het argument, ontleend aan de billijkheid van gelykheid van belastingdruk voor stedelingen en grensbewoners, niet zeer krachtig. Bovenstaande bedenkingen werden bestre den door vele andere leden, die met het wets ontwerp instemden, hoewel eenigen hunner zich niet met alle in de Memorie van Toe lichting aangevoerde argumenten konden ver- oenigen. Do stelling, die aan de wets voordracht ten grondslag ligt, dat nl. eene gemeente op haar eigen territoir de ruimte moet vinden om zich uit te breiden, werd door deze leden juist geacht, evenals de toepassing er van, zooals dio in het voorgedragen uitbreidingsplan is neeigelegd. Wel is de uitbreiding oenigszins ruim, doch dat is volkomen gewettigd, zoowel door de noodzakelijkheid om thans alle omwo nenden in te sluiten, als door de wenscho- Jtjkheid eener behoorlijke grensscheiding. Men vergete niet, dat, gelijk in de Toelichting wordt medegedeeld, Leiden thans slechts eene oppervlakte heeft van ruim 198 H.A. en er maar vijf gemeenten in Zuid-Holland zijn, die een kleiner grondgebied hebben, zoodat haar gebied ook na de uitbreiding nog niet zeer groot zal zijn. Dat de uitbreiding aan de zijde van Oegstgeest zich tot do Poelwetering zal uitstrekken, werd bepaald noodzakelijk geacht. Zoo men de grons liet samonvalJen met de spoorweglyn, zou men niet alleen eon zon derlinge afscheiding bekomen, doch men zou door b(4 buitensluiten van hen, die over de 8poorweglijn wonen, al dadelijk een derge- lykon vicieuzen toestand bestendigen als de voorgestelde grensuitbreiding moet opheffon. Men zou dan niet eens rekening houden met den nu reeds bestaanden toestand en dit is toch zeker wel het allerminst, dat van een grensregeling verwacht mag wordon. Het bovenstaande werd ook in antwoord gelicht tot enkele leden, die, boawei erkennende, dat etn groote stad eenige ruimte noodig heeft om zich te kunnen uitbreiden, dat voor Leiden de tegenwooruige toestand onhoudbaar is en dat dus een uitbreiding op onbekrompon schaal vereischt wordt, niettemin betwijfelden of het noodig is, do grenzen naar allo kanten uit to leggen. Tegenover deze leden werd er voorts nog op gewezen, dat bij uitbreiding naar slechts één zijde, aan het overig gedeelte van den rand de kunstmatige toeneming der bevolking nog grooter zoude worden. Volkomen te recht wordt door de tegen standers der voordracht opgemerkt, dat de juistheid der toepassing van bovenstaand beginsel slechts dan kan worden erkend, wanneer de to annexeeren wijken langs de grens van Leiden geacht moeten worden feitelijk één geheel te vormen met die ge- moento en wanneer voorts Leiden voor haar uitbreiding inderdaad behoefte beeft aan tor rein buiten haar tegenwoordige grenzen. Doch aan dio boide eischen wordt, naar men dezer zijds meende, ten volle voldaan. Wat het eerste punt betreft, scheen het met aan twijfel onderhevig, dat de buiten wijken feitelijk stadswijken zijn en een natuurlijken aanwas vormen van de stad. Dj bewoners zijn, ofschoon ingezetenen der omliggende gemeenten, daarvan toch geen eigenlijke inwoners, doch inderdaad Leidenaars. Hetgeen een gemeente uitmaakt, zoo luidde het betoog van sommigen, is niet een zeker aantal hectaron gronds, maar veeleer een zekere groep personen met eenheid van be langen. Aan de stedelijke gemeenten worden, zoowel door de wetgeving, als door den drang der omstandigheden zelve, hooge eischen ge steld; zij moeten zich groote uitgaven ge troosten. De daartoe noodige middelen dienen te worden opgebracht door de groep personen, die in werkelijkheid de bevolking der stad vormen. De grenzen der gemeenten behoortn zoo to worden ingericht, dat hetgeen uit dit oogpunt beschouwd een geheel vormt, tot één gemeente worde gebracht. Nu is het niet