N°. 11002 A°. 1898 <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. TE N!EUWSCIERÏCT Dinsdag 7 Januari. LEIDSCH DA&BLAD PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden por 3 maanden. 1.10. Franco por post1.40. Afzonderlyke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. OHiciöele Kennisgevingen. II EK IJK. Burgemeester en Wethouders van Loiden, gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten der pro vincie Zuid-Holland, van den l7dou December 1S95 No. Vi (Provinciaal blad No. Gl), alsmede bet Koninklijk besluit van den Sden December 1S95, No. 20, waarbij ia bepaald, dat do herijk Yan de znaten en gewichten over de herijkper.odo van 1896 en 1897 zal loopen Yan 1 Januari 189G tot 1 Sep tember 1897; herinneren de ingezetenen dezer ge meente aan hunne verplichting, overeenkomstig art. 15, lett. a, der Wet van den 7den April 1SG9 (Staatsblad No. 57), tot hot doen herijken van alle reeds in gebruik zijnde maten en gewichten, onder mededcoling dat daartoe door den ijlier zittiDg wordt gohouden in Kot lokaal van don (jk iu hef gebouw aan do Lammermarkt en wel: voor de nieuwo maten od gewichten van handelaren in die voorwerpen op 7 en 8 Januari, des morgens van 9 tot 12 en des middaga van 1 tot 4 uren; voor do gewone gewichten, benevens de maten en Strijkers, van 9 Januari tot en met 5 Maart (op door B. en Ws. afzonderlijk vastgesteldo uren). Yoor de nieuw vervaardigdo maten en gowichten op elke j Vrijdag en Zaterdag tusechen 7 Januari en 5 Maart 1896, des morgens van 9 tot 12 en dos middags van 1 tot 4 uren. Tevens wordon belanghebbenden er op gewezen: adat zjj verplicht zgn lmnne maten en gewichten, behoorlijk droog en schoon, bij den gker op voorschreven dagen, tot het ondergaan van den heryk to bezorgen; b. dat zij, dio zulks verzuimen of daarin verhinderd worden, voormelde maten en gowichten vóór den lsten October nog aan den gker op do daarvoor aangegovon dagen ter herijking moeten aanbieden; C. dat, na het eindigen vau den termen van den herijk, hot gebruiken of voorhanden hebben van maten en gewichten, niet voorzien van de veroisohte stempclmerken, volgons art. 29 dor bovenaangehaalde wet, verboden en strafbaar is; d. dat bij hot terugontvangen van de ter ijking aangeboden voorwerpen, zg zich dienen te overtuigen of (lie van het good- of afkeuringsmerk zijn voorzieo. Voorts vestigen zij do aandacht van belaDgheb- bendon op de bepalin-en van do artt. 12 en 14 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad No. 57), waarbij is voorgeschreven dat de maten en gewichten alleen dkn tot den liergk kunnen worden toegelaten, als zg behoorlijk ziju voorzion van bunnen weuelijkea naam of lmnne wettelijke waarde en op de Ministeriöelo beschikking van 5 December 1882 No. 27 .-.fd. Handel en Nijverheid, waarbij ia bepaald dat de koperen gewicht-'u moeien worden afgekeurd yoor het geval die te licht zijn geworden en het grondvlak geen gelegenheid aanbiedt tot verzwaring. Vervolgens wordt ter kennis van do belanghebbenden gebracht, dat volgens besluit van den Minister van Waterstaat, Haudel en Nijverheid, van den 6den November 1S95, do letter g In den gewonen schrijf vorm, bestemd is tot goedkturingsmerk zoowel bij den (jk a!a bjj den herijk der maten en gewichten, en bij den ijk van gasmeters de Koninklijke krooD, terwijl het kantoormerk voor de gemeente Leiden is hot cjjfer 7 en eindelijk dat do maten en gewichten, op gevaar van straf, voorzien moeten blijven van do voreischte stompelmerken: dat dus hot laatst geplaatste goedkouringsmerk voortaan gedurendo twee jaren ongeschonden moet worden bewaard. Burg. en Weths. van Woubrugge maken