N°. 11026
Dinsdag 4 Februari.
A0. 1893
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 3 Februari.
Feuilleton.
In de val geloopen.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAET:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per posti i i i 1.40.
Afzonderlijke Hommerss 0.05.
PRIJS DER AD VERTEETIEN
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
De nieuwe gemeentelijke leening.
Voor een paar dagen werden wij verrast
door het voorstel van het gemeentebestuur,
om eone nieuwe groote leening te sluiten,
en nu reeds lezen wy in de courant dat het
voorstel door den Raad is aangenomen.
„Goed voorgaan doet goed volgen;" deze
spreuk werd opnieuw bevestigd. De Regeering
ging voor in de cor.versij der nationale schuld
en ons gemeentebestuur volgt, daarbij den-
zelfden weg bewandelende. Zonder discussie
of stemming, evenals in de Eerste Kamer,
werd het voorstel aangenomen; men mag
wel op pr\js stellen dat het in eene openbare
zitting gebeurde, nadat het gewoonte is ge
worden om by gewichtige zaken de deuren
der Raadszaal te sluiten Trouwens, wanneer
niet wordt gesproken noch gestemd, dan komt
dit vry wel op hetzelfde neer; ik bewonder
het heldere inzicht van onze gemeenteraads
leden, die zonder nadere opheldering of toe
lichting te vragen terstond gereed zijn om
door hunne goedkeurende stem een oordeel
uit te spreken over eene zaak zoo ingewik
keld en daarbij zoo gebrekkig toegelicht, dat
het mi) heelwat moeite kostte om zelfs na
herhaalde lezing van het voorstel den zin en
de strekking te vatten. Bij de baast, die met
de zaak werd gemaakt, was eene voorafgaande
behandeling afgesnedenook hierin werd het
voorbeeld der rijksvertegenwoordiging trouw
gevolgd; men scheen het licht te schuwen,
dat van andere zyden op de zaak kon geworpen
worden. Beide gevallen handelden trouwens
over eene beursspeculatie, en daarin kan men
niet te voorzichtig zijn een enkel onbeschei
den woord kan haar doen mislukken.
In beide gevallen zijn de rollen goed gespeeld
en werd het spel met den gewenschten uitslag
bekroond; aangezien onze Raad, in gepaste
hoogheid gezeteld, niet gewoon is te letten
op de stemmen, die uit de burgerij opgaan,
zou het trouwens weinig hebben gebaat of
vooraf bedenkingen over vorm of inhoud van
het voorstel waron gemaakt.
Intucischen acht ik mjj niet ontheven van
den plicht, om mijne belangstellende mede
burgers op de hoogte te brengen van deze
gewichtige zaak; ik behoef nu niet eens te
wachten tot het officieels verslag der zitting
is verschenen, aangezien geene discussie noch
stemming plaats had; binnen een halfuur tyds
was de zaak afgeloopen; dat hierop was ge
rekend kan men afleiden, uit de bijzonderheid,
dat de vergadering op een later uur dan ge
woonlyk was bijeengeroepen. In verband met
mijne vroegere beschouwingen (zie „L. Dag
blad" van 31 December 11.) over de conversie
der gemeente-loening (toen ik nog geen flauw
vermoeden had, dat een voorstel hiertoe in
verband met eene nieuwe leening In aantocht
wasik kreeg hiervan eerst kennis door de
aankondiging in dit blad), wensch ik alsnog
het voorstel, dat nu door een Raadsbesluit
is bekrachtigd, aan een nader onderzoek te
onderwerpen en daarvan zoowel de licht- als
de schaduwzijde aan te wijzen. Ik hoop althans
dat dit mij moge gelukken, want, gelijk ik
reeds opmerkte, kon ik alle bijzonderheden
dezer zaak niet vatten en h id hieromtrent
gaarne meer licht ontvangen ik zie echter
als alleenstaand strijder geen kans dit te
verkrijgen en kan dus slechts door vergelij
king te werk gaanuitsluitend uit het oog
punt van het gemeentebelang zal ik deze zaak
behandelen en naar mijn beste weten ont
vouwen.
