MENGELWERK. stemming In de Onderwijswet beeft opge nomen, weder nagenoeg wordt te niet gedaan. Is dan harmonischo ontwikkeling van geest en lichaam in de school, in 1S89 eenstommig wenschoiyk geacht, nu niet meer noodig voor de tien-, ja honderdduizenden leerlingen der bijzondere school en voor het grootste deel van de leerlingen der openbare school? En is zulk een voorstel te rechtvaardigen in onze dagen vooral, nu er meer en meer stem men opgaan, om aan ons lager onderwas een meer practische richting te geven? B(j het voorstel, zooals het door den minister gedaan wordt, klinkt hot als een bespotting, in de memorie van toelichting te lezen, dat de Eègeoring „het doeltreffend acht, dat de vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek wel onder de verplichte leervakken aan de openbare lagere scholen blijven opgenomen'', als aan verreweg de meeste scholen ontheffing zal noeten worden verleend, omdat er de gelegenheid voor dat onderwijs en de gel delijke middelen ter verschaffing van denoo- dige localiteit ontbreken. Een verplicht leervak in de wet, terwijl daarin op de geeubsidiöerde bijzondere scholen en op de meeste openbare scholen in 't geheel geen onderwijs zal worden, gegovenKan het dwazer? mag men vragen. Maar het voorstel is ook schromelijk onrecht vaardig tegenover de duizenden onderwijzers en onderwijzeressen, die door do wet van 1889 worden gedwongen zich, zelfs op gevor derden leeftijd en veeltijds geheel op eigen kosten, voor hot geven van onderwijs in, de vrije- en orde oefeningen te bekwamen. Sedert 1889 hebbon ruim 9000 personen de akte van bovoegdheid voor vak j verworven en, door aanneming van het voorstel der Regee ring zonden al de daaraan bestede moeite en kosten vergeefsch zynl" Volgens het VolJcsblad is er maar één middel om da bezwaren weg te nemen, en wel do noodige steun van, Rijkswege, zoowel voor het bijzonder als voor het openbaar onderwijs, opdat in alle scholen de gezonde lichaamsoefening als noodzakeliike afwisseling van do inspanning van don geest in gebruik komen. Door aanneming van het voorstel Van Houten behoudt men in schijn een leervak, maar maakt men het feitelijk, dood. E,en Schandaal. Niet anders kunnen wij aldus De Tijd de jongste hoogleeraars benoeming botitelen, die in de Staatscourant voorkomt. T.ot hoogleeraar namelijk in de faculteit der letteren en wijsbe geerte aan d o R y k a»U niversiteit to Leiden is bij koninklijk besluit van 23 dezer aangewezen de hoer G. J. P. J. Bol land, leeraar der Engelschs taal- en letter kunde aan het gymnasium „Willen III" te Batavia. Een schandaal?.Waarom?. Was het onderwijs van den heer Bolland dan onvoldoende? Kende hy zijn Engelsch niet? Kon by niet doceeren?!. Wy moeten eerlijk bekennen, dat wy daarvan niets weten. Wat wy echter wèl weten, is: dat de vakkon van onderwys, die thans den voor- maligen leeraar te Leiden worden opgedragen, niet de minste overeenkomst hebben met den werkkring, waarin hy tot dusver gelegenheid vond zich te onderscheiden. Zy zijn, nota benol de geschiedenis der wijsbegeerte^ de logica, de metaphysica en de zielkunde 1 Welken waarborg heeft men^ dat een man, die goed Edgelsch doceert, van dat alles ook maar een gering begrip heeft?' Laat staan: dat hij in staat zal zyn in die vakkon universitair onderwys te geven? Hoogere studiën heeft de man zelf niet gemaakt Of, zoo al ja; dan kwam1 hy er nooit toe zich den wetensohappeiyken titel te verwerven; die toch wel als een minim urn- bewys van bekwaamheid' in een toekomstig professor zal mogen gevorderd1 worden! Nog oons: hoe weet men, dat dë Indische leeraar ook maar een flauw begrip heelt van de dingen, waarin hy andere moet onderwijzen? Wil men soms die wetenschap afieideu uit de geschriften, door hem op een aan zyn onder\vij3 vreomd gebied uitgegeven? 't Zou dan. do moeito waard gowoest zijn, dat men in Den Haag eens konnis had genomen van do vernietigende critioken, waarin zyn arbeid getoetst werd aan do eisclien van gezond verstand en eerlijkheid. Men zou dan tegelyk tot do bevinding zyn gekomen, dat de „ge leerdheid" van don heer Bolland zich voor- nameiyk bepaalt tot hot dom naschryven van hetgeen by sommige coryphoeën op heb gebied der moderne bybelcritiek nog de be- trekkelybe verdienste der nieuwheid had. Maar misschion is juist die laatste qualiteit in het oog van sommige Leidsche lieeren een verdienste 1 Dos te ergor voor de jongelui, die in de Sleutelstad een „tweedebandsch opkooksel" voor ecbto „wetenschap" zich moeten laten voordienen 1 De Tyd wordt ook door hetgeen het Han delsblad schreef, bevestigd in bet gevoelen, „dat de vyandschap tegen den op openbaring berustenden godsdienst wel de meest spre kende en byzondere karaktertrek is, welke by den man valt op të merken. Do vraag schynt gewettigd, of werkelijk do heer Bol land door het curatorium dor Leidsche Hoogo- school, de letterkundige faculteit gehoord, aan de Regeering ter bsnoeming ls aanbe volen, dan wel of de heer Yan Houten ge meend h'eft, in dit geval do aanbeveling van het curatorium en de letterkundigo faculteit te mogen voorbygaan. De Tijd meent, dat daaromtrent zekerheid moot worden ver kregen, want zjj acht het onwaarschyniyk, „dat door colleges, welken de bloei on het drukke bezoek der Leidsche universiteit na ter harte moeten gaan, het initiatief zou genomen zyn tot een benoemiDg, van welke met zeker heid te voorzien was, dat zy by zeer velen ontstemming en ergernis zou verwekken." r>e nieuwe hoed. Uit het Fransch van Jules Moineaux. „Hoe gek een nieuwen hoed'te koopen en dien -veertien.dagen ongebruikt* in het blauwe papier te. laten," merkte mevrouw Saupiquet sarcastisch, op. „Ik zet dien eenvoudig niet op, omdat gy steeds roept dat myn oude nog zoo goed is". „Ja, en vergeet niet de zeven en twintig hoeden, die ge, bedolven ODder stof, boven in* uw kleerkast bewaart; gooi ze toch weg 1" „Daar kan men altyd toe komen; anders zyt ge. steeds zoo op zuinigheid gesteld en mag er zelfs geen afgebrande lücifer verlo ren gaan." „Neen, van wegsmyten houd ik niet, maar om zeven en twintig oude hoeden te bewaren,, daarin zie ook ik geen heil. Geef ze dan weg. Höeveel ongelukkige stakkers gaan niet, bar revoets!" „Wildot gy zo dan die hoeden als schoei sel geven?" „Ge weet heel goed wat ik meen. Je aar digheden zyn meestal heel ongepast. Laat een kleerkooper komen en bied hem die fraaie collectie aan." „Ik denk er niet over." „Zooals ge wilt, uw haan zal koning kraaien, dat wist ik al vooruit; koop voor myn part hoeden of koop ze niet!" Eu woedend, opstaande snauwde ze hem nog toe: „Ge zult me nog vermoorden met dat eeiuwigo geharrewar," waarna ze met een hevigen slag, de deur achter zich dichttrok. „Nooit kan ik myn vrouw voldoen," bromde Sdupiquet, „nu weer met dien hoed. Nu zegt ze.; „wat behoef je dien te koopen, daar je hem niet. draagt", en den eersten ke9r dat zei or my mode uit ziet gaaD, zal ze my toevoegen„waarom draagt ge nu dien nieuwen hoed terwijl do oude nog zoo goed is?" Zoo isinu mijn leven I II. „Tk ga uit," zegt Saupiquet een paar dagen later tot zyn vrouw. „Goed; waar ga je heen?'1 „Naar dien armen Mariton, je weet toch dat hQf ziek iff." i „En daarom zet je je hoed op?" „Dacht ik 't niet!" antv Sjdde de echtge noot mot een sarcastisch la. (je; „zet ik myn ouden op dan is het: „zeker, ik zou een nieuwen hoed koopen en den ouden drageD,'' onj nu ik den nieuwen op heb, zeg je: „je