N°. 11057 Woensdag 11 Maart. A°. 1896 geze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rEon- en feestdagen, uitgegeven Leiden, 10 Maart. Feuilleton. DE AMERIKAAN. LEIDSCH BAG-BLAB. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. 1)9 eerste cursus vergadering, uitgeschreven door de afdeeling Leiden van het „Alg. Ned. "Werklieden-Yerbond", werd gisteravond in de concertzaal van den beer Ephraïm gehouden. Deze vergadering werd door den voorzitter der afdeeling, den heer C. H. Kouw, geopend met eene korte toespraak, waarin by in de eerste plaats dank zeide aan den spreker, die dezen avond zou optreden, voor zijne bereid willigheid, toen hy door het bestuur van het "Werklieden-Yerbond werd aangezocht om voor de afdeeling eene spreekbeurt te willen ver vullen. Niet alleen had h'i zich bereid ver kJaard om aan dit verlangen te voldoen, maar hy bood het bestuur zelfs aan, om, in plaats van voor één avond, zich voor dne beschik baar te stellen. Verder bracht de voorzitter nogmaals in herinnering hoe nuttig en noodzakelijk het is, dat de werklieden ook hier ter stede een „Eigen gebouw" trachten te kragen; hoe enkele vereenigingen zich onderling met elkan der verbonden hebben om tot dat doel te geraken en hy Bpoorde andere, die daar nog niet toe medewerkten, aan tot deelneming, aSdus allen de zaak van het eigen huis der Leidsche werklieden, waarvoor reeds een fonds gevormd wordt, nogmaals op 't hart drukkende. Daarna gaf de heer Kouw het woord aan onzen geachten stadgenoot prof. mr. W. Van der Ylugt. De epr. zou handelen over .vakverenigin gen van werklieden in Engeland". De ryke stof moest over twee avonden worden verdeeld. Dezen eersten keer gold het, een antwoord to geven op de vraag: „hoe was de toestand, toen de Engelsche vakvereenigingen hare zegenrijke werkzaamheid begonnen?" De tweede vraag: „waarin heeft die werkzaam heid bestaan?" bleef voor do volgende spreek beurt bewaard. Om z\jne voor heden gestelde taak te kun nen volvoeren, nam de spreker eerst zyne hoorders mede naar het Engeland van omstreeks 1760. Hy schetste er den achterlijken toe stand van den landbouw, maar vooral do ge ringe ontwikkeling der nijverheid; zelfs de hoofdbron der welvaart, de wolindustrie, werd uitgeoefend op zeer kleine schaal, en altyd (de gebrekkigheid der verkeersmiddelen dwong daartoe) voor een zeer eDg begrensd gebied van afzet. Dat had zijne nadoelen, maar toch zijne voordeelen ook; hoofdzakelijk deze twee Men bleef voor schokkende crises bewaard; en de verhouding tusschen meesters en werk lieden was gezond. "Wat, met name, die ver houding betreft: zy was er zeker eene van heerschappij en onderdanigheid, doch dat alles werd getemperd door ruwgemoedeiyke manieren. Vervolgens schilderde de spreker zijnen hoorders in de tweede plaats do Engelsche toestanden in de eerste kwart-eeuw na Wa terloo. Toen was alles veranderd. De huis nijverheid van weleer was, door de groote fabrieksindustrie overvleugeld, verdrongen. On gelukkig was dat geschied onder omstandig heden, die de zegeningen der laatste grooten- deels deden te loor gaanhare wrange vruch ten, daarentegen, verbitterden. Verzoenende regelingen van vroeger waren verouderd. De party der fabriekskoningen zwoer by het „laat begaan". Toch hielden de graanwetten het brood op prys. De ongelyke stryd tus schen vraag en aanbod drukte do loonen. De daardoor karig geworden voeding verslapte de werkkracht, waardoor de loonen nog meer daalden. Vrouwen en kinderen ontredderden door hunne mededinging de arbeidsmarkt nog meer. En zelfs dat