N*. 11102.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dinsdag 15 Mei. A°. 1898
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 3 maanden.
Franco per post-t
Afzonderlijke Nommers
r 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Leiden. 4 Mei.
Voor een op alle rangen goed bezette zaal
gaf gisteravond de Leidsche tooneelvereeniging
„Jacob Cats" in den schouwburg weder eene
uitvoering, waartoe ditmaal ni3t minder dan
drie stukken en stukjes waren gekozen, t. w.
„Het Sonnet," blijspel in drie bedrijven door
Frederik Van Eedon; „Sidin," drama in éón
bedryf door Jan C. De Vos, en „Zij wil niet
trouwen," schets uit het Noorsch van Otto
H. Móller, vertaald door W. G. Nieuwenkamp.
Werd het eerste stuk best gespeeld, er niet
mede in overeenstemming was het succes,
dat aan deze letterkundige studie of satire,
van overdrijvingen niet ontbloot, maar hier
en daar toch enkelo gebreken ook juist aan de
kaak stellende, ten deel viel. Zeer verdiend
waren de bouquetten, welke den beiden mede
spelenden dames werden aangeboden.
Veel belangstelling wekte „Sidin", dat met
de grootste aandacht werd gevolgd, dank zij
het spel van bet drietal heeren, dat in dit
drama optrad, vooral dat van den Atjeher,
wiens spel in de titelrol allesbehalve gemak
kelijk was. Het klaverblad behaalde het meest
mogelijke succes.
Voortreffelijk waren eveneens de dame en
de heer, die in het laatste stukje optraden, Zy
speelden allerkostelijkst, met veel innigheid,
en zetten de kroon op deze uitvoering.
Den avond te voren had de Leidsche tooneel-
en muziekclub „Advendo" in het schouwburg-
lokaal „Vondelhoven" hare achtste uitvoering
gegeven. Deze bood, gelijk steods bij dit ge
zelschap, veel afwisseling. De verschillende,
na het welkomstwoord van den voorzitter,
ten gehoore gebrachte werken voor orkest,
onder leiding van den heer Noest, getuigden
op sprekende wijze andermaal van een belang
rijken vooruitgang, zoodat het applaus, het
welk aan de verschillende composities ten
deel viel, volkomen verdiend was.
Door een ander gedeelte der leden werden
twee tooneelstukjes opgevoerd: „OnderOns",
een dramatisch tafereel door Marcellus Emants,
en „Plicht", een dramatische schets in één
bedrijf door Justus Van Maurik Jr. Uit de
wjjze van vertolken bleek, dat de ook bier
optredende werkende leden de tooneelspeel-
kunst met vrucht beoefenen, zoodat de waar
deering van de zijde der genoodigden niet
uitbleef. De dank, door den voorzitter gebracht
aan directeur en regisseur, was verdiend.
Nog een ander gedeelte van het programma
vormden de vocale voordrachten, eerst van
een duo („Eh bien, parle.... ma mère") tusschen
Don José en Micaela uit Bizets „Carmen",
dat door den heer C. A. J. Simonis en mej.
C. J. Klikee heel aardig werd gezongen, maar
niettemin toch wel met wat meer warmte
had mogen worden voorgedragen; terwijl
vervolgens genoemde dame na de pauze nog
een drietal liederen ten beste gaf: „Maartje
van Schalkwijk" van Hol, „Vrijheid" van
denzelfde, en „Het breistertje" van Hutschen-
ruyter, welke door de ongekunstelde en zui
vere voordracht zóó voldeden, dat het laatste
moest worden herhaald.
De uitvoering werd met een geanimeerd
bal besloten, dat de danslustigen nog lang
bijeenhield.
De kapt. H. A. Russer, van het 4de
reg. inf., is benoemd tot kapitein voor speciale
diensten te Leiden.
In do „Praatjes over Kunst" van Zaterdag
avond komt de volgende zinsnede voor: „Ge
zult er hst schrijven van Leed in gevoelen."
Dat schrijven nu is een drukfout en moet
zijn: schrijnen.
Bedankt is voor het beroep naar Enter
door ds J. H. Willebrands, te Aarlanderveen.
De 1ste luit. P. E. Pfeiffer, leeraar by de
Cadettenschool te Alkmaar, die 16 September
op zijn verzoek eervol uit die functie wordt
ontheven, wordt alsdan geplaatst by het 4de
reg. inf. to Leiden.
