N\ 11043
Maandaa 24 Februari.
AM89S
J
§eze dSoarant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Leiden, 22 Februari.
F'euilleton.
DE SPELBREKER.
LEILSCH
DA&BLAB.
PRIJS DEZER COURAET:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
0.05.
PRIJS DER ADVERTED TI hl W
Van 1 6 regela f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Gisteravond trad in eene vergadering der
leden met dames van de afdeeling Leiden
van den Nederlandschen Protestantenbond
d6. M. Van Kloeff als spreker op
Hy kondigde aan dat by zou spreken over
Ibsen's „Spoken." Mocht iemand vragen, of
het behandelen van een van Ibsen's drama's
in overeenstemming kon zyn met het doel
van den Protestantenbond, spreker toonde
allereerst aan hoe nauw godsdienst en drama
dikwerf aan elkander verbonden geweest zyn
en hoe inderdaad het laatste meermalen tot
bevordering van den godsdienst heeft mede-
gewerkt.
Werd de kunst reeds in hot O. T. in dienst
van den godsdienst gesteld, vinden wy o. a.
in het Hooglied, in Job dramatische gedich
ten was in den eersten tijd van het Christen
dom, reageerende tegen de zedeloosheden op
het Romeinsche tconeel, de liefde daarvoor
niet groot, later beeft men in de middeleeuwen
en ook weer in onzen tyd, te Ober-Ammer-
gau byv., den go.'sdierist gedramatiseerd, en
velen zyn er door geroerd en gesticht ge
worden.
Hoeft men bedenkingen, spr. wjjst er op,
hoe by v. in „Nathan der Weise", in „Faust",
in „Richard III", enz. ons waarheden to zien
en te hooren worden gegeven, die ook uit
godsdienstig oogpunt onze hoogste belang
stelling en onze grootste sympathie verdienen.
Daarna stond hy stil hy Ibsen den Noor,
schetsto hem eerst eenigszins algemeen in
zyn optreden, hoe hy niet als Multatuli het
publiek veracht, maar uittart, hoe hy iets
uitdagend brutaals heeft, wonden blootlegt, en
tracht waarheden op krachtig© wyze te ont
dekken voor het oog der monschheid, waar
heden, afschuwelijk soms, maar waar, al is
hy daarby dan ook vaak overdreven en een
zijdig te wérk gegaan.
Daarna deelde spr. do hoofdtrekken mee
van Ibsen's „Spoken".
Hy steldo vervolgens de vraag wat ons als
zodelyke menschen in dat drama aantrekt en
afstoot.
Ibsen eiscbt en dat is een groote deugd
by zijne lozers een fijn ontwikkeld gevoel,
om zyn werkon te kunnen verstaan. Wie
Ibsen wil hooren op 't tooneel, om zich te
amuseeren, blyve weg en voor onmondigen
en oppervlakkigen is hy de man niet, zelfs
misschien wel de verkeerJe man.
Hy wekt in de figuur van Oscar en van
Helena, zyne moeder, het diepste medelyden
mot de slachtoffers der zonde op, niet senti-
meDteel, maar hierdoor, dat hy ons een vree-
selyk stuk leven doet zien, maar dat waar
is; hy doet ons een waren blik slaan in de
moderne gezelschapskringen.
Toch komt de vraag by ons op, is dat alles
wel altyd waar? Als Helena byv. aan haar
zoon alles, tot het vreeselykste toe, toegeeft,
dan vragen wo met volle recht: Is dat waar
heid? Zoo moge 't soms zyn, maar wy weten
andere en betere dingen van moeders, dan
ons hier worden geteekend.
Daarom in die overdryving ligt gevaar; al
wordt de onzedelykheid niat aangeprezen, ieder,
die Ibsen's crama ziet, kan dat niet aanstonds
vatten, en daarom bestaat er zoo gemakkelyk
gevaar voor besmetting.
Het drama is op zichzelf niet de geschikt
ste manier om de stoutste gedachten kenbaar
te maken, omdat by het zien daarvan de tyd
om na te der:ken dikwerf ontbreekt.
Wat ons hot meest ontstemt, is het aller
somberst pessimisme en de verachting van
het godsdienstig geloof, die wy by Ibsen
aantreffen. Hy ziet niet anders dan zonde
en boosheid, en dat r overdreven, dat is
niet waar, daartegen komen wy met onze
ervaring en mot ons gemoed ten krachtigste op.
