N°. 11084. Dinsdag 14 April. A0. 1896 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. HET CONTRACT. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon por 3 maanden. s 1 s s s Franco per post3 8 i Afzonderlijke Nommora s i r i i f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grooteré letters naar plaatsruimte. Voor het incasseer en buiten de stad wordt 0.05 berekend. Leiden, 13 April. Door Gedeputeerde Staten is aan B. en "Ws. medegedeeld dat na de voltooiing van het werk tot verbetering der verbinding van de Haven en de Oude Vest binnen deze ge meente en den verkoop van een stuk grond aan D. Siljee, een stuk Provinciale grond is overgebleven dat thans onder een afzonderlek nummer en wel nummer 1695 van Sectie C dezer gemeente, ter grootte van 2 aren, 34 centinren, by het kadaster ten name der Pro- vincio staat goboekt. Bedoeld stuk grond maakt feitelijk reeds deel uit van de gemeentestraat en Gedepu teerde Staten achten het daarom wenschelyk, dat dit terrein aan de gemeente worde over gedragen. Naar de meening van genoemd college zou de overdracht van beëoeld stuk grond om niet moeten geschieden, zoodat geene andere voor waarden zouden zijn te stellen dan dat de kosten, op de overdracht vallende, door de gemeente zullen worden godragen. Alvorens in dien zin aan de Provinciale Staten een voordracht te doeD, zouden alsnu Gedeputeerde Staten gaarne vernemen of deze gemeente bereid is op dien voet de overdracht te aanvaarden. Met Gedeputeerde Staten zijn B. en Ws. van oordeel, dat het wenschelyk is dat be doeld stukje grond, thans reeds uitmakende een deel der openbare straat, aan de gemeente in eigendom worde overgedragen. B. en Ws. geven den gemeenteraad daarom in overweging hun te machtigen aan Gede puteerde Staten te kennen te geven, dat ds gemeente bereid is, wanneer de Provinciale Staten daartoe mochten besluiten, bedoeld stukje grond onder do voorgostelde voorwaar den in eigendom over te nemen. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van den heer A. C. Van Altena, kapitein der vold-artillerie, geven B. en Ws in overweging aan adrossant wegens vestiging, in de gemeente terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor zijne dochter, leerlinge der Meisjesschool 1ste kl., over de maand Maart, tot een bedrag van vijf gulden. Voor de betaling van schoolgeld loopt het eerste kwartaal over de maanden Januari, Februari en Maart. Ten aanzien van een gelijk verzoek van mr. L. Serruritr, deelen B. en Ws. mede dat de dochter van adressant, leerlinge der Hoogere Burgerschool voor Meisjes, op 5 December jl. de school beeft verlaten, terwijl by hare toe lating tot de school in September jl. reeds was bepaald, dat zy slechts enkele maanden aan de lessen zou deelnemen. B. en Ws. geven mitsdien in overweging aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor zijne dochter, vroeger leerlinge der Hoogere Burgerschool voor Meisjes, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1895/'96. Ter vervulling der vacature, ontstaan door het aan mej. C. F. Den Older verleend eervol ontslag, is de volgende voordracht opgemaakt ter benoeming van eene derde onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3de klasse No. 4: lo. mej. F. W. Kissing, werkzaam aan do betrokken school2o. mej. J. Schophuizen, werkzaam aan de school 3de klasse No. 2; en 3o. mej. J. H. Van Linden, werkzaam aan de school 3de klass9 No. 1. Er bestaat geen bezwaar tegen de inwil liging van het verzoek van den heer P. J. Dill, om ontslag als derde onderwyzer aan de school der 