N°. 11043 Maaudas: 34 Februari. A0 1896. Qeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven De Auucxatic en de Pcrsoneelc Belasting. Leiden, 2 2 Februari. Feuilleton. DE SPELBREKER. IEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post. 1-40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER AD VERTEN Tl RN Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. De heer W. Az. weoscht zich in zijne op merkingen omtrent de grensregeling te bepalen tot het weerleggen van onjuiste voorstellingen Dit is voortreffelijk, mits men dan dubbel voorzichtig zy om zelf geene onjuiste voor stellingen in de hand te werken. Dit zou bet geval zyn door te blijven ont kennen, dat Leiden na de annexatie zal vallen in eene hoogere klasse van het personeel, wat toch werkelijk het geval zal zijn, zooals gemakkelijk kan worden bewezen. Leiden telt nu bijna 45,000 inwoners en zal na de annexatie op ongeveer 51,000 zielen komen. Als de kom der gemeente boven de 48,000 zielen stijgt, valt men ia eene hoogere klasse. Wat is nu de komf Het antwoord wordt in menig Staatsstuk gevonden. Zoo b\]v. in de Mem. van Antw. op de wijzigingswet van 1869, waar op bldz. 5 te lezen staat: „Door de kom der gemeente is te verstaan de zamen- hangende gebouwde agglomeratie eener ge meente, zonder daarby te voegen de bevolking der huizen, die in bare uitgestrektheid ver spreid liggenDeze zelfde leer wordt gehul digd in tal van ministeriëele resoluties ©d past geheel in het spraakgebruik. Derhalve: Voor zoover de huizen aaneenge- bouwd zijn, m. a. w. straten en grachten vormen en zich aansluiten bij de overige straten en grachten in de gemeente, behooren tij tot de komvoor zoover zy verspreid liggen (bijv. boerderijen, buitenplaatsen, theetuinen) vallen zij buiten de kom. Nu beweren de voorstanders der annexatie en ook de Regeering in haar toelichting, dat Leiden te klein werd voor zijne bevolking en dus de kom van de gemeente werd uitge bouwd tot buiten de gemeente-grenzen, tot ver over do Singels, zoodat langs al die straten en grachten feitelijk Leidenaars wonen. Maar als dat zoo is en als men zi^t dat de meeste huizen daar onbetwistbaar aaneenge bouwd zijn en veelal aan staaswyken grenzen, dan zal men moeten erkennen dat Lei en geene verspreid liggende woniigeil heeft ge annexeerd, maar zyn kom heeft uitgebreid tot over de Singels. Als men beweert dat bette annexeeren deel eigenlijk uit stadswijken bestaat, dan dient men daarvan ook de ge volgen te aanvaarden. Dit van het standpunt der annexeerden. Maar zegt de heer W. Az. tot dusver wordt tot de kom alleen gerekend wat binnen de Singelgrachten ligt, en dat niet alleen in Leiden, maar ook in Haarlem, hoewel daar de bevolking reeds tot 60,000 zielen is gestegen. Dit is zoo, maar de heer W. weet of kon althans weten, dat die toestand in Haarlem onregelmatig en onwettig is en ddt de aandacht daarop reeds gevestigd is er is zelfs in den Haar). Gemeenteraad over gesproken, en er stellig al verandering zou zijn gekomen, als er niet eene nieuwe wet op het Personeel in de maak en later in behandeling was. De wet op bet Personeel is oud en toen zij werd gemaakt en nog lange jaren daarna, vormden inderdaad de Singels ae grens der bebouwde kom. Wie de Singels voor 20 jaar gekend heeft, weet dat er enkele boerderijen, optrekjes, bleekerijen gevonden werden, maar geene straten of grachten, zelfs bijna geen aaneengebouwae blokken. In Haarlem was de toestand ongeveer dezelfde, met dit verschil echter, dat die ge meente altijd buiten haar Singels nog een landelijk deel gehad heeft, in en nabij