N°. 11023 Vrijdag 31 .Januari. An 1898 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Ticeeile Blad. Leiden, 30 Januari. Feuilleton. In de val geloopen. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post 5 f 1-40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassoeren buiten de stad wordt f 0.06 berekend. Officieel© Kennisgevingen. Samenstelling der Kiezerslijsten* De Voorzitter vaa den Gemeenteraad vau Leulen; Gezien art. 7, al. 2, der Wet van 4 Juli 1850 jStbl. No. 37), zooala die ie gewijzigd bij art. VII der additioneele artikelen van de Grondwet; Noodigt de mannelijke inwouers der gemeente Dit om: lo. Zoo zij In een andero gemeente over hot laatetverloopen dienstjaar, derhalve over 1884/95, in de pei8oooele belasting ter zake van hunne woning paar eone hoogero huurwaarde dan die, welke vol gens art. 1 lett. a en b, van do wet van 24 April 0.843 (Stbl. No. 15) aanspraak geeft op vermiudering tot eou dorde of twee derde gedeelien der belas ting naar de drie eerste grondslagen, of zoo zjj in de grondbelasting in eene andero gemeente of in tneer gemeenten te zamen over het dienstjaar 1895 tot een bedrag van ten minste 10 zijn augeslageD, daarvan door overlegging der voor voldaan getee- kende aanslagbiljetten vóór den 15Uen Februari e. k. tor Secretarie dozer gomeente te doen blyueo. 2o. zoo zjj, hoofden van gezinnen of alleen wo- qendo personen zjjode, van den inwooouden eigenaar of eersten huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van een woonhu s, waarvan de huurwaarde voor do personeele belasting ten minsts op het dubbelo (en alzoo ten minste op ƒ140) ia gesteld van bet laagste in d<ze ge een te voor den vollen aanslag vereischte bedrag sedert den I5den Mei 11. een gedeelte in buur hebben en bewonen, waarvoor goen afzonderlijke aanslag in de persoDeole belasting geschiedt, maar waarvan de belastbare bnurwaaide, 'VDgestoffeerd, in verhouding tot de belastbare huur waarde van bet woonl.uis of afgezonderd gedeelte Tan het woonhuis geschat, bet sub a van art. 1 der gewijzigde kieswet bedoeld bedrag van den vollen ianslag (voor Leiden 70) bereikt, eB zoo zij tlzoo kiachtens al. o van art. 1 der gewijzigde tieawet aanspraak meenen te mogen maken om op 4e kiezerslijsten te worden geplaatst, daarvan aan gifte te doen tor Secretarie dezer gomeente vóór den löden Februari a. s. 3o zoo zij als mode-eigenaars van onroerend goed krachtens art. 7 al. 4 der gewijzigde kieswet boven genoemd aanspraak meenen te kunnen maken om geplaatst te worden op de kiezerslijstc*, daarvan evtnems vóór den 15den Februari s. b. ter Secre tarie aangifte te coen. Do aangifteD, bodoold onder 2o. en 8o., moeten godaan worden volwees het bij Eon. besluit van 28 Novembor 1887 (Stbl. No. 211) daarvoor vastgestelde model, waarvan de formulieren aan de Secretarie kosteloos verkrijgbaar ajjo. Leiden, De Voorzitter voornoemd, 24 Januari 1896. F. WAS. Met het oog op het morgenavond, Vrij dag, in den foyer der Stadszaal alhier door dezelfde drie personen te geven concert, nemen we hier over wat de „Deventer Crt." zegt omtrent het aldaar door hen gegeven concert „Mej. Anna Blaauw heeft den goeden indruk, dien zij onlangs bij haar optreden op ons gemaakt heeft, door dit concert ton zeerste versterkt. Meer nog dan toen waren wij than6 in de gelegenheid haar zuiveren zang, hare innig gevoelde voordracht en haar innemend geluid te bewonderen. De voordracht van alle negen nummers maakte het