Praatjes over Kunst.
Vlokken.
LXVIII.
Een onzer stadgenooten zond my, enkele
dagen geleden, welwillend het zeer smakelijk
uitziende album ter bezichtiging: „Nijmegen
en Omstreken(aangeboden door de Vereenigmg
tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer
.Nijmegen Vooruit"), met een begeleidend
schryven, waarin door hem o. a. de vraag
werd geopperd of er geen mogelijkheid zou
bestaan ook te Leiden een dergelijke corporatie
op te richten, ten einde ook het bezienswaar
dige der Sleutel veste, met hare vele Musea,
in 't buitenland meer bekend te maken dan
tot nu.
Het bovenbedoelde album bevat, behalve
eeno inleiding, diverse wèlgeslaagde licht
drukken van gezichten in de stad en van
hare fraaie omgeving: o. a. de Markt, de
Waag, het Raadhuis, het Valkhof, het Kronen-
burger park, gezichten op Lent, op Beek,
Berg-en-Dal, Watermoerwijk e. a.
De gelden der talrijke advertentiën (want
allereerst is met dezen bundel een reclame
middel beoogd) zouden allicht veel van do
onkosten kunnen dekken, en ik geloof tevens
wel te mogen beweren, dat ook in Leiden
on omliggende dorpon eveneens allicht een
dozijn niet-minder-aardige „kiekjes" zouden
zijn aan ie wijzen.
Maar, nu ik ook dezer dagen hoorde fluis
teren van het mogelijk tot stand komon eener
Voreeniging „Oud-Leiden" (in den geest van
„Oud-Dordrec-ht"), nu zou 't wel overweging
verdienen, dat „Lhden-Vooruit" en „Oud-
Leiden" (hoe paradoxaal 't ook klinken moge),
elkaar eventueel de zusterlijke hand konden
reiken. Eendracht maakt vooral in dit geval
macht; waar versnippering van krachten al
x^er noodlottig zou blijken in een stedeke
als 't onze.
Er kloppen binnon onze muren nog vele
harten warm voor den bloei onzer veste, die,
al is ze niet van zoo oude dagtoekening als
Nijmegen, toclt ook in het voorwoord bier
in éón adem met do plaatsen Keulen, Trier,
Passau, Utrecht en Maibtricht wordt genoemd.
Mocht nn of later do uitgave van zulk oen
heft, door den een af anderen ondernemenden
uitgever bezorgd, tot stand komen, dan hoop
ik, dat het album van het Leidsche Atheen
niet zal behoeven onder te doen voor dat
wölgtslaagde van Keizer Kar-1 aloude stad.
„In den Nevol", „O- f' o Studonten-
tiduehrifi," leto Afloveriuj: (Uitgever J.
Wa tmaii Jr., 10 Dell't).
Eerst later ontdekte ik oen tweeden omslag
met de woorden: „Ter recensie" en het beleefd
verzoek vermeldend, den Uitgever de toezen
ding te verzekeren van een exemplaar, waarin
de bespreking voorkomt. André Jolles
beeft in de gele Kroniek (2de Jaargang No. 62)
er het zjjne van gezegd (lang nier, m ilscb)
en ook de heer Van Deventer wijdde een
artikel aan de jonggeborene, dat in bet Groene
Weekblad onlangs verscheen.
Den omslag (van Jan Toorop) nu vind ik
al zeer weinig verzorgd. De woorden
„Delft9ch Studententijdschrift" zijn, zonder
zelfs ook maar eenigszins mooi-gemo lelleerd
to zijn, een ware warwinkel met onnoodige en
te drukke bloemversiering er tu9schende
wolkenlijnen, waardoor do beide figuren gaan,
zijn slordig; 't geheel spreekt van al te groote
gehaastheid en nonchalance, evenals Toorop's
oranje-toekening voor de opvoering van „De
Schipbreuk" (Den Haag).
Ik mag niet verhelen ernstig to betreuren,
dat een zoo knap artist als Toorop zich tot
zulk banaal maakwerk kan loenen. Wat het
lettorkundige gedeelte aangaat, daarin acht
ik zoo veel goeds, dat ik daarover een enkel
woord wil zoggen.
