N°. 11057
Woensdag 11 Maart.
A°. 1896
geze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van rEon- en feestdagen, uitgegeven
Leiden, 10 Maart.
Feuilleton.
DE AMERIKAAN.
LEIDSCH
BAG-BLAB.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
1)9 eerste cursus vergadering, uitgeschreven
door de afdeeling Leiden van het „Alg. Ned.
"Werklieden-Yerbond", werd gisteravond in de
concertzaal van den beer Ephraïm gehouden.
Deze vergadering werd door den voorzitter
der afdeeling, den heer C. H. Kouw, geopend
met eene korte toespraak, waarin by in de
eerste plaats dank zeide aan den spreker, die
dezen avond zou optreden, voor zijne bereid
willigheid, toen hy door het bestuur van het
"Werklieden-Yerbond werd aangezocht om voor
de afdeeling eene spreekbeurt te willen ver
vullen. Niet alleen had h'i zich bereid ver
kJaard om aan dit verlangen te voldoen, maar
hy bood het bestuur zelfs aan, om, in plaats
van voor één avond, zich voor dne beschik
baar te stellen.
Verder bracht de voorzitter nogmaals in
herinnering hoe nuttig en noodzakelijk het
is, dat de werklieden ook hier ter stede een
„Eigen gebouw" trachten te kragen; hoe
enkele vereenigingen zich onderling met elkan
der verbonden hebben om tot dat doel te
geraken en hy Bpoorde andere, die daar nog
niet toe medewerkten, aan tot deelneming,
aSdus allen de zaak van het eigen huis der
Leidsche werklieden, waarvoor reeds een fonds
gevormd wordt, nogmaals op 't hart drukkende.
Daarna gaf de heer Kouw het woord aan
onzen geachten stadgenoot prof. mr. W. Van
der Ylugt.
De epr. zou handelen over .vakverenigin
gen van werklieden in Engeland". De ryke stof
moest over twee avonden worden verdeeld.
Dezen eersten keer gold het, een antwoord
to geven op de vraag: „hoe was de toestand,
toen de Engelsche vakvereenigingen hare
zegenrijke werkzaamheid begonnen?" De
tweede vraag: „waarin heeft die werkzaam
heid bestaan?" bleef voor do volgende spreek
beurt bewaard.
Om z\jne voor heden gestelde taak te kun
nen volvoeren, nam de spreker eerst zyne
hoorders mede naar het Engeland van omstreeks
1760. Hy schetste er den achterlijken toe
stand van den landbouw, maar vooral do ge
ringe ontwikkeling der nijverheid; zelfs de
hoofdbron der welvaart, de wolindustrie, werd
uitgeoefend op zeer kleine schaal, en altyd
(de gebrekkigheid der verkeersmiddelen dwong
daartoe) voor een zeer eDg begrensd gebied
van afzet. Dat had zijne nadoelen, maar toch
zijne voordeelen ook; hoofdzakelijk deze twee
Men bleef voor schokkende crises bewaard;
en de verhouding tusschen meesters en werk
lieden was gezond. "Wat, met name, die ver
houding betreft: zy was er zeker eene van
heerschappij en onderdanigheid, doch dat
alles werd getemperd door ruwgemoedeiyke
manieren.
Vervolgens schilderde de spreker zijnen
hoorders in de tweede plaats do Engelsche
toestanden in de eerste kwart-eeuw na Wa
terloo. Toen was alles veranderd. De huis
nijverheid van weleer was, door de groote
fabrieksindustrie overvleugeld, verdrongen. On
gelukkig was dat geschied onder omstandig
heden, die de zegeningen der laatste grooten-
deels deden te loor gaanhare wrange vruch
ten, daarentegen, verbitterden. Verzoenende
regelingen van vroeger waren verouderd. De
party der fabriekskoningen zwoer by het
„laat begaan". Toch hielden de graanwetten
het brood op prys. De ongelyke stryd tus
schen vraag en aanbod drukte do loonen. De
daardoor karig geworden voeding verslapte
de werkkracht, waardoor de loonen nog meer
daalden. Vrouwen en kinderen ontredderden
door hunne mededinging de arbeidsmarkt nog
meer. En zelfs dat karig bestaan was door
crisis op crisis onzeker in de hoogste mate.
By de eerste pogingen echter om door één-
drachtig optreden uit dien druk zich omhoog
te werken, stuitten de leiders van den arbeid
op eene vyandige rechtspleging en eene ver
woede openbare meening. Kortom: de oude
rechtsverhouding van lieerschappy en onder
danigheid bleef met den sterken arm gehand
haafd slechts was de temperende macht der
ruw-gemoedelyke manieren geheel verdwenen.
Toch hielden de pioniers van het arbeiders-
vereenigingswezen vol. Met welken uitslag?
Dat zou (zoo eindigde spreker) zyne volgende
voordracht leeren.
Van de gelegenheid om inlichtingen te vragen
werd (behalve door den voorzitter) nog door
één der aanwezigen gebruik gemaakt. Op beide
vragen gaf de spreker eene korte opheldering
van het door hem gezegde.
Met een woord van dank aan den spreker
en aan het kleine, maar reine zooals de
voorzitter in den aanvang hoopte audito
rium voor de opkomst, en na tevens een
woord tot opwekking voor de volgende be-
langryko vergaderingen, sloot de heer Kouw
deze byeenkomst.
De zeer gemoedelyke expositie Rochus-
sen Testas Bles is Zondag jl. gesloten,
zoo meldt men van hier aan de „Tel.", en
reeds heden, Dinsdag, wordt de tentoonstel
ling voor 't publiek opengesteld van „reclame
biljetten en affiches."
De collectie van de heeren Unger en Müller,
te Rotterdam, is zóó uitgebreid, dat de con
servator zich genoodzaakt heeft gezien, de
verzameling in twee series te kyk te stellen.
Jules Chéret en De Toulouse Lautrec vooral
zyn op deze eerste uitstalling byzonder schit
terend vertegenwoordigd. Ibels, Graszet, De
Feure, Steinlen, Willette, enz. volgen.
Van de Amerikanen en Engelschen zyn o. a.
Aubrey Beardsley en Dauley Hardy vertegen
woordigd.
Dat de Schuttersstukken, door Joris van
Schooten gemaald, en zelfs de Lucas van
Leyden te midden van de Engelbrechtsen,
wat „bruin" gaan doen, tegen die schitterende
kleurige reclame-biljetten, spreekt als van
zelf. En, dat de deftige schutters nog pyn-
lyker gaan gluren naar de blonde luchthartige
danseuses van Cheret, 't is alles te begrypen.
Maar reeds by het binnentreden van de
zaal-Hartevelt weet de bezoeker thans met
moderne afficbeer-kunst in aanraking te komen.
„A gaiety Girl" roept hem, al cancaneerend,
een welkom toe, aan den ingang.
Nu reeds durft de verslaggever verzekeren,
dat deze tentoonstelling, zóózéér in den tyd
behoorend, waarin wy leven, niet anders dan
de algemeene aandacht zal kunnen trekken,
zelfs in een zoo duf-mufFe stad, als Leiden
voor plastische kunst blykt te zyn.
En och I al valt dan misschien evenals der
vroegere Tooro2)-tentoonstelling, aan deze ex
positie een „succès de curiositó" ten deel,
dan toch kunnen velen weder zich gelukkig
rekenen, terwyi de dubbeltjes-entróe-gelden,
in de Stedelyke kas gevloeid, niet onwelkom
zullen blykon.
Voor een goed beschouwer is er ook veel
te leeren. Al zullen de hoogst knappe litho's
van „Petit Piere" (Steinlen) vele bezoekers
tot wrevelig mopperen stemmen, zy geven
een mooi beeld van de contrasten en de
wanverhoudingen in onze maatschappy van
thans. O. a. behoeft maar te worden gezien
naar het verschil in „gevangenname" tusschen
een „loon-arbeider" en een „gedecoreerden"
„députél"
En, - onze lithografen voorid kunnen veel
hier leeren.
Gedurende de 2de helft der maand Febr.
zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de
volgende brieven, welke, door onbekendheid der
geadresseerden, niet besteld konden worden:
Van Leeuwen, AlfenJ. G. v. d. Berg, A.
Plezier, Amsterdam; W. M. De JoDg, Arnhem;
Loef, Boskoop; A. Sauer, A. Delfos, wed. V.
