MENGELWERK.
bt>Lor to zwegen, waar men de macht derft,
zoo noodig, wèl „een hoogen toon" aan te
slaan.
„Er was een tijd"heft Potgieter zijn
heerlijk Rijksmuseumaan.
Ja, er was een tijd, maar nu i s er een
tijd van rillen en beven als Albion een
„Nisero" of een „Casta Rica" op onze kusten
werpt.
„Er was een tijd, waarin de weegschaal
der volkeren van Europa door hare Vorsten
niet ter hand werd genomen, of de Holland-
eche maagd, aan hunne zijde op het rechts-
gestoelte gezeten, wierp er mede haar oorlogs
zwaard of haren olijftak in en deed door deze
bijwijlen den evenaar overhellen;.... een
tijd, waarin baar vlootvoogden d^n bezem op
den mast mochten voeren, dewijl zy naar de
krachtige uitdrukking dier dagen de zee had
den schoongeveegd van gespuis!"
„Er was een tjjd"dat onze vloot de
Theems opvoer, om kracht bij te zetten aan
de vertoogen onzer diplomaten.
Thans echterwaar zijn de schepen,
die dab stuk zouden kunnen wij ecren
onze braven genoeg, om niet van durven te
spreken bestaan? Waar ia bovenal onze
Bestevaer, die hun den weg naar Chatham
zou wyzon?
De Koorzanger,
Uit het Engelsch van O. A. WADE.
Er stonden reeds veel menechen voor do
Aakefield Kathedraal, hoowel de deuren nog
niet geopend waren.
Het was er gewoonlijk vrij vol, doch heden
was het niet om de groote talenten van den
predikant of het schoone epol van den orga
nist te bewonderen.
Toch had het wel iets met de muziek te
maken, dat het publiek in zoo grooten getale
opkwam. Er was namelijk bekend gemaakt,
dat in het koor mede zou zingon de kleine
Arthur Nevelli, de twaalfjarige zanger, die
niet alleen in Engoland reeds zeer geliefd
was, maar ook reeds op het vasteland aller
bewondering had weggedragen.
En daarbijde knaap was in Lakefiold ge
boren. Nog zeer jong was hij naar Italiö
gegaan en door een daar wonende tante
opgevoed.
HU was nauwelijks elf jaar, toen hU „ont
dekt" werd door den welbekenden Signor
Parama, van de Opera te Milaan. Deze nam
hem onder zijn leiding en op zijn twaalfde
jaar zong by reeds op concerten in Weenen
en Parus en werd met stormachtigen byval
ontvangen.
Ook in Londen was hy reeds in het publiek
opgetreden, doch het was heden de eerste
avond, dat hy in zyn geboortostad zou zingon.
Men kan dus eenigszins begrUpen, dat de
belangstelling groot was en velen, die anders
aooit in de kerk kwamen, waren nu opge
komen om de kleine Arthur in het koor te
hooren zingen.
Éón was er onder het publiek, die alle
mogelyke moeite deed, om naar voren te
dringen en zich een goede plaats te verove
ren, zonder te letten op de klachten of ver
ontwaardiging van do menschen, die hy op
de teenen trapte of op zyde drong.
Doch even doof als hy was voor die opmer
kingen, even begeerig bleok hy te zyn naar
al wat er omtrent den jeugdigen zanger ge
zegd werd.
Het was de vader van den knaap.
Arthur was zyn eenig kind. Kort na de
geboorte van don jongen hadden zyn ouders,
die reeds eenigen tyd na hot huweiyk ernstige
onaangenaamheden gehad hadden, weder ge
twist en dit was zoo hoog geloopen, dat
beiden voelden, dat voortaan een samenzyn
ondraaglijk zou wordon.
Op wederzydsch verzoek had dus een
minnuiyke scheiding plaats, doch nu kwam
do groote quaestie: aan wie zou de knaap
toegewezen worden?
De beste oplossing vond men door hem
te sturen naar zyn tante In Italiö.
Zoo kwam het dus, dat zyno ouders hom
sinds dien tyd niet meer gezien hadden. Ja,
niemand wist zelfs, dat de beroemde Arthur
een zoon was van den ouden Thompson,
daar hy dezen gewonen naam verwisseld had
togon den beter klinkenden naam van Nevelli
iets wat in de kunstenaarswereld een nood-
zakeiyk kwaad scbynt.
Zooals wy zeiden, het was stampvol in de
kerk. Elko bank was bezet en onophoudelyk
kwamen nog menschen, die tevergeefs tracht
ten plaats te bekomen.
