N°. 11029 Vrijdag 7 Februari. A 1896 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 6 Februari. Feuilleton. In de val geloopen. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per posti i i 1.40. Afzonderlijke Nommersi i i 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËNS Yan 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Heden had aan de Kweekschool voor Zeevaart alhier de uitreiking plaats van de zilveren medaille voor 24 jarigen eerlijken en trouwen dienst aan den by die Kweekschool gcdetacheerden bootsman A, Suter. In eene bijna geheel gevulde zaal had gisteravond de zevende der Yolksbyeen- komsten plaats, waarvoor als spreker was uitgenoodigd de heer J. Büttikofer, conser vator aan het Museum van Natuurlijke Historie alhier. Te ongeveer acht uren trad genoemde heer dan ook op. In zijn inleidend woord, waarin hij her dacht dat het nu vijf jaren geleden was, dat by voor de bezoekers der bijeenkomsten was opgetreden, om hun het een en ander van zijne reis naar Afrika te vertellen, zeide hij dat bij nu zou spreken over zijn onder zoekingstocht door het voor het grootste ge deelte aan Nederland behoorende Oost-Indisch eiland Borneo. Na eerst zijne rei6 derwaarts te hebben medegedeeld, schetste spreker de zeden en gewoonten der Dajakkers, zijne reizen en avonturen in gezelschap van een Dajaksch jager en een Europeeseh fuselier, welke laatste hem welwillend do r den gouverneur-generaal was ter beschikking gesteld, om vervolgens over te gaan tot het laten zien van eenige lichtbeelden, alle photographieën door hem- zelven hier en daar genomen, en waarvan er eenige zeer mooi te noemen waren. Ook na de pauze ging spreker op zijn onderwerp door, doch hy kon, wegens het vergevorderd uur, niet al zyne reizen mede- deelen. Ook nu kreeg men nog verscheidene lichtbeolden te zien, welke door spreker werden uitgelegd, om ze des te beter te kun nen doen begrepen, waarna hy met een kort woord van dank aan zyne toehoorders voor de betoonde belangstelling eindigde. Dat het publiek den spreker dankbaar was, getuigde het applaus, dat voor en na de pauze den spreker ten deel viel. Jammer dan ook, dat eenige jonge luitjes soms zulk een leven maakten. Dit was bepaal 1 hinderlyk, vooral voor de meer achter af zittende toehoorders. Zou dit moeten worden toegeschreven aan moedwil of aan de zaal, die niet door elke stem kan gevuld worden? Te ongeveer kwart over tienen was de byeenkomst geëindigd. De Fransche mail, met berichten uit Indië, wordt hedenavond alhier verwacht. Men 8chryft ons uit Leideruorp, d. d. 6 dezer: Hedenavond hadden in het catechisatie- lokaal alhier de aangekondigde sciopticon- voorstellingen plaats, welke door de beeron V. en F., uit Leiden, werden gegeven. De zaal was, evenals den vorigen keer, toen mej. G. optrad, flink bezet. Ook nu werd de serie lichtbeelden geopend met de vertooning van onze geliefde Vorstinnen, hetwelk den heer F. aanleiding gaf, om, na eene voorafgaande toespraak, getuigende van groote liefde voor het Vorstenhuis, voor te stellen om ook nu, gelijk het de gewoonte is by de verschyning der Koninginn n, hetzy in persoon, hetzy in afbeelding, het Volkslied aan te heffen. Aan dit voorstel werd dan ook terstond gevolg gegeven en de beide eerste coupletten daarvan werden met volle borst aangeheven. De overige lichtbeelden, waarvan het eene al fraaier en duidelyker was dan het andere, stelden voor verschillende zeeschepen, een gezicht op den vuurspuwenden berg „de Vesuvius", geschiedenissen betrekking heb bende op de verwoesting van den sterken drank en ten slotte die van „den Verloren Zoon", alles opgehelderd door boeiende toe spraken van den heer F., aan wien deze taak uitnemend bleek toevertrouwd te zyn. De vergadering, welke een christelyk karakter droeg, werd met gebed en het zingen van een psalmvers geopend en gesloten. Men schrfjft ons uit "Woubrugge: Den 4den Februari vierde te "Woubrugge de Chr. Jonge lochters-vëreeniging „het Mosterdzaadje" baar vierjarig bestaan in het kerkgebouw der Ne-. Herv. gemeente, met de