En als Ibsen het godsdienstig geloof niet
meetelt, dan geeft hy geen ander bewys,
dan dat by de groote figuren van Jezus,
van Luther en van anderen niet kent of ze
miskent. Heeft by er dan nooit van gehoord,
dat godsdienst is niet een wouweloD, maar
vertrouwen, streven naar wat waar is en goed?
Ibsen i. e. w. geeft te veol voor ons vor
stand, te weinig echter voor ons hart; pre
dikt een eenzydig pessimisme en kent nog
te weinig de zegenende en heiligende kracht
van het gods.ienstig geloof.
Ibsen stelt groote waarheden in 't licht,
wat het huwelykslevon aangaat en wat de
wet der erfelijkheid betreft. Wie ontkent, dat
do wet vaak banden vastsnoert en byeen-
houdt, die ondraaglijk zijn? Maar is daarom
vrye liefde 't meest aanbevelenswaard 't Moge
zyn, dat de wet te gestreng soms is, 't is nog
veol moer waar, dat waar het huwelyk uit
het hoogste oogpunt beschouwd en dienten
gevolge gesloten wordt, waar het besef der
vèrantwoordeiykheid in don geest van den
godsdienst alles overheerscht, waar heilige
bezorgdheid heerscht van den een over en
voor den ander, van echtscheiding geen sprake
bohoeft te zyn, maar het geluk van het
huweiyksleven daar in volle mate kan worden
genoten.
En wat de wet der erfelykheid betreft,
zeker, zo Is vreeseiyk, ©n overoud. En als
Ibsen dat schetst, heeft hy in vele opzichten
geiyk.
Maar, al kunnen wy niet genoeg naar hem
luisteren en naar anderen, die hetzelfde
predikten dat de zonde der vaderen bezocht
wordt aan do kinderen, dat „een uur van
onbedachtzaamheid maken kan, dat men jaren
schreit," al is onze verantwoordelykheid groot,
aan Ibsen ontbreekt, wat wy als christenen
weten en gelooven, dat geen zondaar ooit
voorgoed als verloren mag beschouwd
worden; was Jezus niet de groote Erbarmer?
Heeft Ibsen niet te veel den eerbied, dien de
mensch voor zichzelven moet loeren gevoelen,
vergeten; heeft hy met één woord niet te
weinig rekening met den godsdienst gehouden?
Als wy die liefde van Jezus, dien eerbied
voor ODSzelven, en ons geloof in God maar
rein bewaren en overplanten in de onzen,
dan mogen wy hopen, dat dat goede en
ware ook overgaat op onze kinderen en dat
daardoor het kwade wordt overwonnen.
Spreker werd by deze, in zeer algemeene
en helaas gebrekkige trekken weergegeven,
rede met groote aandacht gevolgd en kon do
verzekering meenemen, dat hy velen goed
heeft gedaan met zyn uitnemend woord.
Het Vryzinnige Zangkoor, onder directie
van den heer Rank, bracht een 5-tal liederen
ten gehoore, waaronder een met pianobegelei
ding, jóie aller goedkeuring verwierven, zoodat
de voorzitter met volle recht, by een woord van
dank aan den spreker ook een zelfde woord
voegde voor dat Zangkoor met zyn yverigen
directeur.
In den schouwburg alhier wordt a. s.
Maandag-avond door de Yereenigde Rotter-
damsche Tooneelisten opgevoerd„Een vrouw,
die liefheeft."
Na de voorstelling er van te Amsterdam,
schreef „Gerrit" in de „Tel." o. a.:
„Dit drama, treurspel, of hoe het heet,
van Marco Praga, vertaald door Van Nouhuys,
heeft voor een volle zaal een niet te versma
den succes gehad. Laatste bedrjjf driemaal.
Zelfs zou viermaal niet tot do onmogeiyk
heden behooren. Maar aan het slot zyn de
menschen te sterk onder den indruk, te
aangedaan. Zakdoeken gebruiken èn in de
handen klappen gaan moeilyk samen. Vandaar
dat er maar driemaal gehaald is, terwyl
het gi rust vier-, vyfzesmaal had kunnen zyn."