Allereerst bevat de inleiding eenige zeer
goedo volzinnon, waarvan ik er een paar hier
citeer:
„Maar met geweld wordt ons reëel z\jn
aangepakt b\j het zien, hoe In onze maat
schappij het proletariaat zich begint to wape
nen, en hoe over de geheele beschaafde wereld
een reuzenstrijd tusschen kapitaal en arbeid
wordt voorbereid, hoe het monschdom zich
schaart in twee vijandeiyko kampen, nu nog
in hot druk v«. rook en vuil der groote
etodon door elkaar krioelend.
Want wij gevoelen dat w eens zullen
moeten kiezen en de gn. j sociale be
woging van or.zen tijd draagt omboog vaan
dels van 't ideaal, 't licht scbitt'rend recht
on soms, hoewel dikwijls vermorst in vuilo
phraseD, het zachto geschyn van een groote
monscbonliofde."
En verder
„In ons land heeft de kunst gezocht naar
nieuwe banen. Op 'n puinhoop van vernielde
conventie hebben jongenen gesproken met een
ongekende schittering van geestdrift voor 't
heilige mooi.
Hun vol klinkende stem heeft slapers booc
gemaakt, en ze hebben neergehamerd wat
huu streven naar de kuust van de grootsten
dor eeuwen verhinderde. Groot mooi is in
ons land ontstaan, maar verspreidend in aller
lei richtingen. De jongeren zijn uit olkaar
gegaan on leven verdeeld. Nog is er twijfeling
en de voorspellingen van groeten bloei der
kunst zijn nog niet vervuld. Er is oen onge
duldig wachten, een hevig verlangen in do
symboliek en mystiek."
„O.izo tijd heeft behoefte aan individuou,
aan sterke personen, en in ons is het ver-
'angen om zoo to wordeu."
„In den nevel, die ons denken en kunnen
omringt, zullen we misschien gebrekkig ons
uiten, zullen we eenzijdig en bevooroordeeld
onze meeningen zeggen, maar de schroom
om vooruit te gaan laten we varen."
De heer Is. P. De Yooys gaf het leeuwen
aandeel voor deze eerste aflevering, voorts
bijdragen van de heeron R. K. Bowles, E. A.
Tissot Van Patot en Wouter Cool Jr.
Zeer juist acht ik ook wat de heer Vooys
aan 't slot van „Indrukken van boeken" zegt
(en, de eerste alinea geldt ook wel voor som
mige dezer eerste artikeleü).
„We zijn wol jong en willen veel leeren,
maar zoo'n enkelen keer mogen we toch ook
wel eens wat schetteren. Hoofdzaak is echter
altijd een bewust opgroeien, een scherp rond
om ons kjjken, om door veel te gevoelen,
veel te zien, veel te begrijpen, zelf te kun
nen kiezén en overal te kunnen genieten."
En wat nu mijn eindconclusie betreft.
Ik kan 't niet anders dan toejuichen, dat
ook in de studentenwereld meer en meer
vreugd over het goede in het nieuwere wordt
gevoeld.
Mag aan de eene zijde de eersteling van
een nieuw opgericht studentenweekblad al
niet de pretentie bezitten van alléén werk van
zuiver literaire kunst te bevatten (en aan
die aanmatiging bleef m. i. dit nummer gansch
vreemd), aan den anderen kant dient door
de critiek niet al te strenge maatstaf te
worden aangelegd.
Hoe dik wyls ia 't zelfs onzen besten hoveniers
niet overkomen, dat zij een fraai teDger
plantje voor onkruid aanzagen, en het met
wortel en al uitroeiden, waar anders een heer
lijke giurende bloem kon verkregen zijn. Moge
allengs de inhoud van dit maandschrift in be
langrijkheid toenemen, er ruimschoots sym
pathie en medewerking worden ondervonden,
opdat „dan redacteuren en uitgevers steeds
krachtiger naar hun doel zullen kunnen streven,
z(j „in don nevel", maar in hen het eeuwige
licht vr>n h t Ideaal! Dat zij zool
Dat .lien in het buitenland, zelfs oogen-
schijnlijk, kleinigheden als een postzegel beter
weet te verzorgen dan by ons, dit bewijst
nu weer opnieuw het ontwerp, dat de artist
Grasset te vervaardigen kreeg voor een nieuw
Fransch zegel. Daarover las ik o. a. ergens
„Quello que soit la dëcision qui intervienne,
M. Grasset n'en aura pas moms produit une
oeuvre originate d'un caraclère bien personnel
et qui mërite qu'on la discute sérieusement."