De 1ste luit. der inf. M. J. L. Oudshoorn
is van zijne detacheering by het O.-I. leger
teruggekeerd en wordt weder ingedeeld bij
het 2de reg. inf.
Door de commissie voor de Rijkskeuring
van paarden voor den militairen dienst in
het 1ste district van Z.-Holland zal die keuring
in de gemeente Alkemade gehouden worden
op Woensdag 20 Mei a. s., des namiddags te
2 uren. Doze keuring loopt over 42 paarden,
die op de verzamellyst voorkomen onder de
nummers 1 - 42.
In het belang der eigenaren wordt er op
gewezen, dat, bij eventueele ongeschiktheid
of verblijf buiten de gemeente van sommige
dezer paarden, zy tijdig daarvan opgave heb
ben te doen aan den burgemeester, dat, wie
eigendunkelijk nalaat of weigert geheel of
gedeeltelijk te voldoen aan de vorderingen,
hem krachtens de wet op de inkwartieringen,
enz. gedaan, of deze voldoening verhindert
of belemmert, wordt gestraft met eene geld
boete van ten minste 50 cents en ten hoogste
75 gulden.
Tol-, veer- en overvaartgeiden, verschuldigd
bij gelegenheid van het ter keuring of ter
levering aanbieden van paarden, worden aan
belanghebbenden vergoed. Verklaringen, daar
toe betrekkelijk, zijn ter secretarie kosteloos
verkrijgbaar.
De commissie bestaat uit: lo. den gep.
kapt. der artillerie R. H. Eyssonius de Waal,
te '8 Hage, als lid en voorzitter, 2de den
kapt. Van Seters, van het 3de reg. veld-art.,
als lid en plaatsverv. voorzitter, en 3o.
den districts-veearts J. F. Laméris, te 's-Gra-
venhage, als lid. Plaatsverv. distr.-veoarts is
de heer A. Van Leeuwen, te Leiderdorp.
Ter inschrijving voor de rustende schut
terij van de manlijke ingezetenen der gemeente
Alkemade, geboren in 1871, zal ter secretarie
meer bepaald gelegenheid worden gegeven
op Woensdag 20 Mei a. s., van 10-1 uur.
Als tegenschatters voor de personeels
belasting dienst 1896/'97 zijn te Alfen aan
gewezen de heeren J. Van Lokhorst, K. Van
Hellemond en W. Van der Bijl.
Gedurende de maand April zijn aan het
Rykstelephoonkantoor te Oegstgeest behan
deld 77 telegrammen, waarvan 51 ontvangen
en 26 verzonden.
Tegen de helft van September dezes jaars
is er gelegenheid tot plaatsing van leerlingen
aan de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen
te Amsterdam en te Rotterdam.
Die leerlingen genieten van het Rijk huis
vesting, voeding, verpleging en onderwijs ge
durende twee jaren, ten ware zij zich door
wangedrag of door gebleken ongeschiktheid
voor de betrekking van vroedvrouw een verder
verblijf aan de school onwaardig toonen.
Bovendien kunnen eenige uitwonende leer
lingen aan de lessen deelnemen.
Alleen zij worden opgenomen of kunnen
als uitwonende leerlingen worden toegelaten,
die eene verklaring overleggen van den voor
zitter van den geneeskundigen raad, waaruit
blijkt: lo. dat zij van 20 tot 30 jaren oud
zijn; 2o. dat hun gedrag eerlijk en onbesproken
is3o. dat zy als leerlingen in de verloskunde
zijn ingeschreven onder de voorwaarden, vast
gesteld bij art. 11 van het kon. besluit van
12 Febr. 1879 (Staatsblad No. 36).
Belanghebbenden worden uitgenoodigd van
haar verlangen om geplaatst te worden vóór
15 Juli a. s. schriftelijk kennis te geven aan
don voorzitter van den geneeskundigen raad
van den dienstkring, waarin zjj hare woon
plaats hebben, voor Zuid Holland de heer J.
Menno Huizinga, te 's Gravenhage.
