N°. 11043
Maaudas: 34 Februari.
A0 1896.
Qeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven
De Auucxatic en de Pcrsoneelc Belasting.
Leiden, 2 2 Februari.
Feuilleton.
DE SPELBREKER.
IEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post. 1-40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER AD VERTEN Tl RN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
De heer W. Az. weoscht zich in zijne op
merkingen omtrent de grensregeling te bepalen
tot het weerleggen van onjuiste voorstellingen
Dit is voortreffelijk, mits men dan dubbel
voorzichtig zy om zelf geene onjuiste voor
stellingen in de hand te werken.
Dit zou bet geval zyn door te blijven ont
kennen, dat Leiden na de annexatie zal vallen
in eene hoogere klasse van het personeel,
wat toch werkelijk het geval zal zijn, zooals
gemakkelijk kan worden bewezen.
Leiden telt nu bijna 45,000 inwoners en
zal na de annexatie op ongeveer 51,000 zielen
komen. Als de kom der gemeente boven de
48,000 zielen stijgt, valt men ia eene hoogere
klasse.
Wat is nu de komf Het antwoord wordt
in menig Staatsstuk gevonden. Zoo b\]v. in
de Mem. van Antw. op de wijzigingswet van
1869, waar op bldz. 5 te lezen staat: „Door
de kom der gemeente is te verstaan de zamen-
hangende gebouwde agglomeratie eener ge
meente, zonder daarby te voegen de bevolking
der huizen, die in bare uitgestrektheid ver
spreid liggenDeze zelfde leer wordt gehul
digd in tal van ministeriëele resoluties ©d
past geheel in het spraakgebruik.
Derhalve: Voor zoover de huizen aaneenge-
bouwd zijn, m. a. w. straten en grachten
vormen en zich aansluiten bij de overige
straten en grachten in de gemeente, behooren
tij tot de komvoor zoover zy verspreid liggen
(bijv. boerderijen, buitenplaatsen, theetuinen)
vallen zij buiten de kom.
Nu beweren de voorstanders der annexatie
en ook de Regeering in haar toelichting, dat
Leiden te klein werd voor zijne bevolking en
dus de kom van de gemeente werd uitge
bouwd tot buiten de gemeente-grenzen, tot
ver over do Singels, zoodat langs al die straten
en grachten feitelijk Leidenaars wonen. Maar
als dat zoo is en als men zi^t dat de
meeste huizen daar onbetwistbaar aaneenge
bouwd zijn en veelal aan staaswyken grenzen,
dan zal men moeten erkennen dat Lei en
geene verspreid liggende woniigeil heeft ge
annexeerd, maar zyn kom heeft uitgebreid tot
over de Singels. Als men beweert dat bette
annexeeren deel eigenlijk uit stadswijken
bestaat, dan dient men daarvan ook de ge
volgen te aanvaarden. Dit van het standpunt
der annexeerden.
Maar zegt de heer W. Az. tot dusver
wordt tot de kom alleen gerekend wat binnen
de Singelgrachten ligt, en dat niet alleen in
Leiden, maar ook in Haarlem, hoewel daar de
bevolking reeds tot 60,000 zielen is gestegen.
Dit is zoo, maar de heer W. weet of kon
althans weten, dat die toestand in Haarlem
onregelmatig en onwettig is en ddt de aandacht
daarop reeds gevestigd is er is zelfs in den
Haar). Gemeenteraad over gesproken, en
er stellig al verandering zou zijn gekomen,
als er niet eene nieuwe wet op het Personeel
in de maak en later in behandeling was.
De wet op bet Personeel is oud en toen
zij werd gemaakt en nog lange jaren daarna,
vormden inderdaad de Singels ae grens der
bebouwde kom. Wie de Singels voor 20 jaar
gekend heeft, weet dat er enkele boerderijen,
optrekjes, bleekerijen gevonden werden, maar
geene straten of grachten, zelfs bijna geen
aaneengebouwae blokken.