Onder deze was een oude vrouw, die
aldoor haar bost deed, zich vooraan te dringen
en reeds verscheidene malen afgewezen was.
Juist na een dorgelyke teleurstelling zag zy
den predikant aankomen en vast besloten,
hield zy hem staande, om hem te vragen
haar een plaats te bezorgen.
„Ik vrees, dat het my onmogeiyk zyn zal,"
antwoordde deze,
„Maar ik zou hem zoo graag hooren zin
gen," hield zy aan. „Alles, wat Ik heb, zou
ik willen geven. Ik was vroeg genoeg hier,
maar hot was zoo vreeseiyk vol en het
gedrang zoo groot, dat Ik het niet kon uit
houden."
„Het spyt my housch," zeide de predikant,
terwyi hy aanstalten maakte om verder te
gaan, „maar ik kan u niet helpen. Bedenk,
dat gy niet de eenige zyt; allen hebben hier
gelyke rechten."
„Neen, mynheer, zy hebben niet dezelfde
rechten als Ik," zeide zy met schitterende
oogen.
„Zoo," antwoordde by verwonderd, „en in
welk opzicht staat gy boven de anderen?"
Twee groote tranen biggelden langs haar
wangen, Het duurde een oogonblikje, eer zy
vervolgde:
„Ik ben zyn moeder, mynheer."
De predikant keek haar aangedaan aan.
Hy nam haar by den arm met de woorden:
„Ik maak u wel myn excuses, doch dat
kon ik natuurlyk niet weten. Volg my in de
consistorie en dan zal ik aan den koster
vragen, u een goede plaats te bezorgen."
Een oogenblik later zat zy in een der
voorste ryen. Het duurde eenigen tyd, voor
zy van haar aandooningen bekomen was en
toen keek zy eens om zich heen, ten einde
haar buren op te nemen.
Doch op eens was het, alsof een electrische
stroom haar het gebeele lichaam deed schok
ken naast haar, aan haar linkerzyde, zat de
man, dien zy eens boven alles had liefgehad.
Aan zyn gezicht zag zy, dat ook by haar
herkende, 't Was beiden of een oogenblik hun
adem ophield en de hartslag stilstond, doch
ook slechts één ondeelbaar oogenblik entoen
wendden beiden trotsch en koppig het hoofd af.
Het koor trad binnen. Elke hals was ge
rekt en elk oog zocht den kleinen zanger,
en het was slocht3 met moeite, door de ge
dachte aan do plaats, waar men was, dat het
publiek zich van applaus onthield.
Hy was ongeveer twaalf jaar, met groote,
blauwe oogen, en lang blond haar, en hoewel
nog zeer jong, gaf toch zyn gezicht zoo iets
droefgeestigs weer, dat het velen by een
nadere beschouwing beklemd om het harte
werd.
Zonder iemand aan te zien, schreed hy
tu8schen het publiek door, voorby zyn ouders,
die voor hem even vreemd waren als ieder
ander in het groote kerkgebouw.
Arthur was evenwel niet onbekend met
de tweedracht tusscben zyn ouders. Zyn
tante had hem die vóór zyn vertrek naar
Engoland in korte woorden on onpartydig
medegedeeld.
Het had hem meer aangedaan dan men
oppervlakkig zou gedacht hebben. Wy weten
soms niet, hoe fijngevoelig een kind van dien
leeftyd kan zyn en hoe zy kunnen tobben
en nadenken over dingen, die wy denken, dat
zy reeds lang vergeten zyn.
Hot had hem ook in zyn gestel gehinderd,
want hy was niet sterk en zyn vroegtijdig
optreden en het nooit tevreden publiek matte
hem veel te veel af.
Hy had or reeds dlkwyis over nagedacht,
hoe gelukkig hy zou zyn, als hy een ver
zoening tusschen zyn ouders bewerken kon:
dan zou hy niet meor gaan ziugen, maar dan
konden zy alle drie gelukkig thuis leven.
En toen hy nu do uitnoodiging kreeg om
in Lakefield te zingen, toen ging hem hot
denkbeeld door het hoofd, dat, als zich ooit
een gelegenheid voor zyn wenschen zou op
doen, hy dan deze te baat moest nemen.
Beiden zouden waarschynlyk wel in de kerk
zyn en door zyn gezang moesten zy tot
elkaar gebracht worden.
