N*. 11102. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dinsdag 15 Mei. A°. 1898 LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maanden. Franco per post-t Afzonderlijke Nommers r 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Leiden. 4 Mei. Voor een op alle rangen goed bezette zaal gaf gisteravond de Leidsche tooneelvereeniging „Jacob Cats" in den schouwburg weder eene uitvoering, waartoe ditmaal ni3t minder dan drie stukken en stukjes waren gekozen, t. w. „Het Sonnet," blijspel in drie bedrijven door Frederik Van Eedon; „Sidin," drama in éón bedryf door Jan C. De Vos, en „Zij wil niet trouwen," schets uit het Noorsch van Otto H. Móller, vertaald door W. G. Nieuwenkamp. Werd het eerste stuk best gespeeld, er niet mede in overeenstemming was het succes, dat aan deze letterkundige studie of satire, van overdrijvingen niet ontbloot, maar hier en daar toch enkelo gebreken ook juist aan de kaak stellende, ten deel viel. Zeer verdiend waren de bouquetten, welke den beiden mede spelenden dames werden aangeboden. Veel belangstelling wekte „Sidin", dat met de grootste aandacht werd gevolgd, dank zij het spel van bet drietal heeren, dat in dit drama optrad, vooral dat van den Atjeher, wiens spel in de titelrol allesbehalve gemak kelijk was. Het klaverblad behaalde het meest mogelijke succes. Voortreffelijk waren eveneens de dame en de heer, die in het laatste stukje optraden, Zy speelden allerkostelijkst, met veel innigheid, en zetten de kroon op deze uitvoering. Den avond te voren had de Leidsche tooneel- en muziekclub „Advendo" in het schouwburg- lokaal „Vondelhoven" hare achtste uitvoering gegeven. Deze bood, gelijk steods bij dit ge zelschap, veel afwisseling. De verschillende, na het welkomstwoord van den voorzitter, ten gehoore gebrachte werken voor orkest, onder leiding van den heer Noest, getuigden op sprekende wijze andermaal van een belang rijken vooruitgang, zoodat het applaus, het welk aan de verschillende composities ten deel viel, volkomen verdiend was. Door een ander gedeelte der leden werden twee tooneelstukjes opgevoerd: „OnderOns", een dramatisch tafereel door Marcellus Emants, en „Plicht", een dramatische schets in één bedrijf door Justus Van Maurik Jr. Uit de wjjze van vertolken bleek, dat de ook bier optredende werkende leden de tooneelspeel- kunst met vrucht beoefenen, zoodat de waar deering van de zijde der genoodigden niet uitbleef. De dank, door den voorzitter gebracht aan directeur en regisseur, was verdiend. Nog een ander gedeelte van het programma vormden de vocale voordrachten, eerst van een duo („Eh bien, parle.... ma mère") tusschen Don José en Micaela uit Bizets „Carmen", dat door den heer C. A. J. Simonis en mej. C. J. Klikee heel aardig werd gezongen, maar niettemin toch wel met wat meer warmte had mogen worden voorgedragen; terwijl vervolgens genoemde dame na de pauze nog een drietal liederen ten beste gaf: „Maartje van Schalkwijk" van Hol, „Vrijheid" van denzelfde, en „Het breistertje" van Hutschen- ruyter, welke door de ongekunstelde en zui vere voordracht zóó voldeden, dat het laatste moest worden herhaald. De uitvoering werd met een geanimeerd bal besloten, dat de danslustigen nog lang bijeenhield. De kapt. H. A. Russer, van het 4de reg. inf., is benoemd tot kapitein voor speciale diensten te Leiden. In do „Praatjes over Kunst" van Zaterdag avond komt de volgende zinsnede voor: „Ge zult er hst schrijven van Leed in gevoelen." Dat schrijven nu is een drukfout en moet zijn: schrijnen. Bedankt is voor het beroep naar Enter door ds J. H. Willebrands, te Aarlanderveen. De 1ste luit. P. E. Pfeiffer, leeraar by de Cadettenschool te Alkmaar, die 16 September op zijn verzoek eervol uit die functie wordt ontheven, wordt alsdan geplaatst by het 4de reg. inf. to Leiden. De 1ste luit. der inf. M. J. L. Oudshoorn is van zijne detacheering by het O.