Praatjes over Kunst. Vlokken. LXVIII. Een onzer stadgenooten zond my, enkele dagen geleden, welwillend het zeer smakelijk uitziende album ter bezichtiging: „Nijmegen en Omstreken(aangeboden door de Vereenigmg tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer .Nijmegen Vooruit"), met een begeleidend schryven, waarin door hem o. a. de vraag werd geopperd of er geen mogelijkheid zou bestaan ook te Leiden een dergelijke corporatie op te richten, ten einde ook het bezienswaar dige der Sleutel veste, met hare vele Musea, in 't buitenland meer bekend te maken dan tot nu. Het bovenbedoelde album bevat, behalve eeno inleiding, diverse wèlgeslaagde licht drukken van gezichten in de stad en van hare fraaie omgeving: o. a. de Markt, de Waag, het Raadhuis, het Valkhof, het Kronen- burger park, gezichten op Lent, op Beek, Berg-en-Dal, Watermoerwijk e. a. De gelden der talrijke advertentiën (want allereerst is met dezen bundel een reclame middel beoogd) zouden allicht veel van do onkosten kunnen dekken, en ik geloof tevens wel te mogen beweren, dat ook in Leiden on omliggende dorpon eveneens allicht een dozijn niet-minder-aardige „kiekjes" zouden zijn aan ie wijzen. Maar, nu ik ook dezer dagen hoorde fluis teren van het mogelijk tot stand komon eener Voreeniging „Oud-Leiden" (in den geest van „Oud-Dordrec-ht"), nu zou 't wel overweging verdienen, dat „Lhden-Vooruit" en „Oud- Leiden" (hoe paradoxaal 't ook klinken moge), elkaar eventueel de zusterlijke hand konden reiken. Eendracht maakt vooral in dit geval macht; waar versnippering van krachten al x^er noodlottig zou blijken in een stedeke als 't onze. Er kloppen binnon onze muren nog vele harten warm voor den bloei onzer veste, die, al is ze niet van zoo oude dagtoekening als Nijmegen, toclt ook in het voorwoord bier in éón adem met do plaatsen Keulen, Trier, Passau, Utrecht en Maibtricht wordt genoemd. Mocht nn of later do uitgave van zulk oen heft, door den een af anderen ondernemenden uitgever bezorgd, tot stand komen, dan hoop ik, dat het album van het Leidsche Atheen niet zal behoeven onder te doen voor dat wölgtslaagde van Keizer Kar-1 aloude stad. „In den Nevol", „O- f' o Studonten- tiduehrifi," leto Afloveriuj: (Uitgever J. Wa tmaii Jr., 10 Dell't). Eerst later ontdekte ik oen tweeden omslag met de woorden: „Ter recensie" en het beleefd verzoek vermeldend, den Uitgever de toezen ding te verzekeren van een exemplaar, waarin de bespreking voorkomt. André Jolles beeft in de gele Kroniek (2de Jaargang No. 62) er het zjjne van gezegd (lang nier, m ilscb) en ook de heer Van Deventer wijdde een artikel aan de jonggeborene, dat in bet Groene Weekblad onlangs verscheen. Den omslag (van Jan Toorop) nu vind ik al zeer weinig verzorgd. De woorden „Delft9ch Studententijdschrift" zijn, zonder zelfs ook maar eenigszins mooi-gemo lelleerd to zijn, een ware warwinkel met onnoodige en te drukke bloemversiering er tu9schende wolkenlijnen, waardoor do beide figuren gaan, zijn slordig; 't geheel spreekt van al te groote gehaastheid en nonchalance, evenals Toorop's oranje-toekening voor de opvoering van „De Schipbreuk" (Den Haag). Ik mag niet verhelen ernstig to betreuren, dat een zoo knap artist als Toorop zich tot zulk banaal maakwerk kan loenen. Wat het lettorkundige gedeelte aangaat, daarin acht ik zoo veel goeds, dat ik daarover een enkel woord wil zoggen. Allereerst bevat de inleiding eenige zeer goedo volzinnon, waarvan ik er een paar hier citeer: „Maar met geweld wordt ons reëel z\jn aangepakt b\j het zien, hoe In onze maat schappij het proletariaat zich begint to wape nen, en hoe over de geheele