N°. 11069
Woensdag Maart.
A°. 1896
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van £on- en feestdagen, uitgegeven
pit nominer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 24 Maart.
Feuilleton.
Van Kieuw-Vork naar Londen.
IEIDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden.
Franco per postt i i
Afzonderlijke Nommers-
f 1.10.
„1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.17 Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt 0.05 berekend.
Eerste Blad.
By koninklijk besluit van 23 dezer is
benoemd tot hoogleeraar in de faculteit der
letteren en wijsbegeerte aan de Rijksuniver
siteit te Leiden, om onderwijs te geven in
de gescbiedenis der wijsbegeerte, de logica,
de metaphysics en de zielkunde, de heer G.
J. P. J. Bolland, leeraar aan het gymnasium
w "Willem III" te Batavia, in de plaat3 van prof.
dr. J. P. N. Land, aan wien, wegens gezond
heidsredenen, op verzoek, onlangs eervol ont
slag is verleend.
Naar wtf vernemen, is de heer W.
Landzaat, hoofdinspecteur van politie alhier,
na eene ernstige ongesteldheid ongeschikt
voor de verdere vervulling zijner betrekking
bevonden, op grond waarvan hij zich verplicht
heeft gezien zijn ontslag uit den dienst der
gemeente tegen 1 April a. s. aan te vragen.
Dat ontslag nu is hem door den burgemeester,
als hoofd der politie, op de mee6t eervolle
wijze verleend, onder dankbetuiging voor de
door hem aan de gemeente Leiden bewezen
diensten.
Als gepasporteerd sergeant-majoor der inf.
werd de heer Landzaat in 1866 bjj de
Rotterdamsche politie tot onderinspecteur
benoemd, om na het doorloopen der ver
schillende rangen in die betrekking, in 1874
te worden benoemd tot inspecteur van politie
te Leiden, terwi)l hij in 1884 als erkenning
zijner verdiensten bevorderd werd tot hoofd
inspecteur.
Vóórdat gisteravond prof. mr. W. Van
der Vlugt in de afdeelingsvergadering van
den Ned. Werkliedenbond alhier zijn nieuw
onderwerp aanroerde, verzocht en verkreeg
de Voorzitter het woord voor een drietal
.vragen naar aanleiding van hetgeen de vorige
week was gesproken. Hoe, vroeg hij, kwamen
de vakvereenigingen aan hare ruime fondsen
"Wat was hare houding jegens de coöperatieve
ïwinkels? Wordt het Engelsche vereenigings-
leven al dan niet, gelijk het onze, door secte-
verschillen gebroken? De spreker gaf op elke
dier vragen kort bescheid; het ontkennend
antwoord op de derde toelichtend met eene
herinnering aan Maurice en cardinaal Manning.
Daarna begon by zijne rede over „bepalingen
aangaande een maximum-arbeidsduur en een
maximum-loon bij openbare aanbestedingen
van overheidswege."
Een geschiedkundig overzicht ging vooraf.
Aan het oude geloof, dat productie bloeit by
onbepaald verlengde werkdagen en onbepaald
gedrukte loonen, brachten (zeide epr.) vooral
Lord Ashley en Th. Brassey gevoelige slagen
toe. Da wettelijke arbeidsdag en de normale
loonstandaard verkregen sedert hier en daar
zelfs burgerrecht. De beweging ten gunste
van die dingen, meer bijzonder by aanbe-
Btodingen van overheidswege, dagteekent van
het optreden van Drummond in 1884. Haar
verdere loop werd daarna geschetst, waarbij
de gebeurtenissen te Amsterdam in 1891
1894 natuurlijk op den voorgrond traden.
Zijn oordeel over die beweging omschreef
de spreker in dezer voege: Inderdaad mogen
ten behoeve der werklieden, in dienst bij
aannemers van openbare werken, van de be
trokken besturen regelingen worden verlangd
van een maximum-arbeidsuur en een minimum
loon, mits by de eerste goene beperking van
werkeloosheid, maar enkel voorzorg tegen
uitputting der werkkracht worde beoogd, en
b\j de tweede het doel 6lechts zijmisbruiken
van eene deloyale concurrentie der aannemers
te keeren, niet: den standaard van het week
loon kunstmatig op te drijven.