3de klasse No. 1, zoodat B. en Ws. in overweging geven hem dat ontslag eervol te verleenen en zulks ingevolge zyn verzoek met ingang van 1 Mei a. s. Wegens het by Raadsbesluit van 19 Maart jl. aan dr. H. W. Bakhuis Roozeboom met ingang van 1 April jl. verleend eervol ontslag als leeraar in de natuur en schei kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, is door de Commwsie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs ter ver vulling van de lessen gedurende de vacature de volgende regeling ontworpen. De le6raar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens dr. B. J. Goossens zal worden belast met het geven van twee uren per week onderwys in de natuurkunde in de 5de klasse, hebbende genoemde leeraar zich daartoe be reid verklaard. De leerares in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, mëj. J. H. Hoestra, zal worden belast met de lessen in de 3de en 4d« klasse, in elk twee uren per week, onder dien verstande, dat deze lassen niot alleen, zooals het programma voorschrijft, in do 3de, maar ook in de 4de klasse aan Datuurkunde worAen besteed. De Commissi* ziet er gecnerlei bezwaar in, dat gedurende «enigen tijd de scheikunde in de laatstgenoomde klasse door natuurkunde wordt vervangen. Wat de vergoeding voor deze extra-lessen betreft, stelt de Commissie voor aan mej. Hoestra een honorarium toe te kennen, be rekend naar den maatstaf van f 150 per jaar voor elk wekeljjksck lesuur. Wel wordt in den regel die toelage bepaald op 100 per jaar voor elk wekelyksch lesuur, doch een bedrag van f 150 wordt in dit geval billyk geacht, omdat er thans sprake is van onder wijs, door mej. Hoestra te geven in een vak, dat zy gewoonlyk niet doceert, en dat veel voorbereiding van haar zal vorderen, geheel i«ts andera dan wanneer eene leerares wordt aangewezen om een opengevallen lesuur door onderwys in haar eigen vak te vervullen. Wat den heer Goossens betreft, wordt door de Commissie voorgesteld, nu hem 2 van de 6 lesuren worden opgedragen, hem het derde gedeelte toe te kennen van het traktement, dat de heer Bakhuis Roozeboom in denzelfden tijd zoude hebben ontvangen. B. en Ws. hebben aan de Commissie mede gedeeld, dat zy zich met dit plan konden ver eenigen, behoudens, voor zooveel noodig, de machtiging van den Gemeenteraad wat aan gaat de regeling der toelagen. Zy geven don Raad alsnu in overweging de vereischte machtiging in dezen te ver leenen, zullende later, zoo noodig, een voor stel tot verhooging van het betrekkelyk artikel der begrooting worden ingediend. By Riacsbesluit van 31 Januari 1895 werden de jaarwedden van de inspecteurs van politie als volgt geregeld: voor een hoofd inspecteur op 1400 als minimum, telkens na twee jaren te verhoogen met 100, totdat een maximum van ƒ1600 zal zyn bereikt; voor den inspecteur 1ste klasse ƒ1200, op geiyke wyze te verhoogen tot een maximum van ƒ1400; voor den inspecteur 2de klasse ƒ1100, op gelyke wyze te verhoogen tot een maximum van 1300. Bovendien ontvangen de hoofdinspecteur en de inspecteurs jaarlyks eene vergoeding van ƒ100 voor kleeding. De regeling van de jaarwedde van den inspecteur 2de klasse ad ƒ11001300 is, volgens B. en Ws. in zooverre minder regel matig, omdat by eventueele benoeming van een inspecteur 2de klasse, die het maximum geniet tot inspecteur 1ste klasse 1200 1400) diens jaarwedde, althans gedurende de eerste twee dienstjaren in dien verhoogden rang, met ƒ100 zoude worden verminderd. In 1895 bestond intusschen voor de rege ling dier jaarwedde van inspecteur 2de klasse op ƒ1100—f 1300 