N°. 11084.
Dinsdag 14 April.
A0. 1896
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
HET CONTRACT.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon por 3 maanden. s 1 s s s
Franco per post3 8 i
Afzonderlijke Nommora s i r i i
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grooteré
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseer en buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Leiden, 13 April.
Door Gedeputeerde Staten is aan B. en
"Ws. medegedeeld dat na de voltooiing van
het werk tot verbetering der verbinding van
de Haven en de Oude Vest binnen deze ge
meente en den verkoop van een stuk grond
aan D. Siljee, een stuk Provinciale grond is
overgebleven dat thans onder een afzonderlek
nummer en wel nummer 1695 van Sectie C
dezer gemeente, ter grootte van 2 aren, 34
centinren, by het kadaster ten name der Pro-
vincio staat goboekt.
Bedoeld stuk grond maakt feitelijk reeds
deel uit van de gemeentestraat en Gedepu
teerde Staten achten het daarom wenschelyk,
dat dit terrein aan de gemeente worde over
gedragen.
Naar de meening van genoemd college zou
de overdracht van beëoeld stuk grond om niet
moeten geschieden, zoodat geene andere voor
waarden zouden zijn te stellen dan dat de
kosten, op de overdracht vallende, door de
gemeente zullen worden godragen.
Alvorens in dien zin aan de Provinciale
Staten een voordracht te doeD, zouden alsnu
Gedeputeerde Staten gaarne vernemen of deze
gemeente bereid is op dien voet de overdracht
te aanvaarden.
Met Gedeputeerde Staten zijn B. en Ws.
van oordeel, dat het wenschelyk is dat be
doeld stukje grond, thans reeds uitmakende
een deel der openbare straat, aan de gemeente
in eigendom worde overgedragen.
B. en Ws. geven den gemeenteraad daarom
in overweging hun te machtigen aan Gede
puteerde Staten te kennen te geven, dat ds
gemeente bereid is, wanneer de Provinciale
Staten daartoe mochten besluiten, bedoeld
stukje grond onder do voorgostelde voorwaar
den in eigendom over te nemen.
Naar aanleiding van een desbetreffend
verzoek van den heer A. C. Van Altena,
kapitein der vold-artillerie, geven B. en Ws
in overweging aan adrossant wegens vestiging,
in de gemeente terugbetaling te verleenen
van schoolgeld voor zijne dochter, leerlinge
der Meisjesschool 1ste kl., over de maand
Maart, tot een bedrag van vijf gulden.
Voor de betaling van schoolgeld loopt het
eerste kwartaal over de maanden Januari,
Februari en Maart.
Ten aanzien van een gelijk verzoek van
mr. L. Serruritr, deelen B. en Ws. mede dat
de dochter van adressant, leerlinge der Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, op 5 December jl.
de school beeft verlaten, terwijl by hare toe
lating tot de school in September jl. reeds
was bepaald, dat zy slechts enkele maanden
aan de lessen zou deelnemen.
B. en Ws. geven mitsdien in overweging
aan adressant vrijstelling of terugbetaling te
verleenen van schoolgeld voor zijne dochter,
vroeger leerlinge der Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, over de laatste twee kwartalen
van den cursus 1895/'96.
Ter vervulling der vacature, ontstaan
door het aan mej. C. F. Den Older verleend
eervol ontslag, is de volgende voordracht
opgemaakt ter benoeming van eene derde
onderwijzeres in de handwerken aan de school
der 3de klasse No. 4: lo. mej. F. W. Kissing,
werkzaam aan do betrokken school2o. mej.
J. Schophuizen, werkzaam aan de school 3de
klasse No. 2; en 3o. mej. J. H. Van Linden,
werkzaam aan de school 3de klass9 No. 1.
Er bestaat geen bezwaar tegen de inwil
liging van het verzoek van den heer P. J.
Dill, om ontslag als derde onderwyzer aan
de school der 3de klasse No. 1, zoodat B. en
Ws. in overweging geven hem dat ontslag
eervol te verleenen en zulks ingevolge zyn
verzoek met ingang van 1 Mei a. s.