Het voorstel, gelijk het ook in dit blad
werd meegedeeld, luidt om bi) bankiers eene
leeDing aan te gaan van ƒ1,069,000 tegen 3
pet. rente en een koers van 97'/,6 pet., vrij van
kosten. Deze leening strekt in de eerste plaats
tot aflossing der bestaande leeningen a 3'/2
pet. rente tot een bedrag van ƒ781,000 en
verder voor een nieuw bedrag, noodig voor
den bouw en de inrichting van het krank
zinnigengesticht op Eodegeest.
Het is nog niet lang geleden, dat de ge
meente vrij "was vaQ schuld, de eerste leening
toch werd in 1878 aangvfaan. Zy was tot
het bescheiden bedrag van 125,000, weldra
werd zij door meerdere leeningen gevolgd en
thans stijgt het bedrag der schuld tot over
het raillioen; de gemeenten schijnen hier
omtrent anders te denken dan particulieren;
wat de laatsten eene groote schande achten,
wordt als een soort van eer by de gemeenten
beschouwd, zij wedijveren althans in het aan
gaan van groote leeningen, die op de geld
markt een goed figuur maken en zeer zijn
gezocht.
De schuld onzer gemeente heeft voornamelijk
drie oorzakende Gasfabriek, de Stadszaal en
nu komt hierbij als derde in den bond het
Krankzinnigengesticht. De Gasfabriek geeft
groote voordeelen, zij betaalt met gemak rente
en aflossing en houdt jaarlijks een aanzienlijk
saldo ten voordeele der gemeentekas over.
Met de Stadszaal is het een ander geval; hare
lijdensgeschiedenis behoeft thans niet herin
nerd te worden, ik beklaag het Dagelyksch
Bestuur voor alle zorg en moeiten, die het
hiermede heeft en waarvan het einde nog
niet is te voorzien.
Van het Krankzinnigengesticht valt uit een
financiöel oogpunt nog niets te zeggen: wij
kunnen slechts het vertrouwen uitspreken, dat
het verlicht gemeentebestuur zal waken voor
eene behoorlijke inrichting, zoodat uit de op
brengst in rente en aflossing der hiervoor
aangegane schuld kan worden voorzien. Het
verdere voordeel is gelegen in het heilzame
der instelling, die ook voor de universiteit van
groot belang kan worden.
De conversie der bestaande leeningen a
S'/j pet. in eene a 3 pet. kan slechts toege
juicht werden; zij komt geheel overeen met
de door mij herhaaldelijk uitgesproken wen
schen, zy heeft niet de schaduwzijde der
conversiewet, waarover ik elders handelde,
omdat geen persoon of instelling gedwongen
wordt gelden in deze gemeenteleening te be
leggen; elke geldschieter is hier volkomen
vrjjindien hy aan de conversie geen deel
wil nemen, kan hy het geleende geld terug-
krygen en op andere meer voordeelige wyze
beleggen.
Of het echter noodig was de hulp van
bankiers in te roepen, moet ik betwyfelen;
eene vrywillige inschryving had ik liever ge
zien, in het vertrouwen, dat de burgery, voor
nameiyk het gefortuneerde deel, gaarne had
deelgenomen in eene leening ten behoeve der
gemeente, waarvan de soliditeit bcY3n ver
denking staat. Waarom die weg niet is in
geslagen, zelfs niet beproefd, blykt niet; door
de hulp van bankiers in te roepen gaat het
wel gemakkelyker, doch die heeren doen niets
zonder belooning; dat blykt ook hier, want
de koers dier nieuwe leening is lager dan
die van andere gelykstaande gemeenten (Gro
ningen, Nymegen), welke zich volgens de
pryslyst der effecten op 98 pet. handhaaft;
het Ryk leent op gelyken rentevoet tegen
den koers van 100 pet., maar wegens de
gedwongen deelneming gaat de vergelyking
niet op. De kosten kunnen gemakkelyk uit
het '/ie pet. worden voldaan, zoodat de ban
kiers wel op eene winst van 1 pet. kunnen
rekenen, op zulk eene groote leening -een
niet te versmaden voordeel. Hiertegen kan
echter geene ernstige bedenking worden ge
opperd, slechts had deze zaak wat beter
kunnen zyn toegelicht; blykbaar achtte het
gemeentebestuur het even onnoodig om de
burgers hieromtrent in te lichten als het
ryksbestuur ten opzichte der laatste conversie.