karig bestaan was door crisis op crisis onzeker in de hoogste mate. By de eerste pogingen echter om door één- drachtig optreden uit dien druk zich omhoog te werken, stuitten de leiders van den arbeid op eene vyandige rechtspleging en eene ver woede openbare meening. Kortom: de oude rechtsverhouding van lieerschappy en onder danigheid bleef met den sterken arm gehand haafd slechts was de temperende macht der ruw-gemoedelyke manieren geheel verdwenen. Toch hielden de pioniers van het arbeiders- vereenigingswezen vol. Met welken uitslag? Dat zou (zoo eindigde spreker) zyne volgende voordracht leeren. Van de gelegenheid om inlichtingen te vragen werd (behalve door den voorzitter) nog door één der aanwezigen gebruik gemaakt. Op beide vragen gaf de spreker eene korte opheldering van het door hem gezegde. Met een woord van dank aan den spreker en aan het kleine, maar reine zooals de voorzitter in den aanvang hoopte audito rium voor de opkomst, en na tevens een woord tot opwekking voor de volgende be- langryko vergaderingen, sloot de heer Kouw deze byeenkomst. De zeer gemoedelyke expositie Rochus- sen Testas Bles is Zondag jl. gesloten, zoo meldt men van hier aan de „Tel.", en reeds heden, Dinsdag, wordt de tentoonstel ling voor 't publiek opengesteld van „reclame biljetten en affiches." De collectie van de heeren Unger en Müller, te Rotterdam, is zóó uitgebreid, dat de con servator zich genoodzaakt heeft gezien, de verzameling in twee series te kyk te stellen. Jules Chéret en De Toulouse Lautrec vooral zyn op deze eerste uitstalling byzonder schit terend vertegenwoordigd. Ibels, Graszet, De Feure, Steinlen, Willette, enz. volgen. Van de Amerikanen en Engelschen zyn o. a. Aubrey Beardsley en Dauley Hardy vertegen woordigd. Dat de Schuttersstukken, door Joris van Schooten gemaald, en zelfs de Lucas van Leyden te midden van de Engelbrechtsen, wat „bruin" gaan doen, tegen die schitterende kleurige reclame-biljetten, spreekt als van zelf. En, dat de deftige schutters nog pyn- lyker gaan gluren naar de blonde luchthartige danseuses van Cheret, 't is alles te begrypen. Maar reeds by het binnentreden van de zaal-Hartevelt weet de bezoeker thans met moderne afficbeer-kunst in aanraking te komen. „A gaiety Girl" roept hem, al cancaneerend, een welkom toe, aan den ingang. Nu reeds durft de verslaggever verzekeren, dat deze tentoonstelling, zóózéér in den tyd behoorend, waarin wy leven, niet anders dan de algemeene aandacht zal kunnen trekken, zelfs in een zoo duf-mufFe stad, als Leiden voor plastische kunst blykt te zyn. En och I al valt dan misschien evenals der vroegere Tooro2)-tentoonstelling, aan deze ex positie een „succès de curiositó" ten deel, dan toch kunnen velen weder zich gelukkig rekenen, terwyi de dubbeltjes-entróe-gelden, in de Stedelyke kas gevloeid, niet onwelkom zullen blykon. Voor een goed beschouwer is er ook veel te leeren. Al zullen de hoogst knappe litho's van „Petit Piere" (Steinlen) vele bezoekers tot wrevelig mopperen stemmen, zy geven een mooi beeld van de contrasten en de wanverhoudingen in onze maatschappy van thans. O. a. behoeft maar te worden gezien naar het verschil in „gevangenname" tusschen een „loon-arbeider" en een „gedecoreerden" „députél" En, - onze lithografen voorid kunnen veel hier leeren. Gedurende de 2de helft der maand Febr. zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: Van Leeuwen, AlfenJ. G. v. d. Berg, A. Plezier, Amsterdam; W. M. De JoDg, Arnhem; Loef, Boskoop; A. Sauer, A. Delfos, wed. V. Schouten, 's-Gravenhage; Van der