beschaafde wereld een reuzenstrijd tusschen kapitaal en arbeid wordt voorbereid, hoe het monschdom zich schaart in twee vijandeiyko kampen, nu nog in hot druk v«. rook en vuil der groote etodon door elkaar krioelend. Want wij gevoelen dat w eens zullen moeten kiezen en de gn. j sociale be woging van or.zen tijd draagt omboog vaan dels van 't ideaal, 't licht scbitt'rend recht on soms, hoewel dikwijls vermorst in vuilo phraseD, het zachto geschyn van een groote monscbonliofde." En verder „In ons land heeft de kunst gezocht naar nieuwe banen. Op 'n puinhoop van vernielde conventie hebben jongenen gesproken met een ongekende schittering van geestdrift voor 't heilige mooi. Hun vol klinkende stem heeft slapers booc gemaakt, en ze hebben neergehamerd wat huu streven naar de kuust van de grootsten dor eeuwen verhinderde. Groot mooi is in ons land ontstaan, maar verspreidend in aller lei richtingen. De jongeren zijn uit olkaar gegaan on leven verdeeld. Nog is er twijfeling en de voorspellingen van groeten bloei der kunst zijn nog niet vervuld. Er is oen onge duldig wachten, een hevig verlangen in do symboliek en mystiek." „O.izo tijd heeft behoefte aan individuou, aan sterke personen, en in ons is het ver- 'angen om zoo to wordeu." „In den nevel, die ons denken en kunnen omringt, zullen we misschien gebrekkig ons uiten, zullen we eenzijdig en bevooroordeeld onze meeningen zeggen, maar de schroom om vooruit te gaan laten we varen." De heer Is. P. De Yooys gaf het leeuwen aandeel voor deze eerste aflevering, voorts bijdragen van de heeron R. K. Bowles, E. A. Tissot Van Patot en Wouter Cool Jr. Zeer juist acht ik ook wat de heer Vooys aan 't slot van „Indrukken van boeken" zegt (en, de eerste alinea geldt ook wel voor som mige dezer eerste artikeleü). „We zijn wol jong en willen veel leeren, maar zoo'n enkelen keer mogen we toch ook wel eens wat schetteren. Hoofdzaak is echter altijd een bewust opgroeien, een scherp rond om ons kjjken, om door veel te gevoelen, veel te zien, veel te begrijpen, zelf te kun nen kiezén en overal te kunnen genieten." En wat nu mijn eindconclusie betreft. Ik kan 't niet anders dan toejuichen, dat ook in de studentenwereld meer en meer vreugd over het goede in het nieuwere wordt gevoeld. Mag aan de eene zijde de eersteling van een nieuw opgericht studentenweekblad al niet de pretentie bezitten van alléén werk van zuiver literaire kunst te bevatten (en aan die aanmatiging bleef m. i. dit nummer gansch vreemd), aan den anderen kant dient door de critiek niet al te strenge maatstaf te worden aangelegd. Hoe dik wyls ia 't zelfs onzen besten hoveniers niet overkomen, dat zij een fraai teDger plantje voor onkruid aanzagen, en het met wortel en al uitroeiden, waar anders een heer lijke giurende bloem kon verkregen zijn. Moge allengs de inhoud van dit maandschrift in be langrijkheid toenemen, er ruimschoots sym pathie en medewerking worden ondervonden, opdat „dan redacteuren en uitgevers steeds krachtiger naar hun doel zullen kunnen streven, z(j „in don nevel", maar in hen het eeuwige licht vr>n h t Ideaal! Dat zij zool Dat .lien in het buitenland, zelfs oogen- schijnlijk, kleinigheden als een postzegel beter weet te verzorgen dan by ons, dit bewijst nu weer opnieuw het ontwerp, dat de artist Grasset te vervaardigen kreeg voor een nieuw Fransch zegel. Daarover las ik o. a. ergens „Quello que soit la dëcision qui intervienne, M. Grasset n'en aura pas moms produit une oeuvre originate d'un caraclère bien personnel et qui mërite qu'on la discute sérieusement." En bij ons? Nog immer treurige postzegels, slecht muritpapier, leelfike