bokond, dat gologenheid zal worden gegeven tot kostolooze inenting en herinenting op het dorp in bot Raadhuis op Donderdag 9 Januari a. e., des namiddags te één uur, en in de openbare sohool to Hoogmade op Vrijdag 10 Januari a. s., des namiddags te twee uren Burgemoestor en Wethouders der gemeente Zeg waard brengen ter algemeene kennis dat op Woens dagen 15 Januari, 15 April, 15 Juli en 14 October 1896, telkens des namid ags van 12 tot l'/; uren, ton huize van den heer H. Roidt, arts aldaar, ge legenheid zal bestaan tot kostelooze inenting en herinontrng. Leiden, 6 Januari. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van het „Tnstitut de France" zyn bevorderd tot officieren van het Legioen van Eer de heeren dr. Cuypers, prof. De Goeje (Leiden) en Leenhof, en is benoemd tot officier prof. Kern (Leiden). Tot tijdelijk hoofd der school te Zoeter meer Zegwaard is benoemd de heer Broek- huyzen, te Leiden. Te Utrecht is door eenige belangstel lenden ia bindkunst een vereeniging opge richt met den naam: „Kunst toegepast op Boekhanden." Zij stelt zich voor, in verschillende steden exposities te houden, die uitsluitend aan toege paste kunst op boekbanden gewijd zullen zijn. De eerste expositie zal den 13den dezer in de Kunstzaal van het Stedelijk Museum te Leiden gehouden worden. Als bestuurders zijn opgetreden deheoren: J. A. Loebèr Jr., te Leiden, voorzitter; D. N. Verschoor, te Den Haag, penningmeester; H. W. IJwema Jr., te Utrecht, secretaris. De inschrijving voor de nationale militie van de in 1877 geboren jongelieden zal te Voorschoten plaats hebben gedurende de maand Januari en meer speciaal op 13 Jan. a. s., van 10 12 uren. Op 31 December 1894 bestond de be volking der gemeente Valkenburg nit 309 m. en 310 vtotaal 619 personen. In 1895 had vermeerdering plaats door de geboorte van 17 m. en 10 v., totaal 27 personen, en door vestiging in de gemeente van 16 m. en 22 v., totaal 38 personen. Vermindering geschiedde door het overlijden van 6 m. en 9 v., totaal 15 personen, en door vertrek uit de gemeente van 16 m. en 23 v., totaal 39 personen. Op 31 Dec. 1895 bestond de bevolking dus uit 320 m. en 310 v., totaal 630 personen. Prinses Elisabeth van Waldeck bleef Zaterdag-avond by de geheele voorstelling in de Fransche opera te 's-Gravenbage, gezeten in de Koninginnen-loge achter de koninklijke fauteuils. Het bestuur der vereeniging „Nederland en OraDje" te Berlijn voor 1896 is samen gesteld als volgt: dr. F. Du Bois, voorzitter; M. Catz, onder-voorzitter; T. A. Toung, pen ningmeester; M. Alex. Wolff, secretaris; G. A. Rady en S. G. Albers, commissie van weldadigheid. Benoemd is tot burgemeester van Druten, de heer Van Lanschot, uit Den Bosch. Blijkens uit West Indiê ontvangen bericht, is de hoofdcommies ter gouvernements secre tarie, mr. Schocb, ter aanvaarding zijner be trekking uit Nederland te Paramaribo aan gekomen. Het bestuur der „Pnns-Alexander-Stich- ting", inrichting voor blinde kinderen van iedere geloofsbelijdenis, heeft van Hare Majesteit de Koningin een gift ontvangen, groot vijftig gulden. Het „Haagsche Dagbl." ontving van hoog geachte zijde een circulaire, waarbij door een 16-tal landgenooten gelden worden gevraagd ter benoeming van een tweeden predikant by de Ned.