MENGELWERK.
stemming In de Onderwijswet beeft opge
nomen, weder nagenoeg wordt te niet gedaan.
Is dan harmonischo ontwikkeling van geest
en lichaam in de school, in 1S89 eenstommig
wenschoiyk geacht, nu niet meer noodig voor
de tien-, ja honderdduizenden leerlingen der
bijzondere school en voor het grootste deel
van de leerlingen der openbare school? En
is zulk een voorstel te rechtvaardigen in
onze dagen vooral, nu er meer en meer stem
men opgaan, om aan ons lager onderwas een
meer practische richting te geven?
B(j het voorstel, zooals het door den minister
gedaan wordt, klinkt hot als een bespotting,
in de memorie van toelichting te lezen, dat
de Eègeoring „het doeltreffend acht,
dat de vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek
wel onder de verplichte leervakken aan de
openbare lagere scholen blijven opgenomen'',
als aan verreweg de meeste scholen ontheffing
zal noeten worden verleend, omdat er de
gelegenheid voor dat onderwijs en de gel
delijke middelen ter verschaffing van denoo-
dige localiteit ontbreken. Een verplicht
leervak in de wet, terwijl daarin op de
geeubsidiöerde bijzondere scholen en op de
meeste openbare scholen in 't geheel geen
onderwijs zal worden, gegovenKan het
dwazer? mag men vragen.
Maar het voorstel is ook schromelijk onrecht
vaardig tegenover de duizenden onderwijzers
en onderwijzeressen, die door do wet van
1889 worden gedwongen zich, zelfs op gevor
derden leeftijd en veeltijds geheel op eigen
kosten, voor hot geven van onderwijs in, de
vrije- en orde oefeningen te bekwamen. Sedert
1889 hebbon ruim 9000 personen de akte
van bovoegdheid voor vak j verworven en,
door aanneming van het voorstel der Regee
ring zonden al de daaraan bestede moeite en
kosten vergeefsch zynl"
Volgens het VolJcsblad is er maar één
middel om da bezwaren weg te nemen, en
wel do noodige steun van, Rijkswege, zoowel
voor het bijzonder als voor het openbaar
onderwijs, opdat in alle scholen de gezonde
lichaamsoefening als noodzakeliike afwisseling
van do inspanning van don geest in gebruik
komen. Door aanneming van het voorstel Van
Houten behoudt men in schijn een leervak,
maar maakt men het feitelijk, dood.
E,en Schandaal. Niet anders kunnen
wij aldus De Tijd de jongste hoogleeraars
benoeming botitelen, die in de Staatscourant
voorkomt.
T.ot hoogleeraar namelijk in de
faculteit der letteren en wijsbe
geerte aan d o R y k a»U niversiteit
to Leiden is bij koninklijk besluit van 23
dezer aangewezen de hoer G. J. P. J. Bol
land, leeraar der Engelschs taal- en letter
kunde aan het gymnasium „Willen III" te
Batavia.
Een schandaal?.Waarom?.
Was het onderwijs van den heer Bolland
dan onvoldoende? Kende hy zijn Engelsch
niet? Kon by niet doceeren?!.
Wy moeten eerlijk bekennen, dat wy
daarvan niets weten.
Wat wy echter wèl weten, is: dat de
vakkon van onderwys, die thans den voor-
maligen leeraar te Leiden worden opgedragen,
niet de minste overeenkomst hebben met den
werkkring, waarin hy tot dusver gelegenheid
vond zich te onderscheiden. Zy zijn, nota
benol de geschiedenis der wijsbegeerte^ de
logica, de metaphysica en de zielkunde 1
Welken waarborg heeft men^ dat een man,
die goed Edgelsch doceert, van dat alles ook
maar een gering begrip heeft?' Laat staan:
dat hij in staat zal zyn in die vakkon
universitair onderwys te geven?
Hoogere studiën heeft de man zelf niet
gemaakt Of, zoo al ja; dan kwam1 hy er
nooit toe zich den wetensohappeiyken titel
te verwerven; die toch wel als een minim urn-
bewys van bekwaamheid' in een toekomstig
professor zal mogen gevorderd1 worden!
Nog oons: hoe weet men, dat dë Indische
leeraar ook maar een flauw begrip heelt
van de dingen, waarin hy andere moet
onderwijzen?
Wil men soms die wetenschap afieideu uit
de geschriften, door hem op een aan zyn
onder\vij3 vreomd gebied uitgegeven? 't Zou
dan. do moeito waard gowoest zijn, dat men
in Den Haag eens konnis had genomen van
do vernietigende critioken, waarin zyn arbeid
getoetst werd aan do eisclien van gezond
verstand en eerlijkheid. Men zou dan tegelyk
tot do bevinding zyn gekomen, dat de „ge
leerdheid" van don heer Bolland zich voor-
nameiyk bepaalt tot hot dom naschryven van
hetgeen by sommige coryphoeën op heb
gebied der moderne bybelcritiek nog de be-
trekkelybe verdienste der nieuwheid had.
Maar misschion is juist die laatste qualiteit
in het oog van sommige Leidsche lieeren
een verdienste 1
Dos te ergor voor de jongelui, die in de
Sleutelstad een „tweedebandsch opkooksel"
voor ecbto „wetenschap" zich moeten laten
voordienen 1
De Tyd wordt ook door hetgeen het Han
delsblad schreef, bevestigd in bet gevoelen,
„dat de vyandschap tegen den op openbaring
berustenden godsdienst wel de meest spre
kende en byzondere karaktertrek is, welke
by den man valt op të merken. Do vraag
schynt gewettigd, of werkelijk do heer Bol
land door het curatorium dor Leidsche Hoogo-
school, de letterkundige faculteit gehoord,
aan de Regeering ter bsnoeming ls aanbe
volen, dan wel of de heer Yan Houten ge
meend h'eft, in dit geval do aanbeveling van
het curatorium en de letterkundigo faculteit
te mogen voorbygaan. De Tijd meent, dat
daaromtrent zekerheid moot worden ver
kregen, want zjj acht het onwaarschyniyk,
„dat door colleges, welken de bloei on het
drukke bezoek der Leidsche universiteit na ter
harte moeten gaan, het initiatief zou genomen
zyn tot een benoemiDg, van welke met zeker
heid te voorzien was, dat zy by zeer velen
ontstemming en ergernis zou verwekken."
r>e nieuwe hoed.
Uit het Fransch van Jules Moineaux.
„Hoe gek een nieuwen hoed'te koopen en
dien -veertien.dagen ongebruikt* in het blauwe
papier te. laten," merkte mevrouw Saupiquet
sarcastisch, op.
„Ik zet dien eenvoudig niet op, omdat gy
steeds roept dat myn oude nog zoo goed is".
„Ja, en vergeet niet de zeven en twintig
hoeden, die ge, bedolven ODder stof, boven
in* uw kleerkast bewaart; gooi ze toch weg 1"
„Daar kan men altyd toe komen; anders
zyt ge. steeds zoo op zuinigheid gesteld en
mag er zelfs geen afgebrande lücifer verlo
ren gaan."
„Neen, van wegsmyten houd ik niet, maar
om zeven en twintig oude hoeden te bewaren,,
daarin zie ook ik geen heil. Geef ze dan weg.
Höeveel ongelukkige stakkers gaan niet, bar
revoets!"
„Wildot gy zo dan die hoeden als schoei
sel geven?"
„Ge weet heel goed wat ik meen. Je aar
digheden zyn meestal heel ongepast. Laat
een kleerkooper komen en bied hem die
fraaie collectie aan."
„Ik denk er niet over."
„Zooals ge wilt, uw haan zal koning
kraaien, dat wist ik al vooruit; koop voor
myn part hoeden of koop ze niet!"