twijfelachtig, dat de be woners aan den rand der tegenwoordige grens van Leiden één geheel uitmaken met de bevolking dier gemoente en niet met die der omliggende dorpen, bijv. Zoeterwoude, een zuiver plattelandsdorp, dat op aanzienlijken afbtand van Leiden is gelegen, zonder eenige noemenswaardige bebouwing er tusschen. De bewering, alsof de vestiging op de Leidsche singels als oon ontwikkeling der buitenge meenten is to beschouwen, is een geheel verkeerde voorstolling. Alleen reeds de snelle toeneming van het aantal bewoners van het b(j Leiden to voegen grondgebied op het van Zoefcerwoudo af to scheiden gedeelte woonden in September 1894, 2563 en in Februari 1896 roods 3257 personen bewyst, dat men hier n'.ot met een natuuriyko ontwikkeling der pl ttelan gemeenten, doch met uitbreiding dor Leidsche bevolking to doen heeft. De aldaar gevestigde bewoners beschouwen zichzelven in alle opzichton als tot Leiden te bchooren, behalve alleen ter zake van do nakoming der verplichtingen, dio als zoodanig op hen zouden rusteu, vooral belasting- en schuttersplicht. Door do tegenstanders wordt er op ge wezen, dat ook na de uitbrci iing nog eenige inrichtingen der gemoentj buiten haar gebied zullen liggen. Dit achtto men echter geen reden, om niet tot deze grensregeling over te gaan. Evenmin mag als bezwaar tegen deze voor dracht geilen, dat langs de nieuwe grens wuarschynlyk spoedig weer nieuwe woningen zullen verryzen en dus de toestandon, die men coor dozo regeling wil opheffen, toch wedoiom in het leven zullen tredon. Later toch kunnen de grenzen opnieuw worden uitgebroid, wan neer daaraan weder behoefte zal bestaan. In de tweede plaats moet vaststaan, dat Leiden op haar tegenwoordig grondgebied de noodige ruimte mist om zich uit te bruiden. Ook dit is het geval, geiyk uit de Memorie van Toelichting duid-lyk blykt. Met de daar byeengebrachte argumenten stemden echter eenige leden in zooverre niet geheel in, dat zy goen bezwaar zagen in de oprichting van academische gebouwen buiten Leiden; admi nistratie en onderhoud toch zullen daardoor niet bezwaarlyker zyn voor het Ryk. Dat uit de geringe toeneming der bevolking in de laatste jaren zou mogen worden afgeleid, dat de gemeente zich weinig uitbreidt, waaruit dan weer de gevolgtrekking ware te maken, dat zy geen behoefte hee:t aan meer terrein, werd nadrukkeiyk weersproken, met het be toog, dat juist die geringe vermeerdering van h6t aantal inwoners van Leiden, in verband met de sterke toeneming der omwonenden, bewast dat men hier feittiyk met een aanwas der Leidsche bevolking te doen heeft. Moge voorheen binnen de bestaande grenzen het dubbel van het tegenwoordig aantal in woners van Leiden hebben gewoond, dit is dan eone opeenhooping van menschen geweest, die in het algemeen belang voorzeker niet mag worden teruggewenscht. De tegenstanders achten de uitbreiding niet alleen onnooJig voor Leiden, doch boven dien ook niet in haar belang, omdat zy zulke aanzienlyke uitgaven zal moeten doen voor den aanleg van werken op het te annexeeren gebied en dit een gevaar zal opleveren voor hare financiën. Dit nu kon niet worden toegegeven, aan gezien toch de aanleg der werken uit den aard der zaak geleidelyk zal geschitden en de meerdere inkomsten der gemeento zullen kunnen strekken om in de kosten althans gedeeltelyk te voorzien. Dit strokke mede ter weerlegging der anderzyds gemaakte opratr- king, dat, waar de aanlag met het oog op de kosten wellicht achterwege blyven of althans langdurige vertraging ondervinden zil, de vrees niet ongegrond is, dat do bewoners van het nieuwo gebied weinig bespeuren zullen van de toegezegde verbeteringen. Er bestaat geen reden om aan do totstandkoming te twyfelen. En naarmate de