dubbeltjes. Men denkt er te weinig aan, dat ook een nietige postzegel of kleine munt fraai kan zijn, en juist, doordat beide in zoo veter handen, onder zoo menig oog geraken, ook hun deel kunnen bijbrengen in het veredelend werken, op ons, door hun schoonheid. De „lllustrirle Zeitungvan 7 Maart jl. bevat een aantal bezionswaardigen reproducties naar werken van den nog jeugdige schilder Sascha Schneider. Er is iets in zijn werk, dat even aan een anderen Duitscher herinnert, nl. aan Böcklin. Maar ook slechts voor een oogenblik doen Schneider's kartons daaraan denken. Onder de meest expressieve noem ik: „Het gevoel der afhankelijkheid", „de gedachte aan 't oneindige" (een naakt figuur op een sphynx, omhoog kykend naar het firmament) „Do Anarchist", „Christus in de hel" en „Een weerzien", („Christus und Judas Ischkarioth"). De veronderstelling, dat deze 25jririgo kunstenaar voor de toekomst niet weinig belooft, kan stellig niet als al te gewaagd worden beschouwd. Voor de tentoonstelling van moderne affiche- kunst, thans in het Stedelijk Museum alhier te bezichtigen, blykt wel belangstelling te bestaan. Men weet dat deze eerste serie tot 22 Maart te zien blijft. In den Haagschen Kunstkringzal in het eind van April eene expositie worden ge houden van antieke en moderne Waaiers, en ontwerpen daarvoor. De Commissie, bestaande uit de heeren architectou Mialaret (president) Limburg, (secretaris), Paul Du Riou Jr., en de artisten Haverman, Rink, Hijner, Toorop en Sluyter- man, wendde zich reeds per brief tot ver schillende personen en corporatiön voor mede werking. Ook de aandacht van enkelen onzer stad- genootei., die in hunne verzamelingen allicht iets interessants op dit gebied kunnen bezitteD, wilde ik op deze tentoonstelling vestigen. Als iedor een steentje aandraagt, wordt een gebouw spoedig opgetrokken. Moge de yver van het bestuur der Waaier- verzameling in de naaste toekomst door druk bezoek beloond worden! C. V. BUITENLAND. Dui tsolilaud, B(j den Pruisischen Landdag is een wets ontwerp ingediend tot nadere regeling van de bezoldiging der reehterlyke ambtenaren. Daarin worden 4 klassen aangenomen, en by elk een bezoldiging met eenige vorhoogingen wegens dienstjaren toegekend. Do klassen zyn: lo. Presidenten van gerechtshoven, procu reurs generaal, de officier van justitie te Beriyn, voorzitters van rechtbanken en de president van het Ambtsgericbt te Beriyn 7600 mark, met 4 verhoogingen elk van 600 mark, hot maximum van 9900 mark te bereiken in 12 jaren 2o. raadsheeren, presidenten van Kamers der rechtbanken en officieren van justitie 4800 mark, met 2 verhoogingen van 500 en 2 van 400 mark, ook het maximum van 6600 mark na 12 jaren verdeeld; 3o. rechters en kantonrechters 2400 mark met 8 verhoogingen (2-maal 600 en 6 maal 400, over 24 jaren (dus tot 6000 mark); 4o. ambtenaren van het openbaar ministerie 2400 mark met 4 verhoogingen van 600 mark. dus tot 4800 mark in 12 jaren. Deze nieuwe regeling zal by invoering ter stond 615,600 mark en op den duur 275,200 mark meer vorderen dan thans de rechteriyke ambtenaren genieten. België. In de zitting der Kamer antwoordde de minister president, de heer De Smet de Naeyor, op een interpellatie, zich ten volle bewust te zijn van het gewicht der internationale quaestie van het bimetallisme op dezen oogenblik. Hy voegde er aan toe, dat de Kamer er op vertrouwen kon, dat de Belgische regee ring eiken maatregel zou goedkeuren, die zou leiden tot het langs internationalen weg verzekeren der stabiliteit in de verhouding tusschen de gouden en zilveren munt. I taUë. De correspondent van de „Tribuna" had te