Eu woedend, opstaande snauwde ze hem
nog toe:
„Ge zult me nog vermoorden met dat
eeiuwigo geharrewar," waarna ze met een
hevigen slag, de deur achter zich dichttrok.
„Nooit kan ik myn vrouw voldoen," bromde
Sdupiquet, „nu weer met dien hoed. Nu zegt
ze.; „wat behoef je dien te koopen, daar je
hem niet. draagt", en den eersten ke9r dat
zei or my mode uit ziet gaaD, zal ze my
toevoegen„waarom draagt ge nu dien nieuwen
hoed terwijl do oude nog zoo goed is?" Zoo
isinu mijn leven I
II.
„Tk ga uit," zegt Saupiquet een paar dagen
later tot zyn vrouw.
„Goed; waar ga je heen?'1
„Naar dien armen Mariton, je weet toch dat
hQf ziek iff." i
„En daarom zet je je hoed op?"
„Dacht ik 't niet!" antv Sjdde de echtge
noot mot een sarcastisch la. (je; „zet ik myn
ouden op dan is het: „zeker, ik zou een
nieuwen hoed koopen en den ouden drageD,''
onj nu ik den nieuwen op heb, zeg je: „je
nièuwo hoed?" Ja myn nieuwe hoed, zooals
je i ziet.'"
„Dan zou ik den ouden maar weer op de
geiwone verzamelplaats gooien, daar zyn er
nog niet genoeg!"
Met grooto woede grypt Saupiquet het
onschuldig twistvoorwerp en een kast open-
trekkond, smyt hy het daar in en daarna sluit
hy met een nydigen ruk de deur.
„Nu, die is er geweest! Met dien hoed kunt
ga my al vast niot meer plagen
„Dat is de acht-on-twintigstel" En mevrouw
vailt schaterlachend achterover in haar stoel.
Saupiquet loopt verbolgen de deur uit. Op
sttaat gekomen, wordt hy kalmer, en op zjjn
geimak do menschen en de scliitterendé winkel-
étalages bekykend, wandelt by door de straten
van Parys in dé richting der woning van den
zièken Mariton.
Eensklaps wordt zjjn opmerkzaamheid ge
trokken door een jongen, die een zeil over
de uitstalling van boeken vóór een winkel
komt spreiden.
„Het regent", merkt de knaap op.
„Regent het? Werkolyk! En ik heb geen
parapluie by my, en, o wee, myn nieuwe
hoed!"
Op dit oogenblik valt de dreigende regen
in stroomen neder.
„Ik kan onmogelyk te voet verder gaan",
denkt S. ea haastig zoekt hy een schuilplaats
onder de een of andere portiek, ondertusscheu
de voorbijrijdende huurkoetsiers aanroepend,
dië hem zelfs geen antwoord schenen waar
dig te keuren.
Iiy meende, dat men hem niet hoorde en
zich tot den rand van het trottoir wagend,
begon by opnieuw te schreeuwen, echter
-met. hetzelfde gemis aan succes. Ongeluk-
kigerwyze haakte de parapluie van een
vóorbygangor in don rand van zyn nieuwen
hbed, zoodat dezo in de modder rolde.
„Dat ook nogl" En kwaadaardig bukt hy
zich en raapt het vuilgeworden hoofddeksel
op. Met een sprong was hy op de trede van
,een omnibus om de plaats in te nemen van
eén heer, die juist afsteeg, doch een aan-
komonde jongen was hem voor geweestmet
een handigen duw wist hy Saupiquet den
slappen bood in de oogen te duwen en te
gel ykei tyd zyn plaats in te nemen.
„Alsjeblieft, mynheer", maande de con
ducteur.
„Als ik eerst een plaats heb"
„Die is al ingenomen, „mynheer."
„"Wie, wat?" brulde Saupiquet, buiten zich-
zelven van woede.
„Alsjeblieft, mynhoer,er is geen plaats moer,
wilt u afstappen?"