Myne voornaamte bedenking bestaat in de
aflossing der schuld; alle gebreken der voor
gaande leeningen worden by deze bestendigd.
Niet alleen komt my de periode van aflossing
in ten hoogste 67 jaren veel te lang voor
met het oog op hetgeen door het geld is of
wordt tot stand gebracht, maar ook de wyze
van aflossing, waarby slechts een minimum
is vastgesteld, acht ik zeer bedenkeiyk. Hierby
beroep ik my op den minister van financiën,
die tegenover een amendement der Tweede
Kamer, waarby ook meer vryheid in de af
lossing werd voorgesteld, de volgende woorden
sprak, die ik niet kan nalaten nogmaals aan
te halen.
„Wanneer men de eer heeft gebad eenigen tijd
„minister van fUanoiöo te rijn, dan heeft men zekero
„indrukken gekregen, en nu ie een mijner indrukken
„deze, dat wanneer eene amortisatie niet verplicht
„ie, het geval zich telkens zal voordoen dat dan om
„deze, dan om gene reden een drang wordt uitge-
„oefend om eens meerder te amortisoeren en daarom
„zon ik moenen dat de bepaling van bet amende-
„ment, indien zij in de Wet kwam, aan onze op
volgers over dertig jaar eenig# zeer onaangename
„oogenblikken en niet geringe moeilijkheden zal
„kunneQ bezorgen. Ik geloof niet dat het openen
„der gelegenheid, om nu eens ouder de pressie van
„dit, dan weder onder de pressie van dat, mindor
„te amortisoeren, het beste stelsel is en ik kan dus
„het amendement niet overnemen."
Het amendement werd verworpen en de
Kamer verkoos met den minister het stelsel
eener vaste annuïteit, waarby de aflossing
vooraf door het geheele verloop der leening
wordt bepaald en in eene vaste jaarlyksche
som rente en aflossing is begrepen.
In onze gemeente werd tot biertoe een
andere weg verkozen, herhaaldeiyk wees ik
hierop en stelde nog ODlangs de nadeelen
daarvan tegenover de voordeelen van het
eerste stelsel in het licht. Doch myne op
merkingen mochten niet baten, zy werden
naar gewoonte in den wind geslagen. By de
nieuwe leening wordt de tot hiertoe gevolgde
Wig opnieuw bewandeld, de aflossing over
eeno lange periode verdeeld en v;m het bedrag
der jaarlyksche aflossing alleen het minimum
bepaald. Ik twyfel niet of Gedeputeerde Staten
zullen dit goedkeuren, omdat zy zich ook
tegen de vorige leeningen niet hebben verzet,
maar ware onze gemeente in do provincie
Noord-Holland gelegen, dan zou dit nooit
worden goedgekeurd; nog onlangs verzetten
de Gedeputeerden dezer provincie zich tegen
de leening van Amsterdam, omdat de aflos
sing per annuïteit over 40 jaren was verdeeld
die periode vinden zy veel te lang en eischen
spoediger aflossing. Het verschil gaf aanleiding
tot een beroep op de Koningin Regentes, met
belangstelling zie ik de beslissing hierin te
gemoet. Maar wat zouden die Gedeputeerde
dan wel van de leening onzer gemeente
zeggen, waar de periode van aflossing veel
langer is en de grootte der aflossing veranderlijk
werd gestel 1? Nooit zouden zy daaraan hunne
goedkeuring schenken, maar met diepe ver
ontwaardiging het voorstel afwyzen.
Hoewel er niets meer aan te doen is,
wensch ik toch nog eene wyze van aflossing
te bespreken, die in aansluiting met myne
voorgaande beschouwingen zonder te zwaren
last op de jaarlyksche begrooting te werpen
op eenvoudiger, wyze en in veel korter periode
tot de geheele afdoening der schuld leidt.