Massowah een ODderhoud met generaal Baratieri. Deze vertelde hem, dat by ten ge volge van zenuwoverspanning in drie weken niet geslapen had; <*n 'at hy gehandeld had in een oogenblik 'an zwakte. Tot den onheil vollen stap had ok de omstandigheid byge- dragen, dat ^y icli schaamde den terug tocht 'o 'Tivnarden ilvorens den stryd te hebben gewaagd. De generaal begrypt zeer goed welke vreeseiyke gevolgen zyn ondoor dachtheid voor Italië en voor hem zelfheeft; ware by niet zulk een goed Christen, dan had hy zich voor het hoofd geschoten. Het was, vertelde de generaal, alsof een onweerstaanbare demonische macht hem tot den aanval dreef. Mc* uitzondering van Crispi, die hem steeds tot voorzichtigheid aanmaande, hadden alten hem aangespoord tot den aanval. Daarby kwam, dat de troepen nog slechts voor wr-inige dagen proviand hadden en een terugtocht zonder stryd scheen hem verderfeiyk toe voor den geest van het leger. Bovendien hadden zjjn spionnen hem bericht, dat de overrompeling van de vfiandeiyke leger macht van 15.000 man die by Mariam Sciavitu stond, gemakkelijk werk was. Ook de gene rale staf had zich vóór den aanval verklaard, en de bedenkingen van andore officieren, die het terrein te bezwaariyk vonden, had hy te licht geteld. De afstand bleek grooter te zyn dan men berekend had. Daardoor was de brigade Albertone aan ziehzelven overgelaten en kon niet ondersteund worden. De soldaten vochten als helden en koDden niet verantwoordeiyk gesteld worden voor de nederlaag. De correspondent voegt er by, dat hy zóó getroffen was door het jammeriyk schouwspel van den totaal gebroken man, dat hy geen woord van troost wist te vinden. E n telegram-uit Massowah meldt, dat de ruitery der Derwischen reeds in het gezicht van Kassala is, en dat by Golusit een leger corps gewapend met geweren en lansen staat. Fazzari, de vroegere Garibaldianen kapt., heeft het plan geopperd, een vrijwilligers legioen voor de Afrika-expeditie te vormen. Hy scbryft nu aan do „Fanfulla", dat hy uit alle deelen van Italië brieven ontvangt van personen, die tot bet legioen willen toe treden; hy maakt zich sterk, in een maand tyds 60,000 vrijwilligers byeen te brengen. De „Opinione" kondigt een wetsontwerp aan, dat de regeering a. s. Dinsdag by de Kamer zal Indienen. Daarin zullen nieuwe uitgaven voor de onderneming in Afrika gevraagd worden, maar die sommen zulten gevonden worden zonder nieuwe belastingen. De regeoring zal verder voorstellen, het ont werp te doen onderzoeken door een speciale commissie. Daarentegen wordt van andere zijde beweerd, dat Minister Di Rudini een vyand is van het halsstarrig doordrijven van den oorlog in Abes- sinië, en de minister van oorlog staat aan zijn zyde. Beiden verkiezen een eervollen vrede boven eon stryd, waarvan het einde nog niet te voorzien is on die schatten zal kosten. Koning Humbert moet hebben verklaard dat „een vredesverdrag alleen zou kunnen worden onderteekend door zyn opvolger;" do ex premier, signor Crispi, heeft verzekerd, dat Zyne Majesteit zal blyven aandringen op het volhouden van den stryd, tot Menelik ver pletterd is; een Roomsch dagbladcorrespon dent zegt, „dat hy gegrondo redenen heeft te golooven dat daarvan niets aan is" en Reuter meldt: „Men seint uit Massowah, dat heden de vredesonderhandelingen met Menelik aan gevangen zyn." Ter versterking van dit bericht werd later nog uit Napels gemeld: „Het vertrek der Italiaansche troepen naar Afrika is uitgestald." Het is vooral voor do Italianen to hopeD, dat deze laatste berichten waar zyn, en de onderhandelingen eindigen met hot sluiten van vrede. Want al blykt het, dat