N°. 10998 I>oii(ler*(la«£ 2 Januari. A°.189 j tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. OUDEJAAR. Leiden, 31 December. Feuilleton. TE RSIEUW3CIERIC. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17|. Grootere letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Voor het incasseeren buiten de stad Eerste Blad. Wanneer wij een vertrekkende, van wien *wij weldra door den Oceaan gescheiden zullen zijn, naar de plaats van inscheping begeleiden, dan verdringt gewoonlyk de gedachte aan zyn heengaan, en aan het gemis, dat wy daarna zullen gevoelen, elke andere; wat by I voor ons geweest is, en wy voor hem, dat zullen we eerst later overdenken, wanneer de scheiding een voldongen feit is geworden. Anders doen we met den wegvarende op den 31 sten December. Hy treedt af, maar op hetzelfde oogenblik staat zijn opvolger gereed om hem te vervangen en zijn werk voort te zetten. Er is slechts sprake van een wisse ling, die ons - wel ernstig kan stemmen, omdat wij herinnerd worden aan de ver gankelijkheid aller wereldscbe dingen, om dat deze datum nadrukkelijker dan elke dag van den kalender, vertelt dat weer een stuk levensgeschiedenis aan ons verleden is toe gevoegd, maar tegelijk ook blijde beelden voor den geest brengt, door de vriendelijke hand der Hoop gegroepeerd en met bloem festoenen omslingerd. Wij weten het, van den ons toegemeten tijd is weer een breuk aan het ons nog wachtende onttrokkenden teller, opnieuw met één vermeerderd, kennen we nauwkeurig; de noemer is het geheim van den Opperboschikker van ons lot, en blijft voor elk sterfelijk oog verborgen. We stellen de gewichtige vraag: Wat heeft 1895 voor ons opgeleverd, in hoeverre vervulde het de verwachtingen, bij zijn intrede gekoesterd, in welke opzichten heeft het niet voldaan aan redelijke wenschen By het opmaken dezer rekening mogen we vooral niet vergeten, ons persooniyk aandeel in de uitkomsten mee te tellen. Wat ons geschonken of onthouden werd vormt wel gewichtige posten op de balans, maar om haar zuiver te doen zyn, is het ook noodig er op aan te teekenen, wat ons eigen toedoen heeft gevoegd in het saldo van winst of verlies. Hebben wy, ieder afzonderlek, onze krachten op vol doende wijze aangewend, onze plaats in de maatschappy steeds trouw bezet, van eiken plicht, inzonderheid wanneer deze niet voort vloeide uit de zorg voor levensonderhoud en Eto&eiyken vooruitgang alleen, maar door de eischen der humaniteit werd opgelegd, ons naar behooren gekweten? Wy, medearbeiders aan ons eigen lot en aan dat onzer broeders, hebben wy nooit in traagheid neergezeten bfj de groote taak, ons voorgeschreven? Hebben we, by het klimmen van ons dagantal, het „Steeds hooger!" voor oogen gehouden? Het is waar, het stellen dezer vragen behoort meer eigenaardig thuis in den kring onzer individueele gedachteD, in de bespre kