N°. 11016
I>onder<lag S3 Januari,
A0. 1895
i€ouiant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
feuilleton.
TE NIEUWSGIERIG.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers ..4» 0.05.
PRIJS DER AD VER TEN TIEN
Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stafi
wordt f 0.05 berekend.
Officiëele Renuisffevintft
Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen
ter algemeene kennis dat ingevolge art. 18 der Wet
van cbn l9deD Augustus lsGl (Staatsblad No. 72).
gewijzigd bg de Wot va i den 4de» April l*y2
(Staatsblad No. 58), allen, do volgens art. 15 di.r
Wet voor de nationale militie bebooreu te wordeu
ingeschreven (zij, die op den laten Janua ibun ïydo
jaar waren ingetreden en alzoo de geborenen in
1877), verplicht zijn zich dam toe bij Burgemeester
en Wethouders au.» te gtveu luseoheu den laten en
den 81 aten Jatuaridat bij ongeeteldneid, afwezigheid
of OBtetenteDis van den militieplichtige, z\jn vad r,
©f. ia deze overleden, zijne n.oider of, zjju beiden
overleden, zijn voogd lo^ bet doen van dio aangifte
verplicht ia; en dat oTertreding van het aangehaa d
ert. 18 krachten* art. 1M8 der meergemelde w t en
orr. 11 dor wot van 16 April 1866 (Staatsblad No. 64),
gewijzigd bij de wet van den 19den April 1886
(Staatsblad No. 92), wordt gestraft met boete van
ton hoogste f 100.
Voor bon, die vorzuimdon zich op de door het
Gemeontebostnur bepaalde dagen ter ineohrij ving aan
te molden, wordt mitsdion daartoe alsnog gelegen
heid gegeven ter Gemeento-Secre.arie, van des voor
midda s 10 tot des nsm-ddags 8 uren, op icderon
werkdag tot en met den SlBten Jannari aanstaande,
op welken dag het register van iü*chryvii g, dea
namiddags te 4 uren, voorloopig wordt gesloten.
Bargemeosur en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
11 Januari 1896. E. KIST, Seoretaris.
Dr. Bollaan, zelf een voorstander van het
w i e 1 r y d e n, bespreekt in de Geneeskundige
Courant de vraag, of dit ook goed is voor
vrouwen.
Op den voorgrond stelt hy, sterk te zyn
tegen al wat naar „racen" gelijkt. „Est
modus in rebus"; zoo dit ergens waar is,
dan zeker hisr, zegt h(j. Het gevaar van
„racen" acht hy onmiskenbaar; het bestaat
voor allen, maar vooral voor de zwakkeren.
Het is tweeledig, lichamelijk en geestelijk.
Het eerste dreigt voornamelijk longen en hart.
Maar de wielersport in 't algemeen, dus
zonder „racen", vindt in dr. Bollaan ook
voor dames eon krachtig voorstander.
Om eenzijdigheid in oordeel te voorkomen,
wendde bi] zich alvorens zich in de
Genee$k. Ct. uit te spreken tot een aantal
Nedvrlandsche artsen, voornamelijk tot hen,
die zich met gynaecologie bezighouden, met
de vraag, of naar hunne meening het wiel-
rijden voor gezonde vrouweD schadelijk is,
en of z\j in hunne praktijk ten gevolge van
het wielryden eene toeneming van het aantal
hunner patiënten hebben kunnen bespeuren.
De antwoorden luidden over hat algemeen
gunstig; slechts twee gynaecologen spraken
zich gert88rveerd uit.
Onder de antwoorden waren er wel eenige
van artsen, die vroegere pathologische toe
standen bij hunne patiënten na het wiei-
riJden zagen recidiveeren, en anderen, die by
te voren gezonde vrouwen ontsteking van
purametrium en ovarium zagen optreden
maar in 't algemeen is het eindresultaat,
dat dr. B. uit de ingekomen antwoorden
trekt, gunstig voor de vrouwelyke wielrijders.