Kassala nog niet is ontruimd, zooals beweerd is, toch is de positie der Italianen verre van benydens waardig, en bovenden verklaren zy, die het land kennen, dat de Italianen tr lyna no it in zulten slagen het Abessinische rjjk te ver overen, tenzij, misschien, door het zenden v. n een troepenmacht, die schatten gelds kost. En de financk-ele toestand van Italië is niet van dien aard, om een expeditie op groote schaal op tien duur te kunnen voluouden De tegenwoordige regeering van Italian e zich ook bewust, dat een eervolle vrede ten noodzakelijkheid is voor het land, neemt echter, geiyk hierboven blykt, de noodige maatregelen om desnoods w. er mot kracht te kunnen opt-tfden. De „Frankfurter ZeituDg" ontving bovendien Donderdag uit Rome be richt, dat in den dien dag gehouden minister raad besloten is, een creuiet aan te vragen van 160 millioen. De „Italia" verneemt dat de regeering besloten heeft, zich in Afrika geheel en al te bepalen tot een verdedigende houding. Van de soldaten die den slag by Adua mede- maakten, antwoordden er, naar aan dit blad gemeld wordt, slechts 17 procont ongeveer. Het lot der overigen is onbekend. Volgbns een telegram uit Aden zal Menelik by het invallen van het regenseizoen een gezantschap naar Europa zenden om de ware reden van den veldtocht der Italianen uiteen te zetten. Ook zou hy het derde gedeelte der krygsgevangenen in vryheid hebben gesteld. Groot-Brl tunnlö. Do heer Chamberlain, minister van kolo niën, heeft gisteren in het Engelsche parle ment medegedeeld, dat de heer De Wet, Engelsch agent te Pretoria, met verlof is. Deze mededoeling kan beschouwd worden als een antwoord op een deel der vragen, welke de heer Hess per telegraaf uit Johannesburg had ontvangen, met het verzoek deze in het Lagerhuis ter sprake te brengen. De vragen zyn zeven in getal. Of hy, de heer Chamberlain, weet, dat op dit gewichtige tydstip Harer Majesteits Agent te Pretoria afwezig is van zyn post? Of hy weet, dat gedurende do afwezigheid van sir Jacobus De Wet de behartiging der Britsche belangen is opgedragen aan den advocaat Cloete? Of hy weet, dat mr. Cloete is een gena turaliseerd Transvaalsch burger en als zoo danig trouw beeft gezworen aan de Zuid- Afrikaansche Republiek en zyn trouw aan Hare Majesteit heeft prysgegeven? Of bet beloofde onderzoek naar den ver- raderlyken moord op een der manschappen van dr. Jamerson's troep heeft plaats gehad? En zoo ja, wat de uitslag daarvan is ge weest? En zoo neen, of het den heer Chamberlain bekend is, dat lichaam spoedig tot bederf overgaat en het dus moeilyk zal vallen de identiteit te bewyzen? Of het hem bekend is, dat verscheiden man schappen van den troep nog vermist worden en hy dus maatregelen wil nemen om onder zoek te doen naar de identiteit van het lichaam? Zonder nu buitengewoon veel gewicht te hechten aan deze vragen van een Johannes- burger, kan men zich daaruit toch eenigszins een beeld vormen van den geest, welke nog onder een deel der bevolking heerscht, en boe men zyn best doet, de Boeren in een ongunstig daglicht te stelten. Transvaal. Het getuigenverhoor in het Johannesburger proces tegen het Hervormings-comité is Woensdag te Pretoria hervat. Een groot aan tal getuigen legden verklaringen af omtrent hot binnensmokkelen van wapenen, het vor men van weerbaarheidscorpsen en dergelyke zaken tydens de crisis; deze corpsen wercten betaald door de directeuren der Gold Fields Company. Een zekere Abel Van der Merwe was reeds 5 November door Charles Leonard en Lionel Phillips in dienst genomen om deel uit te maken van Jamesons troep, maar by aankomst te Mafeking wilde Jameson