het argument, ontleend aan de billijkheid van
gelykheid van belastingdruk voor stedelingen
en grensbewoners, niet zeer krachtig.
Bovenstaande bedenkingen werden bestre
den door vele andere leden, die met het wets
ontwerp instemden, hoewel eenigen hunner
zich niet met alle in de Memorie van Toe
lichting aangevoerde argumenten konden ver-
oenigen.
Do stelling, die aan de wets voordracht ten
grondslag ligt, dat nl. eene gemeente op haar
eigen territoir de ruimte moet vinden om zich
uit te breiden, werd door deze leden juist
geacht, evenals de toepassing er van, zooals
dio in het voorgedragen uitbreidingsplan is
neeigelegd. Wel is de uitbreiding oenigszins
ruim, doch dat is volkomen gewettigd, zoowel
door de noodzakelijkheid om thans alle omwo
nenden in te sluiten, als door de wenscho-
Jtjkheid eener behoorlijke grensscheiding. Men
vergete niet, dat, gelijk in de Toelichting
wordt medegedeeld, Leiden thans slechts eene
oppervlakte heeft van ruim 198 H.A. en er
maar vijf gemeenten in Zuid-Holland zijn, die
een kleiner grondgebied hebben, zoodat haar
gebied ook na de uitbreiding nog niet zeer
groot zal zijn. Dat de uitbreiding aan de zijde
van Oegstgeest zich tot do Poelwetering zal
uitstrekken, werd bepaald noodzakelijk geacht.
Zoo men de grons liet samonvalJen met de
spoorweglyn, zou men niet alleen eon zon
derlinge afscheiding bekomen, doch men zou
door b(4 buitensluiten van hen, die over de
8poorweglijn wonen, al dadelijk een derge-
lykon vicieuzen toestand bestendigen als de
voorgestelde grensuitbreiding moet opheffon.
Men zou dan niet eens rekening houden met
den nu reeds bestaanden toestand en dit is
toch zeker wel het allerminst, dat van een
grensregeling verwacht mag wordon. Het
bovenstaande werd ook in antwoord gelicht
tot enkele leden, die, boawei erkennende, dat
etn groote stad eenige ruimte noodig heeft
om zich te kunnen uitbreiden, dat voor Leiden
de tegenwooruige toestand onhoudbaar is en
dat dus een uitbreiding op onbekrompon
schaal vereischt wordt, niettemin betwijfelden
of het noodig is, do grenzen naar allo kanten
uit to leggen. Tegenover deze leden werd er
voorts nog op gewezen, dat bij uitbreiding
naar slechts één zijde, aan het overig gedeelte
van den rand de kunstmatige toeneming der
bevolking nog grooter zoude worden.
Volkomen te recht wordt door de tegen
standers der voordracht opgemerkt, dat de
juistheid der toepassing van bovenstaand
beginsel slechts dan kan worden erkend,
wanneer de to annexeeren wijken langs de
grens van Leiden geacht moeten worden
feitelijk één geheel te vormen met die ge-
moento en wanneer voorts Leiden voor haar
uitbreiding inderdaad behoefte beeft aan tor
rein buiten haar tegenwoordige grenzen. Doch
aan dio boide eischen wordt, naar men dezer
zijds meende, ten volle voldaan.
Wat het eerste punt betreft, scheen het
met aan twijfel onderhevig, dat de buiten
wijken feitelijk stadswijken zijn en een
natuurlijken aanwas vormen van de stad.
Dj bewoners zijn, ofschoon ingezetenen der
omliggende gemeenten, daarvan toch geen
eigenlijke inwoners, doch inderdaad Leidenaars.