Daartoe neem ik de som van ƒ38,143, die
op de loopende begrooting voor rente en
aflossing pryktik verhoog haar in even
redigheid van de oude en de nieuwe schuld
tot 52,230, zynde ongeveer 4.9 pet. der
schuldmet deze als annuïteit genomen, wordt
de schuld in 43 jaren afgelost. Volgens het ge
meenteraadsbesluit wordt jaarlijks ten minste
ƒ16,000 afgelost; voegt men dit bedrag by
de renten a 32,000, dan verkrygt men ƒ48,000,
zynde ongeveer 4.4 pet. der schuld; deze als
annuïteit genomen, geeft de aflossing in 45
jareD, dus is dit verschil te verwaarloozen.
Dat de periodo van aflossing volgens het
besluit van den gemeenteraad zooveel langer
is, vindt hierin zijn oorzaak, dat de rente
telkens afneemt door de aflossing, zonder dat
de laatste toeneemt.
Op zichzelf is zulk eene regeling niet af te
keuren, mits de aflossing grooter en vast
geregeld zyhet* grootste bezwaar ligt hierin,
dat van de aflossing slechts een minimum is
bepaald, zoodat wel meer mag afgelost worden,
maar niet minder, terwyi tevens is bepaald
dat wanneer in óón of meer jaren meer dan
ait bedrag wordt afgelost, dat meerdere zal
kunnen strekken in mindering van de aflos
6ing in volgende jaren. Met zulk een rekbare
bepaling zou ik my nooit kunnen vtreenigen
en verwijs hiertoe naar de boven aange
haalde woorden van den minister van finan
ciën het door hem gesprokene is in dubbele
mate op onzen Gemeenteraad toepasseiyk, zoo
als de ervaring reeds heeft geleerd. Een goede
bepaling is echter deze, dat de aflossing steeds
a pari zal geschieden, zoodat eene speculatie
op verlaagden koers is uitgeslotendeze bepa
ling zal het krediet der gemeente hoog houden.
Alles te zamen genomen, vrees ik dat wan
neer de aanstaande kieswet een nieuwen
gemeenteraad schept, deze weinig ingenomen
zal zyn met de financiëele nalatenschap van
zyn voorganger en heelwat moeite zal
hebben, om de afdoening van den schulden
last op betere grondslagen te vestigen.
Leiden, 2 Febr. 1896. Van Geer.
Door Burgemeester en Wethouders van
Leiden werd hedenmiddag ten Raadhuize
alhier in het openbaar aanbesteed: de leve
ring van een stenographisch, gedrukt verslag
van de Handelingen van den Gemeenteraad
van Leiden, met Ingekomen Stukken en
Register, over het tydvak van 15 April 1896
tot 31 December 1898.
Ingeleverd waren vier inschryvingsbiljetten
en wel van de heeren
J. J. Groen en Zn. voor ƒ1350 per jaar
en 2.75 voor elke pagina boven de te leveren
230 pagina's.
W. M Taconia Sz. voor 1450 en ƒ5 per
meerdere pagina.
Ed. IJdo voor 1466 en 7 50 per meer
dere pagina.
Gebrs. Muré voor ƒ1490 en 4 per meer
dere pagina.
De gunning is een week aangehouden.
De alhier tot arts bevordrde cand.-artc
P. Van Andel is bestemd voor off. van gez.
2de kl. by het O. I. leger.
Heden werd aan de Kweekschool voor
Zeevaart alhier op de by de zeemacht ge-
bruikelyke wyze aan den by die kweekschool
gedetacheerden matroos 1ste klasse W. Sloos
het Lombokkruis uitgereikt.
In de Zaterdagavond gehouden openbare
vergadering in het Nutsgebouw door de af-
deeling Leiden van het Algemeen Neder-
landsch Werkliedenverbond trad de heir
B. H. Heldt, lid van de Tweede Kamer, op
in plaats van den heer Valette, die door
ongesteldheid verhinderd was.
De Voorzitter der afdeeling, deheerKouw,
wees in zijn openingstoespraak er op, hoe de
minister Van Houten, de oude strijder voor
de democratische beginselen, thans in het
conservatieve kamp was verzeild en de vader
van een wetsontwerp was, geheel strydend
met zyn vroeger gepredikte leerstellingen.