Wegens het by Raadsbesluit van 19
Maart jl. aan dr. H. W. Bakhuis Roozeboom
met ingang van 1 April jl. verleend eervol
ontslag als leeraar in de natuur en schei
kunde aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes, is door de Commwsie van Toezicht op
de scholen voor Middelbaar Onderwijs ter ver
vulling van de lessen gedurende de vacature
de volgende regeling ontworpen.
De le6raar aan de Hoogere Burgerschool
voor Jongens dr. B. J. Goossens zal worden
belast met het geven van twee uren per week
onderwys in de natuurkunde in de 5de klasse,
hebbende genoemde leeraar zich daartoe be
reid verklaard. De leerares in de wiskunde
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes,
mëj. J. H. Hoestra, zal worden belast met
de lessen in de 3de en 4d« klasse, in elk twee
uren per week, onder dien verstande, dat deze
lassen niot alleen, zooals het programma
voorschrijft, in do 3de, maar ook in de 4de
klasse aan Datuurkunde worAen besteed.
De Commissi* ziet er gecnerlei bezwaar in,
dat gedurende «enigen tijd de scheikunde in
de laatstgenoomde klasse door natuurkunde
wordt vervangen.
Wat de vergoeding voor deze extra-lessen
betreft, stelt de Commissie voor aan mej.
Hoestra een honorarium toe te kennen, be
rekend naar den maatstaf van f 150 per jaar
voor elk wekeljjksck lesuur. Wel wordt in
den regel die toelage bepaald op 100 per
jaar voor elk wekelyksch lesuur, doch een
bedrag van f 150 wordt in dit geval billyk
geacht, omdat er thans sprake is van onder
wijs, door mej. Hoestra te geven in een vak,
dat zy gewoonlyk niet doceert, en dat veel
voorbereiding van haar zal vorderen, geheel
i«ts andera dan wanneer eene leerares wordt
aangewezen om een opengevallen lesuur door
onderwys in haar eigen vak te vervullen.
Wat den heer Goossens betreft, wordt door
de Commissie voorgesteld, nu hem 2 van de
6 lesuren worden opgedragen, hem het derde
gedeelte toe te kennen van het traktement,
dat de heer Bakhuis Roozeboom in denzelfden
tijd zoude hebben ontvangen.
B. en Ws. hebben aan de Commissie mede
gedeeld, dat zy zich met dit plan konden ver
eenigen, behoudens, voor zooveel noodig, de
machtiging van den Gemeenteraad wat aan
gaat de regeling der toelagen.
Zy geven don Raad alsnu in overweging
de vereischte machtiging in dezen te ver
leenen, zullende later, zoo noodig, een voor
stel tot verhooging van het betrekkelyk artikel
der begrooting worden ingediend.
By Riacsbesluit van 31 Januari 1895
werden de jaarwedden van de inspecteurs van
politie als volgt geregeld: voor een hoofd
inspecteur op 1400 als minimum, telkens
na twee jaren te verhoogen met 100, totdat
een maximum van ƒ1600 zal zyn bereikt;
voor den inspecteur 1ste klasse ƒ1200, op
geiyke wyze te verhoogen tot een maximum
van ƒ1400;
voor den inspecteur 2de klasse ƒ1100, op
gelyke wyze te verhoogen tot een maximum
van 1300.
Bovendien ontvangen de hoofdinspecteur en
de inspecteurs jaarlyks eene vergoeding van
ƒ100 voor kleeding.
De regeling van de jaarwedde van den
inspecteur 2de klasse ad ƒ11001300 is,
volgens B. en Ws. in zooverre minder regel
matig, omdat by eventueele benoeming van
een inspecteur 2de klasse, die het maximum
geniet tot inspecteur 1ste klasse 1200 1400)
diens jaarwedde, althans gedurende de eerste
twee dienstjaren in dien verhoogden rang,
met ƒ100 zoude worden verminderd.
In 1895 bestond intusschen voor de rege
ling dier jaarwedde van inspecteur 2de klasse
op ƒ1100—f 1300 gegronde roden, omdat tot
die betrekking zou worden benoemd de jongste
inspecteur van politie de heer J. Reyenga, die
als inspecteur een jaarwedde genoot van ƒ500,
en als ambtenaar, belast met het toezicht op de
honden, van welke betrekking hy ten gevolge
van de gewijzigde organisatie der politie werd
ontheven, 200, en ongeveer 300 wegens
percentsgewyze belooning ad 10 pet. van de
opbrengst der belasting, te zamen ongeveer
1000.