Hetgeen een gemeente uitmaakt, zoo luidde
het betoog van sommigen, is niet een zeker
aantal hectaron gronds, maar veeleer een
zekere groep personen met eenheid van be
langen. Aan de stedelijke gemeenten worden,
zoowel door de wetgeving, als door den drang
der omstandigheden zelve, hooge eischen ge
steld; zij moeten zich groote uitgaven ge
troosten. De daartoe noodige middelen dienen
te worden opgebracht door de groep personen,
die in werkelijkheid de bevolking der stad
vormen. De grenzen der gemeenten behoortn
zoo to worden ingericht, dat hetgeen uit dit
oogpunt beschouwd een geheel vormt, tot
één gemeente worde gebracht.
Nu is het niet twijfelachtig, dat de be
woners aan den rand der tegenwoordige grens
van Leiden één geheel uitmaken met de
bevolking dier gemoente en niet met die der
omliggende dorpen, bijv. Zoeterwoude, een
zuiver plattelandsdorp, dat op aanzienlijken
afbtand van Leiden is gelegen, zonder eenige
noemenswaardige bebouwing er tusschen. De
bewering, alsof de vestiging op de Leidsche
singels als oon ontwikkeling der buitenge
meenten is to beschouwen, is een geheel
verkeerde voorstolling. Alleen reeds de snelle
toeneming van het aantal bewoners van het
b(j Leiden to voegen grondgebied op het van
Zoefcerwoudo af to scheiden gedeelte woonden
in September 1894, 2563 en in Februari 1896
roods 3257 personen bewyst, dat men hier
n'.ot met een natuuriyko ontwikkeling der
pl ttelan gemeenten, doch met uitbreiding
dor Leidsche bevolking to doen heeft. De aldaar
gevestigde bewoners beschouwen zichzelven in
alle opzichton als tot Leiden te bchooren,
behalve alleen ter zake van do nakoming der
verplichtingen, dio als zoodanig op hen zouden
rusteu, vooral belasting- en schuttersplicht.
Door do tegenstanders wordt er op ge
wezen, dat ook na de uitbrci iing nog eenige
inrichtingen der gemoentj buiten haar gebied
zullen liggen. Dit achtto men echter geen
reden, om niet tot deze grensregeling over te
gaan.
Evenmin mag als bezwaar tegen deze voor
dracht geilen, dat langs de nieuwe grens
wuarschynlyk spoedig weer nieuwe woningen
zullen verryzen en dus de toestandon, die men
coor dozo regeling wil opheffen, toch wedoiom
in het leven zullen tredon. Later toch kunnen
de grenzen opnieuw worden uitgebroid, wan
neer daaraan weder behoefte zal bestaan.
In de tweede plaats moet vaststaan, dat
Leiden op haar tegenwoordig grondgebied de
noodige ruimte mist om zich uit te bruiden.
Ook dit is het geval, geiyk uit de Memorie
van Toelichting duid-lyk blykt. Met de daar
byeengebrachte argumenten stemden echter
eenige leden in zooverre niet geheel in, dat
zy goen bezwaar zagen in de oprichting van
academische gebouwen buiten Leiden; admi
nistratie en onderhoud toch zullen daardoor
niet bezwaarlyker zyn voor het Ryk.
Dat uit de geringe toeneming der bevolking
in de laatste jaren zou mogen worden afgeleid,
dat de gemeente zich weinig uitbreidt, waaruit
dan weer de gevolgtrekking ware te maken,
dat zy geen behoefte hee:t aan meer terrein,
werd nadrukkeiyk weersproken, met het be
toog, dat juist die geringe vermeerdering van
h6t aantal inwoners van Leiden, in verband
met de sterke toeneming der omwonenden,
bewast dat men hier feittiyk met een aanwas
der Leidsche bevolking te doen heeft.
Moge voorheen binnen de bestaande grenzen
het dubbel van het tegenwoordig aantal in
woners van Leiden hebben gewoond, dit is
dan eone opeenhooping van menschen geweest,
die in het algemeen belang voorzeker niet
mag worden teruggewenscht.
