N°. 11033 Woensdag IS Februari. A0 1896. §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. In de val geloopen. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.17 Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Officiëele KennisgrevinffOii. Burgemeester en Wethouders van Le.den, Go/ion het adres van de firma JAN ZUURDEEG ZOON, houdende verzoek om vergunning tot het plaatsen van twee stoomketels in hare fabriek aan den Ouden Siügel No. 176/178, uitkomende in de Zand- en Baatstraten; Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 3 Juni 1876 (Staatsblad No. 95); Geven bij deze kennis aan het publiek dat ge noemd verzoek met de bijlagen op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Maandag 21 Februari a. s., 's voormiddags te elf uren, op hot Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 10 Februari 1896. E. KIST, Secretaris. Leiden, 11 Februari. „Entre Nous," dans en tooneelclub te dezer stede, stelde gisteravond hare leden en hunne dames, alsmede door haar geïntrodu- ceerden, in de gelegenheid in den foyer der Stadszaal eenige uren genoeglijk door te brengen. Evenals bij de vorige uitvoering der Club was er ook nu weer een allerkeurigste planten groep in de zaal aangebracht, waarvoor de letters 0E. N." in gasilluminatie een aardig gezicht opleverden. Do voorzitter heette by de opening der büöeDkomst allen welkom, onder mededeeling dat in het aantal leden der Club geen ver andering was gekomen en dat het getal donateurs iets was versterkt. Tevens stelde hi) den heer Van Volen, Hollandschen karakter- komiek uit Den Haag, die door de Club voor dezen avond was geëngageerd, aan de aan wezigen die ditmaal niet in bijzonder groo- ten getale waren opgekomen voor. Zooals we in den loop van den avond vernamen, was het voor de eerste maal, dat genoemde heer in Leiden optrad, door bemid deling van den heer Ths. S. W. Van Leeuwen, en hoopte hij dat hg in 't vervolg meermalen alhier gezelschappen zou mogen amuseeren. Tevens deelde hij mede, dat hy geen nieuwe ling in 't bedrijf was. Wat ons betreft, we kunnen den heer Van Volen niet overladen met complimenten; we willen hem echter de toekomst in onze stad niet bederven en daarom hem in beraad geven een volgende maal wat duidelijker te spreken en de keuze zijner voordrachten te wijzigen; thans konden we geen enkele bepaald aaroig of geestig noemen; die, getiteld „Een vroolyke nacht der Haagsche standbeelden" was al een heel zwakke onder de zustertjes. Zijn mimiek was goed. De aanwezigen legden er echter getuige nis van af door gelach en telkenmale herhaald applaus met ons van meeniüg omtrent den heer Van Volen en zijne voor drachten te verschillen. Gelukkig, zeer geluk kig voor de Club en den heer Van Leeuwen, want ze bereikten hun doel: den opgeko- menen een genoeglijk of genotvol samenzijn te verschaffen. Het dansen is voor deze Club hoofdzaak; daarvan leverde het bal dan ook het bewijs. Meergenoemde heer Van Leeuwen, die dezen avond niet als de andere leden op zijn lauwe ren kon rusten, doordien hy den heer Van Volen met pianospel accompagneerde, oogstte veel eer in van zijn dansonderwijs aan de leden dezer Club. Den hoofden van gezinnen of alleen wonenden personen, wier namen ten vorigen jare, naar aanleiding van hunne aangifte, op de kiezerslijsten voor deze gemeente ge plaatst zijn wegens het bewonen van gedeelten van perceelen, waarvoor niet zy, maar de hoofdbewoners in de personeele belasting zyn aangeslagen, wordt door B. en Ws. herinnerd, dat, wanneer zy ook dit jaar in hetzelfde geval verkeeren, d. i. gedurende negen maanden, voorafgaande aan 15 Februari e. k., een per ceelsgedeelte, vallende in de huurwaarde, door de wet bepaald, in deze gemeente in huur hebben gehad en bewoond, zy opnieuw, en wel vóór 15 Februari e. k., aangifte zullen hebben te doen, en dat, by gebreke daarvan, hunne namen by de aanstaande herzitning der kiezerslysten daarop zullen moeten worden doorgehaald. Naar de „N. Gron. Ct." verneemt, heeft prof. Heymans te Groningen op eene hem namens curatoren der Leidsche universiteit gestelde vraag, of