ons merkbaar, dat deze zangeres in de eerste plaats de poëzie des dichters in zich opneemt, vervol gens bestudeert, op wat wijze de componist diens gevoelens in tonen vertolkt, om ten slotte met haar aangenaam orgaan, dat haar gewoonlijk gewillig ten dienste staat, terug te geven, wat dichter en componist te zamen hebben willen uitdrukken. De heeren Van Groningen en Rijken heb ben wèl gedaan hun meesterlijk spel door den heerlijken zang van mej. Blaauw te doen afwisselen. Het is nu eenmaal niet anders: het aantal van hen, die goede piano muziek kunnen waardeeren en daardoor geDieten, blijft altijd klein; goed zingen is verstaan baarder, begrijpelijker voor velen. Diegenen, die het klavier met meer of minder succes bespelon, hebben Woensdag-avond aan dit voortreffelijk piaDistenpaar kunnen zien, tot welk eene hoogte men het op dit instrument brengen kan. Reusachtige vingervaardigheid, ferme aanslag en warme voordracht kenmerk ten alle nummers, niet het minst nummer drie en zeven. De beide kunstenaars begrepen elkander volkomen, noodzakelijke voorwaarde voor goed samenspel." De heer J. Boot, wlen te Woubrugge vergunning geweigerd werd tot het maken van eene timmerwerf voor den bouw vau ijzeren schepen, heeft thans onder Oudshoorn, in de onmiddellijke nabijheid van eerstge noemde gemeente, eene zoodanige inrichting daargesteld, waartoe hy bereids van Burg. en Weths. van Oudshoorn toestemming kreeg. Roeds is er de kiel gulegd voor een ijzeren paviljoenscheepje, groot 40 ton, voor rekening van den heer H. Nieuwpoort, te Woerden. Den heer Boot zij met zijne nieuwe onder neming veel succes gewenscht, en mede in het belang van zijne werklieden is het te hopen, dat deze eersteling spoedig door tal van anderen gevolgd zal worden. De gemeenteraad van Warmond heeft benoemd met algemeene stemmen tot nacht wacht Pieter Adrianus Van der Kind, gepen- sionneerd militair, wonende te Winsen, by Nijmegen. Er werd besloten tot betaling uit de onvoor ziene uitgaven 1895 van een bedrag ad ƒ1 wegens door de gemeente verschuldigde erf pacht. H. M. de Koningin-Regentes heeft aan het hoofdbestuur van den Nederlandscben Vredebond namens de Koninginnen dank dosn betuigen voor de aanbieding van het Jaarboek van den Bond, dat met belangstelling was ontvangen. Het bericht in een der provinciale bladen, dat ernstig sprake ia, dat de Koninginnen de zilveren bruiloft van prins en prinses Von Wied, in Juli a. szouden gaan bywoneD, wordt ten stelligste tegengesproken. Er is van zoodanig voornemen geen sprake. De Koningin-Regentes met prinses Eliza beth van Waldeck-Pyrmont vereerden gister avond de eerste soirée dansante in dit sei zoen van de sociëteit „Casino" te 's-Graven- hage met hare tegenwoordigheid. De vestibule, balzaal en receptiesalon van het „Hotel den Ouden Doelen" waren, nog meer dan voor andere dergelyke gelegenheden, smaakvol met groen, bloemen en draperieën versierd. In de balzaal bevond zich een troonhemel van wuivende palmen, waaronder zetels voor de Regentes en haar gast. Daar tegenover verhief zich een breed opgaand middenstuk van uitheemsche planten, waarachter een orkest dansmuziek uitvoerde. Prachtvol elec- trisch verlicht, maakte het geheel een schitte renden indruk. Te ongeveer tien uren stapte de Regentes met hare zuster aan den Doelen af, begroet door jhr. mr. W. Röell en J. baron Van Pal- landt, feestcommissarissen. In de vestibule werden de hooge bezoeksters ontvangen door luitenant-generaal Dumonceau, graaf Van Lim burg Stirum, kamerheer, en baron G. L. M. Taets van Amerongen, buitengewoon kamer heer. De Regentes droeg een avondtoilet van donker-paars fluweel. De Prinses was in bal toilet van wit satyn. Tot de bezoekers behoorden de minister van marine, de meeste gezanten en byna alle leden der hofhouding, vele hooggeplaatste officieren, de meesten met hunne dames in prachtige baltoiletten. Prinses Elizabeth opende het bal met jhr. W. Röell; de Regentes verliet tegen midder nacht de party. De Prinses bleef aan het souper deelnemen. Do examens tor verkryging der akte van bekwaamheid als onderwyzer of onder- wyzeres en ter verkryging der akte van be kwaamheid, bedoeld in art. 65bis der wet tot regeling van het lager onderwys, tot het geven van huis- en schoolonderwys in de vrye en orde-oefeningen der gymnastiek, zullen dit jaar aanvangen 1 April, die der vrye en orde-oefeningen der gymnastiek op een nader te bepalen dag in October. Naar aanleiding van den wensch om de Ryk8kweekschool voor Onderwyzeressen te Apeldoorn gevestigd te krygen, begaf de burgemeester zich ter audiëntie by den minister van binnenlandscbe zaken. De minister deelde den burgemeester mede, geen voorkeur voor eenige plaats te hebben, doch zich te zullen neerleggen by de uitspraak in deze van de commissie van inspecteurs van het lager onderwys, daartoo door Z. E. aan gewezen. Het hoofdbestuur der Confessioneele Vereeniging heeft, volgens opdraoht der alge meene vergadering, den heer Weeda, hoofd der christ. school te Domburg, eervol als zoodanig ontslagen. De genoemde school is gesticht door de Conf. Ver., terwyi de kor keraad der Ned.-Herv. gem. te Domburg daar over als plaatselijke schoolcommissie toezicht heeft. De heer Weeda is lid der Geref. Kerk, en de algemeene vergadering vond het eene „wanverhouding", dat een lid der Ger. Kerk hoofd was van een school, die onder toezicht staat van de Ned. Herv. gem. Het ontslag gaat in met 1 Augustus a. s. By koninkiyk besluit zyn benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw, de heeren mr. J. A. N. Travagliuo, mr. A. F. K. Hartogh, G. H. .Hintzen, leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, mr. J. G. S. Bevers, oud-lid dier Kamer, en de gepensionneerde Oost-Indiscbo hoofdambte naar S. L. Huizor, oud-hoofdingenieur, chef der afdeeling stoomwezen van het departe ment der burgerlijke openbare werken in Nederland8ch-Indië. De Eerste Kamer komt aanstaanden Maandag te halfdrie des namidddags byeen. Uit het jaarboekje voor 1896 van den „Gereformeerden Jongelingsbond", samenge steld door de heeren Jb. Van Oversteeg en Joh. Boersma, biykt, dat deze bond 251 aan gesloten vereenigingen telt met 5129 leden. Dr. B. Van Meer, predikant by de Ned.- Herv. gemeente te Utrecht, is beroepen te Amsterdam. De ministor van marine brengt ter kennis van belanghebbenden dat aan het dit jaar te houden examen voor leerling-machinist by de Koninklijke Nederlandsche zeemacht ook mogen deelnemen de jongelingen, die tusschen 1 Januari en 1 Juli 1896 hun achttiende levens jaar hebben bereikt. Sedert twee jaar heeft goen examen voor commiezen by de belasting plaats gehad, en het getal vacante plaatsen is nog zoo gering, dat er in 1896 wellicht ook geen examen zal plaats hebben. Om den omslag, aan een examen verbonden, te vermyden, zou men de vacante plaatsen voorloopig bezetten door overplaatsing van commiezen te water. Intus- schen wordt het getal