht te zyn dan
enkele andere, tegen f 0.25 genoteerd, zoodat
de gewone bewering van den winkelier, dat
„alle waar naar zyn geld is," hier in het
geheel niet opgaat. Hot resultaat onzer be
vinding is dus, dat hot publiek op schrome-
lyke wyze benadeeld wordt, en dat evenals
zulks reeds lang in het buitenland geschiedt,
e n strenge straf tegen bet vervalschon van
cacao met meaJ, enz. behoort ingevoerd te
worden. Het is duidelyk, dat een krachtig
middel, om aan hét bedrog een eind te makei',
bestaat in het eischen van cacao in verpak
king, indien deze onder garantie van zuiver
heid wordt verkocht, doch zeer velen kunnen
of willen do 'dan eenigszins hoogere pryzen
niet betalen en vragen onverpakte poede -
cacao, met het resultaat, dat zy veel duurder
-uit zyn en vermengd meel in plaats van cacao
voor hun geld ontvangen.
Waar het publiek dus medewerkt tot het
bedrog, moot o. i. de Staat tusschenbeide
treden in het belang van den eeriyken handel.
En wat de opinie van degelyke cacaofabrikan
ten betreft, voor zoover deze ons bekend is,
willen zy niets liever dan een behoorlyko
wettelyke regeling m dit opzicht. De klein
handelaren vragen den fabrikant met veel
meel vermengde cacao, en verontschuldigen
zich door te zeggen, dat het publiek den
prys van zuivere cacao niet betalen wil;
wil de fabrikant qu niet medewerken aan
deze praktyken, dan gaan zy naar een
concurrent, die het wèl do9t en ten slotte
wordt het publiek de dupe.
Mocht onvorhoopt in het medegedeelde geen
aanleiding gevonden worden, om deze zaak
wettelijk te regelen, zoo zal wol niets anders
overblyven dan bekendmaking van de namen
der verkoopers, opdat het publiek ten minste
wete, wat het voor zyn geld by sommige
leveranciers ontvangt. Wy hopen intusschen,
dat onze autoriteiten op wetgevend gebied
aan deze belangryke aangelegenheid ernstig
hare aandacht zullen wyden. Da Hollandsche
cacao heelt een in het buitenland goed ge-
vestigden naam op te houdenlaat men by-
tyds maatregelen nemen, vóór het er mede
gaat, als met de vroeger zoo beroemde Hol
landsche boter en kaas
Uit het Nederlandsch Tijdschrift voor Ge
neeskunde:
Paardonvleesch als voedings
middel. Prof. Esser hield over dit onder
werp eene voordracht, waarbij by het paarden-
vlee8Ch-eten tracht te bevorderen. Hy merkt
op, dat het paardenvleesch vermoedelyk het
eerst door de Scandinaviërs on Germanen als
voedsel werd genuttigd. Zy fokten op heilige
weiden een ras van witte paarden, welke op
de feesten der godin Freya geofferd en als
lievelingsspys gebruikt werden. Mot de in
voering van het christendom nam het
eten van paardenvlaesch meer en meer
af, zoodat in de plaats van een voorkeur
voor dit vlee9ch, gelyk thans nog by de
Tartaren, Kalmukken, Kirgiozen en Chineesche
Mongolen bestaat, een tegenziD, een walging
optrad. Onder de beschaafde Europoesche
landen keerde Denemarken hét eer6t, en
wel gedurende het beleg van Kopenhagen in
1S07, tot het paardenvleesch terug. In
Duitschland werd in de dure jaren van 1S16
1817 voel paardenvleesch gegeten; de p n
werden echter meestal in het geheim geslach
Het slechte jaar 1847 gaf aan prof.
Spinola en den operazanger Blume aanleidiQg,
om t3 Beriyn een paardenslachte op io
richten. Dit had ten gevolge, dat reeds a
een jaar te Beriyn 11 zoodanigo inrichting
werden geopend, waarin gezamenlyk ongeveer
3000 paarden werden geslacht. Essar doet
uitkomen, dat de banvloek, die over het
paardenvleesch werd uitgesproken, nog steeds
niet is opgeheven. Nog altyd bestaat er
tegenzin voor dit vleesch, welke geenszins
zyn grond vindt in een byzonderen smaak
of in de voedingswaarde. Het vooroordeel
tegen paardenvleesch is volgens hem inge
beeld. Hy deelt mede, dat by onderzoekingen,
welko bij in vereeniging met zyn assistenten
en toehoorders verrichtte, niemand in staat
was om, met gesloten oogen, paardenbouillon,
gekookt en gebraden paardenvleesch van
overeenkomstige rundvleeschpreparaten te
onderscheiden. Wel is waar is paardenvleesch
iets zoster, doch dit kenmerk kan door de
toebereiding geheel verdwynen.