Wanneer destyds de jaarwedde van den
inspecteur 2de klasse ware vastgesteld op
f 1000L200, dan zou alzoo de inspecteur
Reyenga, in de eerste twee jaren althans,
geene verhooging van traktement hebben
kunnen genieten, terwyi het toch m verband
met de reorganisatie der politie biliyk werd
geacht dat zyne inkomsten eenigszins werden
verbeterd.
Thans, nu de hoofdinspecteur de heer W.
Landzaat eervol is ontslagen en daart09 is
benoemd de inspecteur 1ste klasse de heer
R. Pronk en tot inspecteur 1ste klasse de
inspecteur 2de klasse de heer J. Reyenga,
is het volgens B. en Ws. wenschelyk eene
betere regeling vast te stellen, in dier voege,
dat de jaarwedde van den inspecteur 2de
klasse wordt vastgesteld op ƒ10001200
en alzoo aansluitende aan de jaarwedde van
den inspecteur 1ste klasse 1200—1400.
B. en Ws. geven den gemeenteraad mitsdien
op grond van het vorenstaande in overweging
de regeling van de jaarwedden der inspecteurs
van politie, vastgesteld by Raadsbesluit van
31 Januari 1895, in dier voege te wyzigen,
dat de jaarwedde van den inspecteur 2de
klasse wordt vastgesteld op een minimum
van 1000, telkens na twee jaren te ver
hoogen met 100, totdat een maximum van
ƒ1200 zal zyn bereikt.
De heer Gottfried Mann zal den heer De
la Fuent3 als dirigent aan de Nederlandsche
Opera opvolgen.
Ter vervulling der vacature, ontstaan
door de benoeming van mej. J. Nieuwenburg
tot 2de onderwyzeres in de handwerken aan
de school 3de klasse No. 1, is de volgende
voordracht opgemaakt ter beDoemiDg van een
derde onderwyzeres in de handwerken aan
d9 school der 4de klasse No. 1lo. mej. C.
F. Kühlman, 4de onderwyzeres in de hand
werken aan de betrokken school; 2o. mej.
M. G. A. Van Sermondt, werkzaam aan de
school der 4de klasse No. 2; en 3o. mej. J.
H. Van Linden, werkzaam aan de school der
3de klasse No. 1.
Op de gemeente-b9grooting voor dit jaar
werd op Volgn. 98, Onderhoud van huizen,
enz., een bedrag van 250 uitgetrokken voor
het maken van een rondgaanden steenen voet
met hardsteenen plinten en het aanbrengen
van ruiten en het verven van het vischhuisje
aan de Aalmarkt.
By de onlangs gehouden openbare aanbe
steding van het werk bleek de minste inschry-
ver te zyn de heer G. D. J. Beulink voor de
som van 439.90.
Voor een deel wordt dit verschil verklaard
daar by het opmaken van de begrooting ten
vorigoo jare niet gerekend was op de bestra
tingen in en om het gebouwtje, hetgeen in
het bestek was opgenomen.
Vermits het uit den aard der zaak op dit
oogenblik niet bekend kan zyn of het totaal
van het arlikel voldoende zal wezen om
daaruit ook het verschil tusschen de aanne
mingssom en het daarvoor op de begrooting
uitgetrokken bedrag te voldoen, hebben B. en
Ws. de beslissing omtrent de gunning van
het werk aangehouden en geven zy den
gemeenteraad nu in overweging ter zake het
noodige krediet te verleenen, zullende alsdan
te zyner tyd een voorstel worden ingediend
tot verhooging, voor zooveel noodig, van het
betrekkelyk artikel der bogrooting.
Naar aanleiding van art. 3 van het
Raadsbesluit, regelende do heffing van school
geld voor de leerlingen der gemeentelyke
Kweekschool voor Onderwyzers en Onder
wyzevessen, geven B. en Ws. in overweging,
vrystelling van schoolgeld te verleenen voor
Herraanus Brummelkamp, te Aarlanderveen,
leerling der Kweekschool, voor enkele vakken,
als hebbende hy een inkomen beneden 600.