gegronde roden, omdat tot die betrekking zou worden benoemd de jongste inspecteur van politie de heer J. Reyenga, die als inspecteur een jaarwedde genoot van ƒ500, en als ambtenaar, belast met het toezicht op de honden, van welke betrekking hy ten gevolge van de gewijzigde organisatie der politie werd ontheven, 200, en ongeveer 300 wegens percentsgewyze belooning ad 10 pet. van de opbrengst der belasting, te zamen ongeveer 1000. Wanneer destyds de jaarwedde van den inspecteur 2de klasse ware vastgesteld op f 1000L200, dan zou alzoo de inspecteur Reyenga, in de eerste twee jaren althans, geene verhooging van traktement hebben kunnen genieten, terwyi het toch m verband met de reorganisatie der politie biliyk werd geacht dat zyne inkomsten eenigszins werden verbeterd. Thans, nu de hoofdinspecteur de heer W. Landzaat eervol is ontslagen en daart09 is benoemd de inspecteur 1ste klasse de heer R. Pronk en tot inspecteur 1ste klasse de inspecteur 2de klasse de heer J. Reyenga, is het volgens B. en Ws. wenschelyk eene betere regeling vast te stellen, in dier voege, dat de jaarwedde van den inspecteur 2de klasse wordt vastgesteld op ƒ10001200 en alzoo aansluitende aan de jaarwedde van den inspecteur 1ste klasse 1200—1400. B. en Ws. geven den gemeenteraad mitsdien op grond van het vorenstaande in overweging de regeling van de jaarwedden der inspecteurs van politie, vastgesteld by Raadsbesluit van 31 Januari 1895, in dier voege te wyzigen, dat de jaarwedde van den inspecteur 2de klasse wordt vastgesteld op een minimum van 1000, telkens na twee jaren te ver hoogen met 100, totdat een maximum van ƒ1200 zal zyn bereikt. De heer Gottfried Mann zal den heer De la Fuent3 als dirigent aan de Nederlandsche Opera opvolgen. Ter vervulling der vacature, ontstaan door de benoeming van mej. J. Nieuwenburg tot 2de onderwyzeres in de handwerken aan de school 3de klasse No. 1, is de volgende voordracht opgemaakt ter beDoemiDg van een derde onderwyzeres in de handwerken aan d9 school der 4de klasse No. 1lo. mej. C. F. Kühlman, 4de onderwyzeres in de hand werken aan de betrokken school; 2o. mej. M. G. A. Van Sermondt, werkzaam aan de school der 4de klasse No. 2; en 3o. mej. J. H. Van Linden, werkzaam aan de school der 3de klasse No. 1. Op de gemeente-b9grooting voor dit jaar werd op Volgn. 98, Onderhoud van huizen, enz., een bedrag van 250 uitgetrokken voor het maken van een rondgaanden steenen voet met hardsteenen plinten en het aanbrengen van ruiten en het verven van het vischhuisje aan de Aalmarkt. By de onlangs gehouden openbare aanbe steding van het werk bleek de minste inschry- ver te zyn de heer G. D. J. Beulink voor de som van 439.90. Voor een deel wordt dit verschil verklaard daar by het opmaken van de begrooting ten vorigoo jare niet gerekend was op de bestra tingen in en om het gebouwtje, hetgeen in het bestek was opgenomen. Vermits het uit den aard der zaak op dit oogenblik niet bekend kan zyn of het totaal van het arlikel voldoende zal wezen om daaruit ook het verschil tusschen de aanne mingssom en het daarvoor op de begrooting uitgetrokken bedrag te voldoen, hebben B. en Ws. de beslissing omtrent de gunning van het werk aangehouden en geven zy den gemeenteraad nu in overweging ter zake het noodige krediet te verleenen, zullende alsdan te zyner tyd een voorstel worden ingediend tot verhooging, voor zooveel noodig, van het betrekkelyk artikel der bogrooting. Naar aanleiding van art. 3 van het Raadsbesluit, regelende do heffing van school geld voor de leerlingen der gemeentelyke Kweekschool