In Haarlem was de toestand ongeveer
dezelfde, met dit verschil echter, dat die ge
meente altijd buiten haar Singels nog een
landelijk deel gehad heeft, in en nabij den
Hout. Daar lagen vroeger slechts verspreide
woningen, tuinen, bloemisterijen. Langzamer
hand is men daar de bebouwing gaan uit
breiden, de bevolking nam toe tot boven
48,000; doch zoolang men niet aansloot bij
de Singels, dus by de bebouwde wijken van
de stad, waren er geen termen om de ge
meente in het personeel te verhoogen. Eerst
in de laatste jaren zijn vele Singels bebouwd
en komen daarop verscheidene straten uit,
zoodat het te verwachten is dat, wanneer de
bestaande wet op het personeel gehandhaafd
blijft, Haarlem en (wanneer de annexatie
doorgaat) ook Leiden in eene hoogere klasse
zullen worden gebracht.
Er is geen enkele bepaling in de wet, waar
uit kan worden afgeleid, dat de kom eener
sfcad altijd door haar Singels wordt begrensd.
Wel zal dit nu en dan voorkomen, maar
dikwijls breidt de kom der gemeente zich
allengs tot over do Singoh uit. Men denke
b\jv. aan den Ouden Singel te Leiden, waar
van niemand zal beweren, dat hy niet tot de
kom behoort. De vraag, waarvan alles afhangt,
is deze: grenzen de woningen in het te
annexeeren gedeelte aan de stad en liggen
z\j verspreid of aaneengebouwd
Misschien zal de heer W. Az. hiertegen
opmerken, dat dit van de betrokken gemeente
besturen zelve afhangt, omdat deze jaarlijks
de bevolking der kom aan den Rijksontvanger
moeten opgeven en dus de kom zoo klein
kunnen houden als z\j willen. Doch dit is
slechts een administratief voorschrift en by
groot misbruik zou de Minister van Financiën
er stellig de aandacht van het binnenlandsch
bestuur op vestigen.
Komt echter do nieuwe wet op het per
soneel wèl tot stand, dan vervalt de quaestie
over de kom, zooals blijkt uit art. 5 en de
verklaring in de Mem. v. Toel. op bl. 45.
Leiden zoowel als de stedelijke gedeelten der
buitengemeenten komen dan in dezelfde
derde klasse en Haarlem in de tweede.
Tenzij men, als de annexatie tot stand komt,
de klasse voor Leiden mocht willen verhoogen,
en de dan pas vastgestelde tabel wijzigen,
wat ik niet waarschijnlijk acht, omdat het
nl. hier by de wet kan geschieden.
Gaat het nieuwe personeel door, dan ver
valt ook de geheele quaestie over den aanslag
der arbeiderswoningen in de personeele be
lastiDg, waarover de heer W. Az. in een vorig
Merkwaardig is het, dat van twee in behandeliog
zijnde wets-ontwerpen het ééne de annexatie voor
stelt, terwijl hot andere, dat bestemd ie lange jaren
te werken, biykb&ar uitgaat van het denkbeeld, dat
er geen annexatie komen zal.
ingezonden stuk in het nummer dezer courant
van verl. Zaterdag 15 Februari eenige op
merkingen heeft in het mid jen gebracht.
Die schryver heeft aldaar er op gewezen,
dat het voor de buitan Leiden wonende
arbeiders een groot bezwaar is, dat zy zooveel
spoediger in de personeele belasting en buiten
de vrystelling en remissie vallen dan in de stad.
En daarin heeft hy volkomen geiyk. Het is
wel niet zoo erg als het schynt, omdat de
meeste arbeiders wel aangeslagen worden,
maar daarom nog niet betalen. Uit eene aan-
teekeniDg van een paar jaar geleden zie ik
dat toen in Leiderdorp op het primitief kohier
voorkwamen 882 aanslagen, waarvan 449
oninbaar bleken. En nu komt het altyd
nog goedkooper uit om buiten aangeslagen
te worden voor f 13.79 en niets te betalen,
dan in de stad ƒ4.18 werkelyk naar den ont
vanger te moeten brengen. Doch ik voeg er
dadeiyk by, dat de bestaande toestand toch
hoogst onbiliyk is voor nauwgezette arbeiders,
die in een knap boeltje zitten, zoodat de
deurwaarder er eene executie op durft wagen.
Ik acht dat bezwaar zelfs zóó groot, dat
ik gunstiger over de annexatie zoude denken
indien er op te rekenen vieldat de bestaande
regeling der persoyieele belasting onveranderd
zal blijven. Maar het tegendeel is het geval.