hom niet hebben, omdat hy te klein was. E9n der getuigen verklaarde ook dat hy was aange worven en de opdracht had ontvangen zich met acht andere personen naar Mafeking te begeven, waar zy zich zouden moeten aan sluiten by den troep van dr. Jameson, die, zooals den getuige gezegd werd, naarJohan-' nesburg zou oprukken. De directeur van de „Standard Diggers' News" zeide, dat het Hervormings comité met een aanval op zyn kantoor had gedreigd, omdat zyn blad de zaak der regeering voor stond. Nieuwe feiten bracht het verhoor overigens niet aan het licht. Uit Pretoria wordt aan de „Times" ge seind President Kruger doet alle moeit© om de feit9n in verband met dr. Jamesons overgave vast te stellen en heeft commandant Kronje gehoord. Indien de lezing van sir John Wil- loughby joist is, dan is het waarschijniyk dat noch de president, noch de krygsraad iets vernomen had van de voorwaarden, waarop de overgave heet te zyn geschied. Men gelooft algemeen dat de president nog naar Engeland wenscht te gaan, niettegen slaande de oppositie van zekere kringen. Do telegraaf meldt nu het resultaat van het onderzoek, dat de Transvaalsche regeo ring beeft ingesteld naar de voorwaarden van dr. Jameson's overgave. Uit de beëedigde ver klaringen van commandant Kronje en anderen blykt, dat, ofschoon de commandant beloofde het teven van de vrybuiters te sparen als zy zied overgaven, dit alleen bedoeld was voor dat oogenblik zelf, zooals ook werd medege deeld aan dr. Jameson. De commandant had er uitcrukkelyk bygevoegd, dat de Transvaal sche rege6iing over het verder lotdergevan genen had te beslissen, en dat de overgave als onvoorwaardelyk moest worden beschouwd. Daarmede nam dr Jameson genosgen. Bij het voortgezette getuigenverhoor trad de advocaat Lobman als ambtenaar van het Openbaar Ministerie op, daar dr. Coster ziek was ten gevolge van overwerking. Eenige getuigen legden vorklaringen af over bet oprichten van depots met levens middelen op den weg van Mafeking naar Vlakfontein. Met dit deel van het komplot was een zekere dr. Wolff belast. Deze had verschillende mannen tot bewaking der maga zijnen aangesteld. Een dier mannen verteld© ddt dr. Jameson op 81 December aankwam en de sleutels van het magazyn vroeg; getuige had die eerst niet willen afgeven, maar be- grypende, dat tegonstand niet zou baten, had hy het magazyn geopend; de troep had toen 700 a 1000 zakken haver medegenomen. Josephus Botha, commandant van Marico, verwees naar het rapport, dat hy omtrent den inval-Jameson aan de regeering had ingediend. Het proces werd daarna opnieuw verdaagd. Denemarken. Ook in Denemarken woedt de strijd tus schen boter en margarine. De Deensche boter kan, zooals bekend is, op de wereldmarkt de concurrentie volhouden tegen de natuurboter van alle andere landen. Maar in den stryd tegen de margarine in het eigen land ver smaadt 7y toch niet den steun, dien de wet gever haar verleenen kan. Een bereids door het Landsthing (de Eerste Kamer) aangenomen ontwerp van wet op de margarine, dat de bestaande wet van 1888 in het belang van den Deenschon boteruitvotr aanvult of verscherpt, is voor de eerste maal in het Folkesthing gelezen. De gewichtigste bepalingen van dit ontwerp hebben betrekking op het botervetgehalte van de margarine, dat ingevolge de door het Landsthing aangenomen bepaling niet meer dan 5 pet. mag bedragen, en op den waarborg tegen do toevoeging van zoogenaamde conserveerings-middelen. De moeningen over de doelmatigheid van het ver bod van meer dan 5 pet. botervet liepen zeer uitoen. Eenerzyds werd betoogd dat door de vermindering der toevoeging van botervet