-Herv. Gemeente voor Pretoria, Middelburg en Standerton in de Transvaal. Tot dit doel, waarvoor f 20,000 benoodigd is, is reeds f 10,000 byeen. De „Eastern- en South-African-Maatscbap- py" bericht, dat particuliere telegrammen in overeengekomen taal voor de Zuid-Afrikaan- sche Republiek niet aangenomen kunnen worden. Te Ambt Hardenberg hebben alle leden der schoolcommissie hun ontslag als zoo danig genomen. De Raad der gemeente Gouda heeft be sloten tot het instellen: lo. van eene voorjaars-paardenmarkt op den Vrydag vóór Palmzondag, en 2o. van eene najaarsveemarkt op den Woens dag vóór de najaars-paardenmarkt. Zoo er bezwaren bestaan tegen voormeld Raadsbesluit, moeten die uiterlyk vóór den 14den Januari e. k. aan Ged. Staten van Utrecht medegedeeld worden. Prof. Naber, te Amsterdam, hoopt op Dinsdag 7 Januari zyn 25 jarig professoraat te herdenken. Om twee uren zal eene com missie van leerlingen en oud-leerlingen den heer Naber in het klein-auditonum der uni versiteit zyn portret, geschilderd door Hart Nibbrig, aanbieden. Het stoomschip „Drente" arriveerde 4 Jan. van Batavia te Rotterdam; de „Gedé" is 4 Jan. van Rotterdam naar Batavia ver trokken; de „General," van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, arriveerde 4 Jan. te Aden; de „Veendam" arriveerde 4 Jan. van Nieuw-York te Rotterdam; do „Bellero phon," van Amsterdam naar Java, arri eerde 5 Jan. te Port-Said; de „Java" van Amster dam naar Batavia, passeerde 5 Jan. Dunganess de „Laertes," van Amsterdam en Liverpool naar Batavia, arriveerde 4 Jan. te Gibraltar; de „Merapi," van Batavia naar Rotterdam, is 4 Jan. Gibraltar gepasseerd; de „Obdam" vertrok 4 Januari van Nieuw-Yoik naar Rotterdam. Praatjes over Kunst. Vlokken. LXXIII. In „Pulchri Studio" is thans eene collectie teekeningen van wijlen Johannes Bosboom op waardige wijze geöxposeerd. Zjj is het eigendom van den heer H. W. Mesdag, den verzamelaar, die, dank zij zijn fortuin, zooveel kunstschatten kan bijeenbrengenwat méér zegt, ook anderen er van laat genieten. Vóór alles is Bosboom de echilder van de „Kerken" geweest. HU heeft het statige en het intieme, het indrukwekkende en het vrien delijke, de kondheid en de warmte, hot vroo- ljlke en het droefgeestige, het grooteche van 't geheel en 't gedetailleerde der onderdeelen van deze imposante gebouwen intens gevoeld, in zich opgenomon en weergegoven. Wat een kracht, wat een geestdrift, wat een blijheid spreekt er uit zijn werk, maar welk een knapheid tevens I En, wat is alles goed aangekeken, juist betuurdl In den „Preekstoel in de kerk te Mecbelen" en „het Altaar in de kerk te Antwerpen" weet hij, op wonderlijk-habiele wijze, ons al don rijkdom van 't sculpturaal werk te doen gevoelen. Uit „het raadhuis te Hattum," en „Oude kerk te Amsterdam" blijkt zijn nauw gezet studeeren, naast zijn vlotheid van arbeiden. 48) „Neen," antwoordde ik, „ik noem my'zelven niets. Dat laat ik aan anderen over. Ik ben niet gewoon myn eigen lof uit te bazuinen. Dit te doen vind ik wansmaak." „Dat is geen antwoord op myno vraag." „Dat weet ik; ik zal geen andere vragen beantwoorden dan die ik geschikt acht. Ik ben Diet onder contradictoir verhoor." „Zeer goed," zeido by, geenszins verstoord door myne lompheid; „dan zal ik de zaak anders stollen. Ik zeg, dat gy geen fatsoen- ïyk man zyt." „Gy kunt zeggen wat gy wilt. Uwe mee ning gaat my niet aan." „Zonder twyfel; maar ik zal myne woorden bewyzeD. Ik houd vol, dat de handeling van iemand, die van zyne positie gebruik maakt om een ander van de vrouw te berooven, die hem eeno huweiyksbelofte hoeft gedaan, eene eerlooze handoling is." Dit scheen my een nogal zacht begin toe, maar het gaf my e^ne kans, waarvan ik niet aarzelde party te trekken. „Indien dit eerloos is, is het dit niet meer dan vole van de streken, beetDemeryen en listen om collega's in handel en speculatie do loef af te steken, waarop sommige mannen van zaken zich beroemen." „Ik dacht, dat gij er u boven verheven zoudt achten, u met zulke personen op ééne iyn te plaatsen." „Inderdaad 