N°. 11004-
JDouderdag 9 Januari.
A0.1893
feze (Courant wordt ^dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
TE NIEUWSGIERIG.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURART:
Tooi' Leiden por 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Hommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Uit het Rotterdamsch Nieuwsblad:
lVuide aan de Transvaler».
Hoera voor de flinke Transvaler! Zy toonden
Hun vaderlandsliefde, hun fierheid, hun kracht 1
De tergende Brit, die, verwaten, hen hoonde,
Is, evenal3 vroeger, tot zwijgen gebracht.
Een snoevende bende bestookte de Boeren
Die lomperds, zij moesten, zij zouden er aan!
Maar dezen - zy grepen hun zwaarden en
[roeren
En zwaaiden hun schoone, vierkleurige vaan.
Te paard, stoere zonen van dappere vaadrenl
Oom Paul is uw leidsmanl hjj roept u in
['t veld;
Ginds ziet gij den vreemd'ling, uw erfvijand,
[naadren,
Niet wachten 1 neen! vlug tegemoet hom
[gesneld!
7,oo trokken ze eendrachtig den rooverstroep
[tegen,
Vol moed en vertrouwen, bewust van hun recht;
Verstrooid zijn de muitersl bevrijd zijnde wegen
Van 't oproer, nu stevig aan banden gelegd.
Hoera voor die kloeke Transvalers! Zij toonden
d' Oud Hollandschen geest, die voor 't onrecht
[nooit buigt!
Hoera voor die broeders I de Zege bekroonde
Hun vaandel 1 De Vrijheid, heel 't Vaderland
[juicht!
J. Blankenaar
De heer G. Zfilma bespreekt in de Vragen
des Tijde do gronden, welke worden aange
voerd voor de instelling van een M i n i b t o r i e
van Landbouw, en betoogt, dat de alge-
meene toestand door zulk een maatregel niet
zal verbeteren.
Voor drie jaar bleken de landbouwkringen
weinig belang in de zaak te stellen. Thans
is dit echter anders; op verschillende ver
gaderingen wordt zulk een ministerie gevraagd.
Hoofdmotief voor dien drang is de naar schr.
meent gegronde bewering, dat dit bedrijf
stiefmoederlijk wordt bedeeld, maar de ver
antwoordelijkheid voor dezen toestand rust
niet op de Regeering, maar op de landbouwers
en plattelanders, die te lauw zijn en zich
laten ovorvlougelen door de stedelingen
De kiezers ten platten lande hebben zeiven
toe te zien, of het platteland- en landbouw
belang by huo afgevaardigde zwaar genoeg
weegt. Aan den invloed van den afgovaardigde
dient men meer waarde te hechten dan aan
•^n Ministerie van L mdbouw.
De schr. aebt er overigens wel wat voor
te zeggen, dat alle landbouwzaken onder het
bestuur van één hoofd zullen komen, in plaats
van onder verschillende departementen te zyn
verdeeld. Maar de bestaande verdeeling is
daarom niet een willekeurige: zy is gegrond
op een doelmatige schoiding van bestuurszaken.
Waarom byv. landbouwonderwijs te ont
trekken aan het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken, onder hetwelk alle landbouwzaken
behooren? En by het landbouw-onderwijs
behooren de proefstations, zoodat men ze
daarvan niet zonder nadeel kan scheiden.
Deze versnippering van landbouwzaken kan
voor de betrokken personen wel eens lasten
of vertraging veroorzaken. Maar in dat op zicht
staan zy gelyk met anderon; byv. met d9
handelaars in hun internationale betrekkingen.
De schr. betoogt verder, dat een vergelijking
met bet buitenland niet opgaat; tenminste niet
al3 men op de groote Staten let. In de kleinere
nu vindt men nergens een departement van
landbouw.
Toch erkent de schr. dat hier te lande niet
genoeg voor den landbouw wordt gedaan. Een
blik op de buitenlandscbe begrootingen toont
aan, dat Nederland in dit opzicht zeer ten
achter is, en dat die allerbelangryksto tak
van volksbestaan hier op verre na niet dten
steun geniet, welki elders wordt verleend.
