N°. 11025 A° 1896. i§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Feuilleton. ^laandaa: 3 Februari. LEIDSC DA&BLAD. PEUS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 1-40. 0.05. PRIJS DEE ADVERTENTEBN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grooters letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseoren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. Leiden, 1 Februari. In d© vergadering der 3 October-Vereeni- ging, vrelke gisteravond in de kleine Stads- zaal gehouden vrerd, deelde de Voorzitter, de heer N. Brouwer, na opening mede dat de eere-voorzittor, onze burgemeester, gemeld had de vergadering niet te kunnen by wonen, dat de penningmeester, de heer J. Goedeljee, door ziekte veihinderd was tegenwoordig te zyn, dat de heer dr. P. H. Damsté had moeten bedanken als lid des bestuurs, wegens drukke werkzaamheden, en dat de- president van het Leidsch Studentencorps, de beer Van Limburg Stirum, als zynde als zoodanig afgetreden, daarmede ook opgehouden had lid van het bestuur der Vereemging te zijn en was op gevolgd door den heer Van der Hoeven (niet aanwezig), die 8 Februari a. s. op z(jn beurt weer zal vervangen worden door z(jn opvol ger als president van d .t Corps. De secretaris, de heer Felix Driessen, las de notulen der vorige ledenvergadering voor, welke werden goedgekeurd zonder op- of aan merking, hetgeen ook en wel met luid applaus het geval was met zijn verslag over het laatste 3-October feest, welk verslag in druk zal ver schijnen. Aan de beurt van aftreding als leden van het bestuur waren de heeren A. Corts, C. C. Tieleman en F. H. A. Driessen, terwijl tevens een opvolger gekozen moest worden van dr. P. H. Damsté. Het bestuur stelde der vergade ring de volgende dubbeltallen voor: vacature- Corts, de heeren A. Corts (38) en mr. J. C. Van der Lip (12); vacature-Tienman, de hee ren C. C Tieleman (43) en N. F. Re(jst (4); vacature-Driessen, de heeren F. H. A. Driessen (30) en P. F. Rollandet (7)vacature dr. Damsté, de heeren J. M. Helling (29) en J. "Wilhelmy Damsté (15). De getallen, achter de namen der ver schillende candidaten geplaatst, wjjzen het 8temmenaantal aau, dat elk verkreeg, 't Bleek dus dat herkozen waren de heeren Corts, Tieleman en Driessen en dat gekozen was de heer Helling. De drie eerstgenoemden namen do herbenoeming aan; den heer Helling zou van zijne benoeming worden kennis gegeven. Volgens den heer Van der Togt, die namens zijne mode-stemopnemers, de heeren C. C. Tieleman en P. H. Spijker, den uitslag dor stemming mededeelde, waren uitgebracht 48 stemmen, waarvan vier per sonen buiten de caudida.ten elk één stem bekwamen. De heer Zillesen gaf vervolgens namens do commissie van controle hare bevinding te kennen over de rekening en verantwoor ding des penn.ngmeesters, welke in de stiptste orde was bevonden en den heer Goedeljee uit dien hoofde tot eer strekte. Deze rekening en verantwoording, voorge lezen door den heer W. C. Mulder, luidde als volgt: Ontvangsten: Saldo van 1894 c 836.44s Rente van 1894 37.84 2469 Leden ad fl2469.00 124 Domteurs ad f 2.50 310.00 Vrijwillige bijdragon20.50 Dames- en Kinderkaarten D 396.50 Entrée Zomerzorg308.50 Inschrijving Feestwijzer. B 40.00 Borggeld25.00 Toelage Gemeente1000.00 /"5443.78s Uitgaven: Gebeele uitdeelingf 1231.79 Muziek560.15 Vuurwerk 350.05 Middagfeest453.60 Assurantie5.63 Gasfabriek340.98 Drukwerk259.26 Verschillende uitgaven 176.98 Advertentiën0 54.84 Militairen en Politie99.10 Loonen 297.79 Diversen12.62 Hout en Ijzerwaren2167.105 L iter bijgekomen55.70 f 6064 09s Nadeelig saldo 8 620.31 f 544378s Voor 'teerst van haar leven staat de Ver eeniging thans voor een nadeelig saldo, maar dit behoeft, naar de Voorzittter opmerkte, geen ongerustheid te geven, want de Vereeni- ging bezit voor heelwat waarde aau hout en ijzer en als de contributie-gelden inkomen, zal het nadeelig