voor Onderwyzers en Onder wyzevessen, geven B. en Ws. in overweging, vrystelling van schoolgeld te verleenen voor Herraanus Brummelkamp, te Aarlanderveen, leerling der Kweekschool, voor enkele vakken, als hebbende hy een inkomen beneden 600. Het bestuur dor Vereenigiog tot bevor dering van den bouw van Werkmanswoningen deelt den gemeeateraad mede dat in de maand April uit zyn midden aftreden de heeren W. C. Mulder en dr. A. W. Kroon Jr., beiden door den Raad benoemd. Ter vervulling dezer vacatures beveelt het bestuur aan voor de vacature-Mulder: de heeren W. C. Mulder en H. J. Jesse;voor de vacature-Kroon: de heeren dr. A. W. Kroon Jr. en mr. H. L. Drucker. Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws. over het adres van mej. M. Jesse, houdende verzoek om ontslag uit de betrekking van hoofd der Meisjesschool 1ste kl. T6gen de inwilliging van dat verzoek bestaat by B. en Ws. geenerlei bedenking, zoodat zy in overweging geven aan mej. Jesse voornoemd het ontslag eervol te verleenen, onder dank betuiging voor de vela en belangryke diensten, door de adressante gedurende 34 jaren in het belang van het onderwys aan de gemeen o bewezen, en het ontslag met half Augustus a. s. te dosn ingaan. Naar wy vernemen, zal de liedertafel „Arion" Vrydag 17 April a. s. eene uitvoering geven in do Stadszaal. Het programma, dat ons ter inzage is gr- geven, bevat menig schoon nommer zoowel voor koor als solisten; o. a. een kwartet uit de Koninklyke Zangvereeniging „Cecilia" te 's Gravonhage, dat op een onderlingen wg1- strijd dier vereeniging den eersten prys t e- haalde, en de heer Jan G. Striening verleenen hunne medewerking. Dien avond kan men dus op vocaal en instrumentaal gebied iets schoons verwachten. De heer A. P. De Vey Mestdagh, com mies 3de kl. by de posterijen, wordt van Leiden naar het postkantoor Amsterdam over geplaatst, en do heer F. Van E.k, commies 4d* klvan het spoorweg postkantoor No. 1 (Amsterdam) naar Leiden, beide ingaande met 1 Juni Door den kerkeraad der Geref. K^rk te Boskoop (A is besloten tot het stichten van een nieuw kerkgebouw. Uit Boskoop wordt aan de „N. R. Ct." het volgende gemeld: By het afbrekeD van den dorpstoren zyn da volgende boekwerkjes, in ion steen ge metseld, gevonden lo. Almanak met geestelyko liederen, ge drukt te Wesel, by Derick van der Straten, anno 1554, erg geschonden, met perkamenten omslag; 2o. Boekje mot in kleuren gedrukten om slag, Latynsche tekst, waarin „Sommighe Psalmen ende aoder ghesanghen, die me in die Christe Gbemeynte In dese Nederlandeis gobruyekendo", geheel gaaf, anno 1566; 3o. „Cathechismus of Onderwysinghe in de Christelyke Leere gelyk in die Kercken en Scholen der Cheur Vorstelicke Palz ghedreven oft gheleert worde", „Ut de Hoocbduytscho Sprake in nederduytsch getrouwelic over- geset", anno 1566; 4o. „Bekentenis of Belydenisse des Gheloofs" „met eenen Sendbrief, aan de Conincklyko Maiestyt, ende een vermaninghe tot de Over- hayt," anno 1566; 6o. „Een profitelyck en troostelick Boecs- ken van den Gheloove einde Hoope, wat dat oprechte Gheloove is", enz. Zonder jaartal. Ook de drie laatsten zyn in perkamenten, omslag en geheel gaaf. Prof. Forster is uit Straatsburg, waar hem het ambt van hoogleoraar werd aange boden, te Amsterdam teruggekeerd. Naar het „Hbl." verneemt, beeft de hoog leeraar nog niet beslist of hy Amsterdam al dan niet zal verlaten. Die beslissing hangt van verschillende omstandigheden af. Jhr. mr. F. P. Van der Hoeven, Hr. Ms. buitengewoon gezant en gevolmachtigd minis ter by het Oostenryksch-Hongaarsche