Het bestuur dor Vereenigiog tot bevor
dering van den bouw van Werkmanswoningen
deelt den gemeeateraad mede dat in de maand
April uit zyn midden aftreden de heeren
W. C. Mulder en dr. A. W. Kroon Jr.,
beiden door den Raad benoemd.
Ter vervulling dezer vacatures beveelt het
bestuur aan voor de vacature-Mulder: de
heeren W. C. Mulder en H. J. Jesse;voor
de vacature-Kroon: de heeren dr. A. W.
Kroon Jr. en mr. H. L. Drucker.
Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws.
over het adres van mej. M. Jesse, houdende
verzoek om ontslag uit de betrekking van
hoofd der Meisjesschool 1ste kl.
T6gen de inwilliging van dat verzoek bestaat
by B. en Ws. geenerlei bedenking, zoodat zy
in overweging geven aan mej. Jesse voornoemd
het ontslag eervol te verleenen, onder dank
betuiging voor de vela en belangryke diensten,
door de adressante gedurende 34 jaren in het
belang van het onderwys aan de gemeen o
bewezen, en het ontslag met half Augustus
a. s. te dosn ingaan.
Naar wy vernemen, zal de liedertafel
„Arion" Vrydag 17 April a. s. eene uitvoering
geven in do Stadszaal.
Het programma, dat ons ter inzage is gr-
geven, bevat menig schoon nommer zoowel
voor koor als solisten; o. a. een kwartet uit
de Koninklyke Zangvereeniging „Cecilia" te
's Gravonhage, dat op een onderlingen wg1-
strijd dier vereeniging den eersten prys t e-
haalde, en de heer Jan G. Striening verleenen
hunne medewerking.
Dien avond kan men dus op vocaal en
instrumentaal gebied iets schoons verwachten.
De heer A. P. De Vey Mestdagh, com
mies 3de kl. by de posterijen, wordt van
Leiden naar het postkantoor Amsterdam over
geplaatst, en do heer F. Van E.k, commies
4d* klvan het spoorweg postkantoor No. 1
(Amsterdam) naar Leiden, beide ingaande
met 1 Juni
Door den kerkeraad der Geref. K^rk te
Boskoop (A is besloten tot het stichten van
een nieuw kerkgebouw.
Uit Boskoop wordt aan de „N. R. Ct."
het volgende gemeld:
By het afbrekeD van den dorpstoren zyn
da volgende boekwerkjes, in ion steen ge
metseld, gevonden
lo. Almanak met geestelyko liederen, ge
drukt te Wesel, by Derick van der Straten,
anno 1554, erg geschonden, met perkamenten
omslag;
2o. Boekje mot in kleuren gedrukten om
slag, Latynsche tekst, waarin „Sommighe
Psalmen ende aoder ghesanghen, die me in
die Christe Gbemeynte In dese Nederlandeis
gobruyekendo", geheel gaaf, anno 1566;
3o. „Cathechismus of Onderwysinghe in
de Christelyke Leere gelyk in die Kercken en
Scholen der Cheur Vorstelicke Palz ghedreven
oft gheleert worde", „Ut de Hoocbduytscho
Sprake in nederduytsch getrouwelic over-
geset", anno 1566;
4o. „Bekentenis of Belydenisse des Gheloofs"
„met eenen Sendbrief, aan de Conincklyko
Maiestyt, ende een vermaninghe tot de Over-
hayt," anno 1566;
6o. „Een profitelyck en troostelick Boecs-
ken van den Gheloove einde Hoope, wat dat
oprechte Gheloove is", enz. Zonder jaartal.
Ook de drie laatsten zyn in perkamenten,
omslag en geheel gaaf.
Prof. Forster is uit Straatsburg, waar
hem het ambt van hoogleoraar werd aange
boden, te Amsterdam teruggekeerd.
Naar het „Hbl." verneemt, beeft de hoog
leeraar nog niet beslist of hy Amsterdam al
dan niet zal verlaten. Die beslissing hangt
van verschillende omstandigheden af.