Schouten, 's-Gravenhage; Van der Krocht,
Leidschendam; J. P. De Groot, Noordwyk;
J. H. Koppelhof, Purmerend; J. W. Van Dyk,
Rotterdam; W. De Bruin, Utrecht; A. Gouw,
Wemeldinge; Buys, "Woubrugge. Brief
kaarten: A. De Vries, Amsterdam; D. Zoet
hout, Rotterdam.
Gisteren werd door het gemeentebestuur
van Alkemade openbaar aanbesteed het ver
bouwen en vergrooten van de school te
Nieuwe-Wetering. Er waren 13 inschry vings-
biljetten ingekomen, zynde van D. Van Til
burg te Oegstgeest voor 5190, N. Laan te
Haarlemmermeer f 4495, C. Boot te Leimui-
den 4390, P. Hulsbos te Alkemade 4350,
O. Langhout te Alkemade 4295, L. L. Kre-
ling te Alkemade ƒ4185, H. Pietersen te
Alkemade 4126, H. Verbei te Woubrugge
ƒ4100, C. Zoet te Alkemade 4100, M.
Schoenmaker te Alkemade 4086, L. Tames
te Haarlemmermeer 4006, P. Vrijburg te
Alkemadö ƒ3915 en M. Jansen te Alkemade
3898.
De begrooting was 3986. Het werk is
toegewezen aan den laagsten inschryver.
Op de secretarie der gemeente Zoctermeer
is tot den 19den Maart ter visie gelegd de
kiezerslyst, waaruit blykt dat het aantal
kiezers in genoemde gemeente voor leden van
de Tweede Kamer en voor de Provinciale
Staten, alsmede voor den gemeenteraad, 99
bedraagt, zoomede in de gemeente Zegwaard,
tot den 20sten Maart a. s., de lyst, waarvan
het aantal voor de Tweede Kamer, voor de
Provinciale Staten en den gemeenteraad 134
bedraagt.
Te Noordwyk is eene zeer druk bezochte
vergadering gehouden ter bespreking van
plannen tot oprichting van eene tuinbouw
vereeniging. De vergadering was uitgeschre
ven door den heer A. Hoogendam, die ook
de besprekingen heeft geleid.
Besloten werd op eene volgende vergade
ring een bestuur te kiezen.
De heer W. J. Taanman, onderwyzer
aan de school voor Chr. Nat. Schoolonderwys
te Utrecht (hoofd de heer B. R. Verburgt) is
in geiyke betrekking benoemd te Zoetermeer
en Zegwaard, benevens te Rynsburg.
De plechtige ter-aarde bestelling van gene
raal Van der Schriecks stoffeiyk overschot
had gisteren te 's-Gravenhage op de R.-K.
begraafplaats onder betoon van zeer veel be
langstelling plaats. De in de residentie aan
wezige generaals en de meeste hoofd- en
verdere officieren van het regiment grenadiers
en jagers en van de andere corpsen, alsmede
de commandant der schuttery, enz. waren
aanwezig. Voorts ook leden der Kamers,
onder wie de meeste der katholieke party,
en de ambtenaren. President Gleichman kon,
wegens verplichte afwezigheid elders, niet
tegenwoordig zyn. De ministers van justitie,
van marine en van koloniën, de oud-ministers
Seyffardt en Dyserinck bevonden zich onder
de aanwezigen. Hoewel, op verlangen van den
overledene, geen eigeniyke militaire honneurs
plaats hadden, voerde de koninklyke militaire
kapel voor en na de treffende grafrede van
dr. Schaepman de treurmarschen van Beet
hoven en Chopin uit.
Onder de talryke kransen bevond zich een
van de actief dienende generaals van het
Nederlandsche leger.
De slippen van bet lykklèed werden gedra
gen door de leden der Tweede Kamer. Voor
de lykbaar gingen een lid der oud-onderofficiers-
vereeniging tusschen twee oud-stryaers, dra
gers van het Metalen Kruis; een dezer oudjes
had by den Tiendaagschen Veldtocht nog onder
de bevelen van generaal Van der Schrieck
gestreden.
In den stoet bevonden zich, op uitnoodiging
der familie, o. a. de Minister van Oorlog en
de paus-lyke internuntius.
Het stoffelyk overschot is bygezet in een
grafkelder rondom de heilige kapel.