Na eene algemeene opmerking tot afweer
van principieel bezwaar tegen „overheidsvoogdy
over den volwassen werkman," giDg de spreker
over tot eene rechtvaardiging van zijn eerste
„desideratum": maximum-arbeidsduur De ge-
dachtengang, waarop (voor hom) die eisch
steunde, liep in hoofdzaak over twee stellin
gen: lo. Er bestaat voor den gemiddelden
werkman in ieder bedrijf eene bepaalde werk
daglengte, met wier inachtneming hy op den
duur zijne hoogste voortbrengingskracht be
reikt, waarboven hy niet kan gaan, waarbe-
neden hy niet kan blijven, zonder dat toppunt
te missen. En 2o. Nochtans vertoont de onbe
lemmerde werking der maatschappelijke kracht
en de strekking, dat normale urental te over
schrijden.
De eerste dier stellingen werd met een be
wijs uit het ongerijmde-, de tweede met
eenige voorbeelden uit de ervaring van Zwit
serland, Groot Brittannië en Nederland betoogd.
Waarop de spreker meende te mogen beslui
ten, dat dus ingrijpen van hoogerhand, voor
zoover mogelijk, hier te wenschen was.
Daarna werd met een woord het voorbe
houd gerechtvaardigd, dat van die verkorting
des werkdags wel menig bijkomstig voordeel
maar niet vermindering der werkeloosheid mag
worden verwacht.
Inmiddels was het, bovenal door de nabe-
spiegeling over het vakbondenwezen te laat
geworden om het onderwerp-aan-de-orde af
te handelen. De spreker vroog dus verlof het
tweede hoofdpunt (minimum-loon) te bewaren
voor eene volgende vergadering die bepaald
werd op Woensdag 1 April.
Een levendige gedachtenwisseling besloot
den avond. De twijfelingen, alle in heusohen
vorm geopperd, werden door den spreker naar
zijn beste weten opgelost.
De vergadering, die goed bezocht was ge
weost, scheidde te 11 uren.
De Leidsche Studenten-Geheel Onthou-
ders-Yereeniging heeft de in het Nutsgebouw
gehouden lezing van mevr. E. Selmer, met
schitterend succes bekroond gezien. Elf leden
traden tot de Yereeniging toe. De propaganda-
commissie uit die Yereeniging heeft daarom
besloten, a. s. Donderdag-avond een Dankstond
te houden onder leiding van den heer Ruysch
Yan Dugteren. De vereeniging „Chrysostomus"
heeft welwillend aangeboden, eenige zangnum
mers ten beste te geven.
Met een enkel woord willen we melding
maken van de eerste openbare vergadering der
Christel. Jongelingsvereeniging „Uw Bewaar
der zal niet sluimeren," alhier (afdeeling van
het Ned. Jongelingsverbond), welke gister
avond plaats had in het wykgebouw „Pniël,"
het gebouw, waarin ook de geregelde samen
komsten der Yereeniging des Zaterdags- en
Zondags avonds gehouden worden. Met een
enkel woord, niet in den breede, omdat het
ondoenlyk zou z(jn in een blad als het onze
geheel weer te geven wat gezegd werd èn
door ds. G. Yan Herwaarden, èn door den
heer A. J. De Lange, die met ds. S. H. J.
De Wolff de commissie van toezicht over de
Yereeniging vormen; alsmede door den heer
A. Harmsen Jr. (lid van het hoofdbestuur),
die sprak over „Geestdrift, het sieraad der
Jongelingschap"; den heer J. Lens, die han
delde over „De Chr. Jongelingsvereeniging
en hare roeping," en den heer A. L. J.
Schmall Jz., ring-agent, die het slotwoord
sprak; hoeveel belangrijks daarin dan ook
mocht aangetroffen worden. Ook het feit,
dat de meest belangstellenden in deze Yer
eeniging aanwezig waren en hun aantal
was groot rechtvaardigt o. i. de beknopt
heid onzer mededeelingen.
Met gemeenschappelijk gezang en met gebed
van ds. Van Eerwaarden werd de samen
komst geopend, terwyl daarna ds. Van H.
een eenvoudig woord tot inleiding sprak.