nièuwo hoed?" Ja myn nieuwe hoed, zooals je i ziet.'" „Dan zou ik den ouden maar weer op de geiwone verzamelplaats gooien, daar zyn er nog niet genoeg!" Met grooto woede grypt Saupiquet het onschuldig twistvoorwerp en een kast open- trekkond, smyt hy het daar in en daarna sluit hy met een nydigen ruk de deur. „Nu, die is er geweest! Met dien hoed kunt ga my al vast niot meer plagen „Dat is de acht-on-twintigstel" En mevrouw vailt schaterlachend achterover in haar stoel. Saupiquet loopt verbolgen de deur uit. Op sttaat gekomen, wordt hy kalmer, en op zjjn geimak do menschen en de scliitterendé winkel- étalages bekykend, wandelt by door de straten van Parys in dé richting der woning van den zièken Mariton. Eensklaps wordt zjjn opmerkzaamheid ge trokken door een jongen, die een zeil over de uitstalling van boeken vóór een winkel komt spreiden. „Het regent", merkt de knaap op. „Regent het? Werkolyk! En ik heb geen parapluie by my, en, o wee, myn nieuwe hoed!" Op dit oogenblik valt de dreigende regen in stroomen neder. „Ik kan onmogelyk te voet verder gaan", denkt S. ea haastig zoekt hy een schuilplaats onder de een of andere portiek, ondertusscheu de voorbijrijdende huurkoetsiers aanroepend, dië hem zelfs geen antwoord schenen waar dig te keuren. Iiy meende, dat men hem niet hoorde en zich tot den rand van het trottoir wagend, begon by opnieuw te schreeuwen, echter -met. hetzelfde gemis aan succes. Ongeluk- kigerwyze haakte de parapluie van een vóorbygangor in don rand van zyn nieuwen hbed, zoodat dezo in de modder rolde. „Dat ook nogl" En kwaadaardig bukt hy zich en raapt het vuilgeworden hoofddeksel op. Met een sprong was hy op de trede van ,een omnibus om de plaats in te nemen van eén heer, die juist afsteeg, doch een aan- komonde jongen was hem voor geweestmet een handigen duw wist hy Saupiquet den slappen bood in de oogen te duwen en te gel ykei tyd zyn plaats in te nemen. „Alsjeblieft, mynheer", maande de con ducteur. „Als ik eerst een plaats heb" „Die is al ingenomen, „mynheer." „"Wie, wat?" brulde Saupiquet, buiten zich- zelven van woede. „Alsjeblieft, mynhoer,er is geen plaats moer, wilt u afstappen?" De ongelukkige liet het zich geen twee maal herhalen; geheel ternedergeslagen zocht hy een nieuwe schuilplaats op en begon yverig zUn hoed wat op te knappen. Een der mannen, die, evenals hy, een onderkomen zochten voor de bui, raadde hem even by den hoedenboopman in den derden winkel daar vandaan in te loopen. „Hy borstelt den hoed wat op en droogt dien met een heet yzer", onderrichtte de man goedig. En Saupiquet haastte zich naar den hoedenman. De bewerking duurde een uur en kostte drie franken en de hoed geleek allesbehalve nieuw meer. In een café zette Saupiquet zich nu neer om geduldig af te wachten, wanneer het den regen zou believen op te houden. Den ongelukshoed hing hy aan een knop tegen den muur en hy bestelde oen kop bouillon om wat warm te worden. Achter de courant doorleefde hy reeds vooruit de huiselyke scène, die volgen zou. II!. De regen hield eindelijk op en Saupiquet, die reeds lang op die gunstige golagenheid had zitten wachten, stond op en nam, nog in gedachten verzonken, zijn hoed van den knop. Juist toen hy daartoe zyn hand uitstrekte, pakte hem iemand in den kraag van zyn jas. „Ziezoo! Emdelyk hebben we hem dan toch 1riepen zy den eigenaar van het café toe. „Hoedendiof!" schreeuwde deze. „Ik een hoedendief!" verdedigde Saupiquet zich „ik die „Voor don commissaris van politie kunt ge u verantwoorden l" En zonder hem zelfs maar aan te hooren, trok men hem mede naar het bureel, gevolgd door straatjongens en leegloopers. „Sedert veertien dagen, mynheer de com missaris," begon de eigenaar van het