1 Mag ik vragen waarom?" „Ik ben evenmin als gy geneigd vragen te beantwoorden." Daar had hy my vastgezot; dat geef ik toe. „Maar dit is louter spelen met woorden," ging hy voort, „en ik ben een man van handelen. Ik ben hier niet gekomen om met u te babbelen, Mr. Paul, of te redeneeren, of tegen u te pleiten. Ik ben gekomen, om u te zeggen, dat ik u, door uw spreken en handelen tegen Miss Rayner, beschouw als een schender van myn eigendom, en u waar schuw niet daarmee voort te gaan." „Gy hadt u die moeite kunnen besparen. Gy hadt het voor uitgemaakt kunnen houden, dat ik uwe denkbeelden daaromtrent wist." „Zonder twyfel. Maar gy zoudt misschien niet zoo goed met myne voornemens bekend zyn, als gy myne denkbeelden niet deeldet." De kerel was byzonder kalm, maar zyne taal verbitterde my zeer. „Ik geef niet meer om uwe voornemens dan om uwe denkbeelden en uwe meeningen. Ik heb ook myne voornemens, en ik waar schuw u, dat ik van plan ben ze ten uitvoer te brengen." „Inderdaad l Ik zal u niet vragen, welke die voornemens zyn, daar wij schynen over eengekomen te zyn, geen vragen te doen. Gy kunt ze natuuriyk noemen of niet, al naar u goeddunkt. Maar ik ben van plan u de mijne te zeggen." „Doe dat danl" „Ik heb in vele landen vertoefd, in zeer onbeschaafde zelfs, waar ieders wil de wet van het land is. Daar is het recht van eigendom de macht om het te behouden, en ik heb bet myne soms op myne eigen manier behouden. En myne manier is zeer een voudig. Als iemand myn eigendom schondt, waarschuw ik hom eerst om er afteblyven. Als hy niet gaat, schiet ik op hem." „Inderdaad 1" zeide ik. „Dus denkt gy, „dat gij die manier ook in bet beschaafde Londen kunt toepassen?" „Ja," zeide Lumley met wonderbare koel heid. „Niet op dezelfde wgze misschien, maar met vrywel dezelfde uitwerking. Ik zeg natuuriyk niet, Mr. Paul, dat ik precies den zelfden weg zal nemen, dien wy in het bosch of op de prairieön onder zekere omstandig heden geschikt achten. Ik zeg alleen dat, zoo gy op eenige wyze, direct of indirect, myn huweiyk met Ethel Rayner verhindert, zoodat het onmogeiyk plaats kan hebben, wel ik u het leven zal benemen." Geen zweem van heftigheid of toorn was er in den toon, waarop hy deze woorden uitte. Hy sprak ze langzaam, vaat en met nadruk en keek my daarby met een harden, kouden blik aan. Ik kon niet zoo koel biyven. Van myn stoel opspringende, terwyl by tegelykertyd oprees, riep ik uit: „Bullebak, schurk en lafaard 1 Denkt gy my vrees aan te jagen? Denkt gy, dat ik bang ben voor uwe voornemens? Hoor de mynel Ik ben voornemens, God helpe myi om Ethel Rayner uit uwe vuile klauwen te redden ik wil maken dat zy nimmer uwe vrouw wordt en dat zy de myne zal worden. En, al dwaalt ons oog een enkele maal langs een fraai strandgezicht af, of blyft 't vol eerbied een wyie rusten op zoo'n vlug- gewasschen aquarel als die „Watertoren te 's-GraveDhage"; al begrypen we, hoe ook het „boerendeel" en een „diakenkamer'1 naast de „Watermolen te Leuven" in dit kader wel passen, töeh keeren wy, eveüals de schilder dit zelf zal hebben gedaan, weer terug tot het intiemere van zyn mooi-vinden, tot de bekoring, die voor ons uit het kerkgebouw straalt. Bosboom heeft het warme zonlicht, giydend langs de massieve statige pilaren, en ook de koudheid van de kille grafzerken gegeven: hy heeft het imposante van oen grootsch Altaar vertolkt, naast het naïef intiem-bekooriyke van een dorpskerk-inté rieur; by heeft, M het mooie, dat er tot zyn ziel word gesproken uit die oude, eerbied waardige gebedeuhuizeü, in deze teekeningen neergelegd. En, wie nu een denkbeeld wil krygen van de grootschheid van zulk een