Echter dringt hy er op aan, dat de dames,
die zich voornemen te gaan wielrjjden, eerst
medisch advies inwinnen, en dat vooral ook
bij de keuze van de fiets gelet worde op den
stand on den vorm van hel zadel. Hij wenscht
een plat en bresd zadel, waarvan de punt
niet naar boven gericht is, zoodat de vrouw
steun vinde op de zitbeenknobbels. Voorts
rijde zfi matig snel, ademe zij alleen door
den nous en kieze zij vooral oen geschikt
kostuum. Aangeraden worden dikke borstrok,
linnen hemd en in plaats van een korset een
piqué lijfje of gezondhoidskorset. Het kostuum
besta verder uit wjjde blouse of jacquet en
wjjde Turksche pantalon, die ongeveer op de
knie bevestigd is en zoo ruim moet zijn, dat
'd6 plooien iets lager reiken. Tegen het gewone
koi set wordt om der gevolgen wille voor da
gezondheid zeer ernstig gewaarschuwd. Een
mantel op de stuurstang is voorts noodzakelijk.
Wanneer de noodige voorzorgen worden
genomen en gematigd en oordeelkundig worde
gereden, meent dr. B., dat een meer uitge
breide toepassing van het wielryden de alge
meene gezondheid der vrouwen slechts ten
goede kan komen.
Er op wijzende, dat zich nu reeds 118
adspiranten voor het Reservekader
aanmelden, zoudat de deelneming thans al
ver boven de verwachting is, bespreekt de
Arnhemsche Courant de organisatie dier in
stelling en zegt dan ten slotte:
„Het Reservekader is nog pas in werking,
maar de resultaten zijn nu reeds van dien
aard, dat militairen van naam er hunne vol
komen adhaesie aan schenken. Schiet deze
instelling wortel en wordt zy tot volkomen
ontwikkeling gebracht, dan kan laDgs dezen
natuurleken weg het defensie-vraagstuk af
doende worden opgelost.
„Het is dan ook te hopen, dat het Reserve
kader, waartegen vele militairen, uit gehecht
heid aan het bestaande, aanvankelijk velerlei
bezwaren hadden, die door de praktyk nu
reeds voor een deel zjjn opgelost, eene blij
vende Nederlandsche instelling zal worden.
Zij, die na ons komen, zullen er de voor
dooien van trekken, on het land zal steeds
met dankbaarheid aan den man denken, die
door zijne vastberaden volharding en energie
voor het goede denkbeeld, door hem ont
worpen en tot rijpheid gebracht, den stoot
gaf tot de oprichting van het Reservekader.
De naam van den luitenant-kolonel Van Dam
van Isssit zal daaraan even onafscheidalyk
zijn verbonden, als de naam zyns vaders aan
de vrijwilligers van het jaar '80. Maar de
vrijwilligers van '30 waren eene roemvolle,
doch voorbijgaande verschijning; bet Reserve
kader zal eene blijvende weldaad voor Neder
land zyn."
Men heeft het zoo merkt de Haagscte
correspondent der Zutfensche Courant op
nog niet zoo ver gebracht, om met goed ge
volg de bedelarjj te bestrijden. Het aaütal
straatbedelaars is nog legio. Het publiek
klaagt daarover en is toch zolf de hoofd
schuldige; want door quasi-medelydendheid
werkt het die straat-industrie in de hand. Ik
overdrijf niet, als ik beweer, dat duizenden
guldens aan de bedelaars van professie in de
hand worden gestopt, die voor het groots e
deel over enkele uren in de kroeg terecht
komen. In de handen van de bestuurders an
goed georganiseerde liefdadigheids» stellin n
zou met dat geld ontzaglijk veel nut zijn te
stichten, terwijl het thans nutteloos wordt
weggeworpen, althans voor het grootste deel
terecht komt in handen van hen, die 't het
minst noodig hebben en wier luiheid en
lichtzinnigheid door die giften nog meer
wordt gevoed. "Wanneer zal men eindelijk
eens algemeen inzien, dat men, door op deze
wfize liefdadigheid te betrachten, niet alleen
geen goed doet, maar de verdienstelijke
pogingen van anderen in hooge mate belem
mert en tegenwerkt? De meest voortreffelijke
armenwet en de best georganiseerde armen
zorg van liefdadige instellingen zullen nog
weinig baten, zoolang er nog zoovele parti
culieren zijn, die, in plaats van als goede
burgers van den Staat mee te werken tot
het groote doel: leniging vau bestaanden nood
en bestrijding van het pauperisme, door
verkeerd begrepen philanthropic de voort-
woekering van het groote kwaad van luiheid
on bandeloosheid voortdurend in de hand
werken.
Laat men zich dit by 't zien van straat
zangers en dergelyken toch altijd herinne
ren: geen arme, die werkelijk hulp behoeft
en verdient, komt by „Armenzorg" tevergeefs.
Zy, die op eigen gelegenheid bedelen, doen
dit dus, omdat zy daarmede meer ophalen
en redenen hebben om zich liever niet door
een onderzoek in de kaart te laten kyken.
In een artikel, dat Tot de Eenheid
als opschrift draagt, beklaagt De Tijd zich
over de betrekkelijk geringe belang
stelling, welke het jongste P a u s e 1 y k
schrijven, over de taak der katholieke
pers van Nederland, in de met-katholieke
bladen hoeft ondervonden.
En toch, èn om den persoon des schry vers,
èu om de strekking van het geschrevene ver
diende dit wel ruim zooveel belangstelling als
het verhandelde in een plattelandsgemeente-
raad of in oen vergadering van moderne
theologen, waarvoor men plaats in overvloed
pleegt beschikbaar te hebben.
Wat de katholieke bladen betreft, verheugt
De Tijd zich over de warme betuigingen van
sympathie en acht zich tot byzondere erken-
telykboid verplicht jegens zyn medestanders
in de katholieke pers voor de vriendeiyke en
goede woorden, welke door hen in de laatste
dagen te zynon opzichte werden gesproken.
„Ni«ts zal ons aangenamer zyn," verklaart
De Tijd„dan door wederkeerige broederlyko
gevoelens steeds den band te versterken, die
ons bindt aan allen, wier taak, aan de onze
gelyk, in hèn eenzelfde toewyaing vraagt, in
óns een geiyke waardeeriug van hun arbeid."
Hetzelfde blad, De Tijdbespreekt de
bestraffing van jeugdige misda
digers, en zegt, dat men algemeen het er
over eens is, dat de tegenwoordige wyzo van
bestraffing niet deugt, die noch afschrik
wekkend werkt, noch iets kaa bydragen tot
zedeiyke verbetering.
Onze strafprocedure werkt te langzaam,
waardoor de samenhang tusschen het gepleegde
kwaad en de opgelegde straf voor den kin
deriyken geest verloren gaat. De geldboete
treft de ouders en niet het kind. De gevan
genis en het daarmede onder vele opzichten
overeenkomend ryksopvoedingsgesticht verbe
toren het kind niet. Ons tegenwoordig straf
stelsel kweekt vaD de kinderen recidivisten
en boosdoeners van beroep.
Wat voor deze misdadige kinderen te doen?
Met de verwaarloosde en verlaten kinderen
ook ontslagen jeugdige gevangenen, die anders
in een slechte omgeving zouden terugkeoren,
in eenvoudige, ordelyke gezinnen saam te
brengen, waar zy aan tucht en geregelden
arbeid gewend wordeD, is uitmuntend. Maar
hierby is van geen straf sprake. Hoe moet
echter de aan de jeugdige misdadigers op te
leggen straf worden ingericht, zoodat bfi een
eerste vergrijp by niet geheel bedorven naturen
daarvan zeddyke verbetering, nimmer een
dieper val mag verwacht worden?
Alleen van den godsdienst is, naar do
möeDing van De Tijd, afdoende hulp te ver
wachten.,
„De wetgevor hebbe den moed dit te erken
nen en schrome niet, jeugdige delinquenten,
voor bepaalden tijd en tevens ter zedelijke
verbetering over te geven aan particuliere
inrichtingen, van Staatswege gesubsidieerd
en voor zoover noodig aan Staatstoezicht
onderworpen, doch op zuiver godsdienstigen
grondslag opgebouwd.
„Natuurlyk zouden de jeugdige veroor
deelden naar gelang van hun godsdienstige
belydenis over verschillende gestichten moeten
verdoold worden."
Daarna treudt De Tijd in eene uiteen
zetting van do regeling, zooals zy zich die
voor Katholieke kinderen voorstelt.