bevolking aan do grens toe neemt, zullen de nadoelen van den bestaanden toestmd moer worden gevoeld en zal dus voorzi ning ook meer worden gewaardeerd. In menig opzicht zal de gemeente door do uitbreiding worden gebaat. Zuo werd er met name op gewezen, dat de eischen van veilig heid en gezondheid mon denke byv. aan de te Leiden zeer good ingerichte keuring van vee en vleesch beter zullen worden betracht, wanneer de grensregeling tot stand komt. Stichting van een abattoir, waartoe te Leiden het voornemen bestaat, zal eerst na do regeling mogoiyk worden, aangezien het tegenwoordig terrein der gemeente daartoe geen ruimte biedt. 'Do daarvoor genoemde 'terreinen zyn op verre na niet van voldoende grootte, daargelaten nog, dat or volgens de wet eene algemeane begraafplaats moet zyn. Door sommige ledon werd hieraan nog toegevoegd, dat de annexatie ook aan de drie buitengemeenten, in het by'zonder aan Zoeter woude, ten goede zal komen, omdat op den duur do voldoening aan de behoeften der op hun gobied wonende Leidscho stedelingen die gemeenten te zwaar zal vallen. Naast het belang van Leiden wordt door den Minister terecht het landsbelang op den voorgiond gesteld. Immers, het geheel bestaat uit de deelen en de ontwikkeling der doelen komt dus ook aan het geheel ten goede. Dat men hier zou staan voor eene stadsontwik keling, die ten koste van het platteland eene bevolking zou opeenhoopen op eeno wyze, die een nadeel of zelfs een gevaar zou opleveren, werd met een bqroap op hetgeen reeds hier boven omtrent het eigenlyk karakter van de bevolking der buitenwyken word opgemerkt, ton stelligste ontkend. Bygevolg kon ook niet do toepasseiykheid" worden toegegeven van uitdrukkingen van het gemeentebestuur van Leiien, die in eene andere richting van denk beelden zyn gebezigd. Er is hier geen sprake van hot naar de stad trekken van plattel inds bewoners, doch van het binnen do stedelijke grenzen brengen van personen, die feitelyk reeds stedelingen zyn en aie in byna alle op zichten de voordeelen der stad genieten zonder in de lasten by te dragen. Het algemeen belang is ook in niet geringe mate hïerby betrokken, dat in do buitenwy ken beter dan tot dusver voorzien worde in de eischen van openbare gezondheid en vei ligheid. Mot het oog op do gebrekkige wyze, waarop die gewichtige belangen thans aldaar bohartigd worden, achtte men van bovenstaand standpunt ook in de omstandigheid, dat de omwonenden sterk in aantal toenemen, een aandrang te meer tot uitbreiding gelegen. Zoo kan by voorbeeld de gebrekkige rioleering tot eene epidemie leidon, waarvan het voor komen toch ongetwyfeld door het algemeen belang wordt geboden. Warm ondersteund werd dezorzyds 's Minis ters argument ten aanzion van de billykheid der annexatie, ten einde hen, die de lusten der stad genieten, ook in hare lasten to betrekken. Dit werd te meer noodig geacht, waar Leiden de omwonenden reeds in menig opzicht te ge- moet komt. Met nadruk werd opgekomen tegen de vaak verkondigde leer, als zoude men, door zich aan de greözen eener ste délyke gemeente te vestigen, het recht vestigen, het recht verwerven zich voorgoed to onttrekken aan de lasten, die het wonen in eene stad medebrengt. Men achtte h9t veele.r den plicht des wetgevers, door eeno ration ele uitbreiding van de grenzen eer steden, aan dergelyke pogingen een eindo to maken. Ten slotte werd door de voorstanders der uitbreiding nog opgemerkt, dat huns inziens de autonomie der gemeenten daarby niet be trokken is. Voor zooveel dit beginsel bierby te pas mocht komen, moet het er, meenden zy, toe leiden de groep der stedelyke en die der landelyke bevolking ieder tot ééne ge meente te vereenigen. In dat verband werd gewezen op uen by de Kamer ingekomen adres van een aantal ingezetenen van Zoeter woude, die het „in het grootste belang van het landelyk gedeelte van Zoeterwoude achten", dat dit wetsontwerp worde aangenomen. 