De heer J. Visser, te Almeloo, oud-
sergeant majoor van het Oost Indische leger,
is, naar de „Tw. Ct." meldt, mot ing .ng van
1 Mei 1896 krachtens machtiging van de
Koningin-Weduwe Regentes, werkzaam gesteld
aan het departement van koloniën bij den raad
adviseur, chef der afdeeling C (militaire zaken).
Men zal zich herinneren dat het verzoek
van den heer Visser, om voor pensioen in
aanmerking te komen, niet kon worden be
willigd wegen9 een onwillekeurig begaan
verzuim, maar dat de minister van koloniën
beloofde hem zoo mogelijk eenige vergoeding
te geven. Dit is dus geschied.
Naar aanleiding van een incident in de
laatste Raadsvergadering te Koog aan de Zaan,
hebben de heeren J. Dekker Az. en P. Leguit
hun mandaat ter beschikking gesteld der
kiezers. De voorzitter moet, volgens mede-
deelingen, heftig zjjn uitgevaren tegen den
heer Dekker, toen deze een politie-verorde
ning een judas-evangelie noemde, en daarna
meteen den heer Leguit een verwijt hebben
gemaakt over het uitbrengen van zyne stem
tegen die verordening. ZG.)
De meeting tor nadere bespreking van
het door het Nederlandsch Landbouw-Comitó
vastgestelde rapport in zake „Heide-ontginnlng
en grondverbetering als middel tot verbetering
der sociale toestanden," te houden op Woens
dag 20 Mei in het Gebouw voor Kunsten en
Wetenschappen te 's-Gravenhage, zal te drie
uren geopend worden door den voorzitter van
het Nederlandsch Landbouw-Comité; daarna
zal de voorzitter der commissie „Ontginning,"
de heer Löhnis, een inleidend woord spreken,
terwijl vervolgens bespreking zal geschieden
van de conclusion
a. Alle kolonisatie- en dorpsplannen te ver
wezenlijken, hetzjj door werkloozen uit de
steden, hetzij door boeren of door arbeiders,
met het doel om heide ontginning te bevorderen,
moet vooral in tyden van landbouw crisis,
als wij tegenwoordig beleven, beslist worden
ontraden.
b. Gewenscht is het, dat provinciale vor-
eenigingen, in den geest als de veroeniging:
„Door Arbeid tot Verbetering" in Friesland
in het leven worden geroepen, waarbij de be
staande vereenigingen, met eenigszins analoog
doel werkend, zich kunnen aansluiten. De
hoofdbesturen, in de verschillende provinciën
werkzaam, houden voeling met elkaar.
De heeren Le Gras «Sc Haspels hebben
besloten het engagement van den heer en
mevrouw CoelinghVorderman, die elf jaar
aan het gezelschap verbonden zijn hij als
requisiteur, zy als actrice dit jaar niet te
vernieuwen.
Daarentegen zal mevr. Aug. Poolman het
volgend seizoen deêl uitmaken van dit ge
zelschap.
De minister van binnenlandsche zaken
brengt ter kennis van belanghebbenden dat
te vervullen is de betrekking van leeraar in
de Fransche taal aan de Rijks hoogere bur
gerschool met driejarigen cursus te Warfum.
Jaarwedde f 1200. Zy, die voor deze betrekking
in aanmerking wenschen te komen, gelieven
zich vóór 16 Mei a. s. aan te melden bij den
inspecteur van het middelbaar onderwys, dr.
A. T. Van Aken, te 's-Gravenhage.
Door den heer W. J De Bordes te
Amsterdam is by het gemeentebestuur te
Schoonhoven aanvraag gedaan voor eene con
cessie tot het oxploiteeren van gasmotor-
trammen op eeno lyn GoudaSchoonhoven.
Een gezellig feest vierde Zaterdag de
vereeniging „Nederland en Oranje", te Berlyn.
De gezant toostte op het welzyn der Koningin.
De voorzitter, dr. Dubois, sprak den wensch
uit, dat, evenals Chnstiaan Huyghens te
Parys, prof. Van 't Hoff Nederlandsch ge
leerde blyven zal. Deze antwoordde, dat hy
dankbaar was hier werkzaam te zyn, maar
dat hy de kleine plek gronds, waaraan by
alles te danken had, niet vergeten zou: die
zal hem dierbaar blyven. (N. R. C.)