Hof, en echtgonoote, en jhr. mr. A. J. Van Citters, secretaris van legatie by gemeld gezantschap, zullen, ingevolge uitnoodiging van de Hon- 3) In plaats van te antwoorden greep Joachim Von Bassewitz zacht steunend naar zyn jichtig been, terwyi de heer Engelke voort ging „Hoe wordt het nu met ons contract, Joachim? Morgen is het de vyfeu-twintigsto verjaardag van myn Dörte. Eer ik, wie weet voor hoe lang, naar Zweden vlucht, moet ik zekerheid hebben. Kort en goedTrouwt Johan Detlev myn Dorothea of niet?l" „Dat komt in orde, als hy uit de Deensche gevangenschap terugkomt," stoof Joachim Von Bassewitz grimmig op, terwyl hy met de vuist op d© tafel sloeg. „Ik hoop, dat de kozakken j« vorwenscht contract ook halen." Het woord „kozakkan" ging den heer Engelke telkens als oen messteek door do ziel. „Wy spreken er latar wel over," draaide hy by, daar juist de tien slagen der torenklok hem herinnerden, dat het voor hom nu van het meeste gowicht was, zyn eigon dierbare persoonlykhaid in veiligheid te brengen. Hy wierp nog een verdrietigen blik op heFschoone moisje, dat de kamer binnentrad, om op het gewone uur don ouden heer vóór het naar bad gaan den zieken voet te verplegen. „Jou zullen z© in deze omstandigheden wel met rust laten. Maar wat my betreft, ik heb geen tyd te verliozeD, om myn Dörte nog vaarwel te zeggen en dan onverwyid te vertrekken." „Holl Di jo nich uppl" riep Joachim den opgewonden wegsnellenden Eogelko na, terwyl zyn jonge verpleegster den voet in de wol begon te pakken. „Je bent de eenige trouwe ziel, Liese," herademde de oude; „wat zou van my, ouden kreupele, worden, als jy my ook in den steek liet, zooals myn zoon, of als jy, nadat hy met Engelke's goudvos getrouwd is, van Lier gingtl" Louise Von Plützkow, een verre bloedver wante van de familie Bassewitz, was door Joachim tot zich genomon, toen zy kort na haar belydenis de ouders verloren had, en de wees had zich als liefderyke verpleegster en als betrouwbare huishoudster onmisbaar gemaakt. Op haar schouders steunende, was hy naar de slaapkamer gehinkt, waar zyn luid snorken weldra verkondigde, dat de zorg voor de naaste en verdere toekomst hem voorshands niet meer kwelde. In de kamer, waar Louise Von Plützkow by het licht eener zelf gegoten vetkaars achter haar huishoudboek zat te rekenen, was het stil geworden, totdat de klok het elfde uur verkondigde en een heftig kloppen op de buitendeur het meisje deed opschrikken. Direct daarna hoorde zy de stem van den huismeester, die de gesloten deur opende, en in het volgende oogenblik over schreed eene veerkrachtige mannengestalte den drempel der kamer. De man bleef een oogenblik staan, toen hy tegenover het meisje i) Een in dien tijd algemoon verbreide opotternij der Mecklenburgere„Hoti je niet op!" stond, en riep toen: „Is dat werkeiyk het kleine Liesje, die nu als een statige jonge vrouw voor my staat, of - „Detlev hoe komt de overste zoo laat hier?" had eensklaps Louise Von Plützkow blozend geantwoord. Doch slechts kort duurde de verlegenheid van bet meisje; toen vond zy, aangemoedigd door den familiaren toon van den teruggekeerde, de vroegere onbe vangenheid der kinderjaren terug, om met hem als met een ouderen broeder over den vader, zyn ïydenden toestand, zyn zorgen te praten. „Ik kwam hoofdzakeiyk om hem hier," verklaarde Johan Detlev, „hoewel ik alleen acht dagen verlof uit de gevangenis gekregen heb, omdat ik den Deenschen commandant, generaal Von Scheel, onder het oog bracht, dat ik wegens het inlossen van myn verpand edelman8woord op den Mecklenburgschen