daarby uitgenoodigde Geref. Jongelings-vereeniging „Timotheus". Als feestredenaar trad vooi haar op de heer Van Os, zendeling onder Israël, te Amsterdam. Hy sprak naar aanleiding van Rom. XI vs. 18a. Na de feestrede begaf men zich naar de Chr. school, alwaar de heer H. P. De Boer, hoofd dier school, een woord van inleiding sprak. Hy heette den heer Van Os en alle genoodigden hartelijk welkom. Daarna las de heer De Boer voor uit Prediker I en Prediker VII vers 2. Ook deelde hy eenige werkzaamheden mede, die in 't afgeloopen jaar verricht waren. De heer Van Os kwam daarna nog eens aan het woord en deelde zyne wonderbare ontmoetingen mede, die hy had gehad onder het volk Israëls, welke met belangstelling werden aangehoord. Evenals altyd vloog ook nu de tyd spoedig om, en na Ps. 86 vers 5 en 6 gezongen te hebben, sloot de heer Van Os met dankzegging. De heer K. A. De Groot Azn., predi kant te Houten, heeft voor de beroepiüg naar Benthuizen bedankt. Geref. Kerken. Bedankt is voor Anna- Jacobapolder (cl. Tolen) door den heer J. H. Donner, te Nieuwdorp (gom. 's Heer-Arends- kerke). By koninkiyk besluit van 5 dezer is de Commissaris der Koningin in Noord-Holland gemachtigd tot het byeenroepen van de Staten dier provincie in buitengewone vergadering op Dinsdag 18 Februari a. s., om dan aan de orde te stellen: lo. de verkiezing van een lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlyden van den heer J. Prins; 2o. het voorstel van Gedeputeerde Staten tot wijziging der begrooting van enkele provin ciale en huishoudelyke inkomsten en uitgaven voor 1866, betreffende de bydrage in de kosten van aanleg van de stoomtram Aikmaar-Pur- merend. (Sts.Ct.) HH. MM. de Koninginnen en prinses Elisabeth van Waldeck en Pyrmont woonden gisteravond het eerste gedeelte van het vyfde Diligentia-concert by in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, te 's-Gravenhage. In de gisteren gehouden openbare ver gadering van den Baad van State, Afd. voor de geschillen van Bestuur, waren drie Konink ïyke besluiten ingekomen, strekkende: lo. tot ongegrondverklaring van de reclame van den gepensionoeerden zieken-oppasser in het Militair Hospitaal te 'e Gravenbage G. M. B. Bonneke, betreffende zyne aanvrage om pensioen 2o. tot niet-ontvanksiykverklaring van: a. het beroep van de wed. L. Burger te Rotterdam tegen de uitspraak van Gedep. Staten van Zuid-Holland, waarby haar zoon Joh. Fred. Burger krachtens art. 163 der Militiewet zonder loting tot den dienst by de militie voor de lichting van 1895 is aange wezen; b. het beroep van den inspecteur van het lager onderwys in de 2de inspectie tegen het besluit van Gedep. Staten van Zuid-Holland, waarby is goedgekeurd het besluit van den Raad der gemeente Maassluis betreffende den leeftyd, waarop kinderen op de openbare school aldaar worden toegelaten, en dien, waarop zy die school moeten verlaten. Tot lid van den Raad der gemeente Woerden is by herstemming gekozen de heer I. A. P. Levenkamp, met 218stemmon. Op den heer D. Meyer werden 150 stemmen uitgebracht. Te Zaandam is eene afdeeling van den Nederl. R.-K. Volksbond opgericht. Reeds zyn meer dan 200 personen tot de afdeeling toegetreden. De heer Lignian, cipier van het huis van arrest te Roermond, is door den Minister van Justitie aangewezen, om in acht gevan genissen on -erricht te geven in het stelsel der lichaamsmetingen volgens Bertillon. Tot lid van den Raad der uemeente Vleuten is gekozen de heer Th. Klink, op wien (by herstemming) 44 stemmen waren uitgebracht. De heer A. Van Beusekom kreeg 33 stemmen. De zeemiliciena-verlofgangers van de lichting 1894 worden, blykens bericht in de Staatscourant, opgeroepen voor opkomst in werkeiyken dienst, ten einde gedurende den tyd van zes weken te worden geoefend. Die opkomst is bepaald Voor hen, die wonen of in geval van ver- blyf buitenslands, te voren het laatst ge woond het ben In de provinciën Groningen en Friesland op 18 April in de provinciën Drente, Overysel en Gel derland op 20 April; in de provinciën Utrecht, Noord-Brabant, Zeeland en Limburg op 21 April; in de provincie Noord-Holland op 22 April; in de provincie Zuid-Hollan i op 23 April. Van de veertien candi laten, die aan het surnumerairs examen (gedeelten A. en B.) der Staatsspoorwegen hebben deelgenomen, heeft slechts één voldaan, nl. de heer Rietveld te Utrecht. In de gisteren gehouden vergadering van den gemeenteraad van Delft werden be noemd tot regenten van het krankzinnigen gesticht „het St.