De tegenstanders achten de uitbreiding
niet alleen onnooJig voor Leiden, doch boven
dien ook niet in haar belang, omdat zy zulke
aanzienlyke uitgaven zal moeten doen voor
den aanleg van werken op het te annexeeren
gebied en dit een gevaar zal opleveren voor
hare financiën.
Dit nu kon niet worden toegegeven, aan
gezien toch de aanleg der werken uit den aard
der zaak geleidelyk zal geschitden en de
meerdere inkomsten der gemeento zullen
kunnen strekken om in de kosten althans
gedeeltelyk te voorzien. Dit strokke mede ter
weerlegging der anderzyds gemaakte opratr-
king, dat, waar de aanlag met het oog op de
kosten wellicht achterwege blyven of althans
langdurige vertraging ondervinden zil, de vrees
niet ongegrond is, dat do bewoners van het
nieuwo gebied weinig bespeuren zullen van
de toegezegde verbeteringen. Er bestaat geen
reden om aan do totstandkoming te twyfelen.
En naarmate de bevolking aan do grens toe
neemt, zullen de nadoelen van den bestaanden
toestmd moer worden gevoeld en zal dus
voorzi ning ook meer worden gewaardeerd.
In menig opzicht zal de gemeente door do
uitbreiding worden gebaat. Zuo werd er met
name op gewezen, dat de eischen van veilig
heid en gezondheid mon denke byv. aan
de te Leiden zeer good ingerichte keuring
van vee en vleesch beter zullen worden
betracht, wanneer de grensregeling tot stand
komt. Stichting van een abattoir, waartoe te
Leiden het voornemen bestaat, zal eerst na
do regeling mogoiyk worden, aangezien het
tegenwoordig terrein der gemeente daartoe
geen ruimte biedt. 'Do daarvoor genoemde
'terreinen zyn op verre na niet van voldoende
grootte, daargelaten nog, dat or volgens de
wet eene algemeane begraafplaats moet zyn.
Door sommige ledon werd hieraan nog
toegevoegd, dat de annexatie ook aan de drie
buitengemeenten, in het by'zonder aan Zoeter
woude, ten goede zal komen, omdat op den
duur do voldoening aan de behoeften der op
hun gobied wonende Leidscho stedelingen
die gemeenten te zwaar zal vallen.
Naast het belang van Leiden wordt door
den Minister terecht het landsbelang op den
voorgiond gesteld. Immers, het geheel bestaat
uit de deelen en de ontwikkeling der doelen
komt dus ook aan het geheel ten goede. Dat
men hier zou staan voor eene stadsontwik
keling, die ten koste van het platteland eene
bevolking zou opeenhoopen op eeno wyze, die
een nadeel of zelfs een gevaar zou opleveren,
werd met een bqroap op hetgeen reeds hier
boven omtrent het eigenlyk karakter van de
bevolking der buitenwyken word opgemerkt,
ton stelligste ontkend. Bygevolg kon ook niet
do toepasseiykheid" worden toegegeven van
uitdrukkingen van het gemeentebestuur van
Leiien, die in eene andere richting van denk
beelden zyn gebezigd. Er is hier geen sprake
van hot naar de stad trekken van plattel inds
bewoners, doch van het binnen do stedelijke
grenzen brengen van personen, die feitelyk
reeds stedelingen zyn en aie in byna alle op
zichten de voordeelen der stad genieten zonder
in de lasten by te dragen.
Het algemeen belang is ook in niet geringe
mate hïerby betrokken, dat in do buitenwy
ken beter dan tot dusver voorzien worde in
de eischen van openbare gezondheid en vei
ligheid. Mot het oog op do gebrekkige wyze,
waarop die gewichtige belangen thans aldaar
bohartigd worden, achtte men van bovenstaand
standpunt ook in de omstandigheid, dat de
omwonenden sterk in aantal toenemen, een
aandrang te meer tot uitbreiding gelegen.
Zoo kan by voorbeeld de gebrekkige rioleering
tot eene epidemie leidon, waarvan het voor
komen toch ongetwyfeld door het algemeen
belang wordt geboden.