De ongelukkige liet het zich geen twee
maal herhalen; geheel ternedergeslagen zocht
hy een nieuwe schuilplaats op en begon
yverig zUn hoed wat op te knappen.
Een der mannen, die, evenals hy, een
onderkomen zochten voor de bui, raadde hem
even by den hoedenboopman in den derden
winkel daar vandaan in te loopen.
„Hy borstelt den hoed wat op en droogt
dien met een heet yzer", onderrichtte de
man goedig.
En Saupiquet haastte zich naar den
hoedenman.
De bewerking duurde een uur en kostte
drie franken en de hoed geleek allesbehalve
nieuw meer.
In een café zette Saupiquet zich nu neer
om geduldig af te wachten, wanneer het den
regen zou believen op te houden.
Den ongelukshoed hing hy aan een knop
tegen den muur en hy bestelde oen kop
bouillon om wat warm te worden. Achter
de courant doorleefde hy reeds vooruit de
huiselyke scène, die volgen zou.
II!.
De regen hield eindelijk op en Saupiquet,
die reeds lang op die gunstige golagenheid
had zitten wachten, stond op en nam, nog
in gedachten verzonken, zijn hoed van den
knop.
Juist toen hy daartoe zyn hand uitstrekte,
pakte hem iemand in den kraag van zyn jas.
„Ziezoo! Emdelyk hebben we hem dan
toch 1riepen zy den eigenaar van het café toe.
„Hoedendiof!" schreeuwde deze.
„Ik een hoedendief!" verdedigde Saupiquet
zich „ik die
„Voor don commissaris van politie kunt
ge u verantwoorden l"
En zonder hem zelfs maar aan te hooren,
trok men hem mede naar het bureel, gevolgd
door straatjongens en leegloopers.
„Sedert veertien dagen, mynheer de com
missaris," begon de eigenaar van het café,
„stal iemand geregeld by my de hoeden, we
hebben hem nu. echter op heeterdaad betrapt.
„Ik kan bewyzen, dat ik geen dief ben 1"
riëp Saupiquet wanhopend, „ge kunt naar
my informeeren, doorzoek gerust myn huis."
Hy gaf zyn naam en adres en een agent
werd naar de aangeduide woning gezonden.
IV.
Binnen het uur kwam de agent terug,
zwoegende onder oen enorme vracht hoeden.
„Dat alles heb ik by hem gevonden", ver
klaarde dezezyn vrouw was uit en de meid
heeft my toegang verleend; ik heb alles
doorzocht."
„Wilt ge nu nog ontkennen, dat ge een
hoedendief van beroep zyt?" vroeg de com
missaris.
„Ik zal hot biy ven ontkennen 1" schreeuwde
de ongelukkige Saupiquet; „al die hoeden,
behooren my toe, want ik heb ze eerlyk
betaald. Ik draag ze niet en daarom lagen-
ze m myn kast opgestapeld."
„WatI Hoeden, die 'ge niet meer- draagt,
zamelt ge thuis op?"
„Myn vrouw heeft my al honderdmaal
gezegd, een ouden kleerkoop te laten komen,
maar telkens vergeet ik het weer. Ik ver
geet alles, vandaag nog myn parapluie; ik
heb geen hoofd
„Geen hoofd en acht en twintig hoeden 1"
V.
Natuurlyk kon men de beschuldiging niet.
bly ven volhouden tegen iemand van zyn positie
en zyn stand. In vrybeid gesteld, haastte
Saupiquet zich naar zyn woning.
Zyn vrouw; was nog uit en toen zy thuis
kwam, had zy het geheele verhaal reeds
gehoord.
Van dien dag af, kon er niets zyn. of
mevrouw verweet hem zyn wederwaardig
heden, op dien gedenkwaardigen dag onder
vonden.
„Verhinder ik jou, zooveel nieuwe hoeden
tei koopen als je wilt?" boot ze hem spot
tend toe.