-I. leger teruggekeerd en wordt weder ingedeeld bij het 2de reg. inf. Door de commissie voor de Rijkskeuring van paarden voor den militairen dienst in het 1ste district van Z.-Holland zal die keuring in de gemeente Alkemade gehouden worden op Woensdag 20 Mei a. s., des namiddags te 2 uren. Doze keuring loopt over 42 paarden, die op de verzamellyst voorkomen onder de nummers 1 - 42. In het belang der eigenaren wordt er op gewezen, dat, bij eventueele ongeschiktheid of verblijf buiten de gemeente van sommige dezer paarden, zy tijdig daarvan opgave heb ben te doen aan den burgemeester, dat, wie eigendunkelijk nalaat of weigert geheel of gedeeltelijk te voldoen aan de vorderingen, hem krachtens de wet op de inkwartieringen, enz. gedaan, of deze voldoening verhindert of belemmert, wordt gestraft met eene geld boete van ten minste 50 cents en ten hoogste 75 gulden. Tol-, veer- en overvaartgeiden, verschuldigd bij gelegenheid van het ter keuring of ter levering aanbieden van paarden, worden aan belanghebbenden vergoed. Verklaringen, daar toe betrekkelijk, zijn ter secretarie kosteloos verkrijgbaar. De commissie bestaat uit: lo. den gep. kapt. der artillerie R. H. Eyssonius de Waal, te '8 Hage, als lid en voorzitter, 2de den kapt. Van Seters, van het 3de reg. veld-art., als lid en plaatsverv. voorzitter, en 3o. den districts-veearts J. F. Laméris, te 's-Gra- venhage, als lid. Plaatsverv. distr.-veoarts is de heer A. Van Leeuwen, te Leiderdorp. Ter inschrijving voor de rustende schut terij van de manlijke ingezetenen der gemeente Alkemade, geboren in 1871, zal ter secretarie meer bepaald gelegenheid worden gegeven op Woensdag 20 Mei a. s., van 10-1 uur. Als tegenschatters voor de personeels belasting dienst 1896/'97 zijn te Alfen aan gewezen de heeren J. Van Lokhorst, K. Van Hellemond en W. Van der Bijl. Gedurende de maand April zijn aan het Rykstelephoonkantoor te Oegstgeest behan deld 77 telegrammen, waarvan 51 ontvangen en 26 verzonden. Tegen de helft van September dezes jaars is er gelegenheid tot plaatsing van leerlingen aan de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen te Amsterdam en te Rotterdam. Die leerlingen genieten van het Rijk huis vesting, voeding, verpleging en onderwijs ge durende twee jaren, ten ware zij zich door wangedrag of door gebleken ongeschiktheid voor de betrekking van vroedvrouw een verder verblijf aan de school onwaardig toonen. Bovendien kunnen eenige uitwonende leer lingen aan de lessen deelnemen. Alleen zij worden opgenomen of kunnen als uitwonende leerlingen worden toegelaten, die eene verklaring overleggen van den voor zitter van den geneeskundigen raad, waaruit blijkt: lo. dat zij van 20 tot 30 jaren oud zijn; 2o. dat hun gedrag eerlijk en onbesproken is3o. dat zy als leerlingen in de verloskunde zijn ingeschreven onder de voorwaarden, vast gesteld bij art. 11 van het kon. besluit van 12 Febr. 1879 (Staatsblad No. 36). Belanghebbenden worden uitgenoodigd van haar verlangen om geplaatst te worden vóór 15 Juli a. s. schriftelijk kennis te geven aan don voorzitter van den geneeskundigen raad van den dienstkring, waarin zjj hare woon plaats hebben, voor Zuid Holland de heer J. Menno Huizinga, te 's Gravenhage. De heer J. Visser, te Almeloo, oud- sergeant majoor van het Oost Indische leger, is, naar de „Tw. Ct." meldt, mot ing .ng