- Het hoofdbestuur der „Algemeene ver
eeniging voor Bloembollencultuur" maakt be
kend, dat de 87ste algemeene vergadering
zal plaats hebben op Maandag 30 Maart 1896,
des voormiddags te elf uren, in de bovenzaal
der sociëteit „Vereeniging", in de Lange
Begynestraat te Haarlem.
- Het bestuur van den Bond van Chr.
Zangvereenigingen in Nederland heeft bekond
gemaakt dat dezen zomer, op nader to be
palen datum, een Zangersfeest zal gehouden
worden op het buitengoed „Middachten", naby
„de Steeg", daartoe welwillend afgestaan door
mevrouw' Bentinck.
De 10de jaarlyksche algemeene vergadering
van dien Bond zal gehouden worden op Dinsdag
7 April a. 8., des vóórmiddags te halfelf, in
het „Hötel d'Angleterro," Wagenstraat 22, te
's Gravenhage.
De agenda bevat o. a. 't volgende: verkie
zing van 6 bestuursleden ingevolge aftreding
van de heeren J. D. De Visser Smits, Jac.
Smelik en W. J. Jalink, allen te 's-Gravenhage,
de. Heinecken te Smilde en ds. Weiss te Haar
lem. Voorts: bespreking van het Zangersfeest
te Middachten. Verschillende voorstellen van
de afdeelingen.
Aan deze algemeene vergadering zal vooraf
gaan eene directeuren-vergadering, op dezelfde
plaats, des morgens te halfnegen, waar de
uit te voeren nummers zullen besproken
worden voor het a. s. Zangersfeest.
Den vorigen dag, 6 April (2den Paaschdag)
zullen door de afdeeling 's-Gravenhage om
l'/a uur het bondsbestuur en de afgevaardig
den ontvangen worden in de restauratiezaal
van „Seinpost", te Scheveningen. Om 2s/% uur
's namiddags zanguitvoering in de groote zaal
aldaar, door de vereenigingen „Excelsior",
„Hosanna", „Oefening en Stichting" en „Looft
den Heer". Sprekers dr. F. Van Gheel Gilde-
meester, pred. te 's-Hage, en ds. Heinecken,
van Smilde. Om 2 uren diner in 't „Hótel
d'Angleterre." Om 91/, uur receptie door het
bondsbestuur in 't gebouw der Loge op den
Fluweelen Burgwal.
De regelingscommissie te 's-Gravenhage be
staat uit de heerenJ. R. Snoeck Henkeraans,
voorzitter; G. Van der Leeuw, penningmeester;
M. Goldberg, E. G. M. 't Hooft, J. A. Houtman,
P. T. Matla, F. C. H. Schlamilch, D. N. Ver
schoor en M. C. Wynbeek, secretaris.
- Men deelt mede, dat te Amsterdam het
initiatief genomen is tot de oprichting eener
„Polisbank", zynde eene instelling, die de
overneming in verschillenden vorm van be
staande contracten van levensverzekering en
ïyfrente bedoelt, ten behoeve van tegen hun
wil nalatig geworden premie-betalers. Het
denkbeeld gaat uit van den heer W. Gosler,
directeur van het assurantie blad „Zonneschyn".
Ds. J. Posthumus Meyjes, te Amsterdam,
vierde gisteren den dag, waarop hy vóór veertig
jaar de evangeliebediening aanvaardde.
Ds. Posthumus Meyjes, thans 64 jaar oud,
werd op 9 Maart 1856 voor het eerst beroe
pen te Eemnes-Buiten, welke standplaats hy
in 1858 verwisselde met Doesburg. Ook daar
bleef hy slechts kort, tot 1860, toen hy to
Groningen den kansel beklom. Sedert 28 Mei
1365 is de leeraar te Amsterdam gevestigd en
in dien tyd heeft hy zich daar vele vrienden
verworven, getuigen do talryko geschenken
en gelukwenschen, die hem op zyn feestdag
ten deel vielen. Een commissie van gemeen
teleden bood hem eeD tweetal geschenken
aan.
Namens de af-ieeling Amsterdam van het
Nederlandsch By belgenootschap, waarvan hy
lange jaren voorzitter was, werd hem aange
boden een prachtbybel, gedrukt in den jare
1700 door Pieter Mortier, met opdracht. Do
Vereeniging „Sarepta" en het bestuur der
Ziekenverpleging aan de Prinsengracht, van
welke eerste de jubilaris bestuurslid, van
welke laatste hy oerolid was, lieten zich
evenmin onbetuigd. Aan talryke bloemge-
schenken ontbrak het natuuriyk niet.