Het blad moont dat ook ouder de ge-
moedelyke Protestanten zeker getal vrome en
ernstig gezinde mannon en vrouwen zouden
te vinden wezen, geneigd zich oin hooger be
ginsel aan de zedeiyse verbetering van mis
dadige on verwaarloosde kinderen te wydeu.
„Voor zoover particuliere krachten te kort
schoten, zou, natuurlyk, het Ryk met neutrale
inrichtingen en een neutraal personeel van
bezoldigde ambtenaren voor aanvulling moeten
zorg dragen."
„Wy zouden" zoo eindigt De Tijd
„het echter reeds veel gewonnen achten, in
dien aan het Ryk op de hoven aangewezen
manier door particuliere krachten een ge
deelte mocht het zyn een zoo groot mogelyk
gedoelto uit handen werd genomen van oen
taak, tot welker vervulling de krachten van
den neutralen Staat, gelyk meer en meer
blykt, te eenenmale onvoldoende zyn."
G emensd Nieuws.
Tot het doen heryken der ge-
wone gewichten, benevens der maten en
strykers, wordt door den yker in het gebouw
aan de Lam meren markt zitting gehouden
voor de bewoners der psrceelen van de Lange
Vrouwesteeg op 23 Januari van 9—10 uren;
voor die van de Aalmarkt van 10-11 uren;
van de Vischmarkt van 1112 en 1 il/%
uren; van de Botermarkt van l'/j3 uren
en voor de bewoners van de St. Jorissteeg
van 34 uren.
De goede dienster, by den brand
op 16 dezer te Noordwykerhout door de
brandweer aldaar bewezen, zyn door do Maat-
schappy van Brandverzekering voor net
Koninkryk der Nederlanden, gevestigd te
's Hertogenbosch, erkend. Heoen toch ontving
de opperbrandmeester, de heer A. Van Dyk,
van den ag. nt dier Maaisch^ppy, den heer
J. Corts, te Lisse, bericht, dat voor haar flink
optreden, waardoor grooter onhe.len waren
voorkomen, zyne Maatsch-.ppy baar een premie
van zestig gulden heeft toegekend.
Zolfs Maandag-avond sloegen do vlammen
nog weder uit h6t hooi, dat nu echter geheel
is opgeruimd.
Voor de Haagsche rechtbank werd
gisteren bepleit een actie, door den Staat der
Nederlanden ingesteld, waarey het den Staat
te doen was erkeDd te worden als rechtmatige
heffer van tienden van de landen, gelegen in
liet tiend blok „De Zuid-Duinertiend", afkomstig
van de grafelijkheid van Holland.
Mr. Tlioröecke betoogde voor dea Staat
dat, waar sprake is van tiendbaar land, de
Staat als decimator universalis zyn tienden
heft, totdat de ander aantoont tegenover den
Staat tieodvry te zijn. Pleiter beriep zich in
zyn historisch betoog op het oud Hoilanusch
recht en uitdrukkelyk op De Groot, die ook
reeds had bewezen dat alle tiendrecht kwam
aan den souveroin. En wat do kerkelijke
tienden betrof, daar merkte pleiter op, dat
d*ze op den souverein waren overgegaan en
in ieder geval het tiendrecht als zoodanig
ouder was dan de kork. In denzeJfden zin
had dan ook de Hoogo Raad meermalen uit
gemaakt dat de Staat by tiendplichtig lend,
in tegenstelling van den decimatorparticularis,
de tienden kon heffen zonder biertoe tegenover
den tiendplichtige zyn rechtstitel te leveren.
Mr. Gordon, die den ged. in het geding
vertegenwoordigde, vond geen termen zyn
verweer tegen den ingestelden eisch mondeling
toe te lichten.
Sedert eenigen tyd doen do
schuitenjagers te Delft aanvallen op de sleep-
booties, die zy vermeen«n dat hen benadoelen
in hun dagelyksch brood. Maandag waren de
wanordelijkheden van dien aard, dat deryks
veldwaobt gewapend moest optreden en eenigo
schoten moest lossen uit ue kiratoyn.