En bij ons? Nog immer treurige postzegels,
slecht muritpapier, leelfike dubbeltjes. Men
denkt er te weinig aan, dat ook een nietige
postzegel of kleine munt fraai kan zijn, en
juist, doordat beide in zoo veter handen, onder
zoo menig oog geraken, ook hun deel kunnen
bijbrengen in het veredelend werken, op ons,
door hun schoonheid.
De „lllustrirle Zeitungvan 7 Maart jl.
bevat een aantal bezionswaardigen reproducties
naar werken van den nog jeugdige schilder
Sascha Schneider. Er is iets in zijn werk, dat
even aan een anderen Duitscher herinnert,
nl. aan Böcklin. Maar ook slechts voor een
oogenblik doen Schneider's kartons daaraan
denken. Onder de meest expressieve noem
ik: „Het gevoel der afhankelijkheid", „de
gedachte aan 't oneindige" (een naakt figuur
op een sphynx, omhoog kykend naar het
firmament) „Do Anarchist", „Christus in de
hel" en „Een weerzien", („Christus und Judas
Ischkarioth").
De veronderstelling, dat deze 25jririgo
kunstenaar voor de toekomst niet weinig
belooft, kan stellig niet als al te gewaagd
worden beschouwd.
Voor de tentoonstelling van moderne affiche-
kunst, thans in het Stedelijk Museum alhier
te bezichtigen, blykt wel belangstelling te
bestaan. Men weet dat deze eerste serie tot
22 Maart te zien blijft.
In den Haagschen Kunstkringzal in het
eind van April eene expositie worden ge
houden van antieke en moderne Waaiers, en
ontwerpen daarvoor.
De Commissie, bestaande uit de heeren
architectou Mialaret (president) Limburg,
(secretaris), Paul Du Riou Jr., en de artisten
Haverman, Rink, Hijner, Toorop en Sluyter-
man, wendde zich reeds per brief tot ver
schillende personen en corporatiön voor mede
werking.
Ook de aandacht van enkelen onzer stad-
genootei., die in hunne verzamelingen allicht
iets interessants op dit gebied kunnen bezitteD,
wilde ik op deze tentoonstelling vestigen.
Als iedor een steentje aandraagt, wordt een
gebouw spoedig opgetrokken.
Moge de yver van het bestuur der Waaier-
verzameling in de naaste toekomst door druk
bezoek beloond worden! C. V.
BUITENLAND.
Dui tsolilaud,
B(j den Pruisischen Landdag is een wets
ontwerp ingediend tot nadere regeling van de
bezoldiging der reehterlyke ambtenaren. Daarin
worden 4 klassen aangenomen, en by elk een
bezoldiging met eenige vorhoogingen wegens
dienstjaren toegekend. Do klassen zyn:
lo. Presidenten van gerechtshoven, procu
reurs generaal, de officier van justitie te Beriyn,
voorzitters van rechtbanken en de president
van het Ambtsgericbt te Beriyn 7600 mark,
met 4 verhoogingen elk van 600 mark, hot
maximum van 9900 mark te bereiken in 12
jaren
2o. raadsheeren, presidenten van Kamers
der rechtbanken en officieren van justitie 4800
mark, met 2 verhoogingen van 500 en 2 van
400 mark, ook het maximum van 6600 mark
na 12 jaren verdeeld;
3o. rechters en kantonrechters 2400 mark
met 8 verhoogingen (2-maal 600 en 6 maal
400, over 24 jaren (dus tot 6000 mark);
4o. ambtenaren van het openbaar ministerie
2400 mark met 4 verhoogingen van 600 mark.
dus tot 4800 mark in 12 jaren.
Deze nieuwe regeling zal by invoering ter
stond 615,600 mark en op den duur 275,200
mark meer vorderen dan thans de rechteriyke
ambtenaren genieten.
België.
In de zitting der Kamer antwoordde de
minister president, de heer De Smet de Naeyor,
op een interpellatie, zich ten volle bewust te
zijn van het gewicht der internationale quaestie
van het bimetallisme op dezen oogenblik.