den Hout. Daar lagen vroeger slechts verspreide woningen, tuinen, bloemisterijen. Langzamer hand is men daar de bebouwing gaan uit breiden, de bevolking nam toe tot boven 48,000; doch zoolang men niet aansloot bij de Singels, dus by de bebouwde wijken van de stad, waren er geen termen om de ge meente in het personeel te verhoogen. Eerst in de laatste jaren zijn vele Singels bebouwd en komen daarop verscheidene straten uit, zoodat het te verwachten is dat, wanneer de bestaande wet op het personeel gehandhaafd blijft, Haarlem en (wanneer de annexatie doorgaat) ook Leiden in eene hoogere klasse zullen worden gebracht. Er is geen enkele bepaling in de wet, waar uit kan worden afgeleid, dat de kom eener sfcad altijd door haar Singels wordt begrensd. Wel zal dit nu en dan voorkomen, maar dikwijls breidt de kom der gemeente zich allengs tot over do Singoh uit. Men denke b\jv. aan den Ouden Singel te Leiden, waar van niemand zal beweren, dat hy niet tot de kom behoort. De vraag, waarvan alles afhangt, is deze: grenzen de woningen in het te annexeeren gedeelte aan de stad en liggen z\j verspreid of aaneengebouwd Misschien zal de heer W. Az. hiertegen opmerken, dat dit van de betrokken gemeente besturen zelve afhangt, omdat deze jaarlijks de bevolking der kom aan den Rijksontvanger moeten opgeven en dus de kom zoo klein kunnen houden als z\j willen. Doch dit is slechts een administratief voorschrift en by groot misbruik zou de Minister van Financiën er stellig de aandacht van het binnenlandsch bestuur op vestigen. Komt echter do nieuwe wet op het per soneel wèl tot stand, dan vervalt de quaestie over de kom, zooals blijkt uit art. 5 en de verklaring in de Mem. v. Toel. op bl. 45. Leiden zoowel als de stedelijke gedeelten der buitengemeenten komen dan in dezelfde derde klasse en Haarlem in de tweede. Tenzij men, als de annexatie tot stand komt, de klasse voor Leiden mocht willen verhoogen, en de dan pas vastgestelde tabel wijzigen, wat ik niet waarschijnlijk acht, omdat het nl. hier by de wet kan geschieden. Gaat het nieuwe personeel door, dan ver valt ook de geheele quaestie over den aanslag der arbeiderswoningen in de personeele be lastiDg, waarover de heer W. Az. in een vorig Merkwaardig is het, dat van twee in behandeliog zijnde wets-ontwerpen het ééne de annexatie voor stelt, terwijl hot andere, dat bestemd ie lange jaren te werken, biykb&ar uitgaat van het denkbeeld, dat er geen annexatie komen zal. ingezonden stuk in het nummer dezer courant van verl. Zaterdag 15 Februari eenige op merkingen heeft in het mid jen gebracht. Die schryver heeft aldaar er op gewezen, dat het voor de buitan Leiden wonende arbeiders een groot bezwaar is, dat zy zooveel spoediger in de personeele belasting en buiten de vrystelling en remissie vallen dan in de stad. En daarin heeft hy volkomen geiyk. Het is wel niet zoo erg als het schynt, omdat de meeste arbeiders wel aangeslagen worden, maar daarom nog niet betalen. Uit eene aan- teekeniDg van een paar jaar geleden zie ik dat toen in Leiderdorp op het primitief kohier voorkwamen 882 aanslagen, waarvan 449 oninbaar bleken. En nu komt het altyd nog goedkooper uit om buiten aangeslagen te worden voor f 13.79 en niets te betalen, dan in de stad ƒ4.18 werkelyk naar den ont vanger te moeten brengen. Doch ik voeg er dadeiyk by, dat de bestaande toestand toch hoogst onbiliyk is voor nauwgezette arbeiders, die in een knap boeltje zitten, zoodat de deurwaarder er eene executie op durft wagen. Ik acht dat bezwaar zelfs zóó groot, dat ik gunstiger over de annexatie zoude denken indien er op te