In 1866 bodroeg het slachtgewicht der
paarden te Parijs gemiddeld 190 K. G., in
18S1 daarentegen 225 K.G. Esser meent
daaruit te mogen besluiten dat het paarden-
materiaal door het invoeren van het eten
van paardenvleesch zwaarder is geworden.
In de provincie Harmover betaalt men vcor
goed gevoede, groote paarden 100 tot 120
mark, voor minder goed gevoede 40 tot 80
mark. Esser zou het tot een nationaal-
economische aanwinst rekenen, wanneer ia
gevangenissen, werkhuizen en dergelyke in
richtingen, waarin dikwyls Amerikaansch
spek wordt genuttigd, inheemsch paarden
vleesch werd gebruikt. De voeding der men
schen zou daaronder geenszins lyden. Journal
für LandwirlhschaftBand 43; Zeitsclir. fiir
Fleischund MilchhygieneFebr. 1896.)
De Ingenieur bevat een bespreking over
het Regeenngsvoorstel tot wyziging van 't
bestuur der Polytechnische School.
Hot blad vreest, dat van een beheer in den
zin van het voorgestelde curatorium geen
goede vruchten zyn te wachten. Het Regee-
ringsvoorstel heeft ten doel de artikelen 42
en 43 der wet op het middelbaar onderwys
van 2 Mei 1863, die betrekking hebben op
de leeraren en het bestuur der Polytechnische
School, te wyzigen. In de eerste plaats drukt
het blad er zyn bevreemding over uit, dat
de toevoeging aan het lste artikel, „dat voor
elke vacature door curatoren een met redenen
omkleede aanbevelingsiyst aan den minister
van bmnenlandsche zaken wordt aangeboden
in zoover afwykt van het bepaalde ten aan
zien der universiteiten, dat daar de aanbieding
geschiedt: de faculteit gehoord. De hoogleer-
aren moeten terecht ontstemd zyn, mocht do
wet hun directe inmenging by aanbeveling
voor benoemingen onnoodig achten.
Ernstige bezwaren heeft het blad tegen het
voornaamste punt van het voorstelhet instel
len van een curatorium. De minister meent
dat zich aan de Polytechnische School de be-
3)
Glimlachend keerde ze zich om. Maar slechts
ten halve, want ze wist, dat zy er in profiel
nog het voordoeligst uitzag. „Het doet me
genoegeD," zei zo, „dat ook u de natuur
schynt te beminnen."
„Men sluit zich des te inniger by de
natuur aan," antwoordde hy met veel ernst,
„naarmate men minder aansluiting by de
menschen heeft."
Zyn stem had een aangenamen, maniyken
klank.
't Is toch eigenlyk vreemd van hem, dacht
Emma, dat hy zich toch altyd weer tot de
menschen voelt aangetrokken; dat hy ais
een trouwe hond steeds aan de maatschappij
blyft vasthouden, hoewel die hem meer dan
eens te verstaan gaf, dat hy er slechts
geduld wordt. Ze wist niet terstond wat ze
zeggen zou. Maar aangezien ze hem geen
oogenblik in den waan wenschte te laten,
dat ze iets wist van do weinig geachte
plaats, die hy in de maatschappij iDnam en
waarop hy gezinspeeld had, en dat bovendien
de zin zyner woorden door haar begrepen
was, zei ze haastig:
„Hoe heet dit meertje?"
„Ik meen," antwoordde hy, „dat men 't de
kromme Lanke noemt. Maar 'k ben hier voor
de eerste maal. Niettemin durf ik onder
stellen, dat wo hier te doen hebben met een
voortzetting der Hundekehle- en Grunewalds-
meren, alsmede van de andere laagten, die
in dezelfde richting loopen."
„Ik dacht aan iets dergelyks. Daar moet
eens een rivierbed geweest zyn."
„Misschien een zytak van den Havel," vulde
Gerty aan.
„Maar wanneer?"
„In den oertyd waarscbynlijk."
„'t Heeft een breede stroom moeten zyn.
Zie oens, hoe ver die andere lengton ver-
wyderd liggen."
„Zeker, men zou het beeld op dezelfde
wyze voor zich begeeren, als toen het zich
vroeger aan de menschen vertoonde."
„Indien er ten minste menschen waren."
„O zeker, waren die er! In bosch en
stroom bevonden zich de bestaansvoorwaar
den voor den mensch aanwezig, derhalve
bestond hy."
„Maar misschien in zeer onvolkomen ge
daante l Als holbewoner of als oerangoe-
tang?"
„U spot
„Is het niet natuurlyk, dat men spot over
dat, waarvan men nog niet het minste
weet?"
„De spot is niets meer dan een uitdruk
king van onmacht."
„Goed, maar men weet toch
„Men vermoedt!"
„U onderscheidt nauwkeurig. En toch kan
men bepaalde perioden in de ontwikkeling
der aarde aanwyzen."
„Maar de menschen?