Het is nu zes weken geloden
zegt de „Haarl. Ct." dat de diroctie der
M iatsch.ippy tot Exploitatie van StaaUsp«or-
wegen de kilometerooskjes heeft ïnge.oaru en
reeds is er voor f 127,000 van die boekjes
verkocht.
Op de hoeve van den veehouder
D Op 't Land, te Nieuwerbrug, by Woerden,
waar onder een 9tal vaD 35 ko ien mond- en
klauwzeer uitgebroken is, zyn al de koeien
op last van het ryksveeartsenykundig staats
toezicht, afgemaakt.
Het vee, dat zich in de op de hoeve aan-
71)
Zy had geene hevige toevallen meer, maar
zat of liep in een half bewusteloozen toe
stand, in zichzelf sprekende, dikwyls onsamen
hangend, maar somtijds meer geregeld; zy
sprak dan van haar vader, van Lumley, van
Frank, van my, en doorliep de vele tooneelen
van haar leven in den laatsten tyd, maar ze
op 6ene vreemde wyze dooreen mengende en
verwarrende; nu eens sprak zy van zelf
moord, door haar vader of door my gepleegd,
dan weer van Frank alsof by leed aan de
gevolgen van het ODgeval, dat haar vader
overkomen was. Soms had zy het over Lumley,
die een van ons drieën vermoord had, dan
weer over zyne bedreiging om my het leven
te benemen. Zy kon uren achtereen kalm en
rustig blyven liggeD, niet slapende, maar als
in een wakenden droomen dan stond zy weer
op en zwierf door het huis rond, gedachteloos
bier en daar naar eenig zeer bekend of
geliefd voorwerp starende, en werd dikwyls
ontdekt in Franks kamer, waar zy al wat
hem had toebehoord op eene beklagens
waardige wyze beschouwde, alsof zy half be
greep, half vergeten was wat het beteekende.
Op het oogenblik van myne komst zeide
de verpleegster, dat Ethel rustig in het salon
nederlag, waar zy uit eigen beweging was
heengegaan; want het werd altyd maar
bet best gevonden haar in zulke dingen te
laten begaan. De dok er vond, dat deze
veranderingen van tooneel misschien afleiding
konden geven en eene weldadige werking
hebben op haar geest.
Zuster Martha en ik hielden dit gesprek
in de eetkamer en eindelyk gaf ik zóó ernstig
mfln wensch te kennen, myn arme meisje
te zien, dat zy my toestond naar boven te
gaan. Wy traden zeer stil binnen, doch tot
myn verwondering en schrik was Ethel
nergens in het salon te zien. Maar de ver
pleegster zeide dat haar dit niet vreemd
voorkwam, daar Ethel dikwyls plotseling
opstond en in eene andere kamer ging rond-
loopen. Zyzelf dacht, dat Ethel naar hare
slaapkamer was gegaan de kamer van haar
vader was natuurlyk altyd voor haar gesloten;
en zoo verliet zuster Martha my, om naar
hare patiënt te zoeken.
Ik wachtte eenige oogenblikken angstig
op het portaal buiten het salon, toen myn
oor een vreemd geluid opving alsof er
beneden iets op den grond viel.
Ik snelde de trap af en begaf my, als
door instinct gedreven, naar Franks studeer
kamer. En daar zag ik een erbarmeiyk
schouwspel l
Aan den voet van het boekenkastje lag myne
Ethel bewusteloos, met den eenen arm boven
haar hoofd gestrekt, den anderen langs haar
zyde. Behalve haar veranderde positie, was
de houding dezelfde, als toen ik haar het
eerst zag staan tusschen de gordynen in de
gang op den dag, teen ik haar het ongeval
kwam berichten, dat haar vader over
komen was.
Maar dit was met alles l Een spyker, die
een van de boekenplanken steunde, was
losgeraakt, de plank gevallen en wat zy
bevatte lag over den grond verstrooid. Het
was de plank, waarop op eene ry de boeken
stonden, die Ethel als biyk van genegenheid
haar broeder op zyn verjaardag had gegeven,
jaren achtereen, van haar vroege jeugd af.
Daar lagen zy, die boeken, eenige naast haar,
eenige op baar, en éeD, een klein, oud, ge
havend boekje, was op haar gelaat gevallen
en wel zóó, dat hare lippen de open blad-
zyde schenen te kussen.