saldo wel weer gauw van de baan zijn. De Voorzitter had tevens aan 't begin der vergadering de veranderde verhouding tot de gemeente in 't licht gesteld, welke onzen lezers bekend moet zijn en dus nu geene nadere vermelding behoeft. Juist deze veran dering was de reden, dat deze vergadering, welke anders in December wordt gehouden, eerst nu kon plaats hebben. Den heer Van der Spek, te Oegstgeest, werd door den Voor zitter in 't openbaar dank gebracht voor het gratis afstaan van terrein voor een schuur tot berging van hout, enz. der Vereenigmg. Op een vraag van den heer Zillesen omtrent het aantal donateurs, deelde de Voorzitter mede dat dit achteruitgaande is, maar dat het ledenaantal altijd nog iets stijgt. Ten gevolge van het invullen van een cir culaire tot opwekking om lid te worden met de verzekering, dat hij, die dat biljet ontvan gen had en nog zeer velen met hem lid zouden worden, indien de inschrijving voor de uitdeelingen in 't vervolg niet meer des Zondags zou plaats hebben, zal het bestuur, zoo deelde de Voorzitter mede, dit jaar een proef nemen met een anderen inschrijvingsdag. Het zal daartoe nemen den Zaterdagavond. Dè.n zal echter geen gebruik kunnen gemaakt worden van de school op de slecht verlichte Van der-Werf straat, maar zal men zyn toe vlucht moeten nemen tot de Stadszaal, op de helder verlichte Breestraat. Aan die proef stelt het bestuur de voorwaarde, dat de uit deeling daarJoor niet mag verminderen, en den wensch, dat inderdaad vele leden tan ge volge daarvan zullen toetreden, opdat blyke dat men niet te doen heeft met woorden, maar met daden. Do heer R. Moquette kon niet nalaten zijne afkeuring uit te drukken over het ingezonden stuk in het „Leidsch Dagblad" van 17 Decem ber jl. omtrent de Vereenigingsbanier, waarin een verwyt tegen het bestuur der 3-October- Vereeniging werd gericht. Hij had volstrekt niets tegen den schrijver, hem onbekend, dus niets persoonlijks op het oog, mqar meende het te moeten afkeuren dat in eeri publiek blad een blaam werd geworpen op een bestuur, voor welks leden hij niets dan lof had. De Voorzitter gaf nog eenige inlicbtingen omtrent hetgeen het gebeurde met de banier betrof, haalde daarbij ook het antwoord van den heer Verster op dat stuk aan, waarop tevens do heer Moquette al gewezen had, en deelde by herhaling mede dat het bestuur nooit of te nimmer antwoordt op stukken in de courant. De vergaderingen zyn er voor om met het bestuur te spreken. Nadat de heer Moquette het bestuur de vraag nog had voorgelegd wanneer het vindt dat het weer zeer ongunstig is en dit wel naar aanleiding van op zulk ongunstig weer doelende advertenties by het jongste feest en daarnaar, volgens hem, niet overeenkomstig handelen, sloot de Voorzitter de vergadering met dank voor de opkomst en den leden der Vereeniging in overweging gevende de gedachten te laten gaan over plannen voor de feestviering van dit jaar. Donderdag avond jl. hield do Vereeniging voor Bloembollencultuur voor Katwyk en Omstreken in het logement „De Roskam" te Katwyk aan den Ryn eene algemeene ver gadering. Van de 139 leden waren 78 tegen woordig. De penningmeester deed rekening en ver antwoording over het afgeloopen boekjaar, dat met een batig saldo van f 95.685 werd afgesloten. Voor de dezen zomer te houden veilingen werden gekozen tot directeuren de heeren A. W. Alkemade, te Noorawyk, en A. De Mooy, te Rynsburg. Besloten werd den 28sten April eene veiling te houden van te veld staande bollen en op later te bepalen tydstip ook eene verkuoping te organiseeren van droog leverbaar goed. Twee nieuwe leden, de heeren N. v. d. Perk en G. De Jong, werden aangenomen, waarna de vergadering door den Voorzitter werd gesloten. Tojn werd overgegaan tot verloting van 23 aangekochte pryzen. De lste pry8, een paardentuig, 2de pry6, een hoofdstel, en 3de prys, een dekkleed, werden respoctievelyk gewonnen