van 1 Mei 1896 krachtens machtiging van de Koningin-Weduwe Regentes, werkzaam gesteld aan het departement van koloniën bij den raad adviseur, chef der afdeeling C (militaire zaken). Men zal zich herinneren dat het verzoek van den heer Visser, om voor pensioen in aanmerking te komen, niet kon worden be willigd wegen9 een onwillekeurig begaan verzuim, maar dat de minister van koloniën beloofde hem zoo mogelijk eenige vergoeding te geven. Dit is dus geschied. Naar aanleiding van een incident in de laatste Raadsvergadering te Koog aan de Zaan, hebben de heeren J. Dekker Az. en P. Leguit hun mandaat ter beschikking gesteld der kiezers. De voorzitter moet, volgens mede- deelingen, heftig zjjn uitgevaren tegen den heer Dekker, toen deze een politie-verorde ning een judas-evangelie noemde, en daarna meteen den heer Leguit een verwijt hebben gemaakt over het uitbrengen van zyne stem tegen die verordening. ZG.) De meeting tor nadere bespreking van het door het Nederlandsch Landbouw-Comitó vastgestelde rapport in zake „Heide-ontginnlng en grondverbetering als middel tot verbetering der sociale toestanden," te houden op Woens dag 20 Mei in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage, zal te drie uren geopend worden door den voorzitter van het Nederlandsch Landbouw-Comité; daarna zal de voorzitter der commissie „Ontginning," de heer Löhnis, een inleidend woord spreken, terwijl vervolgens bespreking zal geschieden van de conclusion a. Alle kolonisatie- en dorpsplannen te ver wezenlijken, hetzjj door werkloozen uit de steden, hetzij door boeren of door arbeiders, met het doel om heide ontginning te bevorderen, moet vooral in tyden van landbouw crisis, als wij tegenwoordig beleven, beslist worden ontraden. b. Gewenscht is het, dat provinciale vor- eenigingen, in den geest als de veroeniging: „Door Arbeid tot Verbetering" in Friesland in het leven worden geroepen, waarbij de be staande vereenigingen, met eenigszins analoog doel werkend, zich kunnen aansluiten. De hoofdbesturen, in de verschillende provinciën werkzaam, houden voeling met elkaar. De heeren Le Gras «Sc Haspels hebben besloten het engagement van den heer en mevrouw CoelinghVorderman, die elf jaar aan het gezelschap verbonden zijn hij als requisiteur, zy als actrice dit jaar niet te vernieuwen. Daarentegen zal mevr. Aug. Poolman het volgend seizoen deêl uitmaken van dit ge zelschap. De minister van binnenlandsche zaken brengt ter kennis van belanghebbenden dat te vervullen is de betrekking van leeraar in de Fransche taal aan de Rijks hoogere bur gerschool met driejarigen cursus te Warfum. Jaarwedde f 1200. Zy, die voor deze betrekking in aanmerking wenschen te komen, gelieven zich vóór 16 Mei a. s. aan te melden bij den inspecteur van het middelbaar onderwys, dr. A. T. Van Aken, te 's-Gravenhage. Door den heer W. J De Bordes te Amsterdam is by het gemeentebestuur te Schoonhoven aanvraag gedaan voor eene con cessie tot het oxploiteeren van gasmotor- trammen op eeno lyn GoudaSchoonhoven. Een gezellig feest vierde Zaterdag de vereeniging „Nederland en Oranje", te Berlyn. De gezant toostte op het welzyn der Koningin. De voorzitter, dr. Dubois, sprak den wensch uit, dat, evenals Chnstiaan Huyghens te Parys, prof. Van 't Hoff Nederlandsch ge leerde blyven zal. Deze antwoordde, dat hy dankbaar was hier werkzaam te zyn, maar dat hy de kleine plek gronds, waaraan by alles te danken had, niet vergeten zou: die zal hem dierbaar blyven. (N. R. C.) De Staatscourant van 3/4 dezer bevat de wet van 15 April jl. (Stsbl. 68), betreffende nadere wijziging der wet van 20 Juli 1870 (Stsbl. 