4. Men vroeg of geen moeiiykbeden zullen ontstaan ten aanzien van het maximum-aantal der geoorloofJe vergunningen krachtens artikel 2 der Drankwet, én of niet eene afzonderlyke bepaling daaromtre.it wenschelyk is. Ten einde daarover beter to kunnen oordeulen, verzocht men eene .opgave van het aantal veileende vergunningen en van het wettelyk maximum voor de gemeenten Leiden, L iderdorp, Zoeter woude en Oegstgeest, met afzonderlijke ver melding van het aantal vergunningen in dat gedeelte der drie laatstgenoemde gemeenten, dat aan Leiden zal overgaan. ARTIKELEN. Artikel 1. In dit artikel wordt abusieveiyk gesproken van aSlackssloot"\ dit moet zyn „Slaagsloot." Artikel 2. By dit artikel werden twee vragen gedaan. Vooreerst werd gevraagd, waarom het hoekje grond, dat aan de zyde van Oegst geest tusschen de spoorweglyn en den Ryn is gelegen, niet mede in de annexatie is be grepen. Men meende, dat daarmede het belang voor Oegstgeest gediend, dat van Leiden niet geschaad zou worden. In de tweede plaats vroeg men, wie voort aan voor zooveel h9t gedeelte betreft, dat aan Leiden zal overgaan - zal voorzien in het beheer van de wegen en waterloozingen in Oegstgeest, dat indertyd door het water schap Rynland aan dio gemeente werd over gedragen en waarvoor destyds gelden naar men meende f 24,000 - op het Grootboek zyn geplaatst. Ook hier staat wederom „Slacksloot" in plaats van „Slaagsloot". Art. 5. Het vond by enkele leden afkeuring, dat de gemeente-eigendommen, gebouwen en werken der drie buitengemeenten, in de af te scheiden gedeelten gelegen, aan Leiden zullen overgaan, zonder andero vergoeding dan die krachtens artikel 8. Art. 6. Men vroeg of ook andere ambtenaren dan de onderwyzers, als veldwachters, weg werkers en anderen, wier dienston de buiten gemeenten na de annexatie niet meer zullen behoeven, in dienst der gemeente Leiden zullen overgaan. Zullen, vroeg mon voorts, de krankzinnigen, die thuisbehcoren in de af te scheiden ge deelten eo die thans op kosten der buitenge meenten in krankz nnigengestichten worden verpleegd, ten laste komen van de gemeente Leiden? Dit werd niet meer dan biliyk geacht. Zoeterwoude en Leiderdorp hebben elk twee krankzinnigen, als hier bedoeld, te hunnen laste. Artikel 7. Sommigen wenschten het recht van inzage, hetwelk by dit artikel aan het gemeentebestuur van Leiden wordt toegekend, beperkt te zien tot de stukken, dateerende van vóór do annexatie. Anders geeft men dat bestuur feitelyk do controle over de archieven der dorpen in handen. Artikel 8. Gaarne zou men vernemen, hoe groot het voordeel is voor elk der drie ge meenten, voortvloeiende uit de bepaling, dat de tegenwoordige uitkeering krachtens artikel 1 der wet van 26 Juli 1885 (Staatsblad No. 169) wordt bestendigd en niet in eveuredigheid tot de nieuwo indeeling der gemeente wordt gewyzigd. Sommigen achtten de voorgestelde regeling zeer biliyk, anderen haddon er ernstig bezwaar tegen. Deze regeling, zoo word door de tegen standers betoogd, strekt om te gemoet te komon aan de verliezen, die do omliggende gemeenten ten gevolge van de annexatie zullen lyden. Dit achtten sommigen eene zonderlinge, eeno onbiliyke en enkelen zelfs eene onzedeiyke bepaling. De bedoelde wet bepaalt, dat zy vóór 1 Januari 1896 wordt herzien. Dit is niet geschied, maar zy zal toch eenmaal worden ingetrokken en nu wordt zy by dit wetsont werp bestendigd en wordt aan het fixum van het personeel een blyvend karakter ge geven. Wordt de wet van 1885 ingetrokken en de zaak anders geregeld, wat zal er dan worden van de thans