In Nederland strekt '/23s van de Staatsuit
gaven voor den landbouw, in Denemarken '/70.
Verder wordt de vraag behandeld, wat een
Ministerie van Landbouw zou moeten doen.
In elk geval zal de medewerking van andere
mi fleteries niet kunnen worden gemist by
de behandeling van belangrijke zaken.
In de toongevende landbouwkringen is men
eenstemmig in het zingen van klaagliederen,
maar verdeeld ten opzichte van de middelen tot
verbetering.
De schrijver zal de wyze, waarop de
landbouwbelangen ten onzent worden be
handeld, niet onvoorwaardelijk goedkeuren.
Maar hy wyst er toch op, dat do laatste
jaren geen enkele begrootingspost ten behoeve
van den landbouw is verworpen.
Ten slotte vereenigt schr. zich met den
wen8ch tot instelling van een afzonderiyke
afdeeling landbouwzaken aan het Ministerie
van Binnenlandsche Z .ken. Een afdeeling is,
naar schr. zegt, een bescheiden wensch, maar
die juist daardoor dos te meer kans heeft te
worden vervuld. Op de instelling van een
ministerie kan, naar het hem voorkomt, zoo
goed als geen uitzicht bestaan.
Het mag als vry algemeen bekend aange
nomen worden, dat vele kapitalisten en com
binaties van geldmannen den grond tot
voorwerp maken van financiëele
speculaties. Zoo is 's-Gravenbage byna
geheel ingesloten door enkele combinaties van
grondspeculanten, in wier handen men on-
herroepeiyk vallen moet, by elke uitbreiding
der gemeente.
De (lib.) Nederlander meent, dat, nu een
goede onteigeningswet ons nog altyd ontbreekt,
de gemeentebesturen wel eens mogen letten
op de wyze, waarop sommige gemeenten in
het buitenland den dreigenden slag menigmaal
weten af te wenden.
Zoo heeft in November 11. de Kantonnale
Raad van Bazel (stad) een overeenkomst be
krachtigd, waardoor 404,446 vierkante meter
land voor een koopprijs van 1,718,895 francs
in eigendom aan de stad overgaan. Ten ge
volge van plannen om den Elzasser spoorweg
te verleggen, beoogde do torreinspeculatio de
hard op het daarvoor benoodigde terrein te
leggen. Ware dit gelukt, dan zou niet alleen
het verleggen van den spoorweg, maar ook
de uitbreiding van het stratennet moeiiyk-
heden hebben ondervonden. Het departement
van publieke werken en het departement van
financiën sloegen daarom de handen ineen,
om het geheelo in aanme~king komende ter
rein, dat zich nog in het bezit van de oor-
spronkelyke eigenaars bevond, zoo spoedig
mogelyk voor de stad aan te kropen, vóór
nog verkoopen aan speculanten hadden plaats
gevonden.
In Htt Centrum bespreekt dr. Scbaepman
het in de Staatscourant van 29/30 Dec. opge
nomen besluit betreffende het getal onder
wijzer8 aan de byzondore scholen,
noodig tot het verkrijgen der R y k s b y d r a g e.
Daarby wordt bepaald:
lo. het aantal kinderen, hetwelk op 15 Jan.
1894 al9 werkelyk schoolgaande bekend stond,
sedert die dagteekening niet is of wordt ver
meerderd in zoodanige mate, dat daardoor
vermeerdering van het aantal onderwyzers
gevorderd wordt, zonder dat in deze vermeer
dering is voorzien; 2o. het verschil tusschen
het volgens bovengenoemde voorschriften ge
vorderde en het aan de school verbonden
aantal onderwyzers niet meer dan 1 bo
drage; en 3o. het aantal onderwyzers, op het
tydstip van het in werking treden van het
tegenwoordig besluit aan elk dier scholen
verbonden, niet worde verminderd.