door W. Gesink, A. Verdoes en A. Bloot. De Jongelings-vereeniging „Pred. 12: la" te Katwyk aan den Ryn vierde Woensdag avond jl. in het kerkgebouw der Gerefor meerden aldaar naar 7 jarig bestaan. De eere voorzitter, as. Wielinga, leidde het feest. Nada* ZynEerw. eenigen tyd over Joh. 2: la ge sproken had, kwamen secretaris en penning meester aan het woord. Uit de door beiden uitgebrachte verslagen mag worden afgeleid, dat de vereeniging zich in een toenemenden bloei kan verheugen. De avonduren werden onder het hooren van voordrachten, samen spraken en het noodige tot versterking van den inwendigen mensch, door de bezoekers recht genoeglyk doorgebracht, totdat reeds ver na middernacht een ieder voldaan huiswaarts keerde. Men meldt ons uit Aalsmeer: Reeds is een drietal maanden voorbygegaan sedert het overlyden van notaris Ledeboer, en nog altyd ziet men tevergeefs uit naar de benoeming van zyn opvolger. Wat de oorzaak is van den langen duur dezer vacature, begrypt niemand. Intusschen hebben wy daaraan een zeldzaam lang tydperk zonder verkoopingen te danken Alles wacht op den nieuwen notaris, doch de Regeering schynt geen haast te hebben. Wie de gelukkige zal zyn, die hier het notarisambt verkrygt, daaromtrent ver diept meu zich in allerlei gissingen. In een adres, door honderden ingezetenen ondertee kend, werd den Minister do benoeming van den canoi laat-notaris Hanedoes verzocht, die onze gemeente en hare omgeving kent. Doch, de Minister houdt ons maar steeds aan 't lyntje en stelt ons geduld op zware proef. (fl). De Chr. Jongedcchters-Vereeniging „Het Mostaardzaadje", te Woubrugge, zal Dinsdag avond haar 4 jarig bestaan feesteiyk vieren in het kerkgebouw der Ned.-Herv. gem. aldaar. Als feestredenaar hoopt op te treden de heer Van Os, zenaeling onder Israël te Amsterdam. Na het uitspreken der rede zal men zich begeven naar de chr. school, waar de heer De Boer, hoofd der school, een inleidend woord zal spreken en de avond verder zal worden doorgebracht. Op verzoek van genoemde Vereeniging zal de Cbr. Jongelings-Vereeniging op Geref. grondslag „Timotheus" eenige voordrachten en samenspraken te hooren geven. In het schoollokaal zal een klein bedrag voor recht van toegang worden gevorderd. De lyst der stemgerechtigde ingelanden van den Vier Ambachtspolder, onder Wou- brugge, Rynzaterwoude, Ter-Aar en Ouds- hoorn, zooals deze nu is herzien, ligt ten kantore van den secretaris dezes polders te Leimuiden 14 dagen ter visie, binnen welken tyd eventueele bezwaren daartegen schrifteiyk by het bestuur kunnen worden ingebracht- De minister van financiën maakt bekend dat, aan te vangen in de eerste helft der maand April aanstaande, het in art. 2 van het koninklijk besluit van 7 Juni 1856 No. 80 bepatlde vergeiykend examen zal worden gehouden voor de betrekking van surnumerair der registratie en domeinon, waarvoor bet aantal plaatsen is vastgesteld op tien. Zy, die tot dat examen wenschen te worden toegelaten, moeten vóór of uiteriyk op 10 Maart a. s., het by art. 4 van voormeld besluit bedoelde verzoekschrift aan het departement van financiën indienen, met overlegging van de by dat artikel gevorderde stukken. Gemeenteraad van £a*senheim. Vergadering van Vrijdag-avond te halfacht. Voorzitter de heer Van den Branieier burgemeester. Tegenwoordig de heeren baron Van Heemstra en Meyne, wethouders, Charbon, I. J. Kruyff Roest en Speelman. Afwezig wegens ongesteldheid de heer Var der Bruggen. De notulen der vorige vergadering werden door den Voorzittter gelezen en door de ver gadering goedgekeurd. Daarop deelde de Voorzitter mede dat war ingekomen een adres van O. J. en E. J Speelman en H. Van Zonneveld, waarin zy te kennen geven dat het, ten einde onge lukken te voorkomen b|] de aldaar heerschende duisternis, wenschelyk is voor de woning van den tweeden onaergeteekende een lan taarn te plaatsen. De Voorzitter