café, „stal iemand geregeld by my de hoeden, we hebben hem nu. echter op heeterdaad betrapt. „Ik kan bewyzen, dat ik geen dief ben 1" riëp Saupiquet wanhopend, „ge kunt naar my informeeren, doorzoek gerust myn huis." Hy gaf zyn naam en adres en een agent werd naar de aangeduide woning gezonden. IV. Binnen het uur kwam de agent terug, zwoegende onder oen enorme vracht hoeden. „Dat alles heb ik by hem gevonden", ver klaarde dezezyn vrouw was uit en de meid heeft my toegang verleend; ik heb alles doorzocht." „Wilt ge nu nog ontkennen, dat ge een hoedendief van beroep zyt?" vroeg de com missaris. „Ik zal hot biy ven ontkennen 1" schreeuwde de ongelukkige Saupiquet; „al die hoeden, behooren my toe, want ik heb ze eerlyk betaald. Ik draag ze niet en daarom lagen- ze m myn kast opgestapeld." „WatI Hoeden, die 'ge niet meer- draagt, zamelt ge thuis op?" „Myn vrouw heeft my al honderdmaal gezegd, een ouden kleerkoop te laten komen, maar telkens vergeet ik het weer. Ik ver geet alles, vandaag nog myn parapluie; ik heb geen hoofd „Geen hoofd en acht en twintig hoeden 1" V. Natuurlyk kon men de beschuldiging niet. bly ven volhouden tegen iemand van zyn positie en zyn stand. In vrybeid gesteld, haastte Saupiquet zich naar zyn woning. Zyn vrouw; was nog uit en toen zy thuis kwam, had zy het geheele verhaal reeds gehoord. Van dien dag af, kon er niets zyn. of mevrouw verweet hem zyn wederwaardig heden, op dien gedenkwaardigen dag onder vonden. „Verhinder ik jou, zooveel nieuwe hoeden tei koopen als je wilt?" boot ze hem spot tend toe. En toen dertig jaar later, het echtpaar, oud en knorrig geworden, eens voor de ramen zat te kyken, terwyi er een geweldige regenbui losbarstte, merkte mevrouw op: „Net zoo'n weer als toen zy dien dag je nieuwen hoed bedierf!" Waar is de bergrjeest?' Hei vermoedelijk weder van dezen zomer Men scliryft aan het „N. v. d. D.": Het zomersche weder, dat wy dezer dagen beleven, brengt my de maand Maart van het jaar 1884 in herinnering, toen w'J ongeveer op denzelfden tyd dergelijke zonnige, zoele dagen hadden. Do toen voorafgegane winter gafons ongeveer Hetzelfde weder als de laatstverloopen, d.w. z. byna geen vorst en geen sneeuw, maar vele sombere en mistige dagen. Afgaande op dezo gegevens, n.l. dat het weder van November af vry wel gelyk is geweest aan dat van Nov. 1S83 April 1884 en dat do maand Maart ons by booge uitzondering, evenals in 1S84, een zomersche temperatuur brengt, ligt 't voor de hand, dat het weder, dat ons in de a.s. maanden te' wachten stant, mogelyk ongeveer gelyk zal z\jn aan dat van het jaar 1884. En wat heeft dat jaar ens voor zomerweder gebracht Ik beb myne meteorologische aantee- keningen, die ik sinds 1875-dagelijks byhoud, opgeslagen en daaruit gezien, dat het schoone zomerweder van Maart, en ook van de eerste dagen van A pril, gevolgd is door een tiendaagsch tydperk, van 15-25 April, van ontzettende koudo met hevigen N.O. wind en een voor den tijd van het jaar strenge vorst, zoodat de wate red met een vry dikke ijskorst waren bedekt, en gewassen en vruchtboomen grooto schade leden. Daarop is gevolgd een tamelijk goede Mei maand met prachtig, helder weder in de 2de helft, een droge, redeiyk warme Juni, een zeer warme, heeriyke Juli met in de 2de helft veel ofiweer, een buitengewoon mooie en warme Augustus en, om maar niet verder te gaan, een sühoone, tamelijk warme herfstmaand. My dunkt dus, dat, wanneer het weder van 1896, de tiondaagsche ysperiode uitgezonderd, aan dat van 1884, zooals tot nu toe, gelijk bly ft, men dezen zom°r geen reden tot klagen zal hébben. Ik waag my echter niet aan voor.