Krocht, Leidschendam; J. P. De Groot, Noordwyk; J. H. Koppelhof, Purmerend; J. W. Van Dyk, Rotterdam; W. De Bruin, Utrecht; A. Gouw, Wemeldinge; Buys, "Woubrugge. Brief kaarten: A. De Vries, Amsterdam; D. Zoet hout, Rotterdam. Gisteren werd door het gemeentebestuur van Alkemade openbaar aanbesteed het ver bouwen en vergrooten van de school te Nieuwe-Wetering. Er waren 13 inschry vings- biljetten ingekomen, zynde van D. Van Til burg te Oegstgeest voor 5190, N. Laan te Haarlemmermeer f 4495, C. Boot te Leimui- den 4390, P. Hulsbos te Alkemade 4350, O. Langhout te Alkemade 4295, L. L. Kre- ling te Alkemade ƒ4185, H. Pietersen te Alkemade 4126, H. Verbei te Woubrugge ƒ4100, C. Zoet te Alkemade 4100, M. Schoenmaker te Alkemade 4086, L. Tames te Haarlemmermeer 4006, P. Vrijburg te Alkemadö ƒ3915 en M. Jansen te Alkemade 3898. De begrooting was 3986. Het werk is toegewezen aan den laagsten inschryver. Op de secretarie der gemeente Zoctermeer is tot den 19den Maart ter visie gelegd de kiezerslyst, waaruit blykt dat het aantal kiezers in genoemde gemeente voor leden van de Tweede Kamer en voor de Provinciale Staten, alsmede voor den gemeenteraad, 99 bedraagt, zoomede in de gemeente Zegwaard, tot den 20sten Maart a. s., de lyst, waarvan het aantal voor de Tweede Kamer, voor de Provinciale Staten en den gemeenteraad 134 bedraagt. Te Noordwyk is eene zeer druk bezochte vergadering gehouden ter bespreking van plannen tot oprichting van eene tuinbouw vereeniging. De vergadering was uitgeschre ven door den heer A. Hoogendam, die ook de besprekingen heeft geleid. Besloten werd op eene volgende vergade ring een bestuur te kiezen. De heer W. J. Taanman, onderwyzer aan de school voor Chr. Nat. Schoolonderwys te Utrecht (hoofd de heer B. R. Verburgt) is in geiyke betrekking benoemd te Zoetermeer en Zegwaard, benevens te Rynsburg. De plechtige ter-aarde bestelling van gene raal Van der Schriecks stoffeiyk overschot had gisteren te 's-Gravenhage op de R.-K. begraafplaats onder betoon van zeer veel be langstelling plaats. De in de residentie aan wezige generaals en de meeste hoofd- en verdere officieren van het regiment grenadiers en jagers en van de andere corpsen, alsmede de commandant der schuttery, enz. waren aanwezig. Voorts ook leden der Kamers, onder wie de meeste der katholieke party, en de ambtenaren. President Gleichman kon, wegens verplichte afwezigheid elders, niet tegenwoordig zyn. De ministers van justitie, van marine en van koloniën, de oud-ministers Seyffardt en Dyserinck bevonden zich onder de aanwezigen. Hoewel, op verlangen van den overledene, geen eigeniyke militaire honneurs plaats hadden, voerde de koninklyke militaire kapel voor en na de treffende grafrede van dr. Schaepman de treurmarschen van Beet hoven en Chopin uit. Onder de talryke kransen bevond zich een van de actief dienende generaals van het Nederlandsche leger. De slippen van bet lykklèed werden gedra gen door de leden der Tweede Kamer. Voor de lykbaar gingen een lid der oud-onderofficiers- vereeniging tusschen twee oud-stryaers, dra gers van het Metalen Kruis; een dezer oudjes had by den Tiendaagschen Veldtocht nog onder de bevelen van generaal Van der Schrieck gestreden. In den stoet bevonden zich, op uitnoodiging der familie, o. a. de Minister van Oorlog en de paus-lyke internuntius. Het stoffelyk overschot is bygezet in een grafkelder rondom de heilige kapel. - Het hoofdbestuur der „Algemeene ver eeniging voor Bloembollencultuur" maakt be kend, dat de 87ste algemeene vergadering zal plaats hebben op Maandag 30 