aan de waarde van de margarine als voedings middel afbreuk werd gedaan. Daartegenover kwam de minister van binnenlandsche zaken op voor de onschadelykheid van de bepaling; hij toonde aan, dat sedert het in-werking-treden van de wet van 1888 de bereiding van marga rine zich in dien zin ontwikkeld had, dat het niet meer aankwam op de hoeveelheid botervet, maar op de toevoeging van afgeroomde meJk, om aan de margarine een met boter overeen komend uiterlyk, bottrsmaak van het goede aroma te verkenen. Daartegenover kwam in de goede margarine thans niet meer dan 2 pet. botervet voor; wanneer fabrikanten moer aanwendden, dan geschiedde zulks enkel ter wille van de reclame. Voor den afzet van het voedingsmiddel leverde dus de bepaling van 5 pet. geen gevaar op, wel echter was zy go- wenscht voor den uitvoer van boter,.omdat zy constatoerde, dat er geen vervalschte boter verkocht werd. Het wetsontwerp is door het Folkesthing naar eene commissie vorzonden. Corca. Een aan de „Pol. Corr." uit St.-Petersburg gezonden bericht spreekt de medoleeling van de „Times," dat de Japansche regeering aan het kabinet van St.-Petersburg de vestiging van een gemeenschappelijk Japansch Russisch protec toraat over Corea zou hebben voorgesteld, als geheel ongegrond tegen. Rusland, zoa wordt in toongevende kringen te St.-Petersburg verzekerd, beoogt volstrekt niet een bescherm heerschap over Corea, maar wenscht integen deel de onafhankelykheid van dat land gehand haafd te zien. Van dit standpunt van het kabinet te St. Petersburg draagt do Japansche regeering, volgens de „Pol. Corrnauw keurig kennis, zoodat haar bezwaariyk een voornemen, als waarvan de „Times" gewaagde, kan worden toegeschreven. Derhalve is het Rusland, dat voor Corea's onafhankelykheid opkomt, en van een protec toraat over Corea wil het niets weten. Het schynt wel, dat die woorden voor de Rus sische bewindslieden een andere beteekenls bezitten dan men er gewooniyk aan hecht. Dezer dagen zyn uit San-Francisco nadere berichten ontvangen over den omkeer, die te Corea in de vorigo maand heeft plaats gehad en waardoor nu de koning en de kroonprins van uit het Russische gezantschapsgebouw het land regeeren. Hun eerste regeeringsdaad onder de nieuwe orde van zaken was de vor ming van een nieuw ministerie. Een drastische aanwyzing, welke richting de nieuwe bewinds teden zyn toegedaan, levert de vermelding, dat de vorige eerste minister en zeven andere ministers, die den Japanners gunstig gozind waren, onthoofd zijn. Alle nieuwe ministers zyn leden van de familie Min. Het is dus de familie van de enkele maanden geleden vermoorde koningin, die thans als werktuig van Rusland Corea regeert. Onder deze omstandigheden moet men wel aan nemen, dat de Tai Wen-Kun, de verbitterde vjj ind en mededinger van de Min-familie, die zich insgelyks in het Russische gezantschaps gebouw bevindt, daar als gevangene wordt vastgehouden. Marokko. Aan bet „Journal des Debats" wordt ge schreven, dat het in het noorden van Marokko nog verre van rustig is. Sedert het hof te Marokko vertoeft, hebben de bergstammen wonende in het gebied tusschen Tanger, Tetuan en Jerni het hoofd opgestoken en houden z\J zich onledig met het uitvechten van onder linge veeten. De Beni Messaouar en de Ben! Ider zyn in openlijken oorlog met elkander; de Beni Arons en de Beni Gorfit zijn in opstand gekomen. En als nu de sultan naar het Noorden gaat om de rust te herstellen, bestaat er veel kans, dat het Zuiden wederom bet oproer hervat, dat nog niet lang gelede* i door de troepen van Abdul Aziz is gedemp

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 10