Warm ondersteund werd dezorzyds 's Minis
ters argument ten aanzion van de billykheid
der annexatie, ten einde hen, die de lusten der
stad genieten, ook in hare lasten to betrekken.
Dit werd te meer noodig geacht, waar Leiden de
omwonenden reeds in menig opzicht te ge-
moet komt. Met nadruk werd opgekomen
tegen de vaak verkondigde leer, als zoude
men, door zich aan de greözen eener ste
délyke gemeente te vestigen, het recht
vestigen, het recht verwerven zich voorgoed
to onttrekken aan de lasten, die het wonen
in eene stad medebrengt. Men achtte h9t
veele.r den plicht des wetgevers, door eeno
ration ele uitbreiding van de grenzen eer
steden, aan dergelyke pogingen een eindo to
maken.
Ten slotte werd door de voorstanders der
uitbreiding nog opgemerkt, dat huns inziens
de autonomie der gemeenten daarby niet be
trokken is. Voor zooveel dit beginsel bierby
te pas mocht komen, moet het er, meenden
zy, toe leiden de groep der stedelyke en die
der landelyke bevolking ieder tot ééne ge
meente te vereenigen. In dat verband werd
gewezen op uen by de Kamer ingekomen
adres van een aantal ingezetenen van Zoeter
woude, die het „in het grootste belang van
het landelyk gedeelte van Zoeterwoude achten",
dat dit wetsontwerp worde aangenomen.
4. Men vroeg of geen moeiiykbeden zullen
ontstaan ten aanzien van het maximum-aantal
der geoorloofJe vergunningen krachtens artikel
2 der Drankwet, én of niet eene afzonderlyke
bepaling daaromtre.it wenschelyk is. Ten einde
daarover beter to kunnen oordeulen, verzocht
men eene .opgave van het aantal veileende
vergunningen en van het wettelyk maximum
voor de gemeenten Leiden, L iderdorp, Zoeter
woude en Oegstgeest, met afzonderlijke ver
melding van het aantal vergunningen in dat
gedeelte der drie laatstgenoemde gemeenten,
dat aan Leiden zal overgaan.
ARTIKELEN.
Artikel 1. In dit artikel wordt abusieveiyk
gesproken van aSlackssloot"\ dit moet zyn
„Slaagsloot."
Artikel 2. By dit artikel werden twee vragen
gedaan. Vooreerst werd gevraagd, waarom
het hoekje grond, dat aan de zyde van Oegst
geest tusschen de spoorweglyn en den Ryn is
gelegen, niet mede in de annexatie is be
grepen. Men meende, dat daarmede het belang
voor Oegstgeest gediend, dat van Leiden niet
geschaad zou worden.
In de tweede plaats vroeg men, wie voort
aan voor zooveel h9t gedeelte betreft, dat
aan Leiden zal overgaan - zal voorzien in
het beheer van de wegen en waterloozingen
in Oegstgeest, dat indertyd door het water
schap Rynland aan dio gemeente werd over
gedragen en waarvoor destyds gelden naar
men meende f 24,000 - op het Grootboek zyn
geplaatst.
Ook hier staat wederom „Slacksloot" in
plaats van „Slaagsloot".
Art. 5. Het vond by enkele leden afkeuring,
dat de gemeente-eigendommen, gebouwen en
werken der drie buitengemeenten, in de af te
scheiden gedeelten gelegen, aan Leiden zullen
overgaan, zonder andero vergoeding dan die
krachtens artikel 8.
Art. 6. Men vroeg of ook andere ambtenaren
dan de onderwyzers, als veldwachters, weg
werkers en anderen, wier dienston de buiten
gemeenten na de annexatie niet meer zullen
behoeven, in dienst der gemeente Leiden zullen
overgaan.
Zullen, vroeg mon voorts, de krankzinnigen,
die thuisbehcoren in de af te scheiden ge
deelten eo die thans op kosten der buitenge
meenten in krankz nnigengestichten worden
verpleegd, ten laste komen van de gemeente
Leiden? Dit werd niet meer dan biliyk geacht.
Zoeterwoude en Leiderdorp hebben elk twee
krankzinnigen, als hier bedoeld, te hunnen
laste.
Artikel 7. Sommigen wenschten het recht
van inzage, hetwelk by dit artikel aan het
gemeentebestuur van Leiden wordt toegekend,
beperkt te zien tot de stukken, dateerende
van vóór do annexatie. Anders geeft men dat
bestuur feitelyk do controle over de archieven
der dorpen in handen.
Artikel 8. Gaarne zou men vernemen, hoe
groot het voordeel is voor elk der drie ge
meenten, voortvloeiende uit de bepaling, dat
de tegenwoordige uitkeering krachtens artikel
1 der wet van 26 Juli 1885 (Staatsblad No. 169)
wordt bestendigd en niet in eveuredigheid
tot de nieuwo indeeling der gemeente wordt
gewyzigd.
Sommigen achtten de voorgestelde regeling
zeer biliyk, anderen haddon er ernstig bezwaar
tegen. Deze regeling, zoo word door de tegen
standers betoogd, strekt om te gemoet te
komon aan de verliezen, die do omliggende
gemeenten ten gevolge van de annexatie
zullen lyden. Dit achtten sommigen eene
zonderlinge, eeno onbiliyke en enkelen zelfs
eene onzedeiyke bepaling.
De bedoelde wet bepaalt, dat zy vóór
1 Januari 1896 wordt herzien. Dit is niet
geschied, maar zy zal toch eenmaal worden
ingetrokken en nu wordt zy by dit wetsont
werp bestendigd en wordt aan het fixum
van het personeel een blyvend karakter ge
geven.
Wordt de wet van 1885 ingetrokken en de
zaak anders geregeld, wat zal er dan worden
van de thans vastgestelde tegemoetkoming?
Men meende, .dat het fixum behoorde te
worden verdeeld overeenkomstig den overgang
van grondgebied. Het ware dan grooter ge
worden voor Leiden en kleiner voor de om
liggende gemeenten, maar aan Leiden had
dan ook de verplichting moeten worden op
gelegd tot het geven van schadeloosstelling
ddar, waar daarvoor reden was. Op die wyze
zou men eene regeling gemaakt hebben, die
ODafhankelyk was gebleven van de wet van
1885, en die de tegemoetkoming in de toe
komst niet in gevaar had gebracht.
Enkele leden verklaarden, dat zy, zoo dit
artikel ongewijzigd biyfr, all.en om dio reden
tegen hot wetsontwerp zouden stemmen.
Art. 9. By dit artikel werd herinnerd
aan de motilykheden, die met de kiezers
van Kralingen on Charlois zyn ondervonden
by de annexatie dier gemeenten door Rotter
dam. Toen zyn kiezers uit die gemeenten
geschrapt van do kiezerslijsten te Rotterdam,
omdat xy als ingezetenen Yftii Rotterdam
geen kiezers zouden zyn geweest, maar op
hun verzoek zyn zy later toch weer opge
nomen.
Naar aanleiding hiervan werd gevraagd of
het in de bedoeling ligt der Regeering, om
de kiezers, inwoners van de af te scheiden
gedeelten der omliggende gemeenten, al
dadelyk als kiezers van Leiden te doen op
treden. Men achtte in alt opzicht het artikel
niet volkomen duidelyk, vooral als men daarby
denkt aan de remissiön en aan de omstandig
heid, dat Leiden na de uitbreiding in eene
hoogere klasse van het personeel zal vallen
volgens de thans nog geldende regeling.
Aldus vastgesteld 12 Maart 1896.
DRUCKER.
BOOL.
DONNER.
BORRET
RUIGERS VAN ROZENBURG.