Hy voegde er aan toe, dat de Kamer er
op vertrouwen kon, dat de Belgische regee
ring eiken maatregel zou goedkeuren, die
zou leiden tot het langs internationalen weg
verzekeren der stabiliteit in de verhouding
tusschen de gouden en zilveren munt.
I taUë.
De correspondent van de „Tribuna" had
te Massowah een ODderhoud met generaal
Baratieri. Deze vertelde hem, dat by ten ge
volge van zenuwoverspanning in drie weken
niet geslapen had; <*n 'at hy gehandeld had
in een oogenblik 'an zwakte. Tot den onheil
vollen stap had ok de omstandigheid byge-
dragen, dat ^y icli schaamde den terug
tocht 'o 'Tivnarden ilvorens den stryd te
hebben gewaagd. De generaal begrypt zeer
goed welke vreeseiyke gevolgen zyn ondoor
dachtheid voor Italië en voor hem zelfheeft;
ware by niet zulk een goed Christen, dan
had hy zich voor het hoofd geschoten.
Het was, vertelde de generaal, alsof een
onweerstaanbare demonische macht hem tot
den aanval dreef. Mc* uitzondering van Crispi,
die hem steeds tot voorzichtigheid aanmaande,
hadden alten hem aangespoord tot den
aanval. Daarby kwam, dat de troepen nog
slechts voor wr-inige dagen proviand hadden
en een terugtocht zonder stryd scheen hem
verderfeiyk toe voor den geest van het leger.
Bovendien hadden zjjn spionnen hem bericht,
dat de overrompeling van de vfiandeiyke leger
macht van 15.000 man die by Mariam Sciavitu
stond, gemakkelijk werk was. Ook de gene
rale staf had zich vóór den aanval verklaard,
en de bedenkingen van andore officieren, die
het terrein te bezwaariyk vonden, had hy te
licht geteld.
De afstand bleek grooter te zyn dan men
berekend had. Daardoor was de brigade
Albertone aan ziehzelven overgelaten en kon
niet ondersteund worden. De soldaten vochten
als helden en koDden niet verantwoordeiyk
gesteld worden voor de nederlaag.
De correspondent voegt er by, dat hy zóó
getroffen was door het jammeriyk schouwspel
van den totaal gebroken man, dat hy geen
woord van troost wist te vinden.
E n telegram-uit Massowah meldt, dat
de ruitery der Derwischen reeds in het gezicht
van Kassala is, en dat by Golusit een leger
corps gewapend met geweren en lansen staat.
Fazzari, de vroegere Garibaldianen kapt.,
heeft het plan geopperd, een vrijwilligers
legioen voor de Afrika-expeditie te vormen.
Hy scbryft nu aan do „Fanfulla", dat hy
uit alle deelen van Italië brieven ontvangt
van personen, die tot bet legioen willen toe
treden; hy maakt zich sterk, in een maand
tyds 60,000 vrijwilligers byeen te brengen.
De „Opinione" kondigt een wetsontwerp
aan, dat de regeering a. s. Dinsdag by de
Kamer zal Indienen. Daarin zullen nieuwe
uitgaven voor de onderneming in Afrika
gevraagd worden, maar die sommen zulten
gevonden worden zonder nieuwe belastingen.
De regeoring zal verder voorstellen, het ont
werp te doen onderzoeken door een speciale
commissie.
Daarentegen wordt van andere zijde beweerd,
dat Minister Di Rudini een vyand is van het
halsstarrig doordrijven van den oorlog in Abes-
sinië, en de minister van oorlog staat aan
zijn zyde. Beiden verkiezen een eervollen
vrede boven eon stryd, waarvan het einde
nog niet te voorzien is on die schatten zal
kosten.
Koning Humbert moet hebben verklaard
dat „een vredesverdrag alleen zou kunnen
worden onderteekend door zyn opvolger;" do
ex premier, signor Crispi, heeft verzekerd, dat
Zyne Majesteit zal blyven aandringen op het
volhouden van den stryd, tot Menelik ver
pletterd is; een Roomsch dagbladcorrespon
dent zegt, „dat hy gegrondo redenen heeft te
golooven dat daarvan niets aan is" en Reuter
meldt: „Men seint uit Massowah, dat heden
de vredesonderhandelingen met Menelik aan
gevangen zyn."