ZEerw. deed een blik slaan in wat hij reeds
ervaren had met Chr. Jongelingsvereenigingen,
waaruit in hoofdzaak bleek dat zyn sympathie
daardoor voor dergelijke vereenigingen nu'
juist niet bijzonder groot was geworden. Hij
wees o. m. op verschillende hoofdgebreken,
welko hij er opgemerkt had en die hem met
afkeer vervuld hadden, als bijv. op het ka
rakter van oudemannetjrsachtigheid, dat ze
droegen, tevens kweekplaatsen zijnde van
dominees en ouderlingen in miniatuur. Hy
hoopte dat die geest zich niet meester zal
maken van deze Jongelingsvereouiging, doch
dat zy frisch, vroom, opgewekt, vroolyk haar
weg zal gaan; dat hare leden vooral hunne
ziel rein zullen houden, met eerbied zullen
noemen den naam huns Heeren, niet eng
hartig zullen theologiseereo, zich doende kennen
door lange gezichten, maar met open oog en
breei gelaat zich onder elkander en hunne
mejemenschen zullen bewegen. Dèn zal zy
ook zyne sympathie kunnen verwerven, dan
zal zy, met uitsluiting van allo femelary, tot
zegen werkzaam kunnen zyn.
Behalve hot vele, dat gesproken werd en
waaruit o. a. bleek dat do jonge Yereeniging
reeds een twintigtal leden telt; dat zy later
gaarne over een eigen gebouw zou willen
beschikken; dat zy weldra een knapenver-
eeniging hoopt te kunnen oprichten; dat zy
reeds veler steun mocht ondervinden en nog
veel hulp, niet het minst geldeiyke, behoeft
ter uitbreiding van haren werkkring en be
reiking van haar doel, werden voordrachten
gehouden en zang-, piano en viool-nummers
ten beste gegeven, welke alle door grooten
byval gevolgd werden. De heer Portegys be
speelde zyn instrument, de viool, weer op
uitmuntende wyze.
Yoordat we deze mededeelingen eindigen,
na vermelding dat door de aanwezigen nog
een paar maal gemeenschappelyk gezongen
werd, dat de leden der Yereeniging frisch
het „Verbondslied" hadden gezongen en de heer
Schmall een dankgebed had uitgesproken, is
het ons een ware behoefte na een „Het
ga u wèl!" aan de Vereeniging nog iets
te zeggen omtrent den heer L. Boom.
De heer L. Boom, lid der Yereeniging, is
blind, volslagen blind. Hoe diep ongelukkig 1
zal menigeen zeggen, en terecht; hy is zeer
te beklagen. Maar we laten er onmiddeliyk op
volgenhoe heeriyk, hoe vertroostend èn
voor hemzelf èn voor hen, die hem met hunne
zorgen omringen, en voor degenen, die met
hem in nadere aanraking komen, moet het
zyn, dat hy zóó zingen kan, dat hy zóó het
klavier (orgel en piano) kan bespelen als hy
gisteravond deed. Hoe schoon klcnkzyn: „Ik
ken een lied". Hoe vol uitdrukking (al waren
de door hem gezongen woorden dan ook niet
op hem van toepassing), hoe zuiver kwam
dat lied tot ons 1 Hy is een goed zanger. En,
let well we zeggen dit niet omdat hy blind
is. Zyn begeleiding van het gezang met orgel
spel, die van de vioolvoordrachten met de
piano waren mede zeer goed. Hy verdiende
dan ook den byval, hem zoo gul geschonken.
Het was voor hem eon aangename avond, vol
succes, dat niemand hem voorzeker zal mis
gund hebben.
Dat succes zal ongetwyfeld gisteravond een
lichtstraal op zyn donker levenspad hebben
geworpen; dat de voorlezing dezer regelen
ditzelfde hedenavond moge doen! We hopen
bet van harte!
Mejuffrouw A. C. H. Lovius, van Leiden,
staat No. 1 op de voordracht van Burg. en
"Weths. te Zaandam, om te worden benoemd
tot onderwijzeres aan een der openbare scho
len aldaar.
De heer J. R. De Vries, te Leiden, komt
voor op het zestal voor hoofd der op te rich
ten Chr. school te Tulle en 't Waal.
De Nederlandsche mail, met berichten
uit Indië, wordt hedenavond alhier verwacht.