Het schynt dus wel een zeer boeiend stuk
te zyn en ook naar uit Rotterdam wordt
gemeld, verwacht men daar meermalen stamp
volle schouwburgeo, vooral ook omdat do
voorstelling geschiedt ter benefice van de zoo
zeer gevierde actrice Ph. Van Kerckhoven
Jonkers.
Men schryft ons uit KoudekerkNaar wy
vernemen, heeft het bestuur van het depar
tement Kou Jokerk Hazerswoude der Maat-
schappy tot Nut van het Algemeen voor do
laatste vergadering ons een byzonder genoegen
bereid en wel door te doen optreden den heer
Jan Malherbe en mevr. Rössing Sablairolles.
"Wanneer men het uitgelezen programma
nagaat, vindt men daarop, behalvo eenige voor
drachten, een paai tooneelstukjes, getiteld
„De verzamelaar", blijspel naar het Fransch
door J. H. R., en „Hoe een verstandig vrouwtje
haar zin krygt", fragment uit den „Trou-ring"
door H. De Veer.
De namen der optredenden alleen zyn reeds
een waarborg, dat de zaal van de wed. Van
Egmond op a. s. Dinsdag geheel gevuld zal
zyn en maken verdere aanbeveling overbodig.
Het bestuur ziet zich echter genoodzaakt
voor deze byzondere gelegenheid, om te groot--n
toeloop to voorkomen, een entree te heffen.
Leden van het departement met hunne
huiageuooten hebben vryen toegang.
In de Woensdag te 's-Gravenhage ge
houden vergadering der „Vereeniging tot Be
scherming van Dieren" deelde de voorzitter,
jbr. mr. R. A. Klerck, o. a. mede, dat op de
prysvraag over „De Hond" 29 antwoorden
waren ingekomen en dat de jury zich nog
met het onderzoek bezighield; verder dat
weldra ter ondersteuning van het by de Prov.
Staten van Zuid-Holland aanhangige adres
over bescherming der trekhonden een memorie
zou worden ingediend, gevende een overzicht
der bepalingen op dit stuk in België, Frankryk,
Duitschland, Oostonryk en Zwitserland.
Het bericht omtrent den heer Fransen
van de Putte luidde hedenochtend: „Nacht
minder rustig. Toestand ongeveer dezelfde."
Morgen tusschon 10 en 12 uren zal de
staatssecretaris der Zuid-Afrikaansche repu
bliek, dr. Leyds, in het Doelenhotel te Am
sterdam voor belanghebbenden te spreken zyn.
De Amsterdamsche Studenten almanak
voor het jaar 1896 bevat drie fraaie portretten,
door Jan Veth getoekond: van prof. Hugo
De Vries, mr. J. P. Moltzer en Allard Pierson
als student.
Het aantal studenten is afgenomen. Op 1
Dec. 1894 was het getal der ingeschrevenen
941 tegen 1005 op 1 Dec. 1893.
Blykens aanschryving aan de agenten
der Nedeil.-Amorik. Stoomvaart maatschappy
is de passage prys van derde klasse-reizigers
van af heden met f 6 verhoogd en op f 66
per persoon gebracht.
Hot herdenken van het tweede lustrum
der Utrechtsche studenten-veroeniging „Hen
drik de Cock", waarvan wy de vorige week
melding maakten, is wegens ernstige onge
steldheid van een paar leden voor onbepaal-
den tyd uitgesteld.
De kapt.-adjudant L. Van der Heyden,
van het 2de reg. inf. te 's Hertogenbosch, en
de luit.-kolonel L. J. Krugers, van het 4de
reg. inf. te Delft, zullen binnenkort den dienst
met pensioen verlaten.
Br. Ms. pantserschip „Evertson", onder
bevel van den kapt. ter zee P. Heyning, is in
den namiddag van 20 dezer te Lissabon aan
gekomen. Aan boord was alles wèl.
De minister van w., h. en n. brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat op een nader
te bepalen dag in de maand Maart a. s. bet
examen, bedoeld by de artikelen 39 en 40
van het koninkiyk besluit van 21 Sept. 1869,
gewyzigd door het koninkiyk besluit van 30
Januari 1873, zal worden afgenomen van hen,
die voor de betrekking van adspirant-ingenieur
voor het stoomwezen in aanmerking wenschen
te komen.
Zy, die aan dat examen wenschen deel te
nemen, moeten zich daartoe vóór 1 Maart
a. s. by gezegeld adres by genoemden minister
aanmelden met opgave van naam en woon
plaats en onder overlegging hunner geboorte
akte.
Om, naar aanleiding van den uitslag van
het examen, ter benoeming te kunnen worden
voorgedragen, moeten de candidaten zich onder
werpen aan een onderzoek naar hun lichaams
bouw en gezondheid door óón of meer door
den minister aan te wyzen geneeskundigen.
{Sis. Gt.)
Do heer B. E. S. Van Weideren baron
Rengers, sedert 1858 burgemeester van Donia-
werstal (Fr.), heeft tegen 1 April a.s. ontslag
aangevraagd om gezondheidsredenen.
Naar wy vernemen, is dezer dagen door
eenige conducteurs der posteryen een ver
zoekschrift aan den directeur-generaal ver
zonden naar aanleiding van de trage promotie
in hun rangen. Daar zyn er met twintigja
rigen dienst, die nog op hetzelfde traktement
staan als by hun aanstelling. Zy staan dus
aanmerkeiyk achter by de brievenbestellers,
kantoorknechts, assistenten, enz. (Sfd.)
Benoemd ia tot ondcrwyzer te Zeven
huizen, de heer J. J. Van der Vliet te Neder-
langbroek, en tot onderwyzeres mej. N. A.
M. Van Altena te Berkenwoude.
By koninkiyk besluit is benoemd tot
hoogleeraar in de faculteit der geneeskunde
aan de Ryksuniversiteit te Utrecht, om onder -
wys te geven in de heelkunde, dr. A. Narath,
thans assistent by de heelkundige kliniek
aan de universiteit te Weenen.
[Dr. A. Narath is, evenals prof. Von Eisels-
berg, dien by aan de Ryksuniversiteit te Utrecht
opvolgt, een leerling van Billroth.]
Volgens een bericht aan de „Zw. Ct."
zal na afloop van het schooljaar 1895/96 de
rector van het Erasmiaansch gymnasium te
Rotterdam, mr. J. B. Kan, zyn betrekking
noderleggen. De thans 65-jarige rector zal
dan veertig dienstjaren achter don rug hebben.
Naar het „Hbl." verneemt, is eene
maatschappy te Amsterdam in wording tot
exploitatie van het acetyloenlicht in| Neder
land (systeem-Pictet), met een kapitaal van
ƒ600,000.
By kon. besluit is benoemd tot plaats
vervangend lid der commissie, die van 1 Aug.
1895 tot 1 Aug. 1896 to Groningen belast
is met het afnemen van de practische examens
van arts, dr. J. Mees ten Oever, aldaar.
Wegens eindiging van hun dienstverband,
eervol ontslag verleend uit hunne betrekking
tot do landmacht: lo. met ingang van 1 April
a. s., aan de reserve-officieren van gezondheid
l8te kl. J. Van IJzeren, dr. G. A. Haremaker,
dr. A. K. W. Arntzenius en G. Frankea2o.
met ingang van 16 Mei a. 8., aan de reserve
officieren van gezondheid 2de kl. B. Van
Delden, dr. S. B. Suelhorst, A J. Helmig van
der Vegt, H. L. Coopman, dr. C. C. C. H. Möll r,
D. Schouwman, C. A. L. Rademaker, dr. J. E.
Alberts, J. Hocke Hoogenboom, P. H. Van
Eden en L. Schaap.
De tweede luit, N D. Kuiper, van het corps
pontonniers, op zyn aanvrage, voor den tyd
van een jaar, met ingang van 1 Maart 189G,
op non activiteit gesteld.
Onze Marine.
De Koninklyke Nederlandsche Zeemacht
bestaat op dit oogenblik uit 6 pantserschepen,
4 pantsordekschepen, 12 monitors, 5 rivier
vaartuigen, 6 fregatten, 2 korvetten, 2 schoo
ners, 1 raderschip, 22 kanonneerbooten, 17
vischtorpedobooten, 3 visch- en spartorpedo
booten, 17 spartorpedobooten, 3 schoeners vooi
politietoezicht en voorts 30 schepen en vaar
tuigen, bestemd voor byzondere diensten.