Do heer S. geeft een overzicht van den
feitelyken toestand, voor zoover hy de gege
vens daartoe had en waaruit het volgende
blykt:
Van do 482 Roomsch-Katbolieke scholen
zullen ongeveer 105 van de by het besluit
van 23 Deo. 1895 verleende vrystelling ge
bruik. moeten maken. Om den misschien
ongunstigen indruk van dit cyfor te temperen,
zy opgemerkt, dat by een riet gering aantal
van deze scholen het getal or.derwyzers alleen
daarom onvoldoende is, dat het getal kinderen
met één, tweo of drie het gestelde grens
cyfer 0 ver schr yit. Van een feitelyke verwaar
loozing van het onderwijs is hier dus geen
sprake.
Zoover uit de Begrootingsstukken is op te
maken, zullen slechts éón of tweo Roomsch-
Katholieke scholen - ééne te Tilburg en
misschien ééne te Breda - de Ryksbydrago
moeten missen wogons het ontbreken van
meer dan één onderwyzer, tenzy zy nog tydig
in die leemte voorzien.
Tegen 1 Januari 1897 zal op een gedeelte
der scholen, die nu de vrystelling nog kunnen
genieten, nog één onderwyzer meer noodig
worden, zóó, dat, by ontbreken van aanvulling,
er alsdan tweo zouden te kort komen.
Ook ondr-r de scholen, die voor dit jaar
geene vrystelling behoeven, zyn er niet wei
nigen, die 1 Januari 1897 vallon onder een
hoogeren eisch van het besluit van 8 April 1890.
In de Arnhemsche Courant lezen we:
Volgens De (i.-r.) Hollander zyn op de
geheels wereld 1500 millioen menschen en
50)
„Ik hoorde pas zooeven, dat gy ziek
geweest zyt, en hoop dat nu weer alles in
orde is. Nog niet heelemaal? Nu, ik hoop dat
deze atmosfeer u geen kwaad zal doen. Het
is al vry benauwd, maar later zal het eerst
verschrikkeiyk worden. Doch dat moet u niet
afschrikken."
„O, neen l" antwoordde ik glimlachende.
„Ik kan best tegen rook en warme kamers."
„En," fluisterde Horton, „ik vergeet uw
verzoek aangaande Eifel niet. Ga even naast
mij staan, dan zult gy het eerst kans hebben
hem te spreken."
Ik keek de kamer rond en zag verschei-
denen, die ik herkende, maar Frank was
nog niet verschenen. Ik dacht dat hy wel
niet komen zou, om de moeilyke huiseiyke
omstandigheden.
Weldra kwam de groote Dr. Eifel ter be-
paalder tyd opdagen. Het verbaasde my, dan
deze merkwaardige man weinig grooter was
dan een gewone jongen van vyftien jaar;
maar een tweede blik deed my opmerken,
dat hy byzonder stevig en wèlgebouwd was,
terwyl zyn gelaat, hoewel zacht en beminnelyk
van uitdrukking, dat van een krachtig, dapper
en vastberaden man was.
Getrouw aan zyne belofte, stelde Horton
my terstond aan Dr. Eifel voor. De groote
kleine maD was zoo stil binnengekomen, dat
niemand anders hem scheen op te merken,
en ik er gemakkeiyk in slaagde, hem in een
hoek geheel voor my alleen te hebben.
Ik trad met hom in gesprek, en vond hem
zeer eenvoudig en bescheiden van manieren
en taalhy vertelde gaarne wat men wenschte
te weten van zyne ervaringen in den vreemde,
maar zonder zich te beroemen op wat hy
gedaan had. By sprak goed Engelsch met
zeer weinig vreemd accent. Na eenige minuten
zoo gepraat te hebbon, leidde ik het gesprek
behoedzaam op het onderwerp, dat ik zoozeer
verlaDgde aan te roeren. Opmerkende, dat ik
geloofde, dat Dr. Eifel een groot aantal merk
waardige karakters in verschillende deelen
der wereld moest hebben ontmoet, ging ik
voort met de volgende vraag te doen:
„Wat ik vragen wilde, doctor, hebt ge op
uwe roizen ooit iemand ontmoet, Craven
Lumley geheeten?"
„Lumley? Lumley?" zeide de reiziger,
nadenkende. „Ja, ik ken er twee van dien
naam, maar ik weet niet, dat éón van hen
Craven heette. Wacht event De een was Mr.