Ter versterking van dit bericht werd later
nog uit Napels gemeld: „Het vertrek der
Italiaansche troepen naar Afrika is uitgestald."
Het is vooral voor do Italianen to hopeD,
dat deze laatste berichten waar zyn, en de
onderhandelingen eindigen met hot sluiten
van vrede. Want al blykt het, dat Kassala
nog niet is ontruimd, zooals beweerd is, toch
is de positie der Italianen verre van benydens
waardig, en bovenden verklaren zy, die het
land kennen, dat de Italianen tr lyna no it
in zulten slagen het Abessinische rjjk te ver
overen, tenzij, misschien, door het zenden v. n
een troepenmacht, die schatten gelds kost.
En de financk-ele toestand van Italië is niet
van dien aard, om een expeditie op groote
schaal op tien duur te kunnen voluouden
De tegenwoordige regeering van Italian e
zich ook bewust, dat een eervolle vrede ten
noodzakelijkheid is voor het land, neemt
echter, geiyk hierboven blykt, de noodige
maatregelen om desnoods w. er mot kracht
te kunnen opt-tfden. De „Frankfurter ZeituDg"
ontving bovendien Donderdag uit Rome be
richt, dat in den dien dag gehouden minister
raad besloten is, een creuiet aan te vragen
van 160 millioen.
De „Italia" verneemt dat de regeering
besloten heeft, zich in Afrika geheel en al
te bepalen tot een verdedigende houding.
Van de soldaten die den slag by Adua mede-
maakten, antwoordden er, naar aan dit blad
gemeld wordt, slechts 17 procont ongeveer.
Het lot der overigen is onbekend.
Volgbns een telegram uit Aden zal Menelik
by het invallen van het regenseizoen een
gezantschap naar Europa zenden om de ware
reden van den veldtocht der Italianen uiteen
te zetten. Ook zou hy het derde gedeelte der
krygsgevangenen in vryheid hebben gesteld.
Groot-Brl tunnlö.
Do heer Chamberlain, minister van kolo
niën, heeft gisteren in het Engelsche parle
ment medegedeeld, dat de heer De Wet,
Engelsch agent te Pretoria, met verlof is.
Deze mededoeling kan beschouwd worden als
een antwoord op een deel der vragen, welke
de heer Hess per telegraaf uit Johannesburg
had ontvangen, met het verzoek deze in het
Lagerhuis ter sprake te brengen. De vragen
zyn zeven in getal.
Of hy, de heer Chamberlain, weet, dat op
dit gewichtige tydstip Harer Majesteits Agent
te Pretoria afwezig is van zyn post?
Of hy weet, dat gedurende do afwezigheid
van sir Jacobus De Wet de behartiging der
Britsche belangen is opgedragen aan den
advocaat Cloete?
Of hy weet, dat mr. Cloete is een gena
turaliseerd Transvaalsch burger en als zoo
danig trouw beeft gezworen aan de Zuid-
Afrikaansche Republiek en zyn trouw aan
Hare Majesteit heeft prysgegeven?
Of bet beloofde onderzoek naar den ver-
raderlyken moord op een der manschappen
van dr. Jamerson's troep heeft plaats gehad?
En zoo ja, wat de uitslag daarvan is ge
weest?
En zoo neen, of het den heer Chamberlain
bekend is, dat lichaam spoedig tot bederf
overgaat en het dus moeilyk zal vallen de
identiteit te bewyzen?
Of het hem bekend is, dat verscheiden man
schappen van den troep nog vermist worden
en hy dus maatregelen wil nemen om onder
zoek te doen naar de identiteit van het
lichaam?
Zonder nu buitengewoon veel gewicht te
hechten aan deze vragen van een Johannes-
burger, kan men zich daaruit toch eenigszins
een beeld vormen van den geest, welke nog
onder een deel der bevolking heerscht, en
boe men zyn best doet, de Boeren in een
ongunstig daglicht te stelten.
Transvaal.