Maart 1896, des voormiddags te elf uren, in de bovenzaal der sociëteit „Vereeniging", in de Lange Begynestraat te Haarlem. - Het bestuur van den Bond van Chr. Zangvereenigingen in Nederland heeft bekond gemaakt dat dezen zomer, op nader to be palen datum, een Zangersfeest zal gehouden worden op het buitengoed „Middachten", naby „de Steeg", daartoe welwillend afgestaan door mevrouw' Bentinck. De 10de jaarlyksche algemeene vergadering van dien Bond zal gehouden worden op Dinsdag 7 April a. 8., des vóórmiddags te halfelf, in het „Hötel d'Angleterro," Wagenstraat 22, te 's Gravenhage. De agenda bevat o. a. 't volgende: verkie zing van 6 bestuursleden ingevolge aftreding van de heeren J. D. De Visser Smits, Jac. Smelik en W. J. Jalink, allen te 's-Gravenhage, de. Heinecken te Smilde en ds. Weiss te Haar lem. Voorts: bespreking van het Zangersfeest te Middachten. Verschillende voorstellen van de afdeelingen. Aan deze algemeene vergadering zal vooraf gaan eene directeuren-vergadering, op dezelfde plaats, des morgens te halfnegen, waar de uit te voeren nummers zullen besproken worden voor het a. s. Zangersfeest. Den vorigen dag, 6 April (2den Paaschdag) zullen door de afdeeling 's-Gravenhage om l'/a uur het bondsbestuur en de afgevaardig den ontvangen worden in de restauratiezaal van „Seinpost", te Scheveningen. Om 2s/% uur 's namiddags zanguitvoering in de groote zaal aldaar, door de vereenigingen „Excelsior", „Hosanna", „Oefening en Stichting" en „Looft den Heer". Sprekers dr. F. Van Gheel Gilde- meester, pred. te 's-Hage, en ds. Heinecken, van Smilde. Om 2 uren diner in 't „Hótel d'Angleterre." Om 91/, uur receptie door het bondsbestuur in 't gebouw der Loge op den Fluweelen Burgwal. De regelingscommissie te 's-Gravenhage be staat uit de heerenJ. R. Snoeck Henkeraans, voorzitter; G. Van der Leeuw, penningmeester; M. Goldberg, E. G. M. 't Hooft, J. A. Houtman, P. T. Matla, F. C. H. Schlamilch, D. N. Ver schoor en M. C. Wynbeek, secretaris. - Men deelt mede, dat te Amsterdam het initiatief genomen is tot de oprichting eener „Polisbank", zynde eene instelling, die de overneming in verschillenden vorm van be staande contracten van levensverzekering en ïyfrente bedoelt, ten behoeve van tegen hun wil nalatig geworden premie-betalers. Het denkbeeld gaat uit van den heer W. Gosler, directeur van het assurantie blad „Zonneschyn". Ds. J. Posthumus Meyjes, te Amsterdam, vierde gisteren den dag, waarop hy vóór veertig jaar de evangeliebediening aanvaardde. Ds. Posthumus Meyjes, thans 64 jaar oud, werd op 9 Maart 1856 voor het eerst beroe pen te Eemnes-Buiten, welke standplaats hy in 1858 verwisselde met Doesburg. Ook daar bleef hy slechts kort, tot 1860, toen hy to Groningen den kansel beklom. Sedert 28 Mei 1365 is de leeraar te Amsterdam gevestigd en in dien tyd heeft hy zich daar vele vrienden verworven, getuigen do talryko geschenken en gelukwenschen, die hem op zyn feestdag ten deel vielen. Een commissie van gemeen teleden bood hem eeD tweetal geschenken aan. Namens de af-ieeling Amsterdam van het Nederlandsch By belgenootschap, waarvan hy lange jaren voorzitter was, werd hem aange boden een prachtbybel, gedrukt in den jare 1700 door Pieter Mortier, met opdracht. Do Vereeniging „Sarepta" en het bestuur der Ziekenverpleging aan de Prinsengracht, van welke eerste de jubilaris bestuurslid, van welke laatste hy oerolid was, lieten zich evenmin onbetuigd. Aan talryke bloemge- schenken ontbrak het natuuriyk niet. Ds. Posthumus Meyjes, zoo meent het „Hbld.," is voornemens tegen 1 April zyn emeritaat aan te vragen en zyn overige levensdagen in rust te gaan doorbrengen op een vredig plekje in Friesland. 