-p ri lingen en acht 't zelfs, in strijd met den Hoog geleerden heerFalb, een onmogelykheid om met zekerheid het weder enkele dagen vooruit te voorspellen; ik wensch er aÏÏeen de aandacht op te vestigen, wat ons mogelyk vcor den a.s. xoraer te wachten staat, afgaande op de gege vens, die my door ruim 20 jarige waarnemingen ten dienste staan. Laat ons hopon, dat die verwachtingen be waarheid worden! Gemengd Nieuws. Opgave van hot vervoer en de opbrengst van den Rynlandschen Stoomtram weg geiurende do maand Jan. 1S9.6: reizigers aantal 23,892; opbrengst f 3124.80r'; goe leren en diversen f 331.3L5. Totaal f 3456.12. Per dagkilometer bedraagt dit f 12.39. Inden nacht van "Woensdag op Donderdag jl. is by eenige ingezetenen op 't dorp te Aarlanderveen diefstal gepleegd. Naar den dader of de daders zoekt de yverige bri gadier-commandant. Een jongen van 10 jaar, te Rot terdacn door een agent van politie in zwaar beschonken toestand op de Hoogstraat aldaar aangetroffen, waar hy op de straat lag, is, na aan het bureel in de Lange Torenstraat zyn roes te hebben uitgeslapen, overgebracht naar het politiebureel in de Witle-de-With- straat. Men had hem in eene tappery op den Binnenweg voor 16 centen sterken drank verkocht. Naar een politie-bureel te Am stonlam is gebracht een 19-jarige juffrouw, dio in de Sarphatistraat met haar rywiel was omgevallen en daarby schade had veroorzaakt aan een mand met eieren, welke door een voorbyganger werd gedragen. De schade is door haar aan den belanghebbende vergoed. Ongeveer 400 van de 1 2 00 roos- jesslypers zyn thans te Amsterdam aan het werk tegen het verhoogde loon. De Juwe liers-vereeniging blijft nog weigeren de ver- hboging van 22T/2 pet. toe te staan. "Wegens de loonsbepalingdoor db vereeniging der verveners in delageFriesche va en, vreest men in de Opsterlandsche venen voor werkstaking. Do heer H. De Jong, te Tcrwispel, heeft, om een strike te voorkomen, op heden eene vergadering V3n veenarbeiders uitgeschreven, om het loon te bespreken en zoo mogelyk te bepalen. Zekere K. De J., in dto gemeente Engwirden (Fr.), die als milicien nog een maand onder de wapenen moest komen, vroeg, wegens zyn a. s. vertrek naar Amerika, daarvan vry- stelling, die hem geweigerd werd. Niettemin ging by de reis naar Amerika aanvaarden en keerde dezer dagen terug. Dö politie kreeg last hem op te zoeken; toen deze kwam, was de vogeL al wear gevlogen. Men zegt, dat hy al weer op reis is naar zyn tweede vaderland. Uit de ingezetenen va.nGorra- dyk werd voor geruimen tyfcL eene commissie benoemd, om to onderzoeken de invoering van electrisch licht voor verlichting van straten en particuliere woningen aldaar. Dit licht* bleek duur te zyp en nnzullen aldaar proeven genomen worden met acetyleenlicht. Aan don verkoop van vee, dat uit Holland- over de Duifsche grenzen was gesmokkeld,- was tot dusver de voorwaard© verbonden, dat het door den kooper onmiddel- lyk moest geslacht worden: Deze voorwaarde isi nu opgeheven, daar het den kooper van gesmokkeld vee vrijstaat, dit als fokvee verder Duitschland in te voeren, wanneer het door een Duitschen keurmeester is goedgekeurd. Het aardige van dit nieuwtje is, volgens onzen berichtgever, dat er Uit blykt, dat de- slbiting der Duitsche grenzen voor het Hol- landsche vee, uit vrees,, dat het aan mond en klauwzeer ly.dt, denkbeeldig is, daar men nu. het gesmokkelde vee, dat toch ook uit Holland; komt, toelaat^ (£L D.). Het badseizoen op Schiermonnik oog wordt den löden Juni geopend. Met de kanalisatie van de rivier de oude IJsel is men tot Ulft gereed. Te R.ou aan zyn dezo week eenige voorwerpen geveild, afkomstig van Lode- wyk XVI en de zynen tydens hunne laatste dagen, en. bewaard door zyn kamerdiena. r Clëry, van wien. zy pp diens onlangs overleden kleindochter waren