kerkgebouw, die bezie maar eens, enkel en alleen, die majestueuze en rype waterverfschets „Kerk te Alkmaar", waarin om zoo te zeggen ge condenseerd i^, al het eenvoudige en het pure, het oprechte en het edele, het voorname en het ware, dat Bosbooms kunst zoo hoogst- eigendommeiyk stempelt. Want de „chic" in deze teekeningen is niet gebaseerd op oogverblindende trucs, de ga- makkelykheid, die er uitstraalt, mag allerminst worden verward mot den wencch om zich er van af te maken, en waarlyk, voor jeugdige schilders, die 't hem n& zouden willen doen, ligt hier menige bange voetangel en klem. Maar het bestudeeren van de verschillende lynen en veegj98, hot aandachtig bekykon van de teedere overgangen der diverse brui nen, het ernstig volgen van die tooveraebtige kunstenaarshand; dat alles kan niet anders dan weldadig en heilzaam werken, op onze jongere artisten vooral, waaronder er helaas zyn, die nog al te weinig toonen te beseffen dat er ernstig dient te worden „goworkt", om tot dergeiyk glorievol resultaat te geraken. De „Kunstbeschouwingen" te dezer stede gaan by genoegzame deelneming wederom door; binnenkort zullen de inteekenlysten worden aangeboden. En, als ik, als ondeugende jongen, uit de school zou willen klappen, dan zou ik kunnen mededeelen dat, terwyl een onzer stadgenooten, welwillend een prachtige col lectie Japansclie teekeningen en kakemono's heeft toegezegd, er een andere beroid werd bevonden eenige juweeltjes van Bakker Korfjes penseel in bruikleen af te staan. Onderhandelingen omtrent een portefeuille van „leden" van den Hao.gschcn Kunstkring zyn reeds aangeknoopt, terwyl er vermoede- lyk later een verzameling teekoningen uit het Museum Boymans zal worden gegeven. Al mag het bekend worden verondersteld, deel ik toch nog mede dat die kunstbeschouwingen gehouden zullen worden in den Foyer van de Stadszaal en één dag, 's middags en 's avonds, voor de leden toegankoiyk zyn. Onder de mooie „bandjes", die ik sedert myn vorige bespreking zag, dienen nog ver meld te worden „Wysheid en Schoonheid uit China" door Henri Borel, met een pittig Chineesch figuurtje van Thorn Prikker, en „Rouwviolen" van Hólèr.e Lapidoth-Swarth, met sober ontwerp van Berlage op het omslag. De redactie van het Tweemaandelyksch Tijdschryft gaat met onverdroten moed on stalen yver voort, veel belangryks aan te bieden. Jammer echter dat van Van Deyasel's kand zelf zoo weinig in deze perio diek verschynt. In deze derde aflevering vervolgt Jac. Van Looy zyn „Feesten," bespreekt Mr. S. Muller Fz. zeer waardoerend Prof. 4Blok (als Jan Wage- naar'8 opvolger). Dr. v. Vloten zond een stukje over Oud-Arabischo Poëzie, en Johan Thora Prikker vervolgt zyn interessante „Brieven". Voorts een fijngevoeld gedichtje, „A.vond" van Henriëtte Drabbe, „De ontkenning der Moraal", van Dr. Jelgersma, „Strydbaar beraad over het Oorzaakbegrip" door Dr. Bierens de Haan, „Aletrino's Martha," door Dr. Van Deventer, „Causaliteit" door Dr. Jelgersma, „Boskbeoor- deelingon" vaD Albert Verwey on „Toledo" door Frans Erens. Verwoy schryft over Willem Kloos' Nieuwe Gedichten„Een St.-Niklaas-geschenk in een salonbandje Weemoedig beturen wy de bleek - gulden letters van zijn eigen handschrift, die in het bleek-blauwo linnen staan ingedrukt. Laten wij het stil in de kast plaatsen naast zyn eerste boek. Wat er uit op kon staan zou toch nooit een rimpel kunnen toe of af doen aan de onsterfelyke gestalte, die uit dat eerste werk voor het nageslacht verrezen is." Vooraf gaan deze woorden: „Het ia het bedryf van een fijn en vrien- delijk-lachend noodlot, dat al onze schrifturen ten slotte in allerliefste formaten en bekoor- lyke prachtbandjes als St.