De „N. R. C." verneemt dat majoor A.
J. Gevers Leuven, van het 4de reg. inf. te
Leiden, bestemd is om als hoofdofficier voor
het reservekader op te treden, ter vervanging
van den kolonel J. F. F. C. Van Dam van
Isselt, die aan het hoofd van een regiment
is geplaatst.
Het is ons altyd zeer aangenaam iets goeds
van stadgenooten of vroegere stadgenooten te
vernemen; byzonder aangenaam dit goede
anderen weer bekend te doen worden. Daarom
vermelden wy met genoegen wat we in de
„Greifswalder Zeitung" lezen omtrent onzon
vroegeren stadgenoot den heer B. Bos, die
medewerkte op eene soirée te Greifswald
van do Concert-vereeniging en wel ter bege
leiding van den grooten zanger Eugen Gura.
Genoemd blad zegt o. m.„Een voortref-
felyk begeleider had de heer Gura in don
heer B. Bos, een jong Hollandsch kunstenaar,
van wien de muziekwereld eenmaal stellig
iets groots te verwachten heeft. Volstrekt
niet op den voorgrond tredende, steunde en
verhoogde deze fyngevoelde begeleiding Gura's
gezang, waarvan het succes voor e6n groot
gedeelte te danken was aan de opvattii g
van den accompagnateur, welke den stempel
droeg de opvatting te zyn van een echten
kunstenaar. Toen de heer Gura na het con
cert met den heer Bos op het podium ver
scheen, gold ook een deel der geestdriftvolle
toejuichingen van het publiek dezen jongen
kunstenaar, wiens spel allen in geestdrift
had doen ontvlammen."
De kiezersiysten der gemeente Voor
schoten zyn op den 23sten Maart 11. door den
burgemeester gesloten met een getal van 272
kiezers. De hoogste huurwaarde volgens de
personeele belasting bedraagt 1500, de laag
ste 24; de hoogste aanslag in de grond
belasting 1116de laagste f 10.36. Op de
lysten komen 68 grondeigenaars voor. 88
kiezers zyn te Voorschoten geboren. Geen
enkele lodger komt op de lysten voor.
Men schryft aan het „A. H." uit Boskoop:
„Met leedwezen werd hier het besluit ver
nomen van de bevoegde autoriteiten dat goene
tweede bestelling op Zondag zal worden toe
gestaan. In beginsel heeft men besloten dat
in gemeenten beneden 15,000 inwoners geen
tweede bestelling op Zondag zal plaats hebben.
„Men kan echter niet altyd de belangrijkheid
eener gemeente voor de posteryen afmeten
naar het aantal inwoners. Boskoop met zijn
3700 inwoners bereikte in 1895 eene zuivere
ontvangst van f 6227.86, terwyl de gehetle
geldelyke verantwoording in dit jaar bedroeg
136,771.05, makende per inwoner rosp.
1.70 en 37.
„Stelt men nu hier tegenover Gouda met
20,557 inwoners met eene zuivere ontvangst
van f 1.28, terwyl de geldelyke ontvangst
per hoofd 17.56 bedraagt, dan ziet men voor
Boskoop eene zeer gunstige verhouding Nog
meer springt dit in het oog wanneer men
enkelo plaatsen neemt uit de omgeving van
Boskoop. Voor Bodegrave bedragen de cyfers
per inwoner ƒ1.41 en f 21.30, voor Katwyk
0.39 en ƒ9.75, voor Oudewater 0.94 en
ƒ25.07 enz."
Gisteravond hield prof. mr. H. L. Drucker
te Groningen een lezing, waarvan de politi.ke
toestand het onderwerp was.
De hoogleeraar gispt het in de Regeering,
dat in twee jaar zoo weinig was gedaan en
niet voldaan was aan den wensch tot regeling
van het kiesrecht. Uitstekend achtte hy hot,
dat de nieuwe personeele belasting was uit
gesteld, waardoor samenkoppeling met het
kiesrecht in ieder geval was voorkomen.
Het ontwerp-kie8wet heeft spr niet be
vredigd, daar de regeling nog niet zoo ver
gaat als de tegenstanders van minister Tak
wilden, terwyl willekeur er door bevorderd
zal worden.