De Staatscourant van 3/4 dezer bevat
de wet van 15 April jl. (Stsbl. 68), betreffende
nadere wijziging der wet van 20 Juli 1870
(Stsbl. 131), tot regeling van het veeartseny-
kundig Staatstoezicht en de veeartsenykuodige
politie. De wyziging betreft art. 24, waarvan
het tweede lid gelezen wordt als volgt:
„Alvorens tot onteigening ter afmaking
over te gaan, benoemt de burgemeester een
deskundige om het vee te waardeeren, waarby
moet worden in acht genomen, dat voor ver
dacht vee de volle waarde, voor vee, door
eene besmettelyko ziekte aangetast, ten minste
de helft en ten hoogste het volle bedrag der
waarde, die het in gezonden toestand zou
hebben, wordt berekend, met dien verstande,
dat in den algemeenen maatregel van bestuur
bedoeld in art. 34, voor elke besnuttelyke
ziekte, waarby afmaking plaats heeft, de
maatstaf bepaald wordt, naar welken het
bedrag voor vee, door die ziekte aangetast,
wordt berekend".
De gewone audiëntie van den minister
van oorlog zal op Donderdag 7 dezer niet
plaats hebben.
De minister van binnenlandsche zaken
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
in den loop der maand Juni of Juli a s.
gelegenheid zal worden gegeven tot het
afleggen der examens, vermeld in art. 16
der wet van 25 December 1878 en art. 12
van het koninklyk besluit van 12 Febr. 1879,
ter verkryging van een getuigschrift als
vroedvrouw.
Zy zullen worden afgenomen te Rotterdam.
Zy, die tot die examens wenschen te
worden toegelaten, worden uitgenoodigd
daarvan vóór 1 Juni a. s. schriftelyke opgavo
te doen aan den inspecteur voor het genees
kundig Staatstoezicht, den heer J. Menno
Huizinga, te 's-Gravenhage, en by het verzoek
om toelating een extract uit de registers van
den burgerlyken stand over te leggen, waaruit
blykt, dat zy den leeftyd van achttien jaren
hebben bereikt, en het bewys, dat zij als
leerlingen-vroedvrouw by een geneeskundigen
inspecteur zyn ingeschreven, onder de voor
waarden, vastgesteld by art. II van vermeld
koninklyk besluit, en ten minste tien gewone
verlossingen in tegenwoordigheid van een
bevoegd verloskundige hier te lande hebben
verricht. Sts.-Ct
De Duitsche oorlogsschepen „Kurfürst
Friedrich "Wilhelm", „Brandenburg", Weissen-
burg", „Wurtemberg", Sachsen" en „Würtü"
zyn gistermorgen van Nieuwediep vertrokken,
met bestemming naar Bergen, via Wilhelms
haven. De aviso „Jagd" is achtergebleven,
om op de nog komende brieven te wachten.
By het verlaten van de reede werden zoowel
door het muziekcorps aan boord van het
Duitsche admiraalschip als door de marine
kapel van Nieuwediep, op het havenhoofd
opgesteld, de volksliederen gespeeld.
Het stoomschip „Admiral", van Hamburg
en Amsterdam naar Oost-Afrika, passeerde 2
Mei Gibraltar; de „Laertes", van Amsterdam
naar Java, vertrok 1 Mei van Londende
„Maasdam" vertrok 2 Mei van Nieuw-York
naar Rotterdam; de „Jason" arriveerde 2
Mei van Batavia via Singapore te IJmuiden;
de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar
Batavia, arriveerde 3 Mei te Southampton;
de „Soenda", van Batavia naar Amsterdam,
passeerde 3 Mei Perim; de „Zaandam" ver
trok 2 Mei van Nieuw York naar Amsterdam.
De minister van marine heeft den lsten
luitenant der mariniers G. Faassen, uit Oost-
Indië in Nederland teruggekeerd, ter beschik
king gesteld van den commandant van het
corps mariniers.
By koninklyk besluit is eervol ontslagen
mr. W. Van Rossem Bzn., op zyn verzoek,
als kantonrechter-plaatsvervanger in het
kanton 's Gravenhage.
Aan mr. A P. E. H. Wynans, op zyn
verzoek, met ingang van 7 dezer, ontslag
verleend als griffier ny het kantongerecht te
Venloo.
Iii de Lakenh.il.
De heer Jac. Van Gils, als exposant, en de
heer Verster, die weder eene tentoonstelling
tot stand bracht, zouden reden hebben zich te
Peuilleton.