De Indische miiitairo marine is gevormd
uit 1 pantserschip, 1 pantserdekkorvet, 16
flottieljevaartuigen, 3 raderschepen, 1 spar-
torpedoboot, 2 wachtschepen, 3 opnemings
vaartuigen en 2 oorlogsstoomjachten.
„Gy ook, Lauter? Dat had ik van u niet
gedachtl"
De zetter sloeg de oogen neder en mom
pelde eenige onverstaanbare woorden.
„Ik kan u niet tegenhouden, als gy ook
met de anderen mee wilt doen. Maar hebt
gy uw toestand goed overdacht? Ik weet
hoe het by u is: gy hebt een zwakke vrouw,
die dringend behoefte heeft aan goede ver
pleging, en een klein kind, dat deze evenzeer
noodig heeft. Ik weet wel, dat gy in den
eersten tyd ondersteuning krygt uit het fonds;
maar geloof myn ervaring, lang kan dat niet
duren, het zal spoedig opgeteerd zyn, en
wat dan?"
De zetter trok met de schouders. Juist,
wyl hy er op dat oogenblik eveneens over
dacht als zya patroon, antwoordde hy koppig:
„Dan dan moeten wy leeren dulden."
De patroon knikte.
„Wie alleen voor zichzelf heeft te zorgen,
mag leeren dulden, maar vrouw en kind?
Lauter, van u spyt het my zeerl Gy weet
zelf, dat het werk, dat gy onder handen
hebt, spoedig af moet, en dat ik, by het
onaangename van de werkstaking in het
algemeen, ook nog zwaar geldelyk veilies
moet lyden. Ik zal wel eenige hulp van elders
bekomen, maar ik moet toch iemand houden,
op wien ik vertrouwen kan. Ik spreek niet
gaarne van bewezen weldaden, maar als r
eenige dankbaarheid in u was, Lauter, zou
my dat met de ondankbaarheid van vele
anderen verzoenen 1"
De zetter stond nog onbewoegiyk. Het was
duidelyk, dat hy een heftigen stryd in zyn
binnenste voerde. Alles, wat zyn patroon
gezegd had, was zuivere waarheid. Vrouw
en kind l Hadden zy, die de werkstaking
hadden doorgedreven, ook het recht, vrouw
en kind aan een onzekere toekomst prys te
geven? Maar daar doemde het weer voor zyn
geest op, het scherpe, hoonende, gillende:
„Een smeerlap, die niet meedoetl" en zich
met de hand over het klamme voorhoofd
strykende, zei hy, zich geweld aandoende,
kregel: „Ik mag niet ik mag niet - voor
het goede, my bewezen, biyf ik u dankbaar
zeer dankbaar maar vertrekken moet ik
ik kan niet anders I"
„Dan gal" zeide de oude heer. „Loop
met de anderen uw verderf tegemoet. Gy
zult by hen wel een povere figuur maken,
maar
Ernst Lauter hoorde hem niet meer. Hy
had reeds de deur van het kantoor achter
zich gesloten en ging de trap op, in de eerste
zetterszaal. Hy wilde triomfeorond lachen over
zyn vastberadenheid, maar uit zyn borst kwam
slechts een halfbedwongen zucht.
Alle werklust was uit de zalen verdwenen.
Nauwelyks een enkele stond nog te zetten.
De meesten hadden zich in de tusschen-
ruimten tot groepjes verzameld. De flesch
ging dapper rondde werkstaking moest
immers bedronken worden I De manuscripten
waren uit de tenakels gerukt on over de
zetkasten verstrooid vandaag dacbt men
niet aan werken. De nevenman van Lauter
was een Zwitser, die reeds oen vyftiental
jaren in de stad werkzaam was en volgens
wien de snelle stroom der arbeidersbeweging
nog weinig meer dan een stilstaand water
was. Hy was een doordry ver, die Bend mger
zoo was zyn naam geheel vervuld van ver
keerde ideeën, daarby een bekwaam werkman,
maar heiaas ook een ruwe kerel, driftig en
brutaal, en een liefhebber van een goed leven.