Immers, de opmerking van den heer W. is
wel juist, maar bewyst niet dat de gemeente
grens moet veranderd worden, doch wel dat
de regeling der personeele belasting moet
veranderd worden. En daarmede is men druk
bezig.
Het is natuuriyk niet te voorspellen of het
aanhangige ontwerp personeel tot stand zal
komen, maar er is toch grooter kans dat
het zal worden aangenomen dan verworpen.
De Regeering heeft zeer onlangs op bet be
langrijke punt der haardsteden en eenige
andere onderdeelen vry wat toegegeven en
onder vele tegenstanders openbaart zich nei
ging tot „bydraaien", getuige de laatste arti
kelen in eenige flaagsche bladen. En mocht
het ontwerp vallen, dan zullen toch zeker
door een meer bescheiden wyziging de ergste
onregelmatigheden van het personeel, waar
onder de geheel verouderde aanslag dezer
arbeiderswoningen, worden weggenomen.
Gaat de wet door, dan zullen voor de
arbeiderswoningen in de gedeelten dor buiten
gemeenten, die aan de stad gronzen, precies
dezelfde vrystellingen en remission gelden,
als in de stad zelf. Maar bovendien zal men
buiten nog een extra-voordeel genieten, want
de gemeentelyke opcenten zyn in de stad 50,
buiten slechts 20 in aantal Het gevolg zal
zyn, dat men dan voortaan buiten niet alleen
minder huur, maar ook ongeveer minder
personeele belasting zal hebben te betalen.
Het is natuuriyk mogelyk, dat sommige ar
beiders om andere redenen niettemin het
wonen tn de stad verkiezen, maar, voor zoo
ver het geld den doorslag geeft, zullen zy
buiten beter terecht kunnen. Men' zal déér,
indien een wyziging van het personeel tot
stand komt, voor hetzelfde geld een betere
woning of een zelfde woning voor minder
geld kunnen krijgen dan in de stad.
Gelyk ik op „Zomerzorg" zeide, is echter
myn hoofdbezwaar tegen de voorgestelde
annexatie van verdere strekking. Eene groote
stad is niet. slechts een administratief begrip,
maar ook een economisch centrum, waar, tot
voordeel harer ingezetenen, het verkeer uit
de omstreken (en vooral uit de onmiddellijke
omstreken) samenkomt. Al wat tot den bloei
dier omstreken medewerkt, moet men niet
trachten weg te nemen, maar veeleer te be
vorderen. Wat hebben de Arnhemsche nering
doenden niet te danken aan den bloei van
Velp en Oosterbeek, hoeveel voordeel trekt
men er in Haarlem niet van, dat vele Am
sterdammers zich om de lage gemeente
belasting in Bloemendaal vestigen. Dat men
in de nabyheid eener groote stad aangenaam
en goedkoop kan wonen, zoodat er zich van
heinde en ver menschen vestigen, is voor die
stad geen nadeelmaar een onschatbaar
voordeeldat wellicht eerst zal gewaardeerd
worden, als het is verloren gegaan.
De bloei van Brussel is voor een groot deel
te danken aan de ontwikkeling der aangren
zende gemeenten: Ixelles, Schaerbeek enz. Die
stad ligt even styf ingesloten als Leiden, de
administratie is er nagenoeg ingericht als hier.
En toch heeft men er nooit op annexatie
aangedrongen, omdat men beseft, dat de
nadeelen op den duur de voordeelen zouden
overtreffen.
Ik ontken niet, dat er nog menige aantrek-
kelykbeia zai overbiyven: tie universiteit, het
voortreffelyk onderwijs, de gunstige ligging.
Maar vele menschen zyn nu eenmaal genood
zaakt by het kiezen eener woonplaats in de
eerste plaats met hun beurs rekening te
houden en meestal wordt dan ook eerst ge
ïnformeerd. Hoe zyn er de belastingen en
(wat daarmede nauw samenhangt) de huis
huren? En als uien dan bedenkt, dat huren
en belastingen in Den Haag betrekkelyk laag
zyn, dat in Voorburg, Wassenaar, Bloemen
daal en Heemstede nagenoeg geen plaatselyke
belastingen geheven worden, dan betwyfel ik
of een maatregel, strekkende om de belastin
gen in de omstreken op te voeren tot het
Leidsche peil, op den bloei der omgeving van
de stad en dus indirect van de stad zelve
gunstig zal werken.