Jhr. mr. F. P. Van der Hoeven, Hr. Ms.
buitengewoon gezant en gevolmachtigd minis
ter by het Oostenryksch-Hongaarsche Hof,
en echtgonoote, en jhr. mr. A. J. Van Citters,
secretaris van legatie by gemeld gezantschap,
zullen, ingevolge uitnoodiging van de Hon-
3)
In plaats van te antwoorden greep Joachim
Von Bassewitz zacht steunend naar zyn
jichtig been, terwyi de heer Engelke voort
ging „Hoe wordt het nu met ons contract,
Joachim? Morgen is het de vyfeu-twintigsto
verjaardag van myn Dörte. Eer ik, wie weet
voor hoe lang, naar Zweden vlucht, moet ik
zekerheid hebben. Kort en goedTrouwt
Johan Detlev myn Dorothea of niet?l"
„Dat komt in orde, als hy uit de Deensche
gevangenschap terugkomt," stoof Joachim
Von Bassewitz grimmig op, terwyl hy met
de vuist op d© tafel sloeg. „Ik hoop, dat de
kozakken j« vorwenscht contract ook halen."
Het woord „kozakkan" ging den heer Engelke
telkens als oen messteek door do ziel. „Wy
spreken er latar wel over," draaide hy by,
daar juist de tien slagen der torenklok hem
herinnerden, dat het voor hom nu van het
meeste gowicht was, zyn eigon dierbare
persoonlykhaid in veiligheid te brengen. Hy
wierp nog een verdrietigen blik op heFschoone
moisje, dat de kamer binnentrad, om op het
gewone uur don ouden heer vóór het naar
bad gaan den zieken voet te verplegen.
„Jou zullen z© in deze omstandigheden wel
met rust laten. Maar wat my betreft, ik heb
geen tyd te verliozeD, om myn Dörte nog
vaarwel te zeggen en dan onverwyid te
vertrekken."
„Holl Di jo nich uppl" riep Joachim
den opgewonden wegsnellenden Eogelko na,
terwyl zyn jonge verpleegster den voet in de
wol begon te pakken.
„Je bent de eenige trouwe ziel, Liese,"
herademde de oude; „wat zou van my, ouden
kreupele, worden, als jy my ook in den steek
liet, zooals myn zoon, of als jy, nadat hy
met Engelke's goudvos getrouwd is, van
Lier gingtl"
Louise Von Plützkow, een verre bloedver
wante van de familie Bassewitz, was door
Joachim tot zich genomon, toen zy kort na
haar belydenis de ouders verloren had, en
de wees had zich als liefderyke verpleegster
en als betrouwbare huishoudster onmisbaar
gemaakt.
Op haar schouders steunende, was hy naar
de slaapkamer gehinkt, waar zyn luid snorken
weldra verkondigde, dat de zorg voor de
naaste en verdere toekomst hem voorshands
niet meer kwelde. In de kamer, waar Louise
Von Plützkow by het licht eener zelf gegoten
vetkaars achter haar huishoudboek zat te
rekenen, was het stil geworden, totdat de
klok het elfde uur verkondigde en een heftig
kloppen op de buitendeur het meisje deed
opschrikken. Direct daarna hoorde zy de stem
van den huismeester, die de gesloten deur
opende, en in het volgende oogenblik over
schreed eene veerkrachtige mannengestalte
den drempel der kamer. De man bleef een
oogenblik staan, toen hy tegenover het meisje
i) Een in dien tijd algemoon verbreide opotternij
der Mecklenburgere„Hoti je niet op!"
stond, en riep toen: „Is dat werkeiyk het
kleine Liesje, die nu als een statige jonge
vrouw voor my staat, of -
„Detlev hoe komt de overste zoo laat
hier?" had eensklaps Louise Von Plützkow
blozend geantwoord. Doch slechts kort duurde
de verlegenheid van bet meisje; toen vond
zy, aangemoedigd door den familiaren toon
van den teruggekeerde, de vroegere onbe
vangenheid der kinderjaren terug, om met
hem als met een ouderen broeder over den
vader, zyn ïydenden toestand, zyn zorgen te
praten.
„Ik kwam hoofdzakeiyk om hem hier,"
verklaarde Johan Detlev, „hoewel ik alleen
acht dagen verlof uit de gevangenis gekregen
heb, omdat ik den Deenschen commandant,
generaal Von Scheel, onder het oog bracht,
dat ik wegens het inlossen van myn verpand
edelman8woord op den Mecklenburgschen
boete- en biddag thuis moest zyn. Je kent
toch het verwenschte contract, Liese?Engelke
zal niet kunnen zeggen, dat een Bassewitz
niet stiptelyk zyn woord gehouden heeft."