pesonen, die aan een examen voor commies willen deelnemen, op meer dan 500 geschat. Verboden toegang. Wy lezen in het Voorloopige Verslag der Eerste Kamer over hoofdstuk V der Staats- begrooting: „Ter sprake kwam het aan Hare Majesteit de Koningin-Regentes onder dagteekening van 31 Januari 1894 geriebto verzoekschrift van de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Vereeni ging. Daarin vrord eene wyziging gevraagd van het Koninkiyk besluit van 30 Juli 1886 (Staatsblad No. 125), opdat de toegang van Zuid-Afrikanen tot onze universiteiten zoo min mogeiyk worde belemmerd. Met leed wezen hadden onderscheidene leden kennis genomen van de afwyzende beschikking van 30 Augustus 1894. Het gevolg is, dat de Zuid-Afrikaansche jongelingen naar Schotland, Engeland en Duitschland worden gedreven en voor verreweg het grootste gedoelte onze universiteiten moeten voorbygaan. In Januari 1894 werd ook door den heer Beelaerts van Blokland, minister-resident der Zuid-Afrikaansche Republiek, onder over legging van het leerplan van het gymnasium te Pretoria en andere bescheiden, aan onze Regeering het verzoek ge laan aan de jongelieden, die het eind examen aan dat gymnasium hebben afgelegd, de bevoegdheid te geven tot het afleggen van onze universitaire examens. Eene uitbreiding van het Koninkiyk besluit van 30 Juli 1886 (Staatsblad No. 125) ware daartoe noodig. Gaarne vernam men, of omtrent dit verzoek reeds eene beschikking is gegeven, en zoo ja, hoe die luidt." Wanneer er één middel is om de relatiën tusschen Transvaal en Nederland nauwer aan te knoopen, om het behoud der Nederland sche taal in Transvaal te bevorderen en Transvaal te sterken tegen inwenuige Engel- sche invloeden, dan is het voorzeker het be zoek door Transvaalsche jongelieden van Nederlandsche universiteiten. Maar de Nederlandsche regeering, die geene gelukwenschen zond aan de Zuid-Afrikaarsche Republiek, houdt de Nederlandsche universi teiten voor de leerlingen van het gymnasium te Pretoria gesloten. Zy laat toe aan onze universiteiten her, die een „examen hebben afgelegd aan de Ergel- sche Cape Town University. Zij weert hen, die voorbereidend hooger onderwys genoten in Transvaal. Het bezoek onzer universiteiten is niet ver boden men versta ons wel! maar Trans valers mogen er geen examens afleggen. Dat komt practisch voor hen op sluiting onzer universiteiten neer. Ons komt het voor, dat het thans, zoo ooit, het psychologische moment is, om dat bord met „verboden toegang" weg t» hangen. (U. D.) Wederinvoering der doodstraf. Er komen thans meerdere byzonderhed«i over het „Nationaal Yolkspetitionnement tot wederinvoering der doodstraf." De Rotter damscbe commissie, die daartoe het initiatief nam, blykt te bestaan uit de heeren T Scbravesande Jr., voorzitter; D. J. Hekkerf, secretaris; A. Smits, penningmeester; H J. G. Malade, S. Riet en C. Kralt. Deze commissie heeft thans uitnoodigingen rondgezonden om plaatsing der namen van mannelyke landgenooten op lysten, die'ter teekening liggen of aangeboden worden. Ter toelichting van het streven is de volgeDde circulaire verspreid: Het mag ongetwyfeld als een opmerk- lyk teeken beschouwd worden, dat in de laatste tijden het vraagstuk, betreffende de wenschn lykheid van de wederinvoering van de dood straf, groote belangstelling heeft gevonden Tot in de Tweede Kamer der Staten-Generasl toe is over dit onderwerp wederom van ge dachten gewisseld, en het was de inhoud van menig