overgegaan Een hemd met kanten, door den ongelukkigen koning den dag vóór zyn dood gedragen, heeft 2890 fr. opgebracht, een hoofddoek 700 fr., een doek, bij zyn laatste communie gebezigd, 1950 fr. Zooals men w;eet, was, het slotenuiaken een lief hebbery van,den koning; voor een ornament van een slot en oen sleutel, door hem ver vaardigd, werd. te zamen 520 fr. betaald. Het mes van Maria Antoinette- bracht 680. fr. op, een stukje van een balk uit hare cel 105 fr. Een lok van den koning, werd met 500, een van de koningin met 910 fr. betaald. Twee kleedingstukken van den kroonprins brachten 2050 en 10/25 fr. op, een kapsel van prinses Elisabeth. 950. fr. Do meeste voorwerpen werden aangekocht door den heer Gentiletta voor een vorstelyk geslacht in Oostenry.lc, men vermoedt voor keizer Frans Jozef, die. reeds hét.dagboek van Clery bezit. De stukken, die op den kroonprins (Lodewyk XVI) betrekking hebbeD, werden gekocht door den heer Ofcto, als vertegen woordiger van. de-afstammelingen van Naun- dorf, die beweerde de „daupjiin" te wezen. Een gouden Grieksche helm houdt in don laatsten tyd de geleerden, kunstvrien den en verzamelaars te Athene bezig. Het kostbare stuk,, dat eene waarde vertegen woordigt van 75,000 a f 90,000,.js aan vorst Lichtenstein en baron Rothschild, aangeboden. Volgens geruchten zal het den Czaarby zyne kroning ten geschenke worden gegeven. Deze helm moet in do Krim gevonden zyrv waar vroeger vele han lelseteden der Héllen en bloeiden. Volgens anderen komt hy .uit het ryko Olbia aan de Zwarte Zee, welke Griek sche handelsstad door een machtigen vorst der Skyten genoodzaakt werd, jaarlyks geld en. kostbare geschenken, uit te le.ver.-n. Zulk een geschenk zou dezo prachtige Grieksche helm zyn geweest, en een beschreven steen, die nog to* St.-Petersburg bewaard wordt, roemt de verdiensten van een ryken burger uk Olbia, die door allerlei, eere-geschenken den naburi- gen vorst wist te bevredigen. Op den helm moeten tooneelen uit de Ilias voorgesteld en inschriften aangebracht zyn. Een Amerikaan, d e h e o r R a u m, heeft in Egypte opgravingen gedaan aan den voet van de Sfinx, en is zelfs dit beeld bin nengedrongen. In den hals* heeft hy een in gang geboord, waarlangs by in het beeld kon afdalen. Binnen heeft de heer Raum de mon ding van een, verstopten, put ontdekt, die na uitgraving tot op een diepte van zeven meter bleek toegang te geven tot twee gangen, een in noordwostelyke,. de andere im zuidweste lijke richting, loopende. In h-.t hoofd van de Sfinx trof de navor-- scher een. gat aanr waarin z.. i.. indertyd do steenen hoofdtooi- van het monsterbeeld. be- vostigd is geweest. Zelfs meent de heer Raum deze to hebben gevonden onder het. tempeltje .tusschen da pooten der Sfinx. Het versiersel verbeeldt een opgerolde slang, die drie zuilen, draagt in den vorm van lotus; het is rood .geschilderd om meet over de grootste breedte 1.25 meter. Slatin Pa-cha, die door zyn lang durige gevangenschap in Soedan met de tos standen aldaar bekend is, zegt dat de Khalifa: over ruim 100y000 man cn 75 stukken geschut, beschikt. De ammunitie voor geweren en kanonnen wordt in fabrieken van den Khalifa te Omdurman vervaardigd. Slatin Pacha Z9gj;. dit Khalifa Atdullabi, die ongeveer 50 jaar oud is, op de meest tirannieke wyzo regeert. Het. rywiel in China. De vélo- cipède draagt in China den schoonen naaur yang-ma (vreemd paard) of felchaï (yliegende- machine) on tzu tzan (alleenrydend rytuig). Een Chineesche boer gaf er onlangs déze nog schooner dëfinifie. van: „Het is een niuilezeltj'e, dat men stuurt by zy'n ooren en dat men doet loopen door het trappen te geven." (Kroniek.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6