rekenen vieldat de bestaande regeling der persoyieele belasting onveranderd zal blijven. Maar het tegendeel is het geval. Immers, de opmerking van den heer W. is wel juist, maar bewyst niet dat de gemeente grens moet veranderd worden, doch wel dat de regeling der personeele belasting moet veranderd worden. En daarmede is men druk bezig. Het is natuuriyk niet te voorspellen of het aanhangige ontwerp personeel tot stand zal komen, maar er is toch grooter kans dat het zal worden aangenomen dan verworpen. De Regeering heeft zeer onlangs op bet be langrijke punt der haardsteden en eenige andere onderdeelen vry wat toegegeven en onder vele tegenstanders openbaart zich nei ging tot „bydraaien", getuige de laatste arti kelen in eenige flaagsche bladen. En mocht het ontwerp vallen, dan zullen toch zeker door een meer bescheiden wyziging de ergste onregelmatigheden van het personeel, waar onder de geheel verouderde aanslag dezer arbeiderswoningen, worden weggenomen. Gaat de wet door, dan zullen voor de arbeiderswoningen in de gedeelten dor buiten gemeenten, die aan de stad gronzen, precies dezelfde vrystellingen en remission gelden, als in de stad zelf. Maar bovendien zal men buiten nog een extra-voordeel genieten, want de gemeentelyke opcenten zyn in de stad 50, buiten slechts 20 in aantal Het gevolg zal zyn, dat men dan voortaan buiten niet alleen minder huur, maar ook ongeveer minder personeele belasting zal hebben te betalen. Het is natuuriyk mogelyk, dat sommige ar beiders om andere redenen niettemin het wonen tn de stad verkiezen, maar, voor zoo ver het geld den doorslag geeft, zullen zy buiten beter terecht kunnen. Men' zal déér, indien een wyziging van het personeel tot stand komt, voor hetzelfde geld een betere woning of een zelfde woning voor minder geld kunnen krijgen dan in de stad. Gelyk ik op „Zomerzorg" zeide, is echter myn hoofdbezwaar tegen de voorgestelde annexatie van verdere strekking. Eene groote stad is niet. slechts een administratief begrip, maar ook een economisch centrum, waar, tot voordeel harer ingezetenen, het verkeer uit de omstreken (en vooral uit de onmiddellijke omstreken) samenkomt. Al wat tot den bloei dier omstreken medewerkt, moet men niet trachten weg te nemen, maar veeleer te be vorderen. Wat hebben de Arnhemsche nering doenden niet te danken aan den bloei van Velp en Oosterbeek, hoeveel voordeel trekt men er in Haarlem niet van, dat vele Am sterdammers zich om de lage gemeente belasting in Bloemendaal vestigen. Dat men in de nabyheid eener groote stad aangenaam en goedkoop kan wonen, zoodat er zich van heinde en ver menschen vestigen, is voor die stad geen nadeelmaar een onschatbaar voordeeldat wellicht eerst zal gewaardeerd worden, als het is verloren gegaan. De bloei van Brussel is voor een groot deel te danken aan de ontwikkeling der aangren zende gemeenten: Ixelles, Schaerbeek enz. Die stad ligt even styf ingesloten als Leiden, de administratie is er nagenoeg ingericht als hier. En toch heeft men er nooit op annexatie aangedrongen, omdat men beseft, dat de nadeelen op den duur de voordeelen zouden overtreffen. Ik ontken niet, dat er nog menige aantrek- kelykbeia zai overbiyven: tie universiteit, het voortreffelyk onderwijs, de gunstige ligging. Maar vele menschen zyn nu eenmaal genood zaakt by het kiezen eener woonplaats in de eerste plaats met hun beurs rekening te houden en meestal wordt dan ook eerst ge ïnformeerd. Hoe zyn er de belastingen en (wat daarmede nauw samenhangt) de huis huren? En als uien dan bedenkt, dat huren en belastingen in Den Haag betrekkelyk laag