En toen dertig jaar later, het echtpaar,
oud en knorrig geworden, eens voor de ramen
zat te kyken, terwyi er een geweldige regenbui
losbarstte, merkte mevrouw op:
„Net zoo'n weer als toen zy dien dag je
nieuwen hoed bedierf!"
Waar is de bergrjeest?'
Hei vermoedelijk weder van dezen zomer
Men scliryft aan het „N. v. d. D.":
Het zomersche weder, dat wy dezer dagen
beleven, brengt my de maand Maart van het
jaar 1884 in herinnering, toen w'J ongeveer op
denzelfden tyd dergelijke zonnige, zoele dagen
hadden. Do toen voorafgegane winter gafons
ongeveer Hetzelfde weder als de laatstverloopen,
d.w. z. byna geen vorst en geen sneeuw, maar
vele sombere en mistige dagen. Afgaande op
dezo gegevens, n.l. dat het weder van November
af vry wel gelyk is geweest aan dat van Nov.
1S83 April 1884 en dat do maand Maart ons
by booge uitzondering, evenals in 1S84, een
zomersche temperatuur brengt, ligt 't voor de
hand, dat het weder, dat ons in de a.s. maanden
te' wachten stant, mogelyk ongeveer gelyk zal
z\jn aan dat van het jaar 1884.
En wat heeft dat jaar ens voor zomerweder
gebracht Ik beb myne meteorologische aantee-
keningen, die ik sinds 1875-dagelijks byhoud,
opgeslagen en daaruit gezien, dat het schoone
zomerweder van Maart, en ook van de eerste
dagen van A pril, gevolgd is door een tiendaagsch
tydperk, van 15-25 April, van ontzettende
koudo met hevigen N.O. wind en een voor den
tijd van het jaar strenge vorst, zoodat de wate
red met een vry dikke ijskorst waren bedekt,
en gewassen en vruchtboomen grooto schade
leden.
Daarop is gevolgd een tamelijk goede Mei
maand met prachtig, helder weder in de 2de
helft, een droge, redeiyk warme Juni, een zeer
warme, heeriyke Juli met in de 2de helft veel
ofiweer, een buitengewoon mooie en warme
Augustus en, om maar niet verder te gaan, een
sühoone, tamelijk warme herfstmaand.
My dunkt dus, dat, wanneer het weder van
1896, de tiondaagsche ysperiode uitgezonderd,
aan dat van 1884, zooals tot nu toe, gelijk bly ft,
men dezen zom°r geen reden tot klagen zal
hébben. Ik waag my echter niet aan voor.-p ri
lingen en acht 't zelfs, in strijd met den Hoog
geleerden heerFalb, een onmogelykheid om met
zekerheid het weder enkele dagen vooruit te
voorspellen; ik wensch er aÏÏeen de aandacht
op te vestigen, wat ons mogelyk vcor den a.s.
xoraer te wachten staat, afgaande op de gege
vens, die my door ruim 20 jarige waarnemingen
ten dienste staan.
Laat ons hopon, dat die verwachtingen be
waarheid worden!
Gemengd Nieuws.
Opgave van hot vervoer en de
opbrengst van den Rynlandschen Stoomtram
weg geiurende do maand Jan. 1S9.6: reizigers
aantal 23,892; opbrengst f 3124.80r'; goe leren
en diversen f 331.3L5. Totaal f 3456.12.
Per dagkilometer bedraagt dit f 12.39.
Inden nacht van "Woensdag op
Donderdag jl. is by eenige ingezetenen op 't
dorp te Aarlanderveen diefstal gepleegd. Naar
den dader of de daders zoekt de yverige bri
gadier-commandant.
Een jongen van 10 jaar, te Rot
terdacn door een agent van politie in zwaar
beschonken toestand op de Hoogstraat aldaar
aangetroffen, waar hy op de straat lag, is,
na aan het bureel in de Lange Torenstraat
zyn roes te hebben uitgeslapen, overgebracht
naar het politiebureel in de Witle-de-With-
straat. Men had hem in eene tappery op den
Binnenweg voor 16 centen sterken drank
verkocht.