De koetsier Jakob.
„Gy kunt," zeide hy, „my voor ditmaal
het werk wel eens uit de hand nemenop een
anderen tyd beschikt gy wederkeerig over my
„Ga maar onbezorgd heenhernam Jakob
„doch vergeet niet, de huisdeur achter je
dicht te werpen!"
Weinig vermoedende, hen beiden in een
zoo noodlottigen toestand te zullen wederzien,
groette de stalknecht zyn vrienden tot straks
en vertrok.
Thans willen wy met den heengaanden
knecht het huis verlaten en, met voorbygang
van het een en ander, dat hiertusschen zou
bebooren, in deze geschiedenis een sprong
voorwaarts doen tot daar, waar wy Jakob
S., dien wy met den zadelmaker alleen lieten,
in de gevangenis weder aantreffen.
Hooren wy uit de afgelegde verklaring van
Thomas Yan der H., den stalknecht, die als
de voornaamste gotuige in de hieruit volgende
rechtzaak optrad, in welk een toestand deze
man hen beiden wedervond, en welke omstan
digheden Jakob S, .jji den kerker brachten.
„Nadat ik," luidde hoofdzakelyk die
verklaring, „ruim een uur mocht zyn afwezig
geweest, kwam ik aan het huis terug. Na
tweemalen te hebben aangescheld, werd my
eindelyk de deur door myn kameraad, den
koetsier, opengedaan. Ik ontzette niet weinig,
hem zeer bleek en ontsteld te zien. Het was ook
vreeselyk om te aanschouwen, hoe op dat
oogenblik een akelige wildheid op zyn gelaat
geteekend was. Maar hoe steeg myn ont
roering, toen ik, hem nader beschouwende,
zyn handen en kleeren met bloed bevlekt
zag en aan de linkerzydo van zyn hoofd een
wonde ontdekte, waaruit tappelings het bloed
vloeide! Ik weet niet, of ik in die eerste
ontsteltenis hem naar de oorzaak van dat
alles vroeg, schoon het 'my niet moeiiyk viel
die te gissen. Voor zooverre ik my herin
neren kan, volgde ik hem in myn verwarring
half onwillekeurig tot in de keuken, alwaar
wy gezeten hadden, en dat was esn schouw
spel, dat my immer heugen zal! - Daar lag de
zadelmaker F. op den grond uitgestrekt, zwem
mende in zyn bloedIk ysde op dat gezicht
werktuigiyk terug en zou waarschynlyk van
schrik zyn neergevallen, indien ik niet een
stoel gegrepen had, welke my, die van ont
roering stond te beven, tot steun moest dienen.
„Waarmede de koetsier Jakob zich in dien
tusschentyd bezighield, weet ik niet; ik had
genoeg met myzelven te doen, om by dat
verschrikkelyk schouwspel myn aandacht nog
by iets anders te kunnen bepalen. Dit kan
ik my echter levendig herinneren, dat, toen
ik eindelyk zeide: „Myn HemelJakob! waar
zyt gy toe gekomen de koetsier uitborst en
zeide„God is myn getuige, Thomasik ben
daar zoo onschuldig aan als een pasgeboren
kind," en my toen veel verwards door
elkander verhaalde, waaraan ik zin noch slot
kon hechten. Eindelyk begon ik voor eigen
ïyfsbehoud beducht te worden. Ik was de
eenige getuige by dat akelig tooneel; de
beangstigde man kon uit vrees voor ontdek
king ook mij op die wyze den mond stoppen.
Nu viel my een list in; ik stelde my aan,
alsof ik alles, wat hij my van zyn onschuld
gezegd had, trouwhartig geloofde, en ried hem
dus aan, op heeterdaad gerucht te maken
en dat ongeluk onverwyld ter behoorlyker
plaatse aan te geven. Deze raad scheen hem
te bevallen; hy zelf ging met my eenige
buren te hulp roepen; daarna deden wy het
gerecht halen, en dat kan getuigen, of niet
alles overeenkomstig deze myn verklaring
bevonden werd."
Tot dusverre de verklaring van den stal
knecht Thomas Yan der M. De overige ge
tuigen waren, behalve de heelmeester, die
het eerst den verslagene geschouwd had,
eenige lieden uit de buurt, die door den stal
knecht en Jakob geroepen werden, en wier
verklaringen eigenlyk niots meer afdeden dan
de getuigenis ten aanzien van het laatste
gedeelte bevestigen.