zyn, dat in Voorburg, Wassenaar, Bloemen daal en Heemstede nagenoeg geen plaatselyke belastingen geheven worden, dan betwyfel ik of een maatregel, strekkende om de belastin gen in de omstreken op te voeren tot het Leidsche peil, op den bloei der omgeving van de stad en dus indirect van de stad zelve gunstig zal werken. Over de vraag of een stad zich juist op baar eigen grondgebied moet kunnen uitbrei den, kan verschillend worden geoordeeld. Maar als men het in beginsel toegeeft, schynt toch een grenswyziging niet onmo- gelyk, die aan de stad zeer groote voordeelen en zeer weinig onkosten veroorzaakt en bo vendien de ontwikkeling van het meerendeel barer omstreken niet in gevaar brengt. Zou het niet de voorkeur verdienen, als het ontwerp id dien geest werd verbeterd, dan dat eene regeling tot stand kwam, waarvan .wellicht na eenige jaren zal biyken, dat men meer id de kaart van Den Haag en dergelyke gemeenten dan in die van Leiden heeft ge speeld A D Van Assendelft db CoNrNQH. Leiderdorp, 20 Feor. 1896. De heer George Chepfer, die warm aan bevolen is door den beer Gavet, délégué de 1'Alliance Fran^aise a Nancy, heeft in tal van plaatsen in 't oosten en 't noorden van Frankryk met groot succes zyn soirées ge geven. In meer dan eene beoordoeling wordt hy in óén adem genoemd met Coquelin cadet. Het is dus te voorzien, dat zyn optreden te Leiden (zie eene desbetreffende advertentie in ons nummer van heden) de leden van het Comité een aangenamen avond zal verschaffen. Zyn portret hangt by de firma IJtsm Gisteravond hield de afd. Rynsburge. O. van de Algemeene Vereeniging voor Bloem bollencultuur te Haarlem eene vergadering. Als nieuw lid werd aangenomen de heer K. v. d. Mey en als lid-leerling N. Zandbergen. Onder meer werd besloten eene medaille (zilver) toe te kennen aan de afdeeling tulpen van de tentoonstelling te Noordwyk-Binnen. Na afloop der vergadering was er verloting, waarby respect, pryswinners waren de heeren A. v. d. Eykel, J. Kromhout 2de en 3de, A. v. F.gmond, C. Glasbergen. D. v. Iterson en H. Hogewoning. De lotelingen der gemeente Katwyk moeten 9 Maart a. s. ter inly ving in het Invalidenhuis te Leiden aanwezig zyn; tot No. 32 is opgeroepenéén der lotelingen zai vrygesteld worden van dienst, als zynde student in de theologie. Volgens beschikking van den directeur- generaal der posteryen wordt, met ingang van 1 Maart a. s., te Woubrugge aan dm brievenbesteller G. J. Buytendyk, om de 14 dagen, en aan den postbode J. Van der Voort elke maand een vrye Zondag toege staan. By beschikking van denzelfden directeur- generaal hebben met ingang van 1 Maart a. s. ook de beide postboden te Noordwykerhout om de week den Zondag vry. De commissie van rapporteurs der Tweede* Kamer beeft eindverslag uitgebracht over de verandering van de grens tusschen de gemeente Utrecht eenerzyds en de gemeenten De Bilit, Jutfaas en Oudenryn anderzyds, onder aan stipping van eene wellicht noodige wyziging in den datum van 1 Januari 1896 en omtrent de belasting-regeling in 1896. Met het oog op de wenscheiykheid, om' alle militairen, die aan de manoeuvres deel nemen, in de gelegenheid te stellen op Zon en feestdagen de voormiddag-godsdienstoefening hunner gezindte by te wonen, is door d- n minister van oorlog bepaald, dat uitbetaling van soldy, inspectie over de paarden en in bet algemeen alle zoodanige diensten, welke ook op die dagen voortgang moeten hebben, zullen plaats vinden vóór 9 uren des morgens of na 12 uren 's middags. Het Museum Meermanno Westreenianum (Prin8essegracht No. 30, te 's-Gravenhage), zal in Maart 1896 geopend zyn op den 5den en 19den. Op die dagen zfin toegangskaarten, zoowel aan bet Museum zelf als aan de Koninkiyke Bibliotheek (Voorhout No. 34), te verkrygen. 3) En het liefderyke antwoord was: „Wat een mager vrouwtje!" „Bepaald doorscbynend, en wat een smachtend gelaat," en de meesten waren het er over eens, dat Ernst Lauter zich danig in de viDgers had gesneden en een vrouw genomen had, die nu reeds ryp was voor het kerkhof. Het ontbrak ook niet aan vriendelyke (1) menschen, die hun best deden om onrust tusschen de jongelui te stoken. Greta sloot zicb, door een onbewust gevoel gedreven, geheel af van de vrouwen uit de buurt, die daarover weinig gesticht waren en er van alles over hadden te zeggen, maar vreemd: de beide jonggehuwden leidden een kalm en vredig leven, met elkander, en het scheen waarlyk, alsof in hun bekrompen woning, in een armoedige buurt, een rein, echtelyk geluk opbloeide, toen hun een kind geboren werd. Toen hy voor het eerst zijn kind aanschouwde, was bet hem, alsof zyn borst ruimer werd, alsof zyn gezichtskring zich verwydde, alsof hem iets schoons eD iets reins was ten deel gevallen, waarvan by zich geen rekenschap kon geven, en toen hy zyn Greta, die afgemat ter neder lag, een kus op de bleeke lippen drukte, begreep zy hem, zonder dat hy een woord sprak. De blik, dien zy naar hem opsloeg, weerspiegelde zyn gevoel en beiden genoten oogenbllkken van rein, heilig, menschelyk geluk. „Een smeerlap, die niet meedoet 1" zeide by byBa luide tot zichzelven, de eenzame wandelaar in de voorstad, wiens tred al laog- zamer werd, hoe meer hy het bui3 naderde, waarin vrouw en kind hem wachtende waren. Vrouw en kindl Waarom stond by op eenmaal stil, als had hy lood in de schoenen? Vreemd I De meesten van hen, die zoo straks met opgewondenheid het nieuwe tarief, hun door de principalen aangeboden, hadden besproken; die met vlammende oogen en een vloed van woorden betoogd hadden, dat men dit tarief moest verwerpen en den principalen een ruimer loon afdwingen, en die daarop het woord „werk staking" als een evangelie aan de menigte hadden aanbevolen, de meesten van hen hadden ook vrouw en kinderen, de laatsten soms in vry grooten getale en zy hadden allen by dat woord, dat hun als een zekere belofte in de ooren klonk, gejubeld I En die zelfde gedachte drukte hem ter neder, ver lamde zyn voeten en deed hem het bloed als veratyven. Hy strekte de armen uit, als wilde hy iets van zich afschudden, als moest hy zich tegen iets van vleesch en been verdedigen. Wrevelig rukte hy zich den hoed van het hoofd en begon een volksmarsch te fluiten. Maar spoedig hield hy op, om luidkeels, zoodat het In de nauwe straat weerklonk, op somberen toon te roepen: „1 i smeerlap, die niet meedoet l" Toen by eenige minuten later de deur zyner woning opende, kwam hem een flauw lichtschynsel te gemoet. Greta zat nog op en naaide aan een jurkje voor den kleine, die rustig slapend in zyn wiegje lag. De man keek schuw voor zich henen. Hoe bleek en mager zag zijn vrouw 1 Het was zoo, zy was lang ziek geweest na de geboorte van dien kleine daar, en van dien tyd af had zy ook dien scherpen trek om den mond, want hoe vlytig hy ook was by de zetkast en hoeveel overuren hy ook maakte, by had niet genoeg kunnen verdienen, om ook maar m de nood- wendigste uitgaven te voorzien, en hun spaarpot had er aan moeten gelooven, tot ook die was uitgeput. „Gy moet uw vrouw wat ten goede doen, krachtig voedsel en gezonde lucht dan zal zy er wel weer bovenop komen 1" had de dokter gezegd en Ernst bad droevig en stom daarbij geknikt. Thans stond