particulier gesprek, alsook van de verschillende dagbladartikelen. Daar was dan ook alle aanleiding toe: de vele berichten van gruwelyke moordaanslagen trokken alle aandacht en men betreurde het niet alleen, dat zoo vaak de dader niet ge vonden kon worden, maar bovendien, dat de straf in de verste verte niet in overeen stemming kan zyn met de zwaarte der misdaad. Koelbloedig zyn naaste te vermoorden, is een misdryf, zóó ontzettend, dat het rechts gevoel van ons volk er vanzelf tegen opkomt, dat men zulk een moordenaar niet genoeg zaam straft, door hem voor kortoren of langeren tyd ia de gevangenis te zetten. Ook zy, die niet aan den Bybel den grond ontleenen, waarop aanj de justitie het recht van de doodstraf behoort te worden toege kend, houden met nadruk vol, dat de eerbied voor het recht en de veiligheid der maat- scbappy daardoor ten zeerste zouden worden gebaat. Er worden dan ook pogingen in het werk gesteld om een adres tot wederinvoering van de doodstraf aan de Tweede Kamer in te dienen, en dit te doen onderteokenon door allen, die, om welke redenen dan ook, zulks noodig, nuttig of wenscheiyk achten. 9) „Ja, ik heb u reeds verteld, dat ik meer malen mijn leven waagde om Garmo en Allred Granger te beluisteren." „Ja." „Welnu, vandaag hoorde ik hen woorden spreken, die mij met ontzetting vervulden.1 X. „En wat hoordet gij dan?" „Granger en zijn schaduw twistten samen." „lloe weet gij dat?" „Ik luisterde aan do deur der bibliotheek, op gevaar af van mijn leven er bij in te schieten. Hadden zij mij ontdekt, dan ware ik ook onmiddellijk geworgd." „En wat spraken zij?" „Zij twistten over u." „Over mij?" „Ja, de Italiaan verklaarde zich tegen uw inmenging in de zaak." „Maar wat beeft dit nu te maken met de identiteit van de doode?" „Dat zal ik u dadelijk ophelderen. Garmo wil den jongen Meade ombrengen." „Wat is er van hem geworden?" „Ik heb hem na de begrafenis niet meer gezien." „Gelooft hij ook, dat Amelia niet dood is?" „Hij wil den moordenaar aan de kaak stellen en uit hun spreken maakte ik op, dat Meade een lijkschouwing wil aanvragen." „En daarom wenschte Garmo hem te vermoorden?" „Juist, doch Granger zeide, dat Meade gerust zijn gang kon gaan, want dat de eigen moeder van het meisje niet meer zou kunnen zeggen of het haar dochter was." Harry Park merkte met genoegen, dat de zaken liepen zooals hij vermoed had. „Weet gij, waar Meade to vinden is?" „Neen, want hij woont in het Zuiden en is misschien reeds daarheen teruggekeerd." „Als hij op een lijkschouwing aandringt, zeker niet." „Ik weet niets met zekerheid; vergezel mij liever naar de graftombe." Op dit oogonblik werd er aan de deur getikt. Met een plotselinge ingeving zeide Park haastig tot Martha: „Doe uw voile neer en als dit Meade is, ga dan heen en kom niet binnen, eer ik u roep." „Binnen!" riep de detective en een man kwam de kamer in. Harry Park herkende dadelijk den schoo- nen jongen man, dien hij op de begrafenis had gezien. Martha Brown begaf zich buiten het vertrek. „Wie was dat?" vroeg Meade. „Zeg mij eerst, wie gjj zelf zijt." „Herkent ge mij dan niet?" „Heb ik u dan ooit meer gezien?" „Ik weet, dat detectives niet mededeelzaam mogen zijn, doch laat mij u zeggen, dat gij de man zijt, dien ik vermomd heb ge zien in het sterfhuis van Alfred Granger. Hadt gij mij niet tegengehouden, dan waren de zaken anders geloopen." „Gij zijt dus James R. Meade?" „Ja. „En wat verschaft mij de eer van uw bezoek?" „Ik informeerde