hy eventueel cene benoe ming als opvolger van prof. Land alhier zou aannemen, afwyzend geantwoord. Genoemd blad teekent hierop het vol gende aan: „Terwjjl het tot in de laatste jaren her haaldelgk voorgekomen is, dat de Leidsche universiteit aan de Groningscbe uitstekende leerkrachten heeft onttrokken, verheugen wy ons te kunnen berichten, dat thans eene dergelgke poging mislukt is. "Wy wagen het te hopen, dat ook in het ver volg die pogingen meer en meer schipbreuk zullen lyóen, vooral nu de regeering sedert eenigen tyd door vermeerdering van subsidiën voor wetenschappelijk onderzoek en door ver betering der lat oratoria meer belangstelling in de Groningsche universiteit getoond heeft, dan vroeger het geval was." Men schryft ons uit LisseGeiyk reeds gemeld is, zal er evenals ten vorigen jare, te Lisse, door eenige dames en heeren alhier, op "Woensdag 12 Februari a. s., eene soirée gegeven worden in het hotel „de Witte Zwaan", waarvan de opbrengst strekt ten bate van het fonds tot uitreiking van ver sterkende middelen aan zieke werklieden en hunne gezinnen. Nu reeds zyn een groot getal plaatsen genomen, en indien deze soiróe even goed voldoet ah verleden j^ar, zullen de ontwer pers en uitvoerders het genoegen smaken een aangenamen avond aan Lisse bezorgd en den zichtbaren bodem der kas van voornoemd fonds niet onbelangryk bedekt te hebben. De Raad der gemeente Leimuiden is in openbare zitting byeengeroepen tegen Donder dag morgen a. s., ter installatie van den nieuwen burgemeester. De lotelingen der gemeente Haarlem mermeer zullen op Vrydag 6 Maart, des mor gens te halftien, te Haarlem op den Doeleü, en die der gemeente Aalsmeer den 13den Maart 1896, 's morgens te 10 uren, te Am sterdam worden ingeiyfd. De plaatsvervangers en nummerver wisse laars ontvangen geene oproeping zooals vroe ger, maar de lotelingen moeten zelf voor hunne indeeling zorgen. Het Museum van Kunstnyverheid te Haarlem werd over 1895 door 8977, waar onder 2748 betalende, personen bezocht, ter- wyl over de maand Januari 1896 het Museum 623 bezoekers telde. De tentoonstelling van decoratieve kunst en van ontwerpen en teekeningen heeft over het algemeen de belangstelling opgewekt; zy kan dus als geslaagd worden beschouwd. Toch zal deze tentoonstelling, de eerste van dien aard, welke in ons land gehouden werd, door anderen gevolgd worden, wier inhoud meer belangrijk zal worden naar g» lang de artistieke uiting op het gebied der kunst ambachten meer zal toenemen. De commissie, die voornemens is telken jare een dergelijke tentoonstelling te organiseeren, vertrouwt dat vele der betere krachten, die tot deelneming werden uitgenoodigd en door omstandigheden verhinderd waren aan de tentoonstelling deel te nemen, in het vervolg hunne medewerking niet zullen onthouden. Uit de boekery van het Museum van Kunst- nyverheid werden over het jaar 1895 1545 boek- en plaatwerken naar 70 verschillende plaatsen van ons land verzonden. Deze plaatwerken hebban ia hoofdzaak be trekking op de meest verschillende kunst ambachten. Zy zyn te ontbieden en worden gratis toegezonden door den conservator van bovengenoemd museum, die den uitgebreiden catalogus tegen toezending van 20 cents aan postzegels franco overzendt. De heer Jos. Merckolbach te Utrecht ontving namens H. M. de Koningin-Regentes de vereerende opdracht, nog eenige meubelen te leveren, met geciseleerd lederwerk bekleed, ter completcering van het Gothische meubi lair, onlangs door hem voor H. M. vervaardigd. Daar de hoofdelyke omslag in de ge meente Achtkarspelen (Fr over 1896 lager is uitgetrokken dan over 1895, waren Ged. Staten van Friesland van oordeel, dat de aanvraag om buitengewone rijkssubsidie tot instandhouding der gemeente-huishouding, op de begrooting over 1896 uitgetrokken tot een bedrag van f 8000, tot f 3000 diende te wor den verminderd. Zy verzochten den gemeente raad, de begrooting in dien zin te wyzigen. De gemeenteraad heeft echter besloten, niet aan den wensch van Ged. Staten te voldoen. Door de Commissie voor toekenning der koninklgke subsidie aan jeugdige kunstenaars z()n