Zacht raapte ik het op, en terwyi ik dit
deed, zag ik wat er in stond geschreven:
„Aan myn lieven, snoezigen Franky voor
zyn verjaardag van zflne liefhebbende zus
Ik kon niet verder lezen. Ik legde het
boek op Franks tafel neer, en op zyn stoel
neervallende, barstte ik in tranen uit.
Een oogenblik daarna was ik my weer
meester. Ik kon toch niet aan myne onman-
neiyke droefheid toegeven, terwyi myne arme
lieveling daar op den grond lagl
Ik stond dus op, om haar eene meer
passende rustplaats te geven. Ik raakte hare
hand aan en vond die koud ais jjs. Ik raakte
hare wang aan en deze was bleek en kil. Ik
keek naar hare lippen, die wit en bloedloos
waren. Ik voelde haar hart, maar er waa
geen teeken van leven.
„01" riep ik uit, „*y is dood."
En ik staarde haar een oogenblik aan
alsof ik versteend was. Daar lag zy, stil,
koud als marmer, levenloos, myne Ethel, myne
geliefde, voor immer van my heengegaan 1
Zacht hief ik haar in myne armen op en
legde haar op de sofa. En ik nam hare handen
en legde ze kruiselings over haar borst,
zooals ik ze in het visioen van myne ziekte
gezien had.
DoodI doodl Myne Ethel dood? 01 had ik
het middel by de hand gehad, ik zou als
Frank met een schot een einde hebben ge
maakt aan myn ellendig leven.
Op dit oogenblik kwam de verpleegster de
kamer binnen. Ik kon niet spreken. Ik kon
alleen angstig w(jzen waar myne geliefde lag.
Zuster Martha gaf een kroet van schrik
en snelde naar de sofa. Zy voelde ook het
hart, den pols, het gelaat van haar, die my
het liefst op de wereld was, en wendde zich
tot my met een droeven blik, die duidelyk
genoeg sprak.
„Ja," zeide de verpleegster, „het doet my
leed te moeten zeggen, dat zy niet meer
leeft."
Wy staarden beiden naar de levenlooze ge
daante. Tranen stroomden uit de oogen der
medelydende vrouw, maar de myne waren
droog. Het was myn hart, dat weende l
Er werd aan de straatdeur gescheld. De
deur ging open en wy hoorden de stem en
den stap van Dr. Redmond.
De dokter ging terstond naar de studeer
kamer en ik liep hem by de deur tegemoet.
Ik nam hem by de hand en wees naar de sofa.
„Dokter," zeide ik, „er is niets meer aan
te doen."
„Och, och," antwoordde hy, „dat doet my
waarlyk erg leed."
Toen naderde hy Ethel en onderzocht haar,
maar met de ervaren hand, die noch ik noch
zelfs de verpleegster bezat.
Na een korten tyd wendde hy zich tot my
en verzocht my de kamer te verlaten.
Ik verwyderde my en bleef verscheidene
minuten in de gaDg staan, verpletterd en
gefolterd door wanhoop en droefheid.
Toen ging de deur weer open en vroeg
de dokter my om terug to keeren. Hy gaf
my de hand en zeide:
„Zy is niet dood."
Ik hoorde deze woorden met eene plot
selinge uitbarsting van vreugde, maar ik kon
niet spreken.
„Neen," herhaalde Dr. Redmond; „zy is
niet dood, maar verstyfd, een verschijnsel, niet
ongewoon by vrouwen ia haar toestand."
„Hoe lang zal zy in dien staat biyveu?"
vroeg ik verlangend.
„Dat kan ik niet zeggen. Misschien eenigo
uren, of eene week, of zelfs verscheidene
wekeD, of maanden. Dat is meer gebeurd."
„En dan?"
„Dat zal de tyd leeren. Voor het oogen
blik, beste Mr. Paul, is al, wat ik zeggen
kan, dat zy leeft, en zoolang er leven is,
woet gy, is er hoop."
„Maar als zy weer bygekomen is?" vroeg ik.
De dokter dacht een oogenblik ernstig na
en zeide toen
„Als zy herstelt als zy herstelt jat
Ik vrees ik vrees voor hare hersens."
Wordt vervolgd.)