Elke maand had hy een ander liefje; hy kon
den sterken drank als water naar binnen
slaan en was onder de omverwerpers van het
bestaande nommer één. De Zwitser, zooals
men hem kortweg noemde, was minder be
mind dan worgevreesd. Men legde den spoedig
opstuivenden kerel niet graag iets in den
weg, maar voegde zich liever stilzwygend
naar hem. Tegenover Lauter was hy meer
meegaande dan jegens iemand anders, en dat
had zyn reden.
IL
Voor jaar en dag was het gebeurd, dat de
luidruchtige en woeüge man eens des morgens
bleek en terneergeslagen aan zyn werk
kwam. De anderen meenden dat hy den
vorigen avond er wat diep was doorgegaan,
maar den gegoeden Lauter ging het aan het
hart, dat zyn makker zwaar en moeilyk
ademhaalde en er zóó verstoord uitzag, alsof
hem een groote ramp had getroffen. Onder
den rusttyd van het ontbyt had hy den
Zwitser met deelneming aangesproken, en
toen kwam het er uit, met horten en stooten,
„dat hy misdaan had en vandaag nog te
schande zou worden gemaakt."
De Zwitser had de contribution, die hy
voor zyn vereeniging had geïnd en heden
middag moest storten, in zyn wilde leven
verbrast en zou dus als een schelm te midden
van allen moeten staan. Daarop had Lauter
hem de hand gedrukt en eenvoudig gezegd
„Gy zult niet tot oneer komen ik heb
wel zooveel geld in huis en zal het gaan
halen. Ik zeg maar, dat ik een dringende
boodschap heb."
En zoo deed hy. De Zwitser bleef voor de
schande bewaard en sinds dien dag sloot hy
zich als een goed kameraad by Lauter aan.
Hy had die schuld wekeiyks by kleinigheden
afbetaald, maar met den tyd was ook zyn
dankbaarheid minder geworden en de red
dende hulp vergeten l
„Zeg, zyt gy gekl" riep de Zwitser, toen
Lauter, na het gesprek met zyn patroon weer
aan zyn zetkast ging en den zethaak opnam,
om zyn werk te vervolgen. „Werken? Van
daag Dog? Daar komt niets van in, jongen,
hier, drink eens!" En hy rukte een jong
maatje, dat met een volle flesch onder zyn
schort binnenkwam, die uit de hand en
reikte ze zyn makker toe. „Daar, drink
de werkstaking zal leven en wy ook nu
vangt het leven eerst recht aanl Vacautie
op de drukkeryenl Allons, enfants de la
patrie.
„Pst," klonk het vermanend uit de verte.
De flinke gestalte van den patroon liet zich
op de trap naar de zetterszaal zien. De Zwitser
hield met een vloek op en den patroon uit
dagend den rug toewendende, ging hy lui
tegen de zetkast aanleunen. Kalm en zwygend
doorliep de prinoipaal de lange zaal - nog
een paar dagen, en dan zou alles verlaten
zyn, dan was misschien enkel nog de eene
of andere der vele machines beneden, welker
rusteloos wentelen thans den vloer deed
dreunen, in beweging; ernstig en zwygend
ging hy de trap weer af. Lauter hield do
oogeu strak op het voor hem liggend manus
cript gevestigd en zag niet op, maar het was
hem, of juist hem de verwytende blik van
den man gegolden had, wiens weldaden hy
met ondank loonde.
„Passé!" lachte de Zwitser „de oude
heeft reeds een ïykbiddersgezicht. Het gaat
by de heeren nu om de gespekte geldkist.
Daar, drink toch!" En wederom hield hy
Lauter de flesch voor, uit welker hals oe
lucht van sterken drank opsteeg. Lauter
greep toe en dronk meer en begeeri^er
dan de eerste maal. Er brandde hem iets in
de keel, misschien hielp de drank daartegen.
En hy dronk later nog eens en nog weer
en toen de dag ten einde was, liet hy zich,
voor het eerst sinds lang, weer door den
Zwitser meevoeren naar de kroeg.
Uit het kleine huis, met de roode gordynen
voor de ruiten, klonk reeds een verward
gedruisch van stemmen naar buiten, en toen
zy binnenkwamen, vonden zy het vol van
werkstakenden en belangstellenden, die het
echter allen druk hadden over hot nieuws
van den dag.
{Wordt vervolgd.