Het getuigenverhoor in het Johannesburger
proces tegen het Hervormings-comité is
Woensdag te Pretoria hervat. Een groot aan
tal getuigen legden verklaringen af omtrent
hot binnensmokkelen van wapenen, het vor
men van weerbaarheidscorpsen en dergelyke
zaken tydens de crisis; deze corpsen wercten
betaald door de directeuren der Gold Fields
Company. Een zekere Abel Van der Merwe
was reeds 5 November door Charles Leonard
en Lionel Phillips in dienst genomen om deel
uit te maken van Jamesons troep, maar by
aankomst te Mafeking wilde Jameson hom
niet hebben, omdat hy te klein was. E9n der
getuigen verklaarde ook dat hy was aange
worven en de opdracht had ontvangen zich
met acht andere personen naar Mafeking te
begeven, waar zy zich zouden moeten aan
sluiten by den troep van dr. Jameson, die,
zooals den getuige gezegd werd, naarJohan-'
nesburg zou oprukken.
De directeur van de „Standard Diggers'
News" zeide, dat het Hervormings comité
met een aanval op zyn kantoor had gedreigd,
omdat zyn blad de zaak der regeering voor
stond.
Nieuwe feiten bracht het verhoor overigens
niet aan het licht.
Uit Pretoria wordt aan de „Times" ge
seind
President Kruger doet alle moeit© om de
feit9n in verband met dr. Jamesons overgave
vast te stellen en heeft commandant Kronje
gehoord. Indien de lezing van sir John Wil-
loughby joist is, dan is het waarschijniyk dat
noch de president, noch de krygsraad iets
vernomen had van de voorwaarden, waarop
de overgave heet te zyn geschied.
Men gelooft algemeen dat de president nog
naar Engeland wenscht te gaan, niettegen
slaande de oppositie van zekere kringen.
Do telegraaf meldt nu het resultaat van
het onderzoek, dat de Transvaalsche regeo
ring beeft ingesteld naar de voorwaarden van
dr. Jameson's overgave. Uit de beëedigde ver
klaringen van commandant Kronje en anderen
blykt, dat, ofschoon de commandant beloofde
het teven van de vrybuiters te sparen als zy
zied overgaven, dit alleen bedoeld was voor
dat oogenblik zelf, zooals ook werd medege
deeld aan dr. Jameson. De commandant had
er uitcrukkelyk bygevoegd, dat de Transvaal
sche rege6iing over het verder lotdergevan
genen had te beslissen, en dat de overgave
als onvoorwaardelyk moest worden beschouwd.
Daarmede nam dr Jameson genosgen.
Bij het voortgezette getuigenverhoor trad
de advocaat Lobman als ambtenaar van het
Openbaar Ministerie op, daar dr. Coster ziek
was ten gevolge van overwerking.
Eenige getuigen legden vorklaringen af
over bet oprichten van depots met levens
middelen op den weg van Mafeking naar
Vlakfontein. Met dit deel van het komplot
was een zekere dr. Wolff belast. Deze had
verschillende mannen tot bewaking der maga
zijnen aangesteld. Een dier mannen verteld©
ddt dr. Jameson op 81 December aankwam en
de sleutels van het magazyn vroeg; getuige
had die eerst niet willen afgeven, maar be-
grypende, dat tegonstand niet zou baten, had
hy het magazyn geopend; de troep had toen
700 a 1000 zakken haver medegenomen.
Josephus Botha, commandant van Marico,
verwees naar het rapport, dat hy omtrent den
inval-Jameson aan de regeering had ingediend.
Het proces werd daarna opnieuw verdaagd.
Denemarken.
Ook in Denemarken woedt de strijd tus
schen boter en margarine. De Deensche boter
kan, zooals bekend is, op de wereldmarkt de
concurrentie volhouden tegen de natuurboter
van alle andere landen. Maar in den stryd
tegen de margarine in het eigen land ver
smaadt 7y toch niet den steun, dien de wet
gever haar verleenen kan.