naar een knndig, ecrljjk detective en men noemde mij uw naam. Ik herkende u, zoodra ik u zag, voor den vermomden grijsaard, dien ik op de be grafenis ontmoette." „En wat komt ge hier doen?" „Zijt ge wellicht reeds in deze zaak?" „In welke zaak?" „Ik zeg u, dat Alfred Granger een moor denaar is." „Ik zal oprecht met u spreken, jonge man; Alfred Granger heeft mij opgedragen, den moordenaar van Amelia Lathrop uit te vinden." „Inderdaad? Dan behoeft ge niet ver te zoeken, want hij zelf is de misdadiger." „Van die meening ben ik ook geweest, doch de laatste gebeurtenissen hebben mij eenigszins van opinie doen veranderen." „Dan moet hij u zand in de oogen ge strooid hebben! Verlaat zijn dienst en be hartig mijn belangen; ik zal u helpen den moordenaar op te sporen." „Mijnheer Meade, ik ben reeds in uw dienst." „Ik begrijp u niet." „Voor het oogenblik mag ik nog niet duidelijker spreken, doch ge kunt er op aan, dat ik den waren schuldige op het spoor ben, en die zal zijn gerechte straf niet ontloopen!" „Ik wil u gaarne hierin helpenmij dunkt, het eerste, wat wij doen moeten, is over te gaan tot een lijkschouwing, hoewel ik daar iets zeer stuitends voor mijn gevoel in vind." „Dan reken ik mij gelukkig u te kunnen verzekeren, dat dit bepaald onnoodig is." „Hebt gij dan reeds volkomen zekerheid?" „Ik ben op weg om die te verkrijgen, doch ik moet u, in uw eigen belang en in dat der zaak, die wij behartigen, verzoeken alles aan mij over te laten. En praat er vooral niet over met anderen." „Waarom niet?" „Omdat uw leven bedreigd wordt." En door wie?" „Door de moordenaars van uw nicht." „Hen vrees ik niet." „Beloof mij, u tot morgenochtend ver borgen te houden en dan zal ik u een ont dekking mededeelen, zoo ongelooflijk, zoo grenzenloos gemeen, dat die wetenschap uw geheele plan in duigen zal doen vallen." „Kunt ge me nu reeds niet iets er van mededeelen?" „Onmogelijk, en daarbij ontbreekt mij nu ook de tijd; morgenochtend, zooals ik u gezegd heb." De jonge man nam afscheid en toen hij vertrokken was, riep Harry Martha Brown binnen. Haastig begonnen zij nu toebereid selen te maken voor hun tweeden tocht naar het kerkhof. Zij vonden den toegang ge sloten, een bewijs, dat iemand hier was geweest na hun laatste bezoek. De detective slaagde er na geringe moeite in de deur te openen en beiden traden binnen. Nogmaals schroefde hij het deksel los on Martha Brown wierp een onderzoekenden blik op het lijk. Na eenige oogenblikken riep zij uit: „Dit is niet het lichaam van Amelia Lathrop; ik ben zeker met blindheid geslagen geweest." Plotseling zag de detective weder voor zich de weerkaatsing van het schoone meisjes gelaat in den spiegel bij de kajuitstrap, aan boord der stoomboot. XI. „Zijt gij er zeker van vroeg Harry Park. „Ik zou er op durven zweren." „Maar welk bewijs kunt gij aanbrengen?" „Ik heb u reeds medegedeeld, dat het kind mij een uur na de geboorte door de moeder in mijn armen werd gelegd. Toen reeds had het enkele vlekjes, die zij nog had den dag, voordat men haar het vergif te drinken gaf; nu moet ik die kleine herkenuiugsteekeng ook nog kunnen vinden. Geloof mij, dit is niet het lijk van Amelia Lathrop." Martha Brown bukte zich over het doode meisje eD na een half uur trad zij uit het gewelf naar buiten, waar Harry haar stond op te wachten. „Wel?" vroeg hij en in dat eene woord lag een wereld vol vragen en gissingen besloten. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5