Hy had de keus gehad tusschen verschei
dene liederen, doch ze was hem niet moeielyk
gevallen. Hy vond voor zyn doel het meest
geschikt een oud Kerstliedje, van een eer
waardig dichter, die niet dichtte ter wille der
eer, doch om zyn medemenschon en vrien
den een dienst te bewyzen en hen op het
goede pad terug te brengen, en die daardoor
aanspraak maakte op bun dankbaarheid.
Overal heerschte doodsche stilte, aller oogen
waren op één punt gericht. Daar klonk
een stem:
Toen kwam in stillen middernacht
Die gloriezang van verre dagen,
Geruisch van gouden snaren, zacht
Door engelen over d'aard gedragen:
„Op aarde vrede, in menschen welbehagen
Yan 's homels hoog verheven koning."
In heilige stilte lag der menschen woning
By 't lied op hemelharpen aangeslagen.
De laatste echo's weerklonken nog door
de kathedraal, alvorens eenig geluid de dood
sche stilte verbrak. Verscheidene zakdoeken
werden naar de oogen gebracht van menschen,
die anders niet licht geroerd waren en het
scheen velen toe, alsof zy de stemmen der
engelen gehoord hadden.
Weder hief het koor aan, het volgende
vers, om de menschen op te roepen, elkander
te verdragen en lief te hebben.
Men hoorde boven allen uit het zenuwachtig
snikken der vrouw, die door den predikant
de kerk binnengeleid was. Er was byna
niemand, die zich niet ontroerd gevoelde, en
van alle kanten fluisterde men elkaar opmer
kingen over de prachtige stem van den jeug
digen koorzanger toe.
Hot laatste vers zou beginnen en Arthur
had besloten, dat dit 3l het vorige overtreffen
zoude. Hy voelde zich zeiven aangedaan en
een oogenblik vroesde hy, dat hy het niet
ten einde zou kunnen brengen.
„Het was schoon, het was verrukkeiykl"
luidde de algemoene opinie. Lakefield had nog
nooit zoo iets gehoord. Het koor, waarboven
die glasheldere stem altyd hoorbaar bleef,
stierf zacht weg, ovenals het gezang der
engelen. Ieders aandacht was zoo afgeleid,
dat niemand zag hoe op de voorste ryen een
man en een vrouw elkaar de hand drukten,
terwyi beiden de tranen in de oogea stonden.
De kleine zanger had onderwyl zyn plaats
weer ingenomen, doch hy zag er erg bleek
en afgemat uit.
De predikant deed het voorgebed en daarna
stond het koor wederom op, om over te gaan
tot het tvseede gezang.
Doch Arthur bleef zitten en zyn buurman
stootte hem aan, om bem opmerkzaam te
maken. Eensklaps uitte deze een doordrin
genden kreet.
Het leed geen twyfel: de Inspanning was
hem te groot geweest en een yiiDgs toege
schoten dokter kon slechts den dood consta-
Proy. en Gemeentelijke verordening:.
Door de rechtbank te Haarlem werd gisteren
in hooger beroep behandeld het rechtsg- ding
tegen den heer L. M. J. Immink in diens
qualiteit van ingenieur en administrateur van
de Noord- en Zuid-Hollandsche Stoomtram
Maatschappij Haarlem Leiden.
Appellant was d9n 31sten Oct. jl. door den
kantonrechter te Haarlemmermeer veroordeeld
tot twee geldboeten van f 0 50, (er zake dat
hy als vertegenwoordiger te Hillegom van
bovengenoemde Stoomtram-Maatschappij
a. niet gezorgd heeft, dat by het verlaten
of inryden hy de remise door een tramloco
motief, losse wagens of lorrie en het brengen
van deze van het zyspoor op de hoofdlyn of
omgekeerd, steeds iemand van het tramper
soneel met een witte vlag, lantaarn of ander
duidelyk zichtbaar teeken op den publieken
weg aanwezig is;
b. een losse wagen, locomotief of lorrie
onbeheerd op het zyspoor heeft laton staan.
By dat vonnis wer;on de opgelegde boeten
invorderbaar verklaard, desnoods door lyfs
dwang, van ten langste éón dag.
De heer Imraink is van dit vonnis in
boo?er beroep gekomen den Ssten November jl.
en het O. M. van het kantongerecht, gere-
quiroerd hebbende twee geldboeten van f 10,
subsidiair 4 dagen hechtenis, eveneens, op den
14den November d.a.v.