voor dit jaar de subsidiën toegewezen aan de heeren Linze, De Jong, Doormaal, Schild, Arntzenius en Steenwyk, die ook in het afgeloopen jaar reeds die toelage hadden verworven, terwyl voor bet eerst de heeren Hobaar, Roelofs en De Hoog zoodanig subsidie zullen genieten. Reeds geruimen tyd is by het Ryk de bouw van een nieuw gerechtshof te Rotter dam in overweging; alle desbetreffende maat regelen stuiten echter af op het gebrek aan een goede plaats. Het wenschelykst toch was, die plaats te kiezen zoodanig, dat zy niet te ver van het centrum der stad was gelegen en gemakkelgk bereikbaar was voor d) zee varenden voor het afleggen der verklaring. Naar men verneemt, is het oog thans ge vallen op het terrein der voormalige Marine werf, dat sedert dert bekenden brand van voor een 5-tal jaren braak ligt. Deze keuze is inderdaad zeer gelukkig en beantwoordt aan bovengenoemde voorwaarden. By koninkiyk besluit van 10 dezer is aan mr. J. A. Vaillant, op zgn verzoek, met ingang van 15 dezer, eervol ontslag verleend als president der arr.-rechtbank te Rotterdam, met dankb tuiging voor de door hem in rech- terlgko betrekkingen bewezen diensten. Bg koninklijk besluit van dezelfde tiagteeke- ning zijn met ingang van 15 dezer benoemd: tot president der arr.-rechtbank te Rotterdam, mr. J. Van Heukelom, tfcans vice-president van gemelde rechtbank; tot vice-president der arr.-rechtbank te Rotterdam, mr. A. H. Van Tienhoven, thans rechter in gemelde rechtbank. Het „Haagsche Dagblad," het telegram van het „Hbl." uit Batavia betreffende het uitbreken van oen opstand in Pontianak over nemende, voegt hieraan het volgende toe: Uit vertrouwbare bron vernemen wy, dat eenigeD tyd geleden een weerspannig hoofd uit e Melawi streek, ter hoofdplaats Sintang, voorloopig geïnterneerd, volgens bericht van den resident van daar was gevlucht en naar zgn landstreek teruggekeerd. Het hoofd is van origine een Dajak, heet Raden Pakoe en was het laatst bestuurder van Nanga Serawei (Boven-Melawi). De pogingen om hem weder in handen te krygen waren volgens berichten van Decemher jl. aanvankelyk mislukt. Maken de Dajaksche stammen van de Boven Melawi gemeene zaak met Raden Pakoe, dan kan dit aanleiding geven tot eenige moeiiykheden. Het stoomschip „Merapi", van Rotter dam naar Java, passeerde 8 Febr. Gibraltar; de „Soemhing", van Rotterdam naar Java, vertrok 10 Febr. van Perim; de „Maasdam" is 10 Febr. van Rotterdam te Nieuw-York aangekomen; de „Ardjoeno", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 9 Febr. van Marseille; de „Bundesrath", van Oost-Afrika naar Rot terdam en Hamburg, passeerde 9 Febr. Tarifa; de „Gedó" arriveerde 9 Febr. van Rotterdam te Batavia (23*/2 dag reis van Marseille). Dominee Brose. Het is eene gewoonte der laatste jaren, en dan nog slechts by enkele gezelschappen aangenomen, om vóór eene uitvoering de vlei* ndste en gunstigste oordeelvellingen over het gekozen tooneelwerk te doen herdrukken en alaus een staalkaart van loftuitingen by vele ingezetenen aan huis te doen bezorgen. Voorzeker een uitstekend reclamemiddel, zoo als ook oitmaal weer bleek uit de talryke opkomst van het publiek, maar toch ook eene gewoonte, die hare schaduwzyde heeft. Want daardoor wordt de grond gelegd voor tt-leurstelling. Onwillekeurig leest men al die aanprijzingen en wanneer nu iemand de bru tale eigenschap b zit v; n uit zyn tigen oogep te kykeD, dan kan het soms niet anders o de persoonlyke aanschouwing moet mincLi genot geven dan men verwacht had en het stuk moet tegenvallen. Dat nu is ook met „Dominee Brose" het geval geweest. Het van vele zyden (ongunstigo beoordeelingen worden natuurlijk niet afge drukt) bewierookte stuk is ons tegengevallen. Dat het idee niet nieuw is, doet er minder toe; L'Arronge is nu eenmaal geen man, van wien men baanbrekende werken kan ver wachten. De vraag is uitsluitend of de auteur geslaagd is in de schildering van datgene, wat hy zich voorgesteld heeft. Dominee Brose is een bejaard dorpspredikant eenvoudig, zacht, bereidwillig, zeer humaan en echt liberaal van opvatting als mensch. (Op die twee