131), tot regeling van het veeartseny- kundig Staatstoezicht en de veeartsenykuodige politie. De wyziging betreft art. 24, waarvan het tweede lid gelezen wordt als volgt: „Alvorens tot onteigening ter afmaking over te gaan, benoemt de burgemeester een deskundige om het vee te waardeeren, waarby moet worden in acht genomen, dat voor ver dacht vee de volle waarde, voor vee, door eene besmettelyko ziekte aangetast, ten minste de helft en ten hoogste het volle bedrag der waarde, die het in gezonden toestand zou hebben, wordt berekend, met dien verstande, dat in den algemeenen maatregel van bestuur bedoeld in art. 34, voor elke besnuttelyke ziekte, waarby afmaking plaats heeft, de maatstaf bepaald wordt, naar welken het bedrag voor vee, door die ziekte aangetast, wordt berekend". De gewone audiëntie van den minister van oorlog zal op Donderdag 7 dezer niet plaats hebben. De minister van binnenlandsche zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in den loop der maand Juni of Juli a s. gelegenheid zal worden gegeven tot het afleggen der examens, vermeld in art. 16 der wet van 25 December 1878 en art. 12 van het koninklyk besluit van 12 Febr. 1879, ter verkryging van een getuigschrift als vroedvrouw. Zy zullen worden afgenomen te Rotterdam. Zy, die tot die examens wenschen te worden toegelaten, worden uitgenoodigd daarvan vóór 1 Juni a. s. schriftelyke opgavo te doen aan den inspecteur voor het genees kundig Staatstoezicht, den heer J. Menno Huizinga, te 's-Gravenhage, en by het verzoek om toelating een extract uit de registers van den burgerlyken stand over te leggen, waaruit blykt, dat zy den leeftyd van achttien jaren hebben bereikt, en het bewys, dat zij als leerlingen-vroedvrouw by een geneeskundigen inspecteur zyn ingeschreven, onder de voor waarden, vastgesteld by art. II van vermeld koninklyk besluit, en ten minste tien gewone verlossingen in tegenwoordigheid van een bevoegd verloskundige hier te lande hebben verricht. Sts.-Ct De Duitsche oorlogsschepen „Kurfürst Friedrich "Wilhelm", „Brandenburg", Weissen- burg", „Wurtemberg", Sachsen" en „Würtü" zyn gistermorgen van Nieuwediep vertrokken, met bestemming naar Bergen, via Wilhelms haven. De aviso „Jagd" is achtergebleven, om op de nog komende brieven te wachten. By het verlaten van de reede werden zoowel door het muziekcorps aan boord van het Duitsche admiraalschip als door de marine kapel van Nieuwediep, op het havenhoofd opgesteld, de volksliederen gespeeld. Het stoomschip „Admiral", van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, passeerde 2 Mei Gibraltar; de „Laertes", van Amsterdam naar Java, vertrok 1 Mei van Londende „Maasdam" vertrok 2 Mei van Nieuw-York naar Rotterdam; de „Jason" arriveerde 2 Mei van Batavia via Singapore te IJmuiden; de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 3 Mei te Southampton; de „Soenda", van Batavia naar Amsterdam, passeerde 3 Mei Perim; de „Zaandam" ver trok 2 Mei van Nieuw York naar Amsterdam. De minister van marine heeft den lsten luitenant der mariniers G. Faassen, uit Oost- Indië in Nederland teruggekeerd, ter beschik king gesteld van den commandant van het corps mariniers. By koninklyk besluit is eervol ontslagen mr. W. Van Rossem Bzn., op zyn verzoek, als kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton 's Gravenhage. Aan mr. A P. E. H. Wynans, op zyn verzoek, met ingang van 7 dezer, ontslag verleend als griffier ny het kantongerecht te Venloo. Iii de Lakenh.il. De heer Jac. Van Gils, als exposant, en de heer Verster, die weder eene tentoonstelling tot stand bracht, zouden reden hebben zich