vastgestelde tegemoetkoming? Men meende, .dat het fixum behoorde te worden verdeeld overeenkomstig den overgang van grondgebied. Het ware dan grooter ge worden voor Leiden en kleiner voor de om liggende gemeenten, maar aan Leiden had dan ook de verplichting moeten worden op gelegd tot het geven van schadeloosstelling ddar, waar daarvoor reden was. Op die wyze zou men eene regeling gemaakt hebben, die ODafhankelyk was gebleven van de wet van 1885, en die de tegemoetkoming in de toe komst niet in gevaar had gebracht. Enkele leden verklaarden, dat zy, zoo dit artikel ongewijzigd biyfr, all.en om dio reden tegen hot wetsontwerp zouden stemmen. Art. 9. By dit artikel werd herinnerd aan de motilykheden, die met de kiezers van Kralingen on Charlois zyn ondervonden by de annexatie dier gemeenten door Rotter dam. Toen zyn kiezers uit die gemeenten geschrapt van do kiezerslijsten te Rotterdam, omdat xy als ingezetenen Yftii Rotterdam geen kiezers zouden zyn geweest, maar op hun verzoek zyn zy later toch weer opge nomen. Naar aanleiding hiervan werd gevraagd of het in de bedoeling ligt der Regeering, om de kiezers, inwoners van de af te scheiden gedeelten der omliggende gemeenten, al dadelyk als kiezers van Leiden te doen op treden. Men achtte in alt opzicht het artikel niet volkomen duidelyk, vooral als men daarby denkt aan de remissiön en aan de omstandig heid, dat Leiden na de uitbreiding in eene hoogere klasse van het personeel zal vallen volgens de thans nog geldende regeling. Aldus vastgesteld 12 Maart 1896. DRUCKER. BOOL. DONNER. BORRET RUIGERS VAN ROZENBURG. Leiden, 13 Maart. In de eivolle kleine zaal der Stadszaal hadden de leerlingen van mevrouw L. Andróe Jousseaume gisteravond veel succes. Uit alles bleek, dat onder hare bekwame leiding hard gewerkt wordt en dat de moeite, die zy zich geeft, ruimschoots wordt vergoed door de meer dan gewone vorderingen, die de leer lingen toonden gemaakt te hebben. Het met tact gekozen programma werd vlot afgespeeld De dank, by monde van den president der afdeeling van de „Alliance Francais©" uitge bracht, was ten volle verdiend. Voor de goede regeling van de soiróes ge durende den winter van 1896/97 is het van groot belang voor het comité, dat zy, die nog hunne adbaesie wenschen te betuigen, daartoo binnenkort overgaan. Een enkel woord aan den secretaris is daarvoor vol doende. Een grooter aantal leden zal bet bureau in staat stellen het werk van de „Alliance" nog meer te variëeren en daardoor nog aangenamer en allicht nuttiger te maken. Een geringe bydrage geeft toegang tot alle soirées voor het lid met zyn gezin. In de vergadering der Tweede Kamer van Donderdag-namiddag is door den heer Rutgers van Rozenburg rapport uitgebracht over eenige adressen betreffende de grens regeling Leidon-Leiderdorp-Zoeterwoude en Oegstgeest. Het is ter griffie gelegd ter inzage van de leden. Het aantal kiezers te Zoeterwoude voor de Tweede Kamer der Staten Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad be draagt 647, waarvan 414 tot het onderkies district Herenstraat en 230 tot het onder kiesdistrict Raadhuis behooren. Met zekerheid deelt men ons mede dat er binnenkort eene belangryke uniform ver andering by het leger zal plaats hebben. De modellen moeten reeds in gereedheid zyn. Heden vergaderden van de Tweede Kamer nog enkele commission van rapporteurs voor laatstelijk in de afdeelingen onderzochte wtts ontwerpen, o. a. dat tot wyziging der onder wyswet met betrekking tot de vrye- en orde oefeningen. Tot predikant by de Ned.