laatste woorden leg ik vollen nadruk, want terecht heeft L'Arronge alle verschil van opvatting in theologische vraag stukken en allen dogmenstrgd buiten beschou wing gelaten). Zyn zoon, Hermann, is evenzoo theoloog, proponent, zooals wg hem zouden noemen. Deze verschilt van zyn vader in zoo verre, dat hy het zgn plicht acht zich met sociologie bezig te houden en aan de politiek een werkzaam aandeel te nemen. Hermann is gouverneur by de zonen van Baron Zellen- dorf, een „agrariër", die den jongen man bewondert om zyne veelzij ige talenten en-- tevens omdat hy een geschikt werktuig in hem ziet voor politieke bemoeiingen. Vader en zoon staan scherp tegenover elkaar. De oude heer Brose is een braaf, alleszins sympathiek dorpsdominee, die zgn plicht en roeping ziet in de zelfverloochenende, toewydende vervulling van zyn ambt; Hermann beweert dat hy zyn ambt slecht zou vervullen als bg de nooden van het volk, ae kwalen der maatschappij niet trachtte te doorgronden, om dan later, door die kennis, verbetering en leniging te kunnen aanbrengen. De vader is tevreden met de 'eenvoudige taak, die hy op zich heeft genomen; hg wil in beperkten kring het goede bewerken, de zoon naar n ttgen wil hooger op. Deze tegenstelling vormt den grondslag van het stuk. Dit verschijnsel nu, hoewel alles behalve nieuw of buitengewoon, zou zeker de moeite waard zyn geweest om het tot onder werp te kiezen, wanneer de behandeling anders ware uitgevallen. Wat toch is het geval? Afgezien van intrige-voorvallen, is de „vraag", die de schryver zich gekozen heeft, niet afdoende behandeld; het stuk maakt den inuruk van een ontwerp te zyü, waaraan de meesterhand nog moet gaan arbeiden om het te voltooien. De auteur toch heeft geene party gekozen, hy laat zyne toehoorders in heb onzekere. Noch uit des vaders, noch uit Hermann's woorden is op te maken, wie van beiden volgens L'Arronge geiyk heeft; vandaar dat beiden karakters één ding ontbreekt, nl. de kracht der overtuiging. Maar ook dit zou nog te verdedigen zgn, wanneer niet de groote fout begaan ware van tegenover den braven vader een akeliger zoon te stellen. Hermann is ons volkomen on-sympathiekhet is een onbetrouwbaar, oneerlyk, intrigeerend mensch, 27) „Neen, want dan zou mevrouw Adair mij wel eenig teeken achtergelaten hebben." Harry "was al even verbaasd als de vier heeren, dat Amelia en haar vriendin zoo opeens de vlucht genomen hadden. Hy vermoedde, dat beiden tot een explicatie waren gekomen en dat mevrouw Adair Amelia had overtuigd, dat de detec tive haar slechts groveu laster had verteld. Hij wist niet wat te doen en meende reeds zich aan Granger bekend te maken, toen er iets voorviel, dat hem van dit plan deed terugkomen. Eén van de heeren, die met Granger het huis doorzocht had, vond boven op een der kamers sporen van bloed en kwam dit dadelijk beneden zeggen; allen begaven zich nu naar boven en in de haast van het oogenblik bemerkte niemand, dat zich een vijfde persoon bij hen aansloot. Eerst toen hij een kreet van verrassing uitte, merkte men zijn tegenwoordigheid op. De detective had opgemerkt, dat de sporen van bloed niet door een of ander ontzettend feit waren teweeggebracht Als een speurhond had hij het spoor gevolgd en al heel spoedig ontdekte hij een hond onder een der bedden. Hoe het arme, ge wonde dier daar gekomen was, boezemde hem geen belang in; het was hem genoeg, dat nu het raadsel opgelost was. „Wie zijt gij en waar komt gij vandaan?" werd hem gevraagd. „Ik hen een arme landlooper en soms gebruikte de dame, die hier woonde, mij voor een boodschap." Harry Park had ondertusschen goed rond gekeken en was tot de conclusie gekomen, dat de beide vrouwen wel degelijk de vlucht hadden geDomen. Hij hoorde nu ook uit Grangers eigen mond, dat deze evenmin wist waar zij heen waren gegaan. Men begaf zich nu weer naar beneden en Granger, die de zaak met dien landlooper niet vertrouwde, zeide tot hem: „Vriend, wat voert ge hier eigenlijk uit?" „Ik pas op het huis tijdens de afwezig heid der bewoonsters." Granger zag plotseling duidelijk, dat de man vermomd was, en hem