„Ja, de menschen 1"
„Dat is het nu juist. We moeten ons hier
mee tevreden stellen, dat we weten, op dit
oogenblik te bestaan; meer niet."
„Per slot van rekening laat ook dat zich
nog betwyfelen!"
„Och kom! 'c Wordt me zoo onstoffelijk te
moede, nu u hierover begint. Ziet u daar
beneden, het voetpad he6ft nog plaats voor
ons beiden."
„Als u het veroorlooft?"
„Ik u het veroorloof? Maar wat ik bidden
mag, wees toch niet zoo bescheiden."
Zy Zög hem van ter zijde aan. Hy toonde
een ernstig gelaat. En boev»Tel zy verwacht
had, dat by lachen zou, beviel die ernst haar.
Zyzelf bad ook zulke oogenblikken gekend,
als de schertsende woorden van anderen, die
een eenigszins vricndelyk tegemoetkomen
verlangden, als die woorden door haar ern
stige gelaatsuitdrukking teruggewezen werden.
Ze wist, dat alleen menschen, die veel door
leefd hebben, juist tegenover zulke nietige
alledaagsche vryheden ernstig en onverschillig
kunnen blyven. Het scheen haar, alsof deze
ernst Gerty reeds tot een tweede natuur
geworden was en ze dacht er aan, hoeveel
hy wel niet inwendig doorgeworsteld moast
hebben, vóór hy zoo ver gekomen was.
„U ziet voortdurend naar den grond," zeide
Emma na eenigen tyd.
„Ja, ik denk er aan, dat de weg bier veel
begaan moet worden, waöt ik zie verschei
dene voeten breed geen enkel grashalmpje
meer", antwoordde Gerty.
„Hissctien," meende Emma, „passeeren hier
dageiyks tal van wandelaars."
„Ja", zei de assessor, „het is de wissel (u
weet, zoo noemt men de vaste paden van het
wild in 't woud), het is de wissel der Ber-
lyners."
„Zeer goed gezegd, en men kan zich nauw
keurig voorstellen, deze met van alles en nog
wat beladen huismoeders, deze dwepende
winkeljuffrouwen en hare begeleiders neen,
het is my vandaag byzonder aangenaam, dat
de Berlynsche „wissel" zoo weinig wande
laars heeft
„En toch heeft het iets imponeerends, als
men aan de geslachten denkt, die bier reeds
gewandeld hebben, voor vyftig, misschien wel
voor honderd jaren, precies als nu, met even
vroolyke gezichten, alleen in de kleederdracht
onzer vaderen
„Ja en toen evenals thans nauwkeurig vol
gens de rij der uitspanningen. Men gaat niet
naar de Grunewaldseo of naar den Niemeis-
tersee, maar naar „Halensee", „Hundekehle",
„Paulsborn", „Onkel Toms Hütte", „Alte
Fischerbütte" u merkt, ik ben er mee op
de hoogte. Een neef leerde ze me voor lange
jaren in deze volgorde kennen en ik leerde
ze van buiten."
„En de neef?"
„Schulden Amerika Kellner."
„Jammer l"
„Nietwaar? Met zulke gavenI Maar by bleef
de uitspanning getrouw."
„Maar hoor eens", sprajt Gerty, „verneem
ik daar geen menschen!"
„"Waar?"
Hy bleef staan. „Ziet u daar dat bord aan
dien boom
„Biljart" O, dat vreeseiyk prozaïsche
zelfs in 't bosch.
Ze bleef staan. „Hcert u wel? Men roept
ons. En daar schemert ook een huis tusschen
de boomen door."
„Inderdaad. We zyn aan de plaats der
bestemming."
Een eenstemmig „Ah!" klonk den komen
den tegemoet. Men had een plaats voor hen
gereserveerd. „Tot straf voor uw wegblyvec
moet ge naast elkaar zitten," zeide Emma.
Arno Poldey, die zich reeds onberispelijk
gefriseerd en zyn handen by de bron go-
wasschen had, lachte kort. Hy gevoelde zich
zeer behaaglyk, omdat hy naast Anna zat.
„De straf" zei Emma, zich met moeite
tot een vnendeiyk lachje dwingend „ia niet
groot, als men een zoo schoonen weg achter
zich heeft."
„Vertel u ons daar eens iets van, „ver
zocht Bekendorf.
„We waren aan de kromme Lanke," bracht
Gerty in 't midden.
„Maar, myn lieve Emma, „zei mevrouw
Van Oeningen bezorgd," „was het daar niet
zeer koud?"
„Neen, alleen maar wat frisch!"
De comtesse, die zich een plaats naast haar
grafeiyke stanagenooten had weten te ver
overen, zag minachtend op Emma neer. Hoe
kon men zich nu alleen met een „slichtwcg"
Gerty in 't bosch begeven!
De drie officieren bey verden zich aan het
ontbyt voortdurend om do kleine Anna Von
Oeningen het hof te maken.
(Wordt vervolgd.)