Als eischen der toekomst noemde spreker:
verbetering der administratieve rechtspraak,
van 's lands defensie, afschaffing der dienst-
vervanging, verheffing van mingegoeden in
zedeiyken, verstandelyken en stoffeiyken zin.
Spreker wenscht leerplicht, herziening van
het burgeriyk recht, van het huwelijksrecht,
arbeiders-overeenkomsten vereenvoudiging
van het procesrecht, en verklaart zyn stem
S) r-
Nadat wy den open oceaan bereikt hadden,
werden eiken dryver twee a drie van ons
toegevoegd. De ossen zelve hielden zich dien
dag zeer rustig en schenen zeer angstig te
zyn. Als men door de smalle gangen tusschen
hen doorging, trokken zy hoogstens den kop
wat terug.
Om negen uren dos avonds zochten wy
onze legeisteden op, die zich alle in een hut
van het voorschip bevonden. Den volgenden
morgen om vier uren werden wy gewekt om
te voederen, en dat bleef zoo gedurende de
reis. In de eerste plaats werd het vee ge
drenkt met zeewater, dat op eenvoudige
wyze aan boord drinkbaar gemaakt wordt.
Uit buizen, die zich over de geheele lengte
van het schip uitstrekken, wordt het water
in emmers gevuld en voor het drenken
gebruikt. Hierna wordt den dieren hooi ge
geven, dat in dicht geperste balen meegevoerd
wordt en door ons los geschud moest worden.
Daar hot hooi vele en uiterst scherpe dissels
bevatte, hadden wy al gauw bloedende han
den en een aantal splinters in de vingers.
Na het voederen werd dan dagelyks de voeder-
voorraad voor de volgende 24 uren uit het
scheepsruim gehaald en naar de verschillende
afdeelingen gebracht. Daarmede was het
eerste voederen, in den regel om acht uren
des morgens, afgeloopen, en kregen wy koffie.
Na een pauze van drie uren, die wy by
fraai weer meestal op het dek doorbrachten,
begon de tweede voedering, welke slechts
ongeveer een uur duurde. De osseu kregen
nu alleen maïshalmen, die wy eenmaal
moesten doorslaan, opdat zy beter te
nemen zyn.
Ons nu volgend middagmaal konden wy
drie uren lang in rust vertereD, totdat wy
weer aan onze ossen moesten denken, welker
voedering om drie uren des namiddags op
dezelfde wyze als des morgens met water
en hooi plaats had. Nadat wy daarop om
vyf uren onze thee met brood genoten hadden,
was ons dagwerk volbracht
Den derden dag kwamen wy ter hoogte
van Nieuwfoundland, waar een zware mist
heerschte, die op deze plaats byna altyd te
vinden is. Ten gevolge daarvan kondon wy
slechts met halve kracht verder stoomen.
Dien dag viel ook het eerste slachtoffer.
De ossen worden nameiyk door het voort
durende schommelen van het schip, zoo
ongeveer van den tweeden dag af, zeeziek,
zyn dus zeer rustig en mat en liggen byna
den ganschen dag op den grond. Sommige
van deze dieren herstellen spoedig, terwyl
de meeste eerst na eenigen tyd weer gezond
wordeD, enkele eindeiyk ten gevolge der zee
ziekte sterven. Zoo stierf dien dag een dier
aan de gevolgen der zeeziekte. Het ging op
zyde liggen, zwol byna zichtbaar op en was
na verloop van eenige uren dood.
Dit voorval werd door den kapitein ge
protocolleerd, waarna het lyk door middel van
een windas aan een touw opgeheschen werd.
Het touw werd vervolgens doorgesneden, en
het kadaver viel in de zee.
Intusschen kwamen wy weer buiten het
bereik van den nevel, en er trad nu een
groote hitte in, die den toestand op het schip
byna ondraaglyk maakte. Daar de dieren zeer
dicht naast elkander stonden en in het be
nedenste scheepsruim geen ventilatie was,
was het er om te stikken.
Zelfs de ossen ademden moeiiyk en zicht
baar zwaar en gingen byna alle op zyde liggen
(een toeken van zwakheid). De dieren, wtlke
bovendien nog de tong in haar volle lengte
uitstaken, werden mot water overgoten en
kregen ook drinkwater.