zeide dat, met het oog op de uitbreiding der gemeente daar ter plaatse, aan B. en Ws. vermeerdering van verlichting aldaar ook wol noodig voorkwam, zoodat zy op het verzoek gunstig adviseerden. Een der- geiyk verzoek van een anderen ingezetene was onlangs eveneens toegestaan. Zonder stemming werd ook op het nu ingekomen adres gunstig beschikt. Daarna kwam aan de orde de vervulling der betrekking van den gemeente-secretaris, den heer Römelingb, benoemd tot burge meester te Zweeloo en die hier tevens ont vanger was. De Voorzitter deelde mede dat het B. en Ws. in hunne jongste vergadering wensche lyk was voorgekomen om de beide tot nog toe vereenigde betrekkingen nu te scheiden en dus èn een secretaris èn een ontvanger te be noemen, hetgeen zou strekken tot een betere contrële van ieders werkkring. Het aantal sollicitanten voor de gecombineerde of elke afzondtriyke betrekking was vry groot, nl. 41. De heer Kruyff zeide dat, ofschoon hy tegen deze nieuwe regeling zelve geen bezwaar had, by het echter toch betreurde dat de Raad niet vooraf erkend was geworden, door deze verdeeling van werkzaamheden niet vooraf te doen bespreken. De Voorzitter meende dat de heer Kruyff de zaak verkeerd inzag. Het betreft hier toch slechts een voorsteldat B. en Ws. nu doen, waarop de Raad heeft te beslissen. De heer Kruyff bleef niettemin by zyne meening dat de Raad voor die wyziging éérst gehoord had moeten worden, waartoe hy een afzonderlyke vergadering wenschelyk had geacht. De Voorzitter was dit niet met hem eens en kon bovendion verzekeren, dat B. en Ws. hadden gehandeld zooals de wet hun het recht geeft. B. en Ws. hadden dan voor beide betrek kingen de volgende voordrachten opgemaakt: lo. Voor gemeente-secretaris de heeren mr. D. A. Van Eek, volontair ter secretarie te Voorschoten, die de betrekking reeds sedert een maand tot tevredenheid van het Dage- lyksch Bestuur had waargenomen, en J. C. Van Styrum, te Weesperkarspel. Iii de val geluopeu. 14) „Als dat waar is, moet Austin liier nog in liuis zijn, en dan moeten we liem belet ten, hier levend vandaan te komen. Nu is hij nog duizendmaal gevaarlijker voor ons." „Gij hebt een fijne lucht, ga gij hem zoeken, net als de kat de muis," spotte de Italiaan. „Dat zal ik zeker." Onhoorbaar verliet Garmo de bibliotheek. Granger, die achtergebleven was, werd nu opgeschrikt door het geluid als van vechtende menschen, vermengd met vloeken en luid uitgesproken verwenscbingen. Hij greep de lamp en begaf zich iu de gang, waar hij twee mannen op den grond zag liggen worstelen. De een had den ander bij de keel vast en diens gelaat was met bloed bevlekt, terwijl de oogen hem ver uit het hoofd puilden. Granger zag dadelijk, dat het Garmo was. Hij maakte een beweging om zijn vriend ter hulpe te komen, doch bedacht zich. Een wreede, koude uitdrukking kwam over zijn gelaat. Hij begreep eensklaps, dat dit een goede gelegenheid was om zich van den Italiaan te ontdoen, die zoo menig gruwelijk geheim van hem wist. Wat kon in dat geval ver standiger zijn dan hem voor zijn oogen te :.ten vermoorden? In de opgewondenheid van het oogenblik herkende hij den man niet en natuurlijk meende hij, dat het George Austin was. Een prachtige gelegenheid om van beide vijanden af te komen. De man, die bezig was Garmo te smoren, zag bij het schijnsel der lamp, die Granger in de hand had, wien hij eigenlijk in zijn ijzeren greep geklemd hield. Vol verbazing riep hij uit: „Garmo!" Hij hielp zijn slachtoffer overeind en keerde zich toen naar den eigenaar van het huis. „Mulvey, zijt gij het?" riep Granger, op denzelfden toon van verbazing, waarop de ander „Garmo!" had uitgeroepen. „Wat heeit dit alles te beteekenen?" vroeg Granger. „Ik weet het niet," antwoordde Mulvey; „er schijnt hier een misverstand te zijn." De Italiaan was nu genoeg bekomen om te kunnen uitbrengen„Dat geloof ik ook." „Hoe kwam het toch?"