Over de vraag of een stad zich juist op
baar eigen grondgebied moet kunnen uitbrei
den, kan verschillend worden geoordeeld.
Maar als men het in beginsel toegeeft,
schynt toch een grenswyziging niet onmo-
gelyk, die aan de stad zeer groote voordeelen
en zeer weinig onkosten veroorzaakt en bo
vendien de ontwikkeling van het meerendeel
barer omstreken niet in gevaar brengt.
Zou het niet de voorkeur verdienen, als het
ontwerp id dien geest werd verbeterd, dan
dat eene regeling tot stand kwam, waarvan
.wellicht na eenige jaren zal biyken, dat men
meer id de kaart van Den Haag en dergelyke
gemeenten dan in die van Leiden heeft ge
speeld
A D Van Assendelft db CoNrNQH.
Leiderdorp, 20 Feor. 1896.
De heer George Chepfer, die warm aan
bevolen is door den beer Gavet, délégué de
1'Alliance Fran^aise a Nancy, heeft in tal van
plaatsen in 't oosten en 't noorden van
Frankryk met groot succes zyn soirées ge
geven. In meer dan eene beoordoeling wordt
hy in óén adem genoemd met Coquelin cadet.
Het is dus te voorzien, dat zyn optreden te
Leiden (zie eene desbetreffende advertentie in
ons nummer van heden) de leden van het
Comité een aangenamen avond zal verschaffen.
Zyn portret hangt by de firma IJtsm
Gisteravond hield de afd. Rynsburge. O.
van de Algemeene Vereeniging voor Bloem
bollencultuur te Haarlem eene vergadering.
Als nieuw lid werd aangenomen de heer
K. v. d. Mey en als lid-leerling N. Zandbergen.
Onder meer werd besloten eene medaille
(zilver) toe te kennen aan de afdeeling tulpen
van de tentoonstelling te Noordwyk-Binnen.
Na afloop der vergadering was er verloting,
waarby respect, pryswinners waren de heeren
A. v. d. Eykel, J. Kromhout 2de en 3de,
A. v. F.gmond, C. Glasbergen. D. v. Iterson
en H. Hogewoning.
De lotelingen der gemeente Katwyk
moeten 9 Maart a. s. ter inly ving in het
Invalidenhuis te Leiden aanwezig zyn; tot
No. 32 is opgeroepenéén der lotelingen zai
vrygesteld worden van dienst, als zynde
student in de theologie.
Volgens beschikking van den directeur-
generaal der posteryen wordt, met ingang
van 1 Maart a. s., te Woubrugge aan dm
brievenbesteller G. J. Buytendyk, om de 14
dagen, en aan den postbode J. Van der
Voort elke maand een vrye Zondag toege
staan.
By beschikking van denzelfden directeur-
generaal hebben met ingang van 1 Maart a. s.
ook de beide postboden te Noordwykerhout
om de week den Zondag vry.
De commissie van rapporteurs der Tweede*
Kamer beeft eindverslag uitgebracht over de
verandering van de grens tusschen de gemeente
Utrecht eenerzyds en de gemeenten De Bilit,
Jutfaas en Oudenryn anderzyds, onder aan
stipping van eene wellicht noodige wyziging
in den datum van 1 Januari 1896 en omtrent
de belasting-regeling in 1896.
Met het oog op de wenscheiykheid, om'
alle militairen, die aan de manoeuvres deel
nemen, in de gelegenheid te stellen op Zon
en feestdagen de voormiddag-godsdienstoefening
hunner gezindte by te wonen, is door d- n
minister van oorlog bepaald, dat uitbetaling
van soldy, inspectie over de paarden en in bet
algemeen alle zoodanige diensten, welke ook
op die dagen voortgang moeten hebben, zullen
plaats vinden vóór 9 uren des morgens of na
12 uren 's middags.
Het Museum Meermanno Westreenianum
(Prin8essegracht No. 30, te 's-Gravenhage),
zal in Maart 1896 geopend zyn op den 5den
en 19den. Op die dagen zfin toegangskaarten,
zoowel aan bet Museum zelf als aan de
Koninkiyke Bibliotheek (Voorhout No. 34),
te verkrygen.