Nadat de rechter rapporteur zyn rapport
heeft uitgebracht, wordt do gemeenteveld
wachter van Hillegom, Pardoen, als getuige
nog op eenige puDten gehoord, waarna de
heer Immink zyn standpunt in deze zaak
uiteenzet. Hy vertegenwoordigt de Maat-
schappy als chef van het uitvoerend bewind
tegenover het publiek, voor de beweging, het
rollend materiöcl, enz. Hy erkent de ten laste
gelegde feiten, doch merkt tevens op, dat naar
zyne meening de gemeente niet het recht
hoeft bepalingen vast te stellen, waaromtrent -
reeds de provincie bepalingen heeft gemaakt.
Het O. M zyn requisitoir nemende, zegt,
dat do burgemeester van Hillegom indertyd
hem (officier van justitie) heeft gevraagd
naar zyne meening omtrent de beteekenis
van art. 108 der algemeene politieverordening
der gemeente Hillegom. Toen had het O. M.
zich geheel onzijdig gehouden, het onwen-
scheiyk achtende, te voren reeds zyne meening
hieromtrent te zeggen, doch de officier had
het rechtsgeding zien aankomen, dat tbans
gevoerd werd, na overleg tusschen den burge
meester van Hillegom en den heer Immink.
Thans, nu de zaak in hooger beroep werd
behandeld, vraagt hat O. M. contradictio in
terminis vernietigiug en bekrachtiging van
het door den kantonrechter gevelde vonnis.
Vernietiging, omdat in het vonnis de woorden
„heeft geplaatst" voorkomen, waar de dag
vaarding spreekt van „is geplaatst geworden,"
hetgeen toch niet hetzelfde is. Bekrachtiging,
wyl het O. M. meent, dat de strafschuldigheid
van den appellant moet worden uitgesproken,
en het O. M. beroept zich hierby op een
vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage,
waarby werd gezegd dat de algemeene pro
vinciale verordening niet gold voor de alge
meene wegen en voetpaden, doch alleen op
de in het reglement voor de wegen en voet
paden genoemde (vastgesteld 3 Nov. 1870),
zoodat die verordening niet van toepassing
was op de wegen en voetpaden binnen de
bebouwde kom der gemeente. Het gold toen
eene overtreding in de gemeente Voorburg,
zoodat toen was toegepast de gewone politie
verordening dier gemeente. Het vonnis van
den kantonrechter te Haarlemmermeer is, naar
het O. M. meent, juist gewezen en het requi-
reert derhalve tot handhaving van de beide
boeten en beide straffen.
Tegen dit requisitoir wordt door mr. Th.
De Haan Hugenholtz, appellants verdediger,
aangevoerd, dat men hier te maken heeft met
art 150 van de gemeentewet. By dit artikel
is bepaald, dat de gemeentelyke verorde
ningen niet treden in hetgeen van algemeen
Ryks- of provinciaal belang is. TVelnu, de
quaestie, waarover dit geding loopt, is by de
provinciale verordening geregeld, want art.
11 dier verordening geeft de gemeente het
tee en: de taak was gebleken zyn jeugdige
k.rachton te boven te gaan.
Men kan zich de algemeene deelneming
voorstellen; maar de knaap had in vrede
kunnen sterven, by had zyn ouders gezien:
hand in hand en weder verzoend voor altyd.
recht, om de snelheid van het ryden te be
palen binnen de bebouwde kom der gemeente
en niets meer Omtrent do veiligheid en
omtrent de voorzorgen heeft de gemeentelyke
verordening ni^ts te bepalen. Een vonnis van
den Hoogen Raad wordt door pleiter aange
haald, dat den kantonrechter niet alleen be
voegd, maar ook verplicht verklaarde na te
gaan of de plaatseiyke wetgever buiten zyne
bevoegdheid is gedaande kantonrechter te
Haarlemmermeer evenwel heeft geweigerd zich
met deze vraag in te laten. Voorzeker, de
appellant is aansprakeiyk, zoo zegt pleiter,
doch wanneer de gemeentelyke verordening
hier niet van kracnt is, dan vervalt de aan
sprakelijkheid vanzelf. Mr. Hugenholtz con
cludeert dan ook tot vernietiging van het
vonnis des kantoDrechters en tot het buiten
rechtsvervolging stellen van den appellant.
Over 14 dagen zal de rechtbank te Haar
lem in deze zaak uitspraak doen.
De „Uitlanders" in Transvaal.
Een der redacteuren van de „Arasterdamsche
Courant" heeft een onderhoud gehad met den
heer G. A. A. Middelberg, directeur der Ned.