Leiden, 13 Maart.
In de eivolle kleine zaal der Stadszaal
hadden de leerlingen van mevrouw L. Andróe
Jousseaume gisteravond veel succes. Uit alles
bleek, dat onder hare bekwame leiding hard
gewerkt wordt en dat de moeite, die zy zich
geeft, ruimschoots wordt vergoed door de
meer dan gewone vorderingen, die de leer
lingen toonden gemaakt te hebben. Het met
tact gekozen programma werd vlot afgespeeld
De dank, by monde van den president der
afdeeling van de „Alliance Francais©" uitge
bracht, was ten volle verdiend.
Voor de goede regeling van de soiróes ge
durende den winter van 1896/97 is het van
groot belang voor het comité, dat zy, die
nog hunne adbaesie wenschen te betuigen,
daartoo binnenkort overgaan. Een enkel
woord aan den secretaris is daarvoor vol
doende. Een grooter aantal leden zal bet
bureau in staat stellen het werk van de
„Alliance" nog meer te variëeren en daardoor
nog aangenamer en allicht nuttiger te maken.
Een geringe bydrage geeft toegang tot alle
soirées voor het lid met zyn gezin.
In de vergadering der Tweede Kamer
van Donderdag-namiddag is door den heer
Rutgers van Rozenburg rapport uitgebracht
over eenige adressen betreffende de grens
regeling Leidon-Leiderdorp-Zoeterwoude en
Oegstgeest.
Het is ter griffie gelegd ter inzage van
de leden.
Het aantal kiezers te Zoeterwoude voor
de Tweede Kamer der Staten Generaal, de
Provinciale Staten en den Gemeenteraad be
draagt 647, waarvan 414 tot het onderkies
district Herenstraat en 230 tot het onder
kiesdistrict Raadhuis behooren.
Met zekerheid deelt men ons mede dat
er binnenkort eene belangryke uniform ver
andering by het leger zal plaats hebben. De
modellen moeten reeds in gereedheid zyn.
Heden vergaderden van de Tweede Kamer
nog enkele commission van rapporteurs voor
laatstelijk in de afdeelingen onderzochte wtts
ontwerpen, o. a. dat tot wyziging der onder
wyswet met betrekking tot de vrye- en orde
oefeningen.
Tot predikant by de Ned.-Herv. gemeente
te 's Qravenhuge (vacature ds. Van Hoog
straten) is beroepen ds. A. J. Th. Jonker, te
Dordrecht.
Aan de verkiezing voor twee leden van
het hoofdbestuur der Maatschappy tot Nut
van 't Algemeen is deelgenomen door 111
departementen, sameD uitbrengende 350 stem
men. Gekozen werden de heeren mr. E. Star
Busraann te Amsterdam met 308 en H. J.
Steghers JHzn. te Groningen met 312 stem
men Op de heeren mr. M. W. F. Treub te
Amsterdam werden 42 en D. W. Stork te
Hengeloo 38 stommen uitgebracht.
De Haagsche pianiste mevrouw Jacoba
Blok—Eland, is volgens het „Vad." aangezocht
om zich op een viertal concerten te Berlyn
en te Dresden te doen hooren. Deze concerten
zullen waarschijniyk in den loop der maand
April plaats hebben.
Naar de „Tel." verneemt, is de heer
De la Fuente, van Amsterdam, benoemd tot
directeur van de opera te Gent.
De gisteravond verschenen „Staats-Ct."
brengt de tyding van de elders In dit nommer
vermelde pensionneering van eenige officieren
van de infanterie en do artillerie en de in
verband daarmede plaats gevonden promotie.
Het „Vad." meldt dat de ziekte van den
heer Fransen Van de Putte, wiens toestand
de laatste dagen nogal bevredigond was, eone
gunstige wending heeft genomen.
Te "Warm en huizen (N.-H.) is tot gemeente
geneesheer benoemd de heer P. H. Venkor,
arts, te 's-Gravenhage.