8) Alleen als ergens in de Yerte een eiland opdoemde, ontdooide hy en vroeg naar naam en ligging van het eiland, evenals hy ook eiken middag over het genomen bestek de bepaling van de geographische lengte en breedte onderricht wilde zyn. Het wekte echter myn bevreemding, dat hy dan direct daarop in zyn kamer op een kaart urenlang studeerde en met een speld de plaats aan wees, waar ons schip zich naar de berekening van den kapitein bevond. En tochl Wat vreemds lag daar eigenlyk in? Hy had immers het vaartuig gecharterd en verlangde natuur iyk ook te weten, waar het zich bevond. Merkwaardiger was het m elk geval, datwy geen bepaalden koers hielden, maar soms dagenlang zwierven. Het was een idyllische reis, en slechts nu en dan kronkelde zich de gladde oppervlakte der zee, als vliegende visschen in talryke zwermen uit het water hiptenvele daarvan vielen op het dek neer voor onze tafel een zeer gewenschte afwisseling. „Hm," meende by de een of andere ge legenheid de eerste stuurman tot my, „het heeft den schyn alsof onze passagier hier aan boord zyn kenDis wil voltooien. Hy heeft my vandaag over alle mogelyke dingen onder vraagd en ten slotte kwam hy op de Btroomingen van den Indischen Oceaan; zeer interesseert hem het feit, dat de zee alleen aan de oppervlakte in beweging en dat het op den bodem even stil en rustig is als in een kerk, een dorpskerk wel te verstaan l" „Nou, en „Anders niets, dan dat hy nu alle zee kaarten, die aan boord te krygen zyn, bestu deert. Zooals gezegd: öf het spleen plaagt hem, öf nou, je weet wel 1 Het verwondert my alleen, dat hy de diepte-verhoudingen geheel buiten rekening gelaten heeft." Onze blikken ontmoetten elkander; wy be grepen elkaar. „Nog een eigenaardige waarneming, die op my indruk maakt," ging de eerste stuurman voort. „Hy schynt verzot te zyn op een kleine, zwart-geverfde cassette. Hy opent haar wel is waar niet, maar meDigmaal staart hy haar aan, alsof zy iets heel byzonders bevat. Door de naden van het venstergordyn kon ik hem bebooriyk bespieden. Zou hy er juweelon in hebben?" Ik kon hem, helaas, dienaangaande geen opheldering geven ik kon alleen nadenkend het hoofd schudden. Den volgenden morgen, al heel vroeg, toen de vlammende stralen der zon den nevel sluier van den nacht verbraken, zagen wy een klein rif, dat nauwelyks boven het water uitstak. Het was de noordelykste uitlooper van de gevaarlyke Saya-de-Malha-bank, die wy voorzichtig naderdeD. Mr. Clark was het nu, die den kapitein verzocht by te draaien en de groote boot te laten uitzetten en be mannen. Verwonderd voldeed deze aan het verzoek. Intusschen haalde de passagier uit zyn hut een reusachtige nyptang met beweeg- lyke, door touwen béstuurbare armen een van die toestellen, als met name duikers gebruiken, om gezonken goed van den zee bodem op te halen en een van stevig yzer draad gevlochten sleepnet met Jooprol en aanhaler te voorschyn. „Ik heb dikwyis neiging tot zoölogische en botanische studie," verklaarde by terloops; „ik zou gaarne eens willen zien, hoe de geschiedenis er onder water uitziet." Dat alles klonk zeer geruststellend en volstrekt niet verdacht. Ook ben ik vast over tuigd, dat allen behalve twee hem geloofden. Deze ongeloovige twee waren Kirchner en ik. Daar nu de Amerikaan den wensch geuit had, dat de „Pauline" by gedraaid zou worden, terwyi hy het rif bezocht, maar de afstand tot het rif aanzienlyk was, en de kapitein zyn beste boot voor