Zuid-Afrikaanscne Spoorweg Maatschappy, die
hem op zeer welwillende wyze antwoorddo
op eenige vragen omtrent de Transvaalsche
toestanden.
Op de vraag wat eigeniyk de Uitlanders
zhn, waarover de groote stryd loopt, gaf de
heer M. het volgende antwoord: „Uitlanders
zyn eigeniyk allen, die niet in de Transvaal
geboren zyn en dus geen burgerschapsrechten
bezitten. Het zyn Engelschen, Duitschers en
Hollanders, Amerikanen, Australiörs, Cana-
deezen, Zuid-Afrikanen.
Het rumoerige deel der Uitlanders echter,
dat politieke rechten vraagt, bestaat voor een
groot deel uit Engelsch sprekende menschen,
waarvan een klein deel in Engeland geboren
is en dat gesteund wordt door de verengelschte
Zuid-Afrikanen. Die Zuid-Afrikanen geen
Transvalere willen in Transvaal den voor-
raDg hebben op do Europeanen. En hoewel
men voor dien voorrang by het vervullen van
betrekkingen wel iets voelt, staat tegenovor
die billykbeid hun mindere beschaving, hun
slechte opvoeding en weinige ontwikkeling,
waardoor zy politiek onbetrouwbaar zyn.
Maar, vroeg de redacteur der „A. Ct." ver
der, wat zyn het voor een soort menschen?
Het zyn, antwoordde de heer M., voor het
meerendeel fortuinzoekers, waaronder, als
overal, heel brave, beste, werkzame lieden,
doch die nu eenmaal politieke adspiratiën
hebben, welke in stryd zyn met die der
Transvalers.
Zy bezitten absoluut geen nationaliteits
gevoel. Zy achten zich hooger te staan dan do
Boeren en zouden willen dat het stamvolk
zich in hen oploste in plaats van omgekeerd.
En, vroeg de redacteur, doen de Duitschers
en Hollanders niet aan de beweging mede?
„Neen, die onthouden zich en erkennen de
meerdere rechten van het stamvolk."
„Zoudt u meenen dat Krüger geneigd zou
zyn om aan de eischen van de Uitlanders te
gemoet te komen?
„Neen; hy kan hoogstens beloven aan den
Volksraad dienaangaande voorstellen te doen,
doch verder kan hy niet gaan."
„En de Volksraad?"
„De Volksraad zal er nooit in treden. Die
is voor het grootste deel samengesteld uit het
stamvolk; slechts een paar genaturaliseerden
hebben daarin zitting en vormen dan ook de
oppositie".
„Gelooft u niet dat het ontslag van den
heer Rhodes als eerste minister van de Kaap
kolonie den toestand nog erger kan maken,
wyl hy nu niet meer door zyn officiëele be
trekking veEmtwoordelyk is?"
„O, neen; uit het ontslag blykt m. i. dat
zy'n ministers buiten de zaak stonden en ver-
moedeiyk hem daarom gedwongen hebben af
te treden.
Moreel is dat een groote slag voor hem,
want hy zal nn weer opnieuw zich een repu
tatie hebben te verwerven".
„Hoe denkt men in de Transvaal tegen
woordig over het Hollandsche element?"
„Heel goed. De Engelscöo pers in de Trans
vaal heeft het altyd van ce daken verkonidgd,
dat dit niet zoo was, en de Zuid-Afrikaners
en enkele Transvalers, die met leede oogen
zien dat de Hollanders er goede posities heb
ben en liooge betrekkingen bekleeden, deden
daaraan mee.
Doch het beste en moest intelligente deel
der bevolking begint meer en moer in te
zien, dat de Hollanders en ook de Duitschers
hot goed met hen meenen en hun groote
diensten bewyzen by de snelle economische
ontwikkeling van hun land, waarmee de
intellectusele ontwikkeling van het stam
volk onmogelyk geiyken tred heeft kunnen
houden.
Doch er zal een tyd komen, dat de hoofd
leiding der zaken weder in handen komt van
de Transvalers.
Dat wordt hun door ons steeds voorgehou
den. Ik zie den ty i komen, dat ik de hoofd
leiding der spoorwegen in handen van een
Transvaler zal overgoven en ik hoop dit te
doen met een vriendschappeiyken handdruk.
By ons Hollanders moet voorop staan,
dat wy niet in do Transvaal komen om het
stamvolk te verdringen, maar om het te
helpen".