een wenk gevend, ging hij hem voor naar de zijkamer. Daar gekomen sloot, hij alle blinden en liet toch de gordijnen zakicen. Zijn vrienden verbaasden zich over zijn handelwijze, doch zeiden niets. „Waar is mevrouw Adair?" xoo wendde Granger zich eensklaps tot den land looper. „Ik weet het niet." „Ge hebt uw le6 goed geleerd." „Ik heb geen les te leeren gehad." „Wie zijt gij?" Plotseling trok Granger zijn revolver en hield den loop er van tegen den slaap van den landlooper. „Is dat de manier, waarop gij den tnen- schen gewoonlijk iets vraagt?" „Gij zyt vermomd en als ge u niet dadelijk toont in uw ware gedaante, schiet ik u neer." „Als gij uw wapen laat zakken, zal ik mij ontmaskeren." „Dus bekent gij vermomd te zijn?" „Ja. Het wapen in Grangers hand ging af met een luiden knal. En toch viel Harry niet ter aarde; hij had de vingers omlaag getrokken, die den trekker omspanden, en had zoo Granger gedwongen zijn wapen af te vuren. Op het zelfde oogenblik trok hij zijn stok, dien hij j steeds by zich droeg, en gaf Granger hier zoo'n geduchten slag mede, dat deze bloedend j op den grond rolde. I Alles was zóó gauw gebeurd, dat de drie vrienden geen tijd hadden gehad er tus- schen te komen. Nu echter vielen zij op Harry aan en het duurde niet lang of allen lagen eveneens bloedend uitgestrekt op het vloerkleed. De moedige detective had alleen zijn vier vijanden verslagen. Had by even gewacht, dan was er hulp komen opdagen, doch dan was hij nu wel licht reeds doodgeschoten geweest Hij hoorde stommen en voetstappen, doch daar het geheel donker was in de kamer, moest hy eerst de deur openen, om te zien wie er waren. Hij dacht dat het schot van Granger wellicht door een eenzamen reiziger was I gehoord geworden en daarom wilde hy eens poolshoogte nemen. Zoodra hij de deur opende, drong iemand op hem aan, die hem de revolver op de borst zette. „Wie zijt gij?" „Wel, wie zijt gij?" „Zijn we bijtijds gekomen, Harry vroeg een welbekende stem, terwijl de spreker zyn revolver liet zakken. „Juist even te laat, vriendenIk heb daar even vier schurken tegen den grond ge slagen. Kom maar eens kijken." Harry Park had zich gedurende het ver loop der zaak in contact gesteld met ver scheidene andere detectives en ook nu had hy het volgende telegram naar New-York afgezonden „Alec, kom naar Nyack en breng een paar dappere lui mede. Ik ben op Vincent Place, twee mijlen afstands van de stad. Harry P." Alexander Vere, die het telegram las, begreep dadelijk wat er aan de hand was, daar zijn vriend Harry hem meermalen over de zaak-Granger gesproken had. Hij had den trein langs den oostelijken oever genomen en was met de pont overgevaren in plaats van dadelijk de andere lijn te nemen, die langs de stad Nyack liep. De detective trad de kamer weer binnen, waar de vier mannen in verzekerde be waring lagen. Hij had allen, behalve Granger, de hand boeien aangedaan; de laatste was opgestaan en op een stoel gaan zitten. „Nu, hebt ge eindelijk uw spel afge speeld?" „Dit alles heb ik Harry Park te danken." „Zoo?" „En gij durft u een man van eer noemen „Ja. „Gi] hebt mij beloofd te helpen en onder tusschen behartigt gy de belangen van een ander." „Ik heb u van het begin af iedere be taling vooruit geweigerd en in uw dienst ben ik nooit geweest." „Niet?" „Neen, ik voelde reeds dadelijk, dat gij een schurk waart en op dat idee ben ik voortgegaan en ziet, nu eindelijk heb ik u." „Heeft Amelia zich onder uw bescher ming gesteld?' „Zij zal spoedig beschermd worden door den eenigen man, die daartoe het recht heeft." „Ik zou u gaarne even alleen willen spreken," zeide Granger. Harry gaf den aanwezigen een teeken om heen te gaan. „Gij waart in dieust van Meade en van my, nietwaar?" „Neen." „Waar hebt gij Mcade het eerst ontmoet?" „Op het oogenblik, dat hij u voor een moordenaar uitmaakte; ge herinnert u dat misschien, bij de lijkkist." „Dan ben ik schaakmat gezet." „Dat zijt ge; ik hen blij, dat go zoo ver standig zijt dat in te zien." „Gij kunt nog uw fortuin maken." „Ik ben rijk genoeg, dank u." (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1