Lumley, de Britsche consul te Honduras,
maar hy heette Stephen Lumley."
„Hoe oud was hy?" vroeg ik.
„Zoowat van myn leeftyd, vyftig. Maar ik
spreek nu van een jaar of tien geleden."
Blijkbaar was dat niet de Lumley, dien ik
bedoelde.
„Dan," ging Dr. Eifel voort, „was er kapi
tein Lumley, van het 14de West-Indisch
regiment. Ik maakte met hem kennis op de
Goudkust. Maar hy stierf, de arme kerel, aan
wonden in een gevecht met de negers."
Ik zeide den reiziger, dat geen van deze
beide Lumleys dogeen was, dien ik bedoelde;
en, zeer teleurgesteld, was ik op het punt
den doctor a .11 anderen over te geven, die
op hem aanspraak maakten, toen eene nieuwe
gedachte by my opkwam en ik hem nog bij
my hield.
Op dit oogonblik kwam Frank Rayner
binnen. Een blik op zyn gelaat toonde my,
dat by in eene veel betere stemming was
dan ik gedacht had. Ik hoopte vurig, dat
eene verbetering in de huiseiyke omstandig
heden daarvan de oorzaak was. Zoodra hy
my zag, kwam hy regelrecht naar den hoek.
van de kamer, waar ik stond, alsof by my
wenschte te spreken; maar ik was te zeer
in myn onderworp verdiept, om zelfs het
gezelschap van Frank te zoeken, hoe wel
kom my dit ook altyd was. Ik knikte hem
dus even toe en sloeg een blik ter zyde op
Dr. Eifel, als om te zeggen, dat ik op het
oog6nblik verhinderd was. Frank beantwoordde
myn knik met een glimlach en raakto in
gesprek met eenigen van zyne vele kennissen.
Toen wendde ik my weer tot den reiziger
en deed de vraag, die plotseling by my was
opgekomen.
„Indien," zeide ik, „gy den persoon, dien
ik bedoel, niet by den naam van Lumley
kent, kunt gy my dan ook zeggen, of gy
ooit iemand ontmoet hebt, die aan de vol
gende be8chryving beantwoordt? Een man
van ongeveer vyf voet tien duim, breedge
schouderd, met donkerbruin haar en roeden
baard, en met een eigenaardigen schuife-
lenden gang, waarbjj hy den grond met zyne
zyn daarvan 107 millioen misdadigers.
Dit is voor ons land van 40 millioen onge
veer 285 333.
Nu zeggen de Jaarcijfers dat er in de ge
vangenissen in 1894 zyn opgenomen 19 411.
Er moeten er dus een 263,000 onder ons
nog rondloopen of de jaarcyfers zyn niet te
vertrouwen of wel De Hollander schryft
maar wat moer.
En nu nemen wy nog aan, dat de mis
dadigers pondspondsgewijze over de verschil
Jende landen verspreid zyn en midden Afiika
en centraal-Azië naar verhouding evenveel
misdadigers telt als de groote steden. Is dit
niet zoo, dan moeten er ook in Nederland
oenige duizenden misdadigers meer zyn.
Als De Hollander, in plaats voor misdadi
gers, zondaars bedoeld heeft, dan heeft hiy
hot getal te laag getaxeerd en mo9t zy er
de ''olie 1500 milhoeu voor uittrekken.
Dezflfde a.-r Hollandsche statisticus zegt
dat er zf 65 millioen bedoelden, dat is dus
!,/j# voor ^-derland. Dus zou alzoo het aantal
bedeelden bedrageo ,3/jo vaQ de bevolking,
dus voor Noderland, aannemende dat in onbe
schaafde landen de verhouding dezelfde is,
ongeveer 1,800,000 menschen l
In het Doetmchcmsch Weekblad komt hot
volgende voor:
„leder klaagt en ieder - rookt. Men
klaagt over do hooge melkpryzen en drinkt -
cognac. M n schimpt op de advocaten en
kiest hen toch zelf weer in de regeeriogslicha-
mtn. Men jammert over den achteruitgang
v.,n handel en nyverheid on koopt uitslui
tend buitenlandsche goederen. Men klaagt
over zware tijden en - gaat eiken avond zyn
pot bier drinken. Men lamenteert over het
kwynon van het huiselijk loven en wordt
lid van do tiondo vereeniging. Men klaagt
steen en beon over de hooge broodprijzen en
schaft zich de nieuwste mode artikelen aan.