De gevolgen van het gebeurde voor de
Transvaal zeide de heer M., desgevraagd, een
noodzakeiyk kwaad voor deze republiek te
achten. Zonder pokken en mazelen kan eene
natie zich niet ontwikkelen en vooral niet als'
die ontwikkeling zoo snel gaat. Het Trans
vaalsche volk is door het gebeurde weder
nauwer aaneengesloten en voelt zich krach
tiger dan 'te voren. Het nationale element is
er tot grooter zelfbewustzyn door gekomen.
De vraag„Hoe denkt u over de toekomst van
Transvaal?" beantwoordde de heer M. met:
„O, die is schitterend."
De heer M. meende ten slotte, dat wy „heel
veel" voor onze stamverwanten daarginds
kunnen doan. Holland moet zyn beste zonen,
die het heeft, naar de Transvaal zenden; „geen
jongelui, die in Nederland mislukt zyn, maar
energieke jonge mannen, die moe enthusiasme
bezield zyn voor het hooge nationaliteits
gevoel van het stamverwante volk in do
Transvaal en die daarin weten op te gaan."
Dit doel acht de heer M. heel eenvoudig
bereikbaar en wel door hen, die geen geld
hebben, financiöel te steunen. Men verbrokkele
do krachten echter niet, aldus waarschuwt hy,
maar sluite zich aan by de bestaande Neder-
iandsche Zuid-Afrikaansche Vtreeniging, die
reeds op dit gebied werkzaam is. Op deze
wyze, aldus besloot de h er M. zyne mededee-
lingen, bewyzen wy Transvaal en onszelven
den besten dienst.
In 1884 is het Transvaalsch gezantschap
te Antwerpen door een comité ontvangen en
gevierd, dat thans een brief aan President
Kruger hoeft gezonden, waarin de Transvalers,
bun overwinning en hun heldenmoed worden
vorhoerlykt en eindigende met den volgenden
raad
„Maakt u heel en al van Engeland los;
hangt in niets van vreemde mogendheden
meer af;
„Sluit een of- en defensief verbond met deD
Oranje-Vrijstaat, ook onze broeders, en werkt
tot oenzelfde verbond met allen, cie in Kaap-
en Natalkolonie zich beroemen Zuid-Afrikaan-
ders te zyn;
„Richt spoedig in Transvaal en Vrystaat
alles in op zyn Vlaamscb, zyn Nederlandse^
zyn Zuid-Afrikaansch; laat uw werelddeel vooi
de Nederlanders worden, wat Amerika is
geworden voor de Engelschen, enz.
Te Londen is het in verschillende meetia-
gen, waar de gebeurtenissen in Transvaal
werden besproken, zeer rumoerig toegegaan.
Het ergst op een moeting in Hydepark, belegd
door eenige buitenlandsche socialisten, om
president Kruger geluk t« wenschen „dathy
zyn geboorteland had gered uit de klauwen
van den uitbuiter, den landdief, enz.
De sprekers lieten zich niet afschrikken
door de dreigende houding van het publiek,
dat te gelyk met de socialisten in grooten
getale was opgekomen.
Toen een der sprekers verklaarde, dat er
een stilzwygende afspraak had bestaan
tusschen Chamberlain en de Chartered
Company, om Transvaal in te palmen, hief
het publiek daarop zulk oen geschreeuw aan,
dat de man zich verder niet verstaanbaar
kon maken.
Na hem kwam een jonge Hollander, Vogel
genaamd, op het spreekgestoelte. Deze werd
begroet met het geroep: „Ga naar je eigen
landl" enz., maar dit schrikte hem niet af
om te zeggen, dat hy zicli over Jamesons
nederlaag verheugde, want als de strooptocht
geslaagd was, zouden de Boeren van hun
land zy'n beroofd, evenals de Matabelen.
Op deze woorden stormde het publiek naai
voren en sleurde hem van het spreekge
stoelte af; de meeting veranderde in een
woeste vechtparty, totdat de politie de
menigte uiteendreef.
Ordeiyker ging het toe in een vergadering
van de Metropolitan Radical Federationdaar
was het vooral de anti-Duitsche gezindheid,
die zich uitte. Zoo werd er een motie aan
genomen om de regeering te verzoeken, den
naam van den Duitschen keizer te schrappen
uit de leger- en vlootlysten, en verder nog
een motie, waarin de hoop werd uitgesproken,
dat de regeering aan de Chartered Company
haar charter zou ontnemen. Zelfs Chamber
lain werden allerlei beschuldigingen naar het
hoofd geslingerd.