te Peuilleton. De koetsier Jakob. „Gy kunt," zeide hy, „my voor ditmaal het werk wel eens uit de hand nemenop een anderen tyd beschikt gy wederkeerig over my „Ga maar onbezorgd heenhernam Jakob „doch vergeet niet, de huisdeur achter je dicht te werpen!" Weinig vermoedende, hen beiden in een zoo noodlottigen toestand te zullen wederzien, groette de stalknecht zyn vrienden tot straks en vertrok. Thans willen wy met den heengaanden knecht het huis verlaten en, met voorbygang van het een en ander, dat hiertusschen zou bebooren, in deze geschiedenis een sprong voorwaarts doen tot daar, waar wy Jakob S., dien wy met den zadelmaker alleen lieten, in de gevangenis weder aantreffen. Hooren wy uit de afgelegde verklaring van Thomas Yan der H., den stalknecht, die als de voornaamste gotuige in de hieruit volgende rechtzaak optrad, in welk een toestand deze man hen beiden wedervond, en welke omstan digheden Jakob S, .jji den kerker brachten. „Nadat ik," luidde hoofdzakelyk die verklaring, „ruim een uur mocht zyn afwezig geweest, kwam ik aan het huis terug. Na tweemalen te hebben aangescheld, werd my eindelyk de deur door myn kameraad, den koetsier, opengedaan. Ik ontzette niet weinig, hem zeer bleek en ontsteld te zien. Het was ook vreeselyk om te aanschouwen, hoe op dat oogenblik een akelige wildheid op zyn gelaat geteekend was. Maar hoe steeg myn ont roering, toen ik, hem nader beschouwende, zyn handen en kleeren met bloed bevlekt zag en aan de linkerzydo van zyn hoofd een wonde ontdekte, waaruit tappelings het bloed vloeide! Ik weet niet, of ik in die eerste ontsteltenis hem naar de oorzaak van dat alles vroeg, schoon het 'my niet moeiiyk viel die te gissen. Voor zooverre ik my herin neren kan, volgde ik hem in myn verwarring half onwillekeurig tot in de keuken, alwaar wy gezeten hadden, en dat was esn schouw spel, dat my immer heugen zal! - Daar lag de zadelmaker F. op den grond uitgestrekt, zwem mende in zyn bloedIk ysde op dat gezicht werktuigiyk terug en zou waarschynlyk van schrik zyn neergevallen, indien ik niet een stoel gegrepen had, welke my, die van ont roering stond te beven, tot steun moest dienen. „Waarmede de koetsier Jakob zich in dien tusschentyd bezighield, weet ik niet; ik had genoeg met myzelven te doen, om by dat verschrikkelyk schouwspel myn aandacht nog by iets anders te kunnen bepalen. Dit kan ik my echter levendig herinneren, dat, toen ik eindelyk zeide: „Myn HemelJakob! waar zyt gy toe gekomen de koetsier uitborst en zeide„God is myn getuige, Thomasik ben daar zoo onschuldig aan als een pasgeboren kind," en my toen veel verwards door elkander verhaalde, waaraan ik zin noch slot kon hechten. Eindelyk begon ik voor eigen ïyfsbehoud beducht te worden. Ik was de eenige getuige by dat akelig tooneel; de beangstigde man kon uit vrees voor ontdek king ook mij op die wyze den mond stoppen. Nu viel my een list in; ik stelde my aan, alsof ik alles, wat hij my van zyn onschuld gezegd had, trouwhartig geloofde, en ried hem dus aan, op heeterdaad gerucht te maken en dat ongeluk onverwyld ter behoorlyker plaatse aan te geven. Deze raad scheen hem te bevallen; hy zelf ging met my eenige buren te hulp roepen; daarna deden wy het gerecht halen, en dat kan getuigen, of niet alles overeenkomstig deze myn verklaring bevonden werd." Tot dusverre de verklaring van den stal knecht Thomas Yan der M. De overige ge tuigen waren, behalve de heelmeester, die het eerst den verslagene geschouwd had, eenige lieden uit de buurt, die door den stal knecht en Jakob geroepen werden, en wier verklaringen eigenlyk niots meer afdeden dan de