zulk oen expeditie aan een niet-zeeman niet durfde toevertrouwen, moest ik meegaan. Dat scheen den heer Clark wel niet te bevallen, maar hy onthield zich van elke uitlating dienaangaande, en wy roeiden weg. Tegen den middag hadden wy de bank bereikt; het eenig zichtbare er van, het grillig gevormde, onaanzienlyke rif, geleek op elkaar gestapeld gesteente zonder leven en planten groei. In zyn spleten gorgelde en brandde het water, als sneeuwwit schuim terug- ruischend. Met behulp der matrozen hanteerde de Amerikaan vlytig het net en de nyptang. De buit was echter niet de moeite waardeenige steentjes, dieren, zand en zeegras waren het resultaat van oen uur werkens. Ten laatste keerden wy aan boord terug. In de volgende dagen dezelfde manoeuvre aan de zuidelyke spits der Saya-de-Malha- bank eD aan een ander naar 't zuiden zich uitstrekkend rif, waarvan zelfs de aanduiding op de kaart ontbreekt. Beurtelings gingen de eerste stuurman en ik mede. Dat er niets byzonders bereikt werd by deze expedities, vonden wy ten slotte ook byna natuuriyk en de gedachte kwam reeds by ons op, dat de heer Clark niet recht by zyD verstand moest zyn. Hy was echter altyd heel nobel jegens de manschappen, die de boot roeidenby zag er niet tegen op, by zulke gelegenheden altyd een paar goudvossen te laten springen, zooals de janmaats zich drastisch plachten uit te drukken. Eensklaps echter had een gebeurtenis plaats, die licht m de zaak bracht. Het tooneel was de oostelyke klippenry van het ovale Rodriguez-eiland, dat iets ten noorden van den 20sten graad noorderbreedte ligt en door den 62sten meridiaan aan zyne westzyde geraakt wordt. Dat wy het aan deden, was de wensch van den Amerikaan geweest; hy wilde ook dit eiland bezichtigen, had hy eenvoudig verklaard. Om dit eiland is do strooming vry sterk, maar de brik hield zich in de zachte bries vrij goed in den koers, zoodat wy daarvan niet al te zeer afweken. Een merkwaardige verandering had ook met mr. Clark plaats gehad. Zoodra de kapi tein hem den naam van het eiland genoemd had, was hy erg onrustig goworden. Mot den kyker in de hand, ging hy over het dek, de riffen monsterend. Ook ditmaal werd de groote boot te water gelaten en uitgerust. De Amerikaan verscheen, een smal gepolyst ebbenhouten kistje van ongeveer een voet lengte onder den arm. Hy zag zeer bleek en zyn bewegingen waren haastig en zenuw achtig. Kirchner stootte my aan. „De bewuste cas sette," fluisterde by my in 'toor; „let nu op." Mr. Clark, die in myn nabyheid stond, moest een scherp oor hebben, want snel keerde hy zich naar ons toe, en in zyn trekken vertoonde zich een dreigende, sombere uitdrukking. Ik echter gevoelde zekere be vrediging. „Nu zal het ernst worden met de onderzoekingen van den geheimzinnigen Yankee 1" dacht ik. En alles wees daarop. De „Pauline" bleef een heel eind achter. Mr. Clark ging echter nu geheel andera te werk. Hy maakte my opmerkzaam op de vooruitspringende spits der rif keten; daarheen moest ik sturen. Er is veel, dat getuigt voor het ontstaan van het eiland door een ge weldige onderzeesche eruptie, want het heeft veel overeenkomst met een uitgedoofden vulkaan. "Wy naderden in de aangeduide richting de klippen tot op ongeveer twee zeemyien afstand. Niettegenstaande dezen betrekkeiyk grooten afstand, onderscheidde ik op het achter de riffen zich vlak en wit uitstrekkende strand van het ei'and een kleine groep hoornen met schrale takken. Mr. Ciark sprong eensklaps op en zyn oogen fonkelden van vreugde. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1