3)
En het liefderyke antwoord was: „Wat
een mager vrouwtje!" „Bepaald doorscbynend,
en wat een smachtend gelaat," en de meesten
waren het er over eens, dat Ernst Lauter
zich danig in de viDgers had gesneden en een
vrouw genomen had, die nu reeds ryp was
voor het kerkhof. Het ontbrak ook niet aan
vriendelyke (1) menschen, die hun best deden
om onrust tusschen de jongelui te stoken.
Greta sloot zicb, door een onbewust gevoel
gedreven, geheel af van de vrouwen uit de
buurt, die daarover weinig gesticht waren en
er van alles over hadden te zeggen, maar
vreemd: de beide jonggehuwden leidden een
kalm en vredig leven, met elkander, en het
scheen waarlyk, alsof in hun bekrompen
woning, in een armoedige buurt, een rein,
echtelyk geluk opbloeide, toen hun een kind
geboren werd. Toen hy voor het eerst zijn
kind aanschouwde, was bet hem, alsof zyn
borst ruimer werd, alsof zyn gezichtskring
zich verwydde, alsof hem iets schoons eD
iets reins was ten deel gevallen, waarvan by
zich geen rekenschap kon geven, en toen hy
zyn Greta, die afgemat ter neder lag, een
kus op de bleeke lippen drukte, begreep zy
hem, zonder dat hy een woord sprak. De
blik, dien zy naar hem opsloeg, weerspiegelde
zyn gevoel en beiden genoten oogenbllkken
van rein, heilig, menschelyk geluk.
„Een smeerlap, die niet meedoet 1" zeide
by byBa luide tot zichzelven, de eenzame
wandelaar in de voorstad, wiens tred al laog-
zamer werd, hoe meer hy het bui3 naderde,
waarin vrouw en kind hem wachtende waren.
Vrouw en kindl Waarom stond by op eenmaal
stil, als had hy lood in de schoenen? Vreemd I
De meesten van hen, die zoo straks met
opgewondenheid het nieuwe tarief, hun door
de principalen aangeboden, hadden besproken;
die met vlammende oogen en een vloed van
woorden betoogd hadden, dat men dit tarief
moest verwerpen en den principalen een ruimer
loon afdwingen, en die daarop het woord „werk
staking" als een evangelie aan de menigte
hadden aanbevolen, de meesten van hen
hadden ook vrouw en kinderen, de laatsten
soms in vry grooten getale en zy hadden
allen by dat woord, dat hun als een zekere
belofte in de ooren klonk, gejubeld I En die
zelfde gedachte drukte hem ter neder, ver
lamde zyn voeten en deed hem het bloed
als veratyven.
Hy strekte de armen uit, als wilde hy iets
van zich afschudden, als moest hy zich tegen
iets van vleesch en been verdedigen. Wrevelig
rukte hy zich den hoed van het hoofd en
begon een volksmarsch te fluiten. Maar spoedig
hield hy op, om luidkeels, zoodat het In de
nauwe straat weerklonk, op somberen toon
te roepen: „1 i smeerlap, die niet meedoet l"
Toen by eenige minuten later de deur
zyner woning opende, kwam hem een flauw
lichtschynsel te gemoet. Greta zat nog op en
naaide aan een jurkje voor den kleine, die
rustig slapend in zyn wiegje lag. De man
keek schuw voor zich henen. Hoe bleek en
mager zag zijn vrouw 1 Het was zoo, zy was
lang ziek geweest na de geboorte van dien
kleine daar, en van dien tyd af had zy ook
dien scherpen trek om den mond, want hoe
vlytig hy ook was by de zetkast en hoeveel
overuren hy ook maakte, by had niet genoeg
kunnen verdienen, om ook maar m de nood-
wendigste uitgaven te voorzien, en hun
spaarpot had er aan moeten gelooven, tot ook
die was uitgeput.
„Gy moet uw vrouw wat ten goede doen,
krachtig voedsel en gezonde lucht dan
zal zy er wel weer bovenop komen 1" had
de dokter gezegd en Ernst bad droevig en
stom daarbij geknikt. Thans stond zy op en
kwam hem vriendeiyk te gemoet.