-Herv. gemeente te 's Qravenhuge (vacature ds. Van Hoog straten) is beroepen ds. A. J. Th. Jonker, te Dordrecht. Aan de verkiezing voor twee leden van het hoofdbestuur der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen is deelgenomen door 111 departementen, sameD uitbrengende 350 stem men. Gekozen werden de heeren mr. E. Star Busraann te Amsterdam met 308 en H. J. Steghers JHzn. te Groningen met 312 stem men Op de heeren mr. M. W. F. Treub te Amsterdam werden 42 en D. W. Stork te Hengeloo 38 stommen uitgebracht. De Haagsche pianiste mevrouw Jacoba Blok—Eland, is volgens het „Vad." aangezocht om zich op een viertal concerten te Berlyn en te Dresden te doen hooren. Deze concerten zullen waarschijniyk in den loop der maand April plaats hebben. Naar de „Tel." verneemt, is de heer De la Fuente, van Amsterdam, benoemd tot directeur van de opera te Gent. De gisteravond verschenen „Staats-Ct." brengt de tyding van de elders In dit nommer vermelde pensionneering van eenige officieren van de infanterie en do artillerie en de in verband daarmede plaats gevonden promotie. Het „Vad." meldt dat de ziekte van den heer Fransen Van de Putte, wiens toestand de laatste dagen nogal bevredigond was, eone gunstige wending heeft genomen. Te "Warm en huizen (N.-H.) is tot gemeente geneesheer benoemd de heer P. H. Venkor, arts, te 's-Gravenhage. Benoemd is tot secretaris en ontvanger der gemeente Bennebroek de heer H. J. Clarion, ambtenaar ter secretarie aldaar. De Amsterdamsche Universiteit, en wederom de medische faculteit, wordt opnieuw mot een groot verlies bedreigd. Professor Forster, hoogleeraar in de bygiéne, heeft een beroep ontvangen naar Straatsburg en neemt dit in zeer ernstige overweging. De Universiteits-vereeniging is in haar pogin gen om prof. Van 't Hoff voor Amsterdam te behouden niet geslaagd. Misschien zou zy ditmaal gelukkiger kunnen zyn, hoowel het „Hbl." niet weet of de bezwaren, die prof. Forster zal maken om te Amsterdam te biyven, van dien aard zyn, dat zy door haar uit don weg kunnen worden geruimd. De Duitscho universiteiten hebben, door al de voordeelen, die bieden, door de veel ruimere gelegenheid tot zuiver wetenschappelyken arbeid vooral, zoo veel boven de onze voor, dat do stryd zeker mooilyk zal zyn. In ieder geval, zegt hto „Hbl.", in dit verJ lies kan niet stilzwijgend berust worden. Eeni man van het gehalte van prof. Forster, een van de allerbeste in zyn vak, die den naam van de Amsterdamsche Universiteit hoog houdt en verheft voor de geheele wetenschap* pelyka wereld, laat men niet vertrekkon, zonder alles gedaan te hebben wat mogeiyk was om hem te behouden. Maar het blad vertrouwt, dat ©en vertrek uit Amsterdam den hoogleeraar niet licht zou vallen. De banden van vriendschap en van waardeering, die hem binden aan de hoofdstad en aan ons volk, zyn te sterk om gemak kelijk te worden verscheurd. - In de gisternamiddag gehouden zitting van den gemeenteraad te Utrecht is een voordracht van B. en Ws. tot wyziging der verordening tot regeling van het vanwego d© gemeente te geven middelbaar onderwys, waardoor ook in byzondere gevallen meisjes kunnen toegelaten worden, aangenomen. By deze voordracht sprak de heer De Groot zyn vreugde uit over het feit, dat door den heer Jonkman, directeur der Ryks Hoogere Bur gerschool met vyfjarigen cursus, in een brief aan B. en Ws. onbewimpeld als zyn meening was to kennen gegeven, dat de gemeente school met driejarigen cursus niet voldoend© is ingericht om de leerlingen voor te bereiden voor de 4de klasse van zyn school. Aan den gemoente secretaris mr. W. H. baron de Wattevillo werd op zyn daarto© gedaan verzoek eervol ontslag uit zyn be trekking verleend, met ingang van 1 Juni 1896. B. en Ws. werden gemachtigd voor de vervulling dezer aanstaande vacature sollici tanten op te roepen op de bezoldiging van f 4200, laatstelijk voor die betrekking vast gesteld. Een amendement van den hoer Dubois om de bezoldiging op f 3600 te brengen* mocht slechts 2 stemmen verwerven. Aan den heer A Bourquin is op zyn ver zoek, wegens zyn benoeming als leeraar te Amsterdam, eervol ontslag verleend, met ingang van 1 Mei, als leeraar in de Fransch© taal aan het stedelyk gymnasium; aan den hoer M. J. Lens, eervol ontslag als leeraar in het handteekenen aan de Hoogere Burger school met 3 jarigen cursus Te Brussel is overleden de heer W. A. Schrailau, gep luit. kol O.