-vroeg Granger. „Ik kwam in donker door de gang, toen iemand mij plotseling aanviel," zeide Mulvey „Ik dacht, dat hij George Austin was," bracht de Italiaan hijgend uit. „Komt in de bibliotheek en laten wij deze zonderlinge gebeurtenis daar bespreken," zeide Granger, den beide anderen voor gaande. „Ik hoop, dat mij de zaak nu eindelijk opgehelderd zal worden," zeide Mulvey en er werd een valsche trek zichtbaar op zijn gelaat. Er was een verdenking bij hem gerezen en wel deze, dat de beide samen zweerders na den klerk ook den patroon van kant wilden maken. „Ik hield u voor den geest," zeide Garmo. „Wiens geest?" „Van George Austin." „Kom, kom, wat een onzineen man is er niet op uit, een geest te doorsteken." Granger helderde nu de geheide zaak op door het voorgevalleno mede te deelen. „Dus is hij hier geweest?" „Ja." „Hoe lang is dat geledon?" „Vijf minuten, eer gij binnenkwaamt." „En meendet gij een geestverschijning te zien?" „Eerst wel, later niet meer," „Nu, we hadden beiden dood kunnen zijn." „Ik waande mijzelf reeds verloren." „En als ik niet was opgedaagd als een reddende engel, waart gij er nu al om koud geweest," merkte Granger op. „Austin heeft mij ook een bezoek ge bracht," zeide de rechtsgeleerde. „Wanneer „Van avond vroeg. Ik dacht, dat de man goed en wel dood was." „De man, dien gij naar het kerkhof ge zonden hebt, is dood," antwoordde Granger. „Ik heb Austin naar het kerkhof ge zonden." „Zou hij dan wellicht een ander in zijn plaats hebben gestuurd?" „Ik kan het niet zeggen; er ie in deze zaak iets zeer geheimzinnigs." „Het is nu in ieder geval gebleken, dat Austin niet dood is," merkte Granger op. „Helaas!" „Als Garmo mij niet had tegengehouden, lag hij nu reeds dood." „Het is gevaarlijk genoeg," meende Mulvey. „We hebben ons van hem zien te ontdoen." „Maar hoe?" „Ja, eerst dient het raadsel opgelost." „Hoe?" „We moeten naar de Morgue gaan." „Met welk doel?" „Om daar het slachtoffer van Garmo's degen te zien." De drie mannen spraken nu af, zich den volgenden morgen te zamen naar de Morgue te begeven. Garmo echter trok zich tegen den bepaal den tijd terug, hij durfde zich niet wagen in de tegenwoordigheid van don doode, dien hij zelf had omgebracht. De twee mannen traden binnen juist toen men het lijk wilde vervoeren naar Potters- Field, waar het begraven zou worden. Zij stonden als aan den grond genageld, toen daar voor hun oogen het lijk van George Austin op de kille sleenen rustte. Granger keek Mulvey aan en deze gaf hem zijn blik terug. Het raadsel werd hoe langer hoe minder oplosbaar; hoe zouden zij nog ooit de werkelijke toedracht der zaak ont dekken „Het is Austin," zeide Granger eindelijk. „Het is zijn lijk," bevestigde Mulvey. Zij bekeken het gelaat nauwkeurig en ook de kleeding; aan twijfel viel niet meer te denken. Zij verlieten het gebouw en buiten ge komen, merkte Granger op, dat dit een geduchte streep door zijn rekening was. „Ik vind in het vreemde van het geval iets beangstigends," zeide Garmo. „Had ik den man niet zelf in mijn eigen huis gezien, dan kon ik denken, dat gij en Garmo aan gezichtsbedrog hadt geleden," zeide Mulvey. „Gelooft gij, dat het een geestverschijning was „Ja, en dat vind ik gelukkig." „Hoezoo?" „Wel, een geest zal voor de rechtbank niet tegen ons getuigen." „Dat zou ik nog niet durven beweren." „Verdenkt gij iemand?" „Ik denk, dat de Austin, die zich aan ons vertoond heeft, een kunstige imitatie is van het origineel." „Daarvoor was de gelijkenis te treffend." „Van avond zullen we het zeker weten." „Van avond?" „Ja, want ik heb den geest bij mjj be steld," antwoordde de rechtsgeleerde. XVI. „Hebt gij den geest besteld?" herhaalde Alfred Granger, Mulvey verbaasd aanstarend. „Ja." „En is bet u genoeg, wanneer ge weet, dat het slechts een streek is, die u wordt gespeeld?" Wordt vervol-gd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 9