zy op en kwam hem vriendeiyk te gemoet. „Da vergadering heeft lang geduurd," zeide zy Daarop zag zy de ernstige, sombere uitdrukking vaD zyn gelaat en merkte hy op, dat zy schrikte. „Gy ziet er uit, alsof gy met eeD slechte boodschap komt!" kwam het daarop zacht over haar lippen. „De principalen hebben niet toegegeven en het nieuwe tarief verworpen" zei hy ruw „en nu is ons geduld op. Wy zullen niet meer onderhandelen - de stryd tusschen arbeid en kapitaal zal nu by ons beginnen - zoo hebben ze besloten l" Het gelaat der vrouw had alle kleur ver loren. „Ik begryp niet"zeide zy toon loos. „Zy hebben tot de werkstaking besloten" ging hy, zich afwendende, voort, en on willekeurig voegde hfl er bQ„Een smeerlap, die niet meedoet 1"" „De werkstakingl" herhaalde Greta met klimmenden angst. „Dat is dat wil immers zeggen - dat gy niet meer wilt werken maar. goede Hemel" haar blik vloog eerst naar het kind in de wieg en vestigde zich daarna weder op haar man „wat zal er dan van ons worden?" Iiy zocht naar troostgronden en hy vond ze ook in de groote woorden, waarmede hedenavond de opruiers in de vergadering de weifelenden hadden overbluft. „Wy zullen er niets by inschietenI Wy zyn met onze werkstaking baanbrekers voor al wat werkman is, en allen zullen daarom voor ons opkomen en ons steunen 1 Heb maar geen zorg er is reeds besloten, dat de getrouwden vooreerst uit de onderstands- kas hun volle weekloon zullen ontvangen en later lang kan zulk een werkstaking niet duren als de principalen zieD, dat wy het eens zyn dat wy allen ééne lyn trekkeD Hy hield op. Uit de groote, wyd geopende oogen der jonge vrouw staarde hem iet6 aan, dat niet in overeenstemming was met de groote woorden, die hy zooeven anderen had nagesproken. „En als - als alles nu niet loopt, zooals gyiiedon meent - als het maar alleen mooie woorden blyken te zyn. „Onzin I" zeide by. „Gy zult eens zien hoe het buitenland voor ons in de bres zal sprin gen, als zy zien hoe wy het tegen bet kapi taal durven opnemen millioenen zullen er komen van uit Engeland, uit Amerika En weer verstomde hy. De ontzettende angst voor wat komen zou, die uit de blikken zyner vrouw sprak, snoerde hem de keel dicht. „Genoeg 1" zei hy, kort aangebonden. „Ga naar bed, Greta; dat lange opbiyven deugt u niet. Wat komen moet, komt en de tanden op elkander klemmende, als moest hy elk woord er uit perseD, mompelde hy, ter- wyi by zyn jas uittrok en in een hoek wierp „Een smeerlap, die niet meedoetI" De patroons wisten wat de werkstaking beteekende. Zy kenden ook den geest, die onder hun gezellen heerschte, od uiteriyk koel ontvingen zy de opzeggingen van dezen. Het was dezen keer meenens en het zou hard tegen hard gaan l Als werkelyk al wat werkman was de zetters en drukkers by- stond, zooals de opruiers hadden gezegd, dan was inderdaad een geheele omkeering in het bedryfsleven van dezen tyd te wachten. De patroon van Ernst Lauter was een humane, billyke man van leeftyd, di6 zyn talryke onderhoorigen in menige moeilykheid met raad en daad had hygestaan. Misschien had hy in stilte gehoopt, daarvoor by som migen eenigen dank te zullen oogsten, want zyn vriendeiyk gelaat toonde teleurstelling, toen de een na den ander hem den dienst kwam opzeggen. Een toeval wilde dat Lauter, die door zyn werk wat was opgehouden, de laatste was, die het kantoor binnenkwam. Met ontroeriug zag zyn patroon hem aan, toen ook deze, die zoo menigvuldige bewyzen ontvangen had van zyn belangstelling en welwillendheid, verklaarde het werk te willen staken. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 9