Naar een politie-bureel te Am
stonlam is gebracht een 19-jarige juffrouw,
dio in de Sarphatistraat met haar rywiel was
omgevallen en daarby schade had veroorzaakt
aan een mand met eieren, welke door een
voorbyganger werd gedragen. De schade is
door haar aan den belanghebbende vergoed.
Ongeveer 400 van de 1 2 00 roos-
jesslypers zyn thans te Amsterdam aan het
werk tegen het verhoogde loon. De Juwe
liers-vereeniging blijft nog weigeren de ver-
hboging van 22T/2 pet. toe te staan.
"Wegens de loonsbepalingdoor
db vereeniging der verveners in delageFriesche
va en, vreest men in de Opsterlandsche venen
voor werkstaking. Do heer H. De Jong, te
Tcrwispel, heeft, om een strike te voorkomen,
op heden eene vergadering V3n veenarbeiders
uitgeschreven, om het loon te bespreken en
zoo mogelyk te bepalen.
Zekere K. De J., in dto gemeente
Engwirden (Fr.), die als milicien nog een maand
onder de wapenen moest komen, vroeg, wegens
zyn a. s. vertrek naar Amerika, daarvan vry-
stelling, die hem geweigerd werd. Niettemin
ging by de reis naar Amerika aanvaarden en
keerde dezer dagen terug. Dö politie kreeg
last hem op te zoeken; toen deze kwam, was
de vogeL al wear gevlogen. Men zegt, dat hy
al weer op reis is naar zyn tweede vaderland.
Uit de ingezetenen va.nGorra-
dyk werd voor geruimen tyfcL eene commissie
benoemd, om to onderzoeken de invoering
van electrisch licht voor verlichting van straten
en particuliere woningen aldaar. Dit licht*
bleek duur te zyp en nnzullen aldaar proeven
genomen worden met acetyleenlicht.
Aan don verkoop van vee, dat
uit Holland- over de Duifsche grenzen was
gesmokkeld,- was tot dusver de voorwaard©
verbonden, dat het door den kooper onmiddel-
lyk moest geslacht worden: Deze voorwaarde
isi nu opgeheven, daar het den kooper van
gesmokkeld vee vrijstaat, dit als fokvee
verder Duitschland in te voeren, wanneer het
door een Duitschen keurmeester is goedgekeurd.
Het aardige van dit nieuwtje is, volgens
onzen berichtgever, dat er Uit blykt, dat de-
slbiting der Duitsche grenzen voor het Hol-
landsche vee, uit vrees,, dat het aan mond en
klauwzeer ly.dt, denkbeeldig is, daar men nu.
het gesmokkelde vee, dat toch ook uit Holland;
komt, toelaat^ (£L D.).
Het badseizoen op Schiermonnik
oog wordt den löden Juni geopend.
Met de kanalisatie van de rivier
de oude IJsel is men tot Ulft gereed.
Te R.ou aan zyn dezo week eenige
voorwerpen geveild, afkomstig van Lode-
wyk XVI en de zynen tydens hunne laatste
dagen, en. bewaard door zyn kamerdiena. r
Clëry, van wien. zy pp diens onlangs overleden
kleindochter waren overgegaan Een hemd
met kanten, door den ongelukkigen koning
den dag vóór zyn dood gedragen, heeft 2890 fr.
opgebracht, een hoofddoek 700 fr., een doek,
bij zyn laatste communie gebezigd, 1950 fr.
Zooals men w;eet, was, het slotenuiaken een
lief hebbery van,den koning; voor een ornament
van een slot en oen sleutel, door hem ver
vaardigd, werd. te zamen 520 fr. betaald. Het
mes van Maria Antoinette- bracht 680. fr. op,
een stukje van een balk uit hare cel 105 fr.