Men schreit over de zucht naar feestgenot
en ieder zoekt de feesten op. Men klaagt
over de duro kleeding en - schaamt zich over
oen halflinnen kleed. Men klaagt over het
gebrek aan flinke arbeiders voor den land
bouw en zendt de jongens naar een kan
toor. Men schettert over de regeering en
kiest telkens dezelfde personen.
Die klagen wil, klage, maar - hervorme
eerst zichzelf!
Gemengd N i e u ws.
In een a r b 0 i d e r s g e z i n a a n d e n
Lekdylc, tusschen Schoonhoven en Ammerstol,
gemeente Bergambacht, heoft zich by een
tweejarig, niet ingeënt kind een geval van
natuurlijke kinderpokken voorgedaan met
dooJelykon afloop Alle maatregelen zijn ge
nomen om besmetting te koeren
Te Ooster wolde liep de daglooner
T. Nyenhuis door het land en zag een wiikel
(roofvogel) boven een ekster door k t lucht
ruim zweven. Plotseling schoot de wykel naar
den grond, met zijne prooi, den ekster, in de
klauwen, onmiddellijk in N.'s nabyheid. N.
li-p op de bytende vogels toe, zette den voet
op de klauwen van den wykel en bemachtigde
beide vogels levend.
Te Brussel wordt een aardige
anekdote verteld uit de jeugd van Frère Orhan,
den overleden B-lrisch<m staatsman. Hij was
nog een jong advocaat, die wel reeds door
zyn redena rstalent de aandacht op zich had
gevestigd, maar toch in zyn vaderstad Luik
nog geen bedui lende positie innam. De
jonge man beminde mejuffrouw Orban, die
hem haar hart schonk en zich heimelijk met
hem verloofde. Toen Frère echter met zyn offi
cieel huwelijksaanzoek voor den dag kwam,
werd hy afgewezen. Mojuffrouw Orban nam
hierop oen kloek besluit. Op oen avond, dat
z'y haar verloofde in den schouwburg ont
moette, omhelsde zij hem ten aanzien van de
geheele zaal en kuste hem flink op beide
wangen. Nu konden haar ouders hun toe
stemming niet langer weigeren en weldra kon
Frère zyn kuweiyk doen inzegenen. Ter
herinnering aan deze gelegenheid voegde Frère
den naam Orban aan den zynen toe en heette
dus voortaan Frère-Oröan.
By het uitgaan eener kerkte
Tiszaved in Hongarije z(jn door drie dronken
jongelieden, do gebroeders Szec, 60 geweer
schoten op de kerkgangers gelost. D.cnton-
gevolge werden 58 personen gevaarlijk gewond,
grootendeels vrouwen.
De vorige wook is in een Duitsch
stadje een zeer zeldzame huwelyksverointenis
gesloten. De bruid telde 53 jaren, de brui
degom, tevens de neei van zyne vrouw, is
slechts 22 jar^n oud. Zyn vrouw heeft hem
ïndertyd nog ten doop gehouden, zoodat zy
zyne vrouw, zijne tante en zyne meter togelijk
is; hy is door dit huwelyk met zyne tante
zyn eigen oom geworden De vader van den
man, die vroeger de schoonbroeder der vrouw
wa6, is nu haar schoonvader en tegelyk de
zwager van zyn eigen zoon.
Het is bekend, dat de Siciliaan-
ache struikroovers aan de grootste onbe
schaamdheid vaak de uiterste hoff lykheid
p ren Deze dagen werd by Senaaifalco een
postkoets door roovers overvallen. Dezo over
val had op een zoo uiterst beloefde wyze
plaats, dat men byna zou gaan verlangen,
er t»y te zyn geweest. De tot de tanden
gewapende struikroovers sommeerden den
postiljon stil te houden en verzochten daarna
den passagiers op de meest hoffeiyke wyze
uit te stijgen en hun geld en voorwerpen
van waarde af te geven.