Benoemd is tot secretaris en ontvanger
der gemeente Bennebroek de heer H. J.
Clarion, ambtenaar ter secretarie aldaar.
De Amsterdamsche Universiteit, en
wederom de medische faculteit, wordt opnieuw
mot een groot verlies bedreigd. Professor
Forster, hoogleeraar in de bygiéne, heeft een
beroep ontvangen naar Straatsburg en neemt
dit in zeer ernstige overweging.
De Universiteits-vereeniging is in haar pogin
gen om prof. Van 't Hoff voor Amsterdam
te behouden niet geslaagd. Misschien zou zy
ditmaal gelukkiger kunnen zyn, hoowel het
„Hbl." niet weet of de bezwaren, die prof.
Forster zal maken om te Amsterdam te
biyven, van dien aard zyn, dat zy door haar
uit don weg kunnen worden geruimd. De
Duitscho universiteiten hebben, door al de
voordeelen, die bieden, door de veel ruimere
gelegenheid tot zuiver wetenschappelyken
arbeid vooral, zoo veel boven de onze voor,
dat do stryd zeker mooilyk zal zyn.
In ieder geval, zegt hto „Hbl.", in dit verJ
lies kan niet stilzwijgend berust worden. Eeni
man van het gehalte van prof. Forster, een
van de allerbeste in zyn vak, die den naam
van de Amsterdamsche Universiteit hoog
houdt en verheft voor de geheele wetenschap*
pelyka wereld, laat men niet vertrekkon,
zonder alles gedaan te hebben wat mogeiyk
was om hem te behouden.
Maar het blad vertrouwt, dat ©en vertrek
uit Amsterdam den hoogleeraar niet licht zou
vallen. De banden van vriendschap en van
waardeering, die hem binden aan de hoofdstad
en aan ons volk, zyn te sterk om gemak
kelijk te worden verscheurd.
- In de gisternamiddag gehouden zitting
van den gemeenteraad te Utrecht is een
voordracht van B. en Ws. tot wyziging der
verordening tot regeling van het vanwego d©
gemeente te geven middelbaar onderwys,
waardoor ook in byzondere gevallen meisjes
kunnen toegelaten worden, aangenomen. By
deze voordracht sprak de heer De Groot zyn
vreugde uit over het feit, dat door den heer
Jonkman, directeur der Ryks Hoogere Bur
gerschool met vyfjarigen cursus, in een brief
aan B. en Ws. onbewimpeld als zyn meening
was to kennen gegeven, dat de gemeente
school met driejarigen cursus niet voldoend©
is ingericht om de leerlingen voor te bereiden
voor de 4de klasse van zyn school.
Aan den gemoente secretaris mr. W. H.
baron de Wattevillo werd op zyn daarto©
gedaan verzoek eervol ontslag uit zyn be
trekking verleend, met ingang van 1 Juni
1896. B. en Ws. werden gemachtigd voor de
vervulling dezer aanstaande vacature sollici
tanten op te roepen op de bezoldiging van
f 4200, laatstelijk voor die betrekking vast
gesteld. Een amendement van den hoer Dubois
om de bezoldiging op f 3600 te brengen*
mocht slechts 2 stemmen verwerven.
Aan den heer A Bourquin is op zyn ver
zoek, wegens zyn benoeming als leeraar te
Amsterdam, eervol ontslag verleend, met
ingang van 1 Mei, als leeraar in de Fransch©
taal aan het stedelyk gymnasium; aan den
hoer M. J. Lens, eervol ontslag als leeraar in
het handteekenen aan de Hoogere Burger
school met 3 jarigen cursus
Te Brussel is overleden de heer W. A.
Schrailau, gep luit. kol O.-I. leger, ridder der
Militaire Willeraiorde.
De minister van marine heeft den luit.
ter zee 2de kl. H J. Bolaingh, dienende aan
boord van Hr Ms. logementschip „Neptunus,"
mot 17 dezer overgeplaatst in de rol van Hr.