Ds. Posthumus Meyjes, zoo meent het
„Hbld.," is voornemens tegen 1 April zyn
emeritaat aan te vragen en zyn overige
levensdagen in rust te gaan doorbrengen op
een vredig plekje in Friesland.
8)
Alleen als ergens in de Yerte een eiland
opdoemde, ontdooide hy en vroeg naar naam
en ligging van het eiland, evenals hy ook
eiken middag over het genomen bestek de
bepaling van de geographische lengte en
breedte onderricht wilde zyn. Het wekte
echter myn bevreemding, dat hy dan direct
daarop in zyn kamer op een kaart urenlang
studeerde en met een speld de plaats aan
wees, waar ons schip zich naar de berekening
van den kapitein bevond. En tochl Wat
vreemds lag daar eigenlyk in? Hy had immers
het vaartuig gecharterd en verlangde natuur
iyk ook te weten, waar het zich bevond.
Merkwaardiger was het m elk geval, datwy
geen bepaalden koers hielden, maar soms
dagenlang zwierven.
Het was een idyllische reis, en slechts nu
en dan kronkelde zich de gladde oppervlakte
der zee, als vliegende visschen in talryke
zwermen uit het water hiptenvele daarvan
vielen op het dek neer voor onze tafel een
zeer gewenschte afwisseling.
„Hm," meende by de een of andere ge
legenheid de eerste stuurman tot my, „het
heeft den schyn alsof onze passagier hier aan
boord zyn kenDis wil voltooien. Hy heeft my
vandaag over alle mogelyke dingen onder
vraagd en ten slotte kwam hy op de
Btroomingen van den Indischen Oceaan; zeer
interesseert hem het feit, dat de zee alleen
aan de oppervlakte in beweging en dat het
op den bodem even stil en rustig is als in
een kerk, een dorpskerk wel te verstaan l"
„Nou, en
„Anders niets, dan dat hy nu alle zee
kaarten, die aan boord te krygen zyn, bestu
deert. Zooals gezegd: öf het spleen plaagt
hem, öf nou, je weet wel 1 Het verwondert
my alleen, dat hy de diepte-verhoudingen
geheel buiten rekening gelaten heeft."
Onze blikken ontmoetten elkander; wy be
grepen elkaar.
„Nog een eigenaardige waarneming, die op
my indruk maakt," ging de eerste stuurman
voort. „Hy schynt verzot te zyn op een kleine,
zwart-geverfde cassette. Hy opent haar wel
is waar niet, maar meDigmaal staart hy haar
aan, alsof zy iets heel byzonders bevat. Door
de naden van het venstergordyn kon ik hem
bebooriyk bespieden. Zou hy er juweelon in
hebben?"
Ik kon hem, helaas, dienaangaande geen
opheldering geven ik kon alleen nadenkend
het hoofd schudden.
Den volgenden morgen, al heel vroeg, toen
de vlammende stralen der zon den nevel
sluier van den nacht verbraken, zagen wy
een klein rif, dat nauwelyks boven het water
uitstak. Het was de noordelykste uitlooper
van de gevaarlyke Saya-de-Malha-bank, die
wy voorzichtig naderdeD. Mr. Clark was het
nu, die den kapitein verzocht by te draaien
en de groote boot te laten uitzetten en be
mannen. Verwonderd voldeed deze aan het
verzoek. Intusschen haalde de passagier uit
zyn hut een reusachtige nyptang met beweeg-
lyke, door touwen béstuurbare armen een
van die toestellen, als met name duikers
gebruiken, om gezonken goed van den zee
bodem op te halen en een van stevig yzer
draad gevlochten sleepnet met Jooprol en
aanhaler te voorschyn.
„Ik heb dikwyis neiging tot zoölogische en
botanische studie," verklaarde by terloops;
„ik zou gaarne eens willen zien, hoe de
geschiedenis er onder water uitziet."
Dat alles klonk zeer geruststellend en
volstrekt niet verdacht. Ook ben ik vast over
tuigd, dat allen behalve twee hem geloofden.
Deze ongeloovige twee waren Kirchner en ik.