-I. leger, ridder der Militaire Willeraiorde. De minister van marine heeft den luit. ter zee 2de kl. H J. Bolaingh, dienende aan boord van Hr Ms. logementschip „Neptunus," mot 17 dezer overgeplaatst in de rol van Hr. Ms. wachtschip te Willemsoord en aan boord van eerstgenoemden bodom vervangen door den luit. ter zee 2de kl. 0. Witsen Elias. By koninklyk besluit is benoemd tod technisch opziener der visscheryen op de Schelde en Zeeuwscbe stroomeri J. M. Botte- mantie, te Bergen op Zoom. Aan den ontvanger dor dir. belast, en acc. P. E. H. Leendertz, te Wyhe c. a. op zyn verzoek eervol ontslag uit 's Ryks dienst verleend, behoudens aanspraak op pensioen. Blykens een den 12den Maart by het Departement van Koloniën ontvangen tele gram, is de 1ste luitenant der infanterie K. H. Westendorp aan de gevolgen van zyne op 7 te voren in Atjeh bekomen wond overleden. Tevens is nader gemeld, dat by het op dien dag naby Anakgalosng geleverde gevecht niet 8 Europeesche militairen beneden den rang van offi- ier zyn gesneuveld, maar 7 en 1 mland- sche militair. De heeren G. LTheyssen en J. Van den Broek, inspecteurs van politie te Rotter dam, zyn door de regeering der Zuid-Afri< kaansche Republiek in hooge betrekkingen by de politie in die republiek benoemd. Reeds de volgende maand vertrekken zy derwaarts. Naar men verneemt, zou de regeering der Zuid-Afrikaanscbe Republiek zes onderofficie ren van de bereden artillerie uit ons leger aan de staatsartillerie te Pretoria wenschen te verbinden. De voorwaarden zouden wezen: vrye overtocht en f 2400 'sjaars met vryr kleeding, voeding on ligging. By Koninklyk besluit is aan jhr. mr. J. H. Hora Siccama, op zyn verzoek, met ingang van 15 dezer eervol ontslag verleend als referendaris by het departement van bui- tenlandsche zaken onder dankbetuiging voor de door hem aan den lande bewezen diensten. Aan mr. A. M. C. H. Koek, advocaat en procureur, lid der provinciale Staten en van Gen gemoenteraad van Utrecht, wonende al daar, verlof verleend tot hut aaonemen de,? versierselen van ridder der Piusorde. De tweede luit. H. L. M. Van Ghert, van het 2de reg. inf., voor den tyd van drie jaren gedetacheerd by de landmacht in West Indië. Op pensioen gestelda. de luit.-kol. L. J. Krugers, van het 4ae reg. inf., op zyne aan vrage; b de luit. kol. A. O. Rehm, van het 8ste reg. inf.c. de kapitein W. F. L. Roskes, van ld.; d. de kapitein J. K. C. Pompe van Meerdervoort, van het 1ste reg. inf., op zyn© aanvrage; c. de kapiteins G. P. Cheiiox, van het 5de, F. Cochius, adjudant by het 3de, en C. Bakker, van het 7de reg. inf., en het bedrag van het pensioen bepaald: voor den luit.-kol. Krugers op f 1800; voor den luit- kol. Rehm op f 2150; voor den kapt. Roskes op f 1371voor den kapt Pompe van Meerder voort op f 1560, en voor de kapiteins Cheriex* Cochius en Bakker op f 1474 'sjaars. Benoemd by het wapen der infanterie: bfl het 1ste reg., tot kapitein, de 1ste luit. J« F. Vethake, van het 8ste reg.tot.lsten luit., ae 2do luit. J. Van Bochovo, van het corps; by het 3de reg., tot kapt., de lste luits. jhr. J. T. Van Spengler, adj. by het reg. gren. en jagers, L. W. J. Römer, van het 4de, en M. Stevöns, van het corpstot lstei}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 2