Hierna bekwam de heer Heldt het woord.
Spr. behandelde de geschiedenis van het
kiesrecht, welke van het jaar 1848, sinds de
Grondwetsherziening van dat jaar, dagtaekent.
Nooit konden de politieke partyen het eens
worden, omdat men elkaar wantrouwde.
De drang der volkspartyen leidde tot de
Grondwetsherziening van 1887, waarby de
belemmerende bepalingen uit den weg ge
ruimd werden, tot eindelyk in 1892 het
ministerie Van Tien hoven de zaak met kracht
aanpakte. Het gevolg was de indiening van
het bekende ontwerp van den minister Tak
Van Poortvliet, en het verloop daarvan is
ook bekend: het optreden van een niouw
ministerie, dat uitsluitend voor de kiesrecht
regeling was aangewezen en een nieuwe kies
wet indiende. Punt voor punt werden door
18)
„Ik ben het," siste het weder vlak aan
haar oor met slangengeluid.
„Wie zijt gij?"
„Garmo."
Martha wilde schreeuwen, maar zij kon
niet. Het was haar, alsof zij plotseling met
stomheid geslagen was.
„Eén kreet en ik jaag uw mijn degen door
het lijf!" beet de Italiaan haar toe.
„Genade!" steende zy.
„Wat voerde u hier?"
„Ik zocht naar Amelia."
„Waarom gaat ge dan niet liever naar het
kerkhof?"
„Omdat Amelia daar niet is."
„Hoe weet gij dat?"
„Ik ben er zeker van."
Martha Brown was een moedige vrouw
en nu zij van den eersten schrik bekomen
was, kon zij weder kalm redeneeren.
Reeds eenige dagen lang was zij voort
durend gewapend met een revolver en zij
begreep, dat nu het uur was aangebroken,
waarop zij daar gebruik van zou kunnen
maken. Zij liet haar hand in den zak glijden,
om het wapen er ongemerkt uit te nemen,
doch de Italiaan, die de beweging had opge
merkt, voorkwam haar, door te vragen:
„Wat wilt gij doen?"
„Ik smeek n, laat mij los.".
„Op één voorwaarde zal ik u in het leven
sparen."
„En die is?"
„Dat gij eerlijk opbiecht wat enaanwien
ge uit de school hebt geklapt."
„Liever wil ik sterven dan u een woord
mededeelen."
Nogmaals trachtte de moedige vrouw de
revolver te grijpen.
Plotseling greep Garmo haar beide handen
en de polsen te zamen klemmend, gleed
hij er met een licht gerammel de ijzeren
boeien omheen.
Zij vermoedde eensklaps de volle waar
heid en werkelijk, haar toestand was niet
benijdenswaardig. Wie zou niet het ergste
vreezen, wanneer men zich in de macht van
den sluwen Italiaan bevond!
Nadat Garmo do vrouw in verzekerde
bewaring had, stak hij een licht op.
Hij was haar door de geheime gang ge
volgd, had Amelia's stem zoo natuurlijk
mogelijk nagebootst en, door de duisternis
geholpen, had hij zijn prooi gegrepen.
Hij had Martha steeds in het oog ge
houden en al haar gangen had hij nagegaan,
daar hij bijna zeker vermoedde, dat zij alles
wist omtrent den dood van George Austin.
XVIII.
De Italiaan liet een lang, scherp mes voor
haar oogen flikkeren.
„Ziet gij dit mes?" vroeg hij.
„Ik zie, dat ik mij geheel in uw macht
bevind."
„Wilt gij bekennen?"
„Eer sterf ik, dan dat ik iets zou zeggen
wat den vrienden van Amelia kan deren."
Garmo streek met het glinsterend staal
langs haar hals, doch de vrouw toonde geen
uiterlijke teekenen van angst.
Garmo, die zich teleurgesteld zag in zijn
hoop, haar een bekentenis af te persen,
geraakte buiten zichzelf van woede. Haar
heldhaftig gedrag zeide hem genoeg, dat
zij geen woord, de geheele zaak betreffende,
zou loslaten.