Daar nu de Amerikaan den wensch geuit
had, dat de „Pauline" by gedraaid zou worden,
terwyi hy het rif bezocht, maar de afstand
tot het rif aanzienlyk was, en de kapitein
zyn beste boot voor zulk oen expeditie aan
een niet-zeeman niet durfde toevertrouwen,
moest ik meegaan. Dat scheen den heer Clark
wel niet te bevallen, maar hy onthield
zich van elke uitlating dienaangaande, en wy
roeiden weg.
Tegen den middag hadden wy de bank
bereikt; het eenig zichtbare er van, het grillig
gevormde, onaanzienlyke rif, geleek op elkaar
gestapeld gesteente zonder leven en planten
groei. In zyn spleten gorgelde en brandde
het water, als sneeuwwit schuim terug-
ruischend.
Met behulp der matrozen hanteerde de
Amerikaan vlytig het net en de nyptang. De
buit was echter niet de moeite waardeenige
steentjes, dieren, zand en zeegras waren het
resultaat van oen uur werkens. Ten laatste
keerden wy aan boord terug.
In de volgende dagen dezelfde manoeuvre
aan de zuidelyke spits der Saya-de-Malha-
bank eD aan een ander naar 't zuiden zich
uitstrekkend rif, waarvan zelfs de aanduiding
op de kaart ontbreekt. Beurtelings gingen de
eerste stuurman en ik mede. Dat er niets
byzonders bereikt werd by deze expedities,
vonden wy ten slotte ook byna natuuriyk en
de gedachte kwam reeds by ons op, dat de
heer Clark niet recht by zyD verstand moest
zyn. Hy was echter altyd heel nobel jegens
de manschappen, die de boot roeidenby zag
er niet tegen op, by zulke gelegenheden altyd
een paar goudvossen te laten springen, zooals
de janmaats zich drastisch plachten uit te
drukken.
Eensklaps echter had een gebeurtenis plaats,
die licht m de zaak bracht.
Het tooneel was de oostelyke klippenry
van het ovale Rodriguez-eiland, dat iets ten
noorden van den 20sten graad noorderbreedte
ligt en door den 62sten meridiaan aan zyne
westzyde geraakt wordt. Dat wy het aan
deden, was de wensch van den Amerikaan
geweest; hy wilde ook dit eiland bezichtigen,
had hy eenvoudig verklaard. Om dit eiland
is do strooming vry sterk, maar de brik
hield zich in de zachte bries vrij goed in
den koers, zoodat wy daarvan niet al te zeer
afweken.
Een merkwaardige verandering had ook
met mr. Clark plaats gehad. Zoodra de kapi
tein hem den naam van het eiland genoemd
had, was hy erg onrustig goworden. Mot den
kyker in de hand, ging hy over het dek, de
riffen monsterend. Ook ditmaal werd de groote
boot te water gelaten en uitgerust. De
Amerikaan verscheen, een smal gepolyst
ebbenhouten kistje van ongeveer een voet
lengte onder den arm. Hy zag zeer bleek
en zyn bewegingen waren haastig en zenuw
achtig.
Kirchner stootte my aan. „De bewuste cas
sette," fluisterde by my in 'toor; „let nu op."
Mr. Clark, die in myn nabyheid stond,
moest een scherp oor hebben, want snel
keerde hy zich naar ons toe, en in zyn
trekken vertoonde zich een dreigende, sombere
uitdrukking. Ik echter gevoelde zekere be
vrediging. „Nu zal het ernst worden met
de onderzoekingen van den geheimzinnigen
Yankee 1" dacht ik. En alles wees daarop. De
„Pauline" bleef een heel eind achter.
Mr. Clark ging echter nu geheel andera
te werk. Hy maakte my opmerkzaam op de
vooruitspringende spits der rif keten; daarheen
moest ik sturen. Er is veel, dat getuigt voor
het ontstaan van het eiland door een ge
weldige onderzeesche eruptie, want het heeft
veel overeenkomst met een uitgedoofden
vulkaan.
"Wy naderden in de aangeduide richting de
klippen tot op ongeveer twee zeemyien
afstand. Niettegenstaande dezen betrekkeiyk
grooten afstand, onderscheidde ik op het achter
de riffen zich vlak en wit uitstrekkende strand
van het ei'and een kleine groep hoornen met
schrale takken. Mr. Ciark sprong eensklaps op
en zyn oogen fonkelden van vreugde.
Wordt vervolgd.)