Als een meer belangryke getuige echter
wil ik hier nog aanhalen de beminde van
den stalknecht Yan der M., zekere dienst
maagd, Wilbelmina B., die ook gehoord werd,
en wier verklaring enkel diende ter beves
tiging van het feit, dat werkeiyk haar min
naar Thomas Yan der M. ruim een uur,
geiyk hy verklaard had, achtereenvolgens
moest zyn afwezig geweest.
Toen namelyk, zooals wy uit de hier
boven opgegeven getuigenis van Van der M.
zagen, nog dienzelfden avond aan het
gerecht van dit voorval werd kennis gegeven,
begaf dit zich onmiddeliyk naar het aan
gewezen huis en vond daar alles in den
toestand, zooals de voornoemde getuige dien
had opgegeven. De zadelmaker lag, wentelende
in 2yn bloed, op den grond uitgestrekt.
Volgens de verklaring zoo van den eerst
aanwezigen heelmoester, die, in de buurt
woonachtig, reeds vooraf geroepen werd, als
van de beide geneesheeren, die met het gerecht
waren medegekomen, was alle toe te brongen
hulp te laat. De ongelukkige had in de
hnkorzyde een steek, welke met kwetsing
van eenige mindere deelen hem het hart
geraakt hadde doodelyke wonde was met
een gewoon, doch spits toeloopend en scherp
snijdend tafelmes toegebracht; dit werd naast
den verslagene op den grond gevonden en
zoowel door den stalknecht Van der M. als
den koetsier S. herkend voor hetzelfde mes,
dat dien avond nog op de tafel gelegen had
en gebruikt was om er eenig roggebrood
voor den hond mede te snyden. In de keukon
zc-lve heerschte een ongemeene verwarring:
een stoel lag byna ten halve in het vuur
aan den haard; twee ledige wynflesschen
lagen op den grond aan gruis, en de kaars,
WGlke men dien avond gebrand had, lag met
den steenen kandelaar verbryzeld onder de
tafel. Ik stip deze schynbaar geringe byzon-
derheden hier aan, dewijl door het gerecht
uit dit alles werd opgemaakt,f dat er tusschen
Jakob S. en den verslagene een hevjge
worsteling moest hebben plaats gehad. Nht
weinig grond werd ook, naar hot scheen, aan
dit vermoeden bygezet door de omstandig
heid, dat de eerstgenoemde een tamelijk diepe
wonde aan het hoofd, benevens een lichtere
m de linkerhand bekomen had, en daaren
boven zyn kleederen, benevens witmarmeren
vloersteenen in do gang, juist van de keukon
tot aan de huisdeur, met onderscheiden bloed
vlekken geteekend waren.
Nadat de stalknecht hem verlaten had, dus
luidde de opgave, welke de beschuldigde van
het voorval deed, bleef hy (Jakob S.) nog
eenige oogenblikken met den zadelmaker
zitten, tot het spel geëindigd was. Toen was
hy naar den stal gegaan, om den paarden de
haver te voederen, en had den zadelmaker
in de keuken alleen gelaten. Hy kon daar
mede een halfuur zyn bezig geweest; toen had
hy den stal verlaten en was naar het huis
teruggekeerd. Daar het licht in de lantaren
was uitgegaan, had hy in den donker don
weg naar de keuken moeten vinden.
Die stal waa achter het huis gelegen en
tameiyk ver er van verwyderd. Hy kwam
met een groote koetspoort in de K-straat
uit, en om uit het huis daarin te komen,
moest men eerst een binnenplaats over en
vervolgens een vry grooten tuin door, waarna
men kwam aan den ingang van den stal,
van de huiszyde af.
„Hy bad," zoo wendde de beschuldigde
verder voor, „de keuken binnentredende, tot
zyn verwondering gezieD, dat ook het licht
daar niöt meer brandde, en was toen op de
gedachte gekomen, dat mogeiyk de zadel
maker by den warmen haard, door den wy»
bevangen, in slaap was gevallen en alzoo de
kaars, half in de pyp gebrand, had laten
uitgaan.
(Wordt vervolgd.)
DA&BLAD.