Ms. wachtschip te Willemsoord en aan boord
van eerstgenoemden bodom vervangen door
den luit. ter zee 2de kl. 0. Witsen Elias.
By koninklyk besluit is benoemd tod
technisch opziener der visscheryen op de
Schelde en Zeeuwscbe stroomeri J. M. Botte-
mantie, te Bergen op Zoom.
Aan den ontvanger dor dir. belast, en acc.
P. E. H. Leendertz, te Wyhe c. a. op zyn
verzoek eervol ontslag uit 's Ryks dienst
verleend, behoudens aanspraak op pensioen.
Blykens een den 12den Maart by het
Departement van Koloniën ontvangen tele
gram, is de 1ste luitenant der infanterie K.
H. Westendorp aan de gevolgen van zyne op
7 te voren in Atjeh bekomen wond overleden.
Tevens is nader gemeld, dat by het op dien
dag naby Anakgalosng geleverde gevecht niet
8 Europeesche militairen beneden den rang
van offi- ier zyn gesneuveld, maar 7 en 1 mland-
sche militair.
De heeren G. LTheyssen en J. Van
den Broek, inspecteurs van politie te Rotter
dam, zyn door de regeering der Zuid-Afri<
kaansche Republiek in hooge betrekkingen
by de politie in die republiek benoemd. Reeds
de volgende maand vertrekken zy derwaarts.
Naar men verneemt, zou de regeering der
Zuid-Afrikaanscbe Republiek zes onderofficie
ren van de bereden artillerie uit ons leger
aan de staatsartillerie te Pretoria wenschen
te verbinden. De voorwaarden zouden wezen:
vrye overtocht en f 2400 'sjaars met vryr
kleeding, voeding on ligging.
By Koninklyk besluit is aan jhr. mr.
J. H. Hora Siccama, op zyn verzoek, met
ingang van 15 dezer eervol ontslag verleend
als referendaris by het departement van bui-
tenlandsche zaken onder dankbetuiging voor
de door hem aan den lande bewezen diensten.
Aan mr. A. M. C. H. Koek, advocaat en
procureur, lid der provinciale Staten en van
Gen gemoenteraad van Utrecht, wonende al
daar, verlof verleend tot hut aaonemen de,?
versierselen van ridder der Piusorde.
De tweede luit. H. L. M. Van Ghert, van
het 2de reg. inf., voor den tyd van drie jaren
gedetacheerd by de landmacht in West Indië.
Op pensioen gestelda. de luit.-kol. L. J.
Krugers, van het 4ae reg. inf., op zyne aan
vrage; b de luit. kol. A. O. Rehm, van het
8ste reg. inf.c. de kapitein W. F. L. Roskes,
van ld.; d. de kapitein J. K. C. Pompe van
Meerdervoort, van het 1ste reg. inf., op zyn©
aanvrage; c. de kapiteins G. P. Cheiiox, van
het 5de, F. Cochius, adjudant by het 3de, en
C. Bakker, van het 7de reg. inf., en het
bedrag van het pensioen bepaald: voor den
luit.-kol. Krugers op f 1800; voor den luit-
kol. Rehm op f 2150; voor den kapt. Roskes
op f 1371voor den kapt Pompe van Meerder
voort op f 1560, en voor de kapiteins Cheriex*
Cochius en Bakker op f 1474 'sjaars.
Benoemd by het wapen der infanterie: bfl
het 1ste reg., tot kapitein, de 1ste luit. J«
F. Vethake, van het 8ste reg.tot.lsten luit.,
ae 2do luit. J. Van Bochovo, van het corps;
by het 3de reg., tot kapt., de lste luits.
jhr. J. T. Van Spengler, adj. by het reg.
gren. en jagers, L. W. J. Römer, van het
4de, en M. Stevöns, van het corpstot lstei}