boete- en biddag thuis moest zyn. Je kent toch het verwenschte contract, Liese?Engelke zal niet kunnen zeggen, dat een Bassewitz niet stiptelyk zyn woord gehouden heeft." Louise Von Plützkow was bleek geworden en had stom het gezicht afgewend. „Het zal m\1 nu moeiiyker vallen dan ik nog voor weinige minuten dacht, Liese," voegde hy er verlegen by, toen het meisje hem plotseling de hand, die hy in de zyne hield, onttrok; „doch het is nu geen tyd, om aan my te denken. Luister, Liese, vader moet weg, dezen nacht nog; morgen kunnen de kozakken al hior zyn 1 In Stralsund gaat hot gerucht, dat czaar Peter den edellieden een boetedag wil bereiden, waaraan zy hun leven lang zullen denken. Met den huismeester heb ik het noodige reeds afgesproken. Hy moet trachten, vader met een wagen naar Wismar te brengen, waar hy voorloopig ge borgen zal zyn, en jy, Liese, gaat met hem mee, om hem te verplegen. Och, als ik je ooit al je opoffering vergelden moet Het gesprek bleef onvoltooid, want op hetzelfde oogenblik weerklonk opnieuw een dreunend geklop op de buitendeur, en, bevond als een espeblad, stormde de huismeester binnen met deD angstkreet: „De kozakken 1" Johan Detlev had het hovende meisje in de aangrenzende kamer geduwd met de opdracht, dat zyn vader door geen geluid zyn aanwezigheid verraden mocht. Kalm opende hy daarop zelf de deur en ging den kapitein, die met een tolk binnentrad, tegemoet. „Myn order," zeide de Rus, terwyl hy een met den zegelring van den czaar en dien van den (hertog vergezeld schryven Johan Detlev ter hand stelde. „De kozakkenkapitein Roppen heeft bevel, den heer Von Bassewitz op Lütken-Wolmstorff gevankeiyk weg te voeren," zeide de tolk tot toelichting. Johan Detlev zag, dat men hem biykbaar voor den grondbezitter hield, en snel besloten, was zyn besluit, het misver stand ten gunste van zyn vader te exploiteeren, genomen. „Ik onderwerp my," zeide hy, terwyl hy het arrestatiebevel boffeiyk teruggat en de tolk den schuw om de deur glurenden huis meester aan de mouw trok en om den arrestant nauwgezet te identificeeren, de vraag tot hem richtte: „Kont gy dezen heer?" „Natuuriyk, mynheer! De heer Von Basse witz," luidde het in het bewustzyn, daarmede de volle waarheid t6 zeggen, gestamelde antwoord. Daarop werd den jongen Bassewitz zonder plichtplegingen beduid, het door tweo kozak ken gereed gehouden paard te bestygen, waarna de ongeveer dertig man sterke troop, den gevangene in hun midden, wegreed. Ongeveer terzelfder tyd, dat dit tooneel op Lütken-Wolmstorff afgespeeld werd, was op het landgoed Barnekau een troep kozakken, onder aanvoering van kapitein Jakobleff, die de Duitsche taal vry wel machtig was en du3 geen tolk behoefde, verschenen. Hett strekte aan de slimheid van jonkvrouw Dörte tot eer, dat zy by hoog en laag bezwoer, dat haar vader, nadat hy voor langen tyd afscheid, genomen had, zooeven weggereden was. Waarbeen wist zy niet Daar men na een nauwkeurige huiszoeking den heer Eügelke niet gevonden had, was de kapitein met zyn manschappen in de richting naar Lütken- Wolmstorff verder getogen, omdat hy, volgens afspraak, zyn kameraad Roppen weer ont moeten wilde, om dan gemeenschappeiyk met dezen de gevangenen naar Roetock te brengen Nu bracht feiteiyk het toeval een van die verwarringen teweeg, welke anders all9en de fantasie vaD een biyspeldichter pleegt te verzinnen. By het naar huis ryden had do heer Engelke zeker niet vermood, dat hy regelrecht hun in don mond liep, wien by dacht to ontkomen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1