„Gij meendet dus, hier Amelia te vinden?"
„Ja."
„Hoe weet gij, dat zij hier is?"
„Ik weet niets."
„Laat mij u nu zeggen, dat het hier gaat
om leven of dood; ik heb geen belang bij
Alfred Grangers plannen, ik ben slechts
bedacht op mijn eigen veiligheid."
„Dan zijt gij degene, die moet bekennen."
„Wat zou ik moeten bekennen?"
„Wie George Austin vermoord heeft."
Een hevige slag van Garmo deed de
vrouw onverhoeds ter aarde vallen en op
hetzelfde oogenblik verscheen iemand, die
zich vlak voor den Italiaan plaatste: de
geest van den vermoorde, die hem nogmaals
kwam bezoeken.
„Dus in weerwil van mijn waarschuwing
zocht ge een nieuw slachtoffer?" vroeg de
verschijning.
Garmo vatte weer eenigszins moed: de
stem was geheel die van een mensch. Met
het mes in de hand deed hjj een sprong naar
de geestverschijning, doch op hetzelfde oogen
blik riep hij jammerend uit: „Ik ben blind!"
Hij sloeg beide handen voor de oogen
en trad eenige passen achteruit.
Martha Browu was intusschen weer op
gekrabbeld en, naar den gewaanden geest
gaande, wilde zij dien iets zeggen. Doch
op een wenk van hem, blies zij het licht uit.
Klaarblijkelijk vreesde zij dien bezoeker
uit de andere wereld niet.
De geest maakte haar handboeien los en
fluisterde haar in: „Volg mij."
De detective leidde Martha Brown door
de geheime gang, de trap af en naar buiten,
waar hij afscheid van haar nam. Hij was
nu overtuigd Amelia niet in de geheime
vertrekken te zullen vinden.
Garmo tastte rond in de duistere kamer;
langzamerhand scheen het licht weer in
ziju oogen terug te keeren.
Hij nam de lucifers uit zijn zak en stak
er een aan; tot zijn vreugde bemerkte hij,
dat hij weer even goed kon zien als vroeger.
Hij zag zijn lamp staan en stak die weder
op, en omzichtig rondglurend, bemerkte liy,
dat hij alleen was.
De geest en de vrouw waren heiden ver
dwenen.
Lang bleef de Italiaan in gedachten ver
zonken staan, peinzend over de reden zijner
plotselinge blindheid-
Men zou meenen, dat dit vreemde incident
Garmo zou hebben versterkt in de meening,
dat werkelijk een geest hem had bezocht,
doch de uitslag was juist het tegenover
gestelde. Hij wist, dat er een soort vlugzout
bestond, dat tijdelijke blindheid ten gevolge
had, en hij begreep eindelijk, dat hij de
dupe was geworden van een goedgeslaagde
vermomming
Hy ging de trap af naar de bibliotheek,
waar hij Granger vond.
„Wat hebt gij ontdekt?"
„Dat wij gevaarlijk spel spelen en ik ge
loof tegen den duivel in eigen persoon."
„Hoezoo?"
„Ik heb weer een bezoek gehad van den
geest."
„Waar?"
„In de geheime vertrekken boven."
„Dus de toegang is bekend?"
„Martha Brown heeft ons verraden."
„Dat heb ik van het begin af al verteld."
„We moeten ons van haar ontdoen."
„De gelegenheid is nu voorbij, zij is weg."
„Waarheen?"
„Dat weet ik niet; zij is heengegaan met
den geest."
Een lang gesprek ontspon zich tus
schen hen
„We zullen spoedig genoeg van onzen
Nemesisbevrijd zijn," zeide Granger eindelijk.
„En hoe, als ik vragen mag?"
„Mulvey heeft een samenkomst met den
geest en hij heeft de noodige schikkingen
gemaakt, dat dat bezoek het laatste zal zijn."
XIX.
Harry Park was zijn huis terug
gekeerd en hij vond er de moedige Martha
reeds op hem wachten.
De detective wilde enkele uren rust nemen,
eer hij naar het rendez-vous ging, dat hoir
wachtte. (Wordt vervolgd.)