Als de hitte van langen duur ie, sterft er
altyd een groot aantal ossen, als zy niet in
het laatste oogenblik nog door een aderlating
gered worden, welke eenvoudig door het splyten
der oorlellen bewerkstelligd wordt.
Op onze reis trad evenwel den vyfden dag
onrustig en koel weer In, zoodat mensch en
vee weldra herstelden. Het weer werd in de
volgende dagen steeds slechter en ontaardde
byna in storm. Door het stooten van het
schip werden de ossen dikwyis formeel door
elkander geworpennochtans bleven de dieren
betrekkeiyk rustig. Maar het voederen had
zyn moeiiykheden. Met name den „cattlemen"
op de bovenste verdieping viel het moeiiyk,
hun werk te verrichten. De overslaande golven,
door welke de bovenstaande ossen voort
durend nat gehouden werden, troffen ook de
„cattlemen" en maakten hen druipnat.
De lui moesten zich met de eene hand
steeds vasthouden en konden alleen de andere
voor hun werk gebruiken. Het gebeurde niet
zelden, dat iemand zich den met water ge-
vulden emmer over het lichaam goot, op het
zelfde oogenblik, waarop hy dezen een os
wilde voorzetten.
In dien tyd stierf ook onze tweede en laat
ste 08.
"Wat de verliezen betreft, loopen de ossen-
transporten niet altyd zoo goed van stapel
als het onze. Zoo haalden wy den negenden
dag een „cattlesteamer" in, die reeds acht
dagen vroeger dan wy van Nieuw-York ver
trokken was. Hy had een zwaren storm
moeten doorstaan, eenige schade geledon, die
liem belette, snel te stoomen, en roods 42
ossen dood over boord geworpen.
Voor eenige jaren was een schip zelfs moer
dan vier weken onderweg en verloor door
kolossale hitte en zwaren storm van de 820
ossen niet minder dan 691.
Nadat wy elf dagen gevaren hadden, be
gonnen onze ossen, die tot nu toe geen geluid
gegeven hadden, verscbrikkeiyk te brullen.
Onze „baas" verklaarde dit bierdoor, dat de
ossen de in de Dabyheid zich bevindende
weide roken. En dat was ook zoo.
Weldra doemden gryzo stippen aan den
horizon op, eenige uren later hadden wy de
Scilly-eilanden bereikt en denzelfden avond
bloDken ons de Engelsche krytrotsen tegeD,
in welker nabyheid niet dan zeer langzaam
mag worden gevaren. Hier, aan den ingaDg
van het Engelsche Kanaal, verheffen zich
een menigte klippen en rotsen uit de zee;
nog gevaariyker echter zyn die, welke zich
onder den waterspiegel bevinden. De aan
gewezen route moet dus nauwkeurig gevolgd
worden en vandaar deze voorzichtigheid.
Zeer interessant was de aanblik der schyn-
baar niet ver van elkander verwyderde vuur
torens van Dover en Calais, die wy des
nachts passeerden.
Toen wy tegen den morgen te Gravesend
aankwamen, gingen wy voor anker om den.
vloed af te wachten, waarmede wy den
Theems zouden opvaren.
Nu hadden wy met onze gezwollen en met
kleine wonden dicht bedekte handen nog een
zwaar werk te verrichten. Al de reserve-
voorraden moesten nameiyk naar het mid
delste bovendek gebracht worden, om van
daar in Londen gemakkeiyk op schuiten
overgeladen te kunnen worden. Wy werkten
met den laatsten moed der hoop op spoedige
verlossing, zoodat wy na vier uren gereed
waren.
Intusschen had het water do voldoende
hoogte bereikt, zoodat wy het anker konden
ophalen en den intocht in de hoofdstad van
het Brit8che ryk aanvaarden. Het geheele
scheepsgezelschap prepareerde zich nu voor
de aankomst te Londen; de passagiers wis
selden hun reiskleeren tegen betere om, de
„baas" en de „voormannen" trokken hun
Zondagsche kleeren aan, en de „cattlemen"
deden hetzelfde, voor zoover zy ze bezaten.
Ieder echter trok het beste, wat hy nog
had, aan.
(Slof volgt.)