Nadat do evenzeer verblufte als verschrikte
passagiers aan dit verzoek hadden voldaan,
verzochten de bandieten hun, weder op de
meest beusch9 wyze, nederig om veront
schuldiging voor den ondervonden overlast,
groetten allerbeleefdst en verwydoroen zich.
Y vette Guilbert, die zich thans
te Nieuw York bevindt, is daar met een
even groot enthusiasme ontvangen als haar
overal, waar zy optreedt, ten deel valt. De
Nieuw Yorkscho bladen maken melJing van
haar succes, maar verklaren dat zy iets
meer „shocking" hadden verwacht.
Yvette Guilbert zal, wanneer zy na een
maand weer uit Amerika vertrekt, 80,000
franken ryker zijn een aardig maandsalarisje.
voeten schynt te schrapeniemand, die gaarne
over zichzelven spreekt en roemt op zyne
daden, vooral wat slimme praktyken betreft."
Dr. Eifel lachte en zeide:
„Dat is geen vleiend portret, voorzeker;
doch ja ik meen het toch te herkennen."
En hy dacht even na. „Het heeft veel van
iemand, dien ik vroeger gekend heb, en het
was een van de grootste schurken, die ik
ontmoet heb."
Dit deed my er niet aan wanhopen myn
mededinger te indentifiëeren; doch de ge-
iykeni3 zou wel toevallig kunnen zyn.
„Maar zyn naam", ging de doctor voort,
„was niet Lümloy, doch Crayford Amos
Crayford ten minste zoo noemde hy zich.
Ik wilde inderdaad, dat ik dien waardigen
persoon kon identifieeren, om zeer byzondere
redenen."
De doctor hield weer op om na te denken,
en toen, opziende, riep hy plotseling uit:
„Er is iets, waaraan die man onfeilbaar te
herkennen zou zyn. Hy was getatouëerd aan
de binnenzyde van den rechterarm, van de
bulging van den elleboog tot oDgeveer een
duim van het vuistgewricht met het woord
„Esporanza" in groote letters. Is er zulk een
kenmerk by den man, van wien gy spreekt?"
„Ik weet het niet", antwoordde ik. „Maar
wees zoo goed een oogenblik te wachten,
Dr. Eifel, en vrij te biyven totdat ik terugkom."
Hy beloofde dit, en terwyl myn hart snel
klopte van opgewondenheid, baande ik my
een weg door de kamer naar de plek, waar
Frank met een groep vrienden stond te praten.
Ik raakte zyn arm aan.
„Frank, ik wilde u spreken."
„En ik u, oude jongen, en wel in 't byzon
der. Ik heb nieuws voor 11,"
Hoe opwekkend zyne woorden ook waren,
ik was in te groote spanning om er toen op
te letten, on hy scheen zeer verwonderd toen
al wat ik tot hem zeide was
„Frank, ik sprak hier met een reiziger
over het tatoueeren, en wilde iets tot zeker
heid brengen. Hebt gy ooit iemand gezien,
die getatoueerd was?"
Frank keek my bevreemd aan on scheen
zeer bedremmeld door mijne vraag. Hy ant
woordde echter na een oogenblik langzaam
en kalm:
„Ja - 0 - ja. Ik ken er éón, die geta
touëerd is."
„En hy heet?"
Ik kon nauwelyks myn adem inhouden.
„Wel Lumley."
„En waar is hy getatouëerd?''
„Op den arm den rechterarm van
binnon. Ik heb het dikwyis gezien, als hy
zich wa8chte."
„Hoe is hy getatouëerd?"
„O, met groote letters: het woord Espe-
ranza. Hy z?ide my
Ik viel hem in de rede, byna buiten my-
zalf van opgewondenheid.
„Een oogenblik, Frank," zeide ik, „ik kom
aanstonds weer by u."
Ik snelde naar Dr. Eifel terug, brandende
van verlangen om hom het nieuws te ver
tellen.
Wordt vervolgd.)