getuigenis ten aanzien van het laatste gedeelte bevestigen. Als een meer belangryke getuige echter wil ik hier nog aanhalen de beminde van den stalknecht Yan der M., zekere dienst maagd, Wilbelmina B., die ook gehoord werd, en wier verklaring enkel diende ter beves tiging van het feit, dat werkeiyk haar min naar Thomas Yan der M. ruim een uur, geiyk hy verklaard had, achtereenvolgens moest zyn afwezig geweest. Toen namelyk, zooals wy uit de hier boven opgegeven getuigenis van Van der M. zagen, nog dienzelfden avond aan het gerecht van dit voorval werd kennis gegeven, begaf dit zich onmiddeliyk naar het aan gewezen huis en vond daar alles in den toestand, zooals de voornoemde getuige dien had opgegeven. De zadelmaker lag, wentelende in 2yn bloed, op den grond uitgestrekt. Volgens de verklaring zoo van den eerst aanwezigen heelmoester, die, in de buurt woonachtig, reeds vooraf geroepen werd, als van de beide geneesheeren, die met het gerecht waren medegekomen, was alle toe te brongen hulp te laat. De ongelukkige had in de hnkorzyde een steek, welke met kwetsing van eenige mindere deelen hem het hart geraakt hadde doodelyke wonde was met een gewoon, doch spits toeloopend en scherp snijdend tafelmes toegebracht; dit werd naast den verslagene op den grond gevonden en zoowel door den stalknecht Van der M. als den koetsier S. herkend voor hetzelfde mes, dat dien avond nog op de tafel gelegen had en gebruikt was om er eenig roggebrood voor den hond mede te snyden. In de keukon zc-lve heerschte een ongemeene verwarring: een stoel lag byna ten halve in het vuur aan den haard; twee ledige wynflesschen lagen op den grond aan gruis, en de kaars, WGlke men dien avond gebrand had, lag met den steenen kandelaar verbryzeld onder de tafel. Ik stip deze schynbaar geringe byzon- derheden hier aan, dewijl door het gerecht uit dit alles werd opgemaakt,f dat er tusschen Jakob S. en den verslagene een hevjge worsteling moest hebben plaats gehad. Nht weinig grond werd ook, naar hot scheen, aan dit vermoeden bygezet door de omstandig heid, dat de eerstgenoemde een tamelijk diepe wonde aan het hoofd, benevens een lichtere m de linkerhand bekomen had, en daaren boven zyn kleederen, benevens witmarmeren vloersteenen in do gang, juist van de keukon tot aan de huisdeur, met onderscheiden bloed vlekken geteekend waren. Nadat de stalknecht hem verlaten had, dus luidde de opgave, welke de beschuldigde van het voorval deed, bleef hy (Jakob S.) nog eenige oogenblikken met den zadelmaker zitten, tot het spel geëindigd was. Toen was hy naar den stal gegaan, om den paarden de haver te voederen, en had den zadelmaker in de keuken alleen gelaten. Hy kon daar mede een halfuur zyn bezig geweest; toen had hy den stal verlaten en was naar het huis teruggekeerd. Daar het licht in de lantaren was uitgegaan, had hy in den donker don weg naar de keuken moeten vinden. Die stal waa achter het huis gelegen en tameiyk ver er van verwyderd. Hy kwam met een groote koetspoort in de K-straat uit, en om uit het huis daarin te komen, moest men eerst een binnenplaats over en vervolgens een vry grooten tuin door, waarna men kwam aan den ingang van den stal, van de huiszyde af. „Hy bad," zoo wendde de beschuldigde verder voor, „de keuken binnentredende, tot zyn verwondering gezieD, dat ook het licht daar niöt meer brandde, en was toen op de gedachte gekomen, dat mogeiyk de zadel maker by den warmen haard, door den wy» bevangen, in slaap was gevallen en alzoo de kaars, half in de pyp gebrand, had laten uitgaan. (Wordt vervolgd.) DA&BLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1