Louise Von Plützkow was bleek geworden
en had stom het gezicht afgewend.
„Het zal m\1 nu moeiiyker vallen dan ik
nog voor weinige minuten dacht, Liese,"
voegde hy er verlegen by, toen het meisje
hem plotseling de hand, die hy in de zyne
hield, onttrok; „doch het is nu geen tyd, om
aan my te denken. Luister, Liese, vader moet
weg, dezen nacht nog; morgen kunnen de
kozakken al hior zyn 1 In Stralsund gaat
hot gerucht, dat czaar Peter den edellieden
een boetedag wil bereiden, waaraan zy hun
leven lang zullen denken. Met den huismeester
heb ik het noodige reeds afgesproken. Hy
moet trachten, vader met een wagen naar
Wismar te brengen, waar hy voorloopig ge
borgen zal zyn, en jy, Liese, gaat met hem
mee, om hem te verplegen. Och, als ik je ooit
al je opoffering vergelden moet
Het gesprek bleef onvoltooid, want op
hetzelfde oogenblik weerklonk opnieuw een
dreunend geklop op de buitendeur, en, bevond
als een espeblad, stormde de huismeester
binnen met deD angstkreet: „De kozakken 1"
Johan Detlev had het hovende meisje in
de aangrenzende kamer geduwd met de
opdracht, dat zyn vader door geen geluid zyn
aanwezigheid verraden mocht. Kalm opende
hy daarop zelf de deur en ging den kapitein,
die met een tolk binnentrad, tegemoet.
„Myn order," zeide de Rus, terwyl hy een
met den zegelring van den czaar en dien van
den (hertog vergezeld schryven Johan Detlev
ter hand stelde.
„De kozakkenkapitein Roppen heeft bevel,
den heer Von Bassewitz op Lütken-Wolmstorff
gevankeiyk weg te voeren," zeide de tolk
tot toelichting. Johan Detlev zag, dat men
hem biykbaar voor den grondbezitter hield, en
snel besloten, was zyn besluit, het misver
stand ten gunste van zyn vader te exploiteeren,
genomen.
„Ik onderwerp my," zeide hy, terwyl hy
het arrestatiebevel boffeiyk teruggat en de
tolk den schuw om de deur glurenden huis
meester aan de mouw trok en om den
arrestant nauwgezet te identificeeren, de vraag
tot hem richtte: „Kont gy dezen heer?"
„Natuuriyk, mynheer! De heer Von Basse
witz," luidde het in het bewustzyn, daarmede
de volle waarheid t6 zeggen, gestamelde
antwoord.
Daarop werd den jongen Bassewitz zonder
plichtplegingen beduid, het door tweo kozak
ken gereed gehouden paard te bestygen,
waarna de ongeveer dertig man sterke troop,
den gevangene in hun midden, wegreed.
Ongeveer terzelfder tyd, dat dit tooneel op
Lütken-Wolmstorff afgespeeld werd, was op
het landgoed Barnekau een troep kozakken,
onder aanvoering van kapitein Jakobleff, die
de Duitsche taal vry wel machtig was en
du3 geen tolk behoefde, verschenen. Hett
strekte aan de slimheid van jonkvrouw Dörte
tot eer, dat zy by hoog en laag bezwoer, dat
haar vader, nadat hy voor langen tyd afscheid,
genomen had, zooeven weggereden was.
Waarbeen wist zy niet Daar men na een
nauwkeurige huiszoeking den heer Eügelke
niet gevonden had, was de kapitein met zyn
manschappen in de richting naar Lütken-
Wolmstorff verder getogen, omdat hy, volgens
afspraak, zyn kameraad Roppen weer ont
moeten wilde, om dan gemeenschappeiyk met
dezen de gevangenen naar Roetock te brengen
Nu bracht feiteiyk het toeval een van die
verwarringen teweeg, welke anders all9en de
fantasie vaD een biyspeldichter pleegt te
verzinnen. By het naar huis ryden had do
heer Engelke zeker niet vermood, dat hy
regelrecht hun in don mond liep, wien by
dacht to ontkomen.
Wordt vervolgd.)