Een bereids door het Landsthing (de Eerste
Kamer) aangenomen ontwerp van wet op de
margarine, dat de bestaande wet van 1888 in
het belang van den Deenschon boteruitvotr
aanvult of verscherpt, is voor de eerste maal
in het Folkesthing gelezen. De gewichtigste
bepalingen van dit ontwerp hebben betrekking
op het botervetgehalte van de margarine, dat
ingevolge de door het Landsthing aangenomen
bepaling niet meer dan 5 pet. mag bedragen,
en op den waarborg tegen do toevoeging van
zoogenaamde conserveerings-middelen. De
moeningen over de doelmatigheid van het ver
bod van meer dan 5 pet. botervet liepen zeer
uitoen. Eenerzyds werd betoogd dat door de
vermindering der toevoeging van botervet aan
de waarde van de margarine als voedings
middel afbreuk werd gedaan. Daartegenover
kwam de minister van binnenlandsche zaken
op voor de onschadelykheid van de bepaling;
hij toonde aan, dat sedert het in-werking-treden
van de wet van 1888 de bereiding van marga
rine zich in dien zin ontwikkeld had, dat het
niet meer aankwam op de hoeveelheid botervet,
maar op de toevoeging van afgeroomde meJk,
om aan de margarine een met boter overeen
komend uiterlyk, bottrsmaak van het goede
aroma te verkenen. Daartegenover kwam in
de goede margarine thans niet meer dan 2
pet. botervet voor; wanneer fabrikanten moer
aanwendden, dan geschiedde zulks enkel ter
wille van de reclame. Voor den afzet van het
voedingsmiddel leverde dus de bepaling van 5
pet. geen gevaar op, wel echter was zy go-
wenscht voor den uitvoer van boter,.omdat
zy constatoerde, dat er geen vervalschte
boter verkocht werd.
Het wetsontwerp is door het Folkesthing
naar eene commissie vorzonden.
Corca.
Een aan de „Pol. Corr." uit St.-Petersburg
gezonden bericht spreekt de medoleeling van
de „Times," dat de Japansche regeering aan het
kabinet van St.-Petersburg de vestiging van een
gemeenschappelijk Japansch Russisch protec
toraat over Corea zou hebben voorgesteld,
als geheel ongegrond tegen. Rusland, zoa
wordt in toongevende kringen te St.-Petersburg
verzekerd, beoogt volstrekt niet een bescherm
heerschap over Corea, maar wenscht integen
deel de onafhankelykheid van dat land gehand
haafd te zien. Van dit standpunt van het
kabinet te St. Petersburg draagt do Japansche
regeering, volgens de „Pol. Corrnauw
keurig kennis, zoodat haar bezwaariyk een
voornemen, als waarvan de „Times" gewaagde,
kan worden toegeschreven.
Derhalve is het Rusland, dat voor Corea's
onafhankelykheid opkomt, en van een protec
toraat over Corea wil het niets weten. Het
schynt wel, dat die woorden voor de Rus
sische bewindslieden een andere beteekenls
bezitten dan men er gewooniyk aan hecht.
Dezer dagen zyn uit San-Francisco nadere
berichten ontvangen over den omkeer, die te
Corea in de vorigo maand heeft plaats gehad
en waardoor nu de koning en de kroonprins
van uit het Russische gezantschapsgebouw
het land regeeren. Hun eerste regeeringsdaad
onder de nieuwe orde van zaken was de vor
ming van een nieuw ministerie. Een drastische
aanwyzing, welke richting de nieuwe bewinds
teden zyn toegedaan, levert de vermelding,
dat de vorige eerste minister en zeven andere
ministers, die den Japanners gunstig gozind
waren, onthoofd zijn. Alle nieuwe ministers
zyn leden van de familie Min.
Het is dus de familie van de enkele maanden
geleden vermoorde koningin, die thans als
werktuig van Rusland Corea regeert. Onder
deze omstandigheden moet men wel aan
nemen, dat de Tai Wen-Kun, de verbitterde
vjj ind en mededinger van de Min-familie, die
zich insgelyks in het Russische gezantschaps
gebouw bevindt, daar als gevangene wordt
vastgehouden.
Marokko.
Aan bet „Journal des Debats" wordt ge
schreven, dat het in het noorden van Marokko
nog verre van rustig is. Sedert het hof te
Marokko vertoeft, hebben de bergstammen
wonende in het gebied tusschen Tanger, Tetuan
en Jerni het hoofd opgestoken en houden z\J
zich onledig met het uitvechten van onder
linge veeten. De Beni Messaouar en de Ben!
Ider zyn in openlijken oorlog met elkander;
de Beni Arons en de Beni Gorfit zijn in
opstand gekomen. En als nu de sultan naar
het Noorden gaat om de rust te herstellen,
bestaat er veel kans, dat het Zuiden wederom
bet oproer hervat, dat nog niet lang gelede*
i door de troepen van Abdul Aziz is gedemp