-Joris Gasthuis" de heeren F. M. De Vries van Heyst, H. Van Santwyck, dr. Groenewegen en H. P. Bok, tot regent van het Weeshuis der Gereformeerden de heer R Witte en tot curator van het gymnasium de heeren dr. R. Sissingh en mr. J. C. Th. Heyiigers. Het verzoek van 9 werklieden-vereenigingen tot vaststelling in de bestekken van de ge meentewerken van een minimum-loon en een maximum-werktyd werd gesteld in handen eener commissie van 5 leden, de heeren Vlek, v. Woerden, Lans, Vreeburg en Byi. Het voorstel van B. en Ws. betreffende de uitgifte van het verslag der handelingen van den gemeenteraad werd goedgekeurd met 17 tegen 2 stemmen. Op het verzoek van den heer F. W. Van Geurden, om kwytschelding der korting op de aannemingssom voor den verbouw der Indische Instelling, werd gunstig beschikt. De lste luit. der inf M. J. L. Ouds hoorn, gedetacheerd by het O.-I. leger, keert in Mei hier te lande terug. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland hebben gehandhaafd de beslissing van den Militieraad in het 4de district dezer provincie, waarby de lotehng voor de lichting der militie van 1896 Berths Wessels uit de gemeente Zwyndrecht voor den dienst is aangewezen, met ongegrondverklaring van zyn beroep op broederdienst. De divisie voor buitenlandschen dienst, bestaande uit Hr. Ms. pantserschepen „Kor- tenac-r" en „Piet Hein", onder bevel van den kapitein ter zee W. J. P. Van Waning, is in den avond van den 4den dezer Dungeness gepasseerd. Aan boord was alles wèl. Door den minister van koloniën is de heer L. P. J. VermeuLn gesteld ter beschik king van den gouverneur generaal van Neder- landsch-Indië, om te worden benoemd tot leeraar in de moderne talen aan de afdeeling hoogere burgerschool van het gymnasium Willem III te Batavia. By beschikking van den minister van binnenl. zaken, is voor het tydvak van heden tot en met 31 Dec 1896, benoemd tot assis tent in de scheikunde aan de Ryks-universi- teit te Utrecht, A. W K. De" Jong. De gewone audiëntie van den minister van marine zal op Vrydag 7 dezer niet plaats hebben. Het stoomschip „Amsterdam" is 5 Febr. van Rotterdam te Nieuw York aangekomen; de „E.'am" is 5 Febr, van Rotterdam naar Nieuw York vertrokken; de „Kdser", van O.-Afrika naar Hamburg, is 31 Jan. van De- lagoabaai vertrokkende „Veendam" is 5 Febr. van Nieuw-York te Rotterdam aangekomen; de „Werkendam", van Nieuw-York naar Amsterdam, is 5 Febr. Scilly gepasseerd. Onze Schutterij wet. In een vorig nummer deelden wy mede, dat mr. Jager Gerlings zyn ontslag heeft aangevraagd als majoor-commandant der dienstdoende schuttery te Haarlem. Da heer Gerlings heeft zyne motieven kenbaar ge maakt in eene circulaire aan de officieren van zyn bataljon. In hoofdzaak geschiedde do ontslag aar.i vrage omdat onze gebrekkige schutterywet, in verband met de zich steeds wyzigende sociale toestanden, naar zyn oordeel, bet den schuttcry-officieren hoe langer ho9 meer on- mogeiyk maakt het hun onmisbare gezag over de manschappen te handhaven. En daar er in de naaste toekomst geen kans op ver betering der wet bestond, trad de heer Ger lings liever af dan zyne taak te biyven ver vullen op eene wyze, die met zyne opvatting van eene degelyke waarneming in stryd was. De voornaamste reden voor zyn aanvrage om ontslag is, schryft do heer Gerlings, „de ondermyning van het gezag door den ver anderden volksgeest en de toenemende ge vallen van insubordinatie van schutters, in uniform gekleed, doch buiten den eigenlyken dienst gepleegd, en de talryker woroende eiscben van betaling van den in dienst der scbuttery verzuimden tyd, gepaard met in vloeden van allerlei