-Niklaas- of Kerst geschenken dienst moeten doen. Zy mogen esn jaar, of tien jaar, in voor hun uiterlyk ongevoelige tydschriftnummers, met hoog hartige onverschilligheid voor het feost- vierend Filistynendom juist in de tyd3chriften van een onwereldsche en maatschappelyke gezelligheid smadende kuDStenaars-sekio verschenen zyn; zy mogen door hun inI oud, of door de omstandigheden van hun eerste verschijning, een sarcastische keerkant zyn tegen de sieriykbeid van hun latere: het goedige fatum, door de handen van z|jn knechten, de nieuwerwetsche uitgevers, pent er hen niet minder om in den vroolyken feest- frak, en doet er de deuren van de ranke salon-kastjes niet ongewilliger voor opengaan." Over Couperus' „Williswinde" schrijft Verwey ook, en zegt hy o. a. over dozen dichter dat, „terwyl al die jongeren hun woorden lief hadden als natuuriyke wezens, Couporus in de zyne voornamelijk kosteiyke, meestentyds zou men zeggen kost-bare zaken za,', die men niet anders dan mot de liefde van de grovore mode-fatten beminnen kon." Ik zal myn best doen, met alle macht, die in my is, uw huwoiyk met Ethel Rayner te beletten; en als ik slaag, zooals ik mo6t, tart ik u te doen wat gy wilt." „Zeer goed," zeide hy, nog altyd onbe wogen; „we zullen zien. Ik heb myn man gedood in een eeriyk gevecht, met byna elk wapen, dat in den stryd gebruikt wordt - geweer, revolver, mes en stok en ik zal het weer doen, als het noodig is. Ik heb nog nooit een slag gegeven, die niet gerecht vaardigd was, en nooit een, die zoo goed gerechtvaardigd was als dien ik u zal toe dienen, als gy u stelt tusschen my en de vrouw, die haar woord gegeven heeft my te huwen I" Deze onbeschaamde woorden deden een plan by my opkomen, dat ten minste eene proef waard zou zyn. Myne handen op de tafel leunende en my een weinig naar hem toe buigende, zoodat myn gelaat bet zyne naderde, zeide ik, met eeno koelheid en beslistheid, die de zyne ten minste evenaarde: „Ik twyfel Diet, dat gy indertijd heelwat daden van geweld gepleegd hebt, hetzy ge rechtvaardigd of niet; maar dat is niet al het onrecht, dat gy hebt bedrevendat weet gy wel." Het was een succes. Eindeiyk verloor hy zyne zelfbeheerscbing en riep uit: „Wat bedoelt gy voor den d Ik zag myn voordeel en zeide met de meest mogeiyke kalmte: „Ik weet, wat ik bedoelen, Craven Lumley, ik weet, wat ik weet." Hy begreep terstond, dat hy zich had blootgegeven en zeido daarom moe een smalenden lach: „Nu, het is nutteloos nog verder woord ?n te verspillen. Ik geloof dat wy elkander goed begrypen. Ik weet uwe voornemens on gy de myne. Maar nog eens, en voor de laatste maal, ik waarschuw u, Angus Paul, verijdel myne oogmerken ten opzichte van Ethel Rayner, en ik zal u het leven benemen." Ik antwoordde ni3t. Toen zett9 hy zyn hoed op, schuifelde voort en verdween ge lukkig eindelyk. XVIII. De Reiziger. Gaven de gesprekken, in het vorige hoofd stuk beschreven, my veel stof tot nadenken, er waren vooral twee punten, die een diepon indruk op my maakten. In de eerste plaats beviel my niet de toon, waarop Frank van do streken en listen van zyn compagnon sprak. Zeker, ik was geen man van zaken en weinig bekend met de zijwegen van den handel, maar wist toch genoeg wat wettige handel was, om te begrijpen dat manoeuvres als die, waar voor Lumley openlyk uitkwam en waarvan de transactie met Binks een voorbeeld kon genoemd worden, niet door mannen van eer in praktyk worden gebracht. Het stuitte my dus, Frank over zulke dingen als kleinigheden te hooren spreken, als zaken, die hoegenaamd, geene afkeuring verdienden. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1