„Da vergadering heeft lang geduurd,"
zeide zy Daarop zag zy de ernstige, sombere
uitdrukking vaD zyn gelaat en merkte hy
op, dat zy schrikte. „Gy ziet er uit, alsof
gy met eeD slechte boodschap komt!" kwam
het daarop zacht over haar lippen.
„De principalen hebben niet toegegeven en
het nieuwe tarief verworpen" zei hy ruw
„en nu is ons geduld op. Wy zullen niet
meer onderhandelen - de stryd tusschen
arbeid en kapitaal zal nu by ons beginnen -
zoo hebben ze besloten l"
Het gelaat der vrouw had alle kleur ver
loren. „Ik begryp niet"zeide zy toon
loos.
„Zy hebben tot de werkstaking besloten"
ging hy, zich afwendende, voort, en on
willekeurig voegde hfl er bQ„Een smeerlap,
die niet meedoet 1""
„De werkstakingl" herhaalde Greta met
klimmenden angst. „Dat is dat wil immers
zeggen - dat gy niet meer wilt werken
maar. goede Hemel" haar blik vloog eerst
naar het kind in de wieg en vestigde zich
daarna weder op haar man „wat zal er
dan van ons worden?"
Iiy zocht naar troostgronden en hy vond
ze ook in de groote woorden, waarmede
hedenavond de opruiers in de vergadering de
weifelenden hadden overbluft.
„Wy zullen er niets by inschietenI Wy
zyn met onze werkstaking baanbrekers voor
al wat werkman is, en allen zullen daarom
voor ons opkomen en ons steunen 1 Heb
maar geen zorg er is reeds besloten, dat
de getrouwden vooreerst uit de onderstands-
kas hun volle weekloon zullen ontvangen
en later lang kan zulk een werkstaking
niet duren als de principalen zieD, dat wy
het eens zyn dat wy allen ééne lyn
trekkeD
Hy hield op. Uit de groote, wyd geopende
oogen der jonge vrouw staarde hem iet6 aan,
dat niet in overeenstemming was met de
groote woorden, die hy zooeven anderen had
nagesproken.
„En als - als alles nu niet loopt, zooals
gyiiedon meent - als het maar alleen mooie
woorden blyken te zyn.
„Onzin I" zeide by. „Gy zult eens zien hoe
het buitenland voor ons in de bres zal sprin
gen, als zy zien hoe wy het tegen bet kapi
taal durven opnemen millioenen zullen er
komen van uit Engeland, uit Amerika
En weer verstomde hy. De ontzettende
angst voor wat komen zou, die uit de blikken
zyner vrouw sprak, snoerde hem de keel
dicht.
„Genoeg 1" zei hy, kort aangebonden. „Ga
naar bed, Greta; dat lange opbiyven deugt
u niet. Wat komen moet, komt en de
tanden op elkander klemmende, als moest hy
elk woord er uit perseD, mompelde hy, ter-
wyi by zyn jas uittrok en in een hoek wierp
„Een smeerlap, die niet meedoetI"
De patroons wisten wat de werkstaking
beteekende. Zy kenden ook den geest, die
onder hun gezellen heerschte, od uiteriyk
koel ontvingen zy de opzeggingen van dezen.
Het was dezen keer meenens en het zou
hard tegen hard gaan l Als werkelyk al wat
werkman was de zetters en drukkers by-
stond, zooals de opruiers hadden gezegd, dan
was inderdaad een geheele omkeering in het
bedryfsleven van dezen tyd te wachten.
De patroon van Ernst Lauter was een
humane, billyke man van leeftyd, di6 zyn
talryke onderhoorigen in menige moeilykheid
met raad en daad had hygestaan. Misschien
had hy in stilte gehoopt, daarvoor by som
migen eenigen dank te zullen oogsten, want
zyn vriendeiyk gelaat toonde teleurstelling,
toen de een na den ander hem den dienst
kwam opzeggen. Een toeval wilde dat Lauter,
die door zyn werk wat was opgehouden, de
laatste was, die het kantoor binnenkwam.
Met ontroeriug zag zyn patroon hem aan,
toen ook deze, die zoo menigvuldige bewyzen
ontvangen had van zyn belangstelling en
welwillendheid, verklaarde het werk te willen
staken. (Wordt vervolgd