Een lok van den koning, werd met 500, een
van de koningin met 910 fr. betaald. Twee
kleedingstukken van den kroonprins brachten
2050 en 10/25 fr. op, een kapsel van prinses
Elisabeth. 950. fr.
Do meeste voorwerpen werden aangekocht
door den heer Gentiletta voor een vorstelyk
geslacht in Oostenry.lc, men vermoedt voor
keizer Frans Jozef, die. reeds hét.dagboek van
Clery bezit. De stukken, die op den kroonprins
(Lodewyk XVI) betrekking hebbeD, werden
gekocht door den heer Ofcto, als vertegen
woordiger van. de-afstammelingen van Naun-
dorf, die beweerde de „daupjiin" te wezen.
Een gouden Grieksche helm houdt
in don laatsten tyd de geleerden, kunstvrien
den en verzamelaars te Athene bezig. Het
kostbare stuk,, dat eene waarde vertegen
woordigt van 75,000 a f 90,000,.js aan vorst
Lichtenstein en baron Rothschild, aangeboden.
Volgens geruchten zal het den Czaarby zyne
kroning ten geschenke worden gegeven.
Deze helm moet in do Krim gevonden zyrv
waar vroeger vele han lelseteden der Héllen en
bloeiden. Volgens anderen komt hy .uit het
ryko Olbia aan de Zwarte Zee, welke Griek
sche handelsstad door een machtigen vorst der
Skyten genoodzaakt werd, jaarlyks geld en.
kostbare geschenken, uit te le.ver.-n. Zulk een
geschenk zou dezo prachtige Grieksche helm
zyn geweest, en een beschreven steen, die nog
to* St.-Petersburg bewaard wordt, roemt de
verdiensten van een ryken burger uk Olbia,
die door allerlei, eere-geschenken den naburi-
gen vorst wist te bevredigen.
Op den helm moeten tooneelen uit de Ilias
voorgesteld en inschriften aangebracht zyn.
Een Amerikaan, d e h e o r R a u m,
heeft in Egypte opgravingen gedaan aan den
voet van de Sfinx, en is zelfs dit beeld bin
nengedrongen. In den hals* heeft hy een in
gang geboord, waarlangs by in het beeld kon
afdalen. Binnen heeft de heer Raum de mon
ding van een, verstopten, put ontdekt, die na
uitgraving tot op een diepte van zeven meter
bleek toegang te geven tot twee gangen, een
in noordwostelyke,. de andere im zuidweste
lijke richting, loopende.
In h-.t hoofd van de Sfinx trof de navor--
scher een. gat aanr waarin z.. i.. indertyd do
steenen hoofdtooi- van het monsterbeeld. be-
vostigd is geweest. Zelfs meent de heer Raum
deze to hebben gevonden onder het. tempeltje
.tusschen da pooten der Sfinx. Het versiersel
verbeeldt een opgerolde slang, die drie zuilen,
draagt in den vorm van lotus; het is rood
.geschilderd om meet over de grootste breedte
1.25 meter.
Slatin Pa-cha, die door zyn lang
durige gevangenschap in Soedan met de tos
standen aldaar bekend is, zegt dat de Khalifa:
over ruim 100y000 man cn 75 stukken geschut,
beschikt. De ammunitie voor geweren en
kanonnen wordt in fabrieken van den Khalifa
te Omdurman vervaardigd. Slatin Pacha Z9gj;.
dit Khalifa Atdullabi, die ongeveer 50 jaar
oud is, op de meest tirannieke wyzo regeert.
Het. rywiel in China. De vélo-
cipède draagt in China den schoonen naaur
yang-ma (vreemd paard) of felchaï (yliegende-
machine) on tzu tzan (alleenrydend rytuig).
Een Chineesche boer gaf er onlangs déze
nog schooner dëfinifie. van:
„Het is een niuilezeltj'e, dat men stuurt
by zy'n ooren en dat men doet loopen door
het trappen te geven." (Kroniek.)