aard, waardoor het moreels overwicht van den meerdere over den mindere, wat ondanks de hoogst gebrekkige wet, asn de handhaving van orde en tucht ten goede kwam, volkomen is te loor gegaan." De „Haarl. Ct." herinnert dat cezen zomer een kapitein, toen hy een schutter eene boete had opgelegd, na afloop van de exercitie door ettelyke schutters is beleedigd. En t09n dit feit niet strafbaar bleek te zyn, heeft die kapitein zyn ontslag ingediend, zoodat er thans, medo door vertrek naar elders, vyf officiersplaatsen vacant zyn. Gisteravond vergaderden de officieren om te overleggen, wat hun gedragslyn zal zyn in de op deze wyze met redenen omkloede aanvraag om ontslag van hun commandant. Het op deze vergadering behandelde wordt voorloopig gehei n gehouden. De door dezen en genen geopperde vrees, dat eene collec tieve aanvrage om ontslag door de officieren het gevolg van den stap van den beer Gerlings zou kunnen zijn, schynt echter voorshands niet verwezenlykt te worden. Naar aanleiding van de bovenvermelde redenen, welke mr. Jager Gerling3 er toe hebben geleid zyn ontslag als majoor com mandant der Haarlemsche schuttery aan te vragen hoofdzakelijk gelegen in de ge brekkige inrichting onzer van 1827 dagteeke- nende schutterywet wordt in herinnering gebracht, dat in de 60 jaren eene (collectieve) aanvrage, als hier bedoeld, inkwam van de officieren der Utrechtsche schuttery, en wel op grond van hetgeen kort te voren te Hil versum had plaats gevonden. Aldaar was de dienstdoende schuttery onder de wapenen gekomen tot herstel van de, door fabrieksarbeiders, verstoorde orde. De kapitein commandant dier schuttery, in functie en dus in volle uniform, werd door een beschonken veld-artillerist, aan wien by eene opmerking maakte, zeer ernstig, met dad«.n beleedigd; en zoo de herinnering juist is, dan werd deze kapitein zelfs door dien artillerist tegen den grond geworpen. 21) „Ik herinner rag niet, ooit zulk een slechte daad bedreven te hebben." „(jij hebt medegeholpen om een jonge dame te schaken; mij dunkt, dat zoo iets erg genoeg is." De vrouw dacht een oogenblik na en riep toen uit: „O, ge meent zeker de jonge dame, die weggeloopen was van huis, om met haar neef te kunnen trouwen." „Misschien heeft men u die geschiedenis op de mouw gespeld, maar ik zeg u, dat de jonge dame formeel geschaakt was." „Als wij dezelfde persoon bedoelen, ver gist ge u todh." De detective noemde dag en uur en na even te hebben nagedacht, moest de vrouw bekennen, dat het zoo was. „En dien dag durfdet ge ontkennen, dat er een jonge dame aan boord was!" „Ik wist niet, dat ik daar kwaad aan deed en ik kan er op zweren, dat de jonge dame en de andere dame, die haar ver gezelde, alles vermeden om in het oog te loopen." Er klonk waarheid door in den toon harer stem en de detective, die dit ook onder scheidde, verbaasde zich in stilte over de ingewikkeldheid der zaak. ,Als gij alles naar waarheid bekent, be loof ik u, dat ik u zal helpen om uit deze netelige zaak te geraken." „Ik heb niets te verbergen." „Beschrijf mij eens het uiterlijk der jonge dame, over wie gij spreekt." „Weet gij welke hut zij had?" „Ja." De vrouw beschreef hem Amelia Lathrop, zooals Martha hem haar ook verscheidene malen beschreven had. „En beschrijf ook de dame, die bij haar was." Nu volgde een uitvoerige beschrijving der dame, die Harry in de tram gevolgd was en die hij Grangers huis had zien binnengaan. „Kwam zjj dezen morgen met de boot mede „Ja." „En gaat zij van avond weer terug?" „Dat zou ik u niet kunnen zeggen." „Bedenk, dat er een zware verdenking op u rust en beloof mij, niet aan die dame te zeggen, dat er informaties omtrent haar persoon zijn ingewonnen. Merk ik, dat ge het tóch vertelt, dan zult ge met mij te doen krijgen." „Ge kunt op mijn stilzwijgen rekenen en ik zal voortaan wel oppassen mij niet met geschaakte meisjes in te laten." „Voor uw eigen veiligheid is dat ten minste beter." De detective verliet de boot; hij vreesde nu Granger en den Italiaan niet meer; als hij maar eerst het vermiste meisje had, dan zou hij korte metten met die twee schurken maken. Eindelijk was hij dan op het rechte spoor langs een omweg kon hij nu den vijand onverhoeds van achteren aanvallen. Vroolijk neuriënd, begaf hij zich naar zijn kamers. Even vóór de stoomboot afging verscheen hij weer aan de landingsplaats. Harry Bark was een schoon man, zeer beschaafd, op en top een gentleman, zoodat hij zich in ieder gezelschap op zijn plaats gevoelde. Juist toen de laatste bel luidde, kwam de dame, die door Park achtervolgd was geworden, haastig aanloopeu. Er waren maar weinig passagiers op het dek. De dame nam een vouwstoeltje en begon een geïllustreerd tijdschrift te door bladeren toen ze toevallig de oogen opsloeg, werd ze vlak tegenover haar een deltig heer gewaar, die haar met bewonderende blikken zat op te nemen. De vrouw was van een buitengewone schoonheid en het was duidelijk zichtbaar, dat zjj niet afkeerig was van de hulde, haar bewezen door zulk een schoon, wel gemanierd man. Zij verliet het dek, doch kwam spoedig terug en begon toen bij het stoeltje, waarop zij gezeten had, op den grond te zoeken. Natuurlijk was het niet meer dan beleefd, dat de heer in haar nabijheid vroeg of zij misschien iets verloren had. De dame antwoordde dat zij haar bood schappenlijstje kwgt was, doch dat het er volstrekt niet op aan kwam, hoewel 't erg lastig was. De heer begon met een ernstig gezicht en veel vertoon van hulpvaardigheid mede te zoeken en sprak eindelijk de meening uit, dat het denkelijk over boord zou zijn gewaaid. Uit het eene woord kwam liet andere en spoedig zaten beide vreemdelingen in druk gesprek gewikkeld. Harry Park had zijn spel prachtig ge speeld en de schoone dame dacht weinig, dat de beleefde heer, die zoo opgewekt met haar praatte, haar geheel in zijn macht had. XXV. De dame had den detective medegedeeld, dat zg een weduwe was, die drie mijlen verder in de stad Nyack woonde. Zij was in New-York boodschappen gaan doen, en liet in haar gesprek doorschemeren, dat zij iemand van middelen was. Nadat zij eerst dit alles omtrent zich zelf had medegedeeld, begon zij Harry uit te hooren, en hij vertelde haar op zijn beurt, dat hij een gefortuneerd Engelsch man was, die eens iets van de wereld wilde zien. Mevrouw Adair, zooals ze zichzelf had voorgesteld, was een onderhoudende reis gezellin; in hoffelijke bewoordingen zeide zij, dat het haar genoegen deed, dat haar nieuwe kennis dacht enkele dagen te Nyack te vertoeven. Eer hij vertrok, hoopte zij, dat hij haar nog eens zou komen vaarwel zeggen. De vreemdeling wilde met genoegen hiervan gebruik maken en zegende het toeval, dat hem in kennis had gebracht met deze Amerikaansche schoone. Mevrouw Adair beschreef hem haar woning tot in de kleinste bijzonderheden weinig denkend, dat zij zoo inlichtingen verstrekte aan den man, die blijken zou haar Nemesis te zijn. Bij aankomst te Nyack hielp de detec tive de schoone vrouw in haar rijtuig, waar voor zij hem bedankte met een vriendelijk lachje. In schemerduister begaf Harry Park zich naar een afgelegen herberg en bestelde er naclitlogies. Hg wilde weder een van die treffende gedaanteverwisselingen ondergaan, waarvoor hg zoo terecht beroemd was. Dienzelfden avond ging hij op verkenning uit; hij wilde met eigen oogen zien, waar mevrouw Adair woonde Spoedig vond hij het huis, wat hem gemakkelijk viel door de aanduiding, die zij hem gegeven had. Het was een stille nacht, de maan stond helder aan den hemel en opgewekt wandelde Harry den rijweg langs. Up het kruispunt van vier wegen zag hij een sierlijke villa, waarvan de ramen verlicht waren. Spoedig bevond hij zich tegenover het front van het huis. Op een groot grasgazon, omringd door een prachtigen, schaduwrijken tuin, lag de villa, waaromheen een breede veranda liep. Hij hoorde duidelijk stemmen voor het huis; door de dikke bladerenhcg kon hij echter de menschen niet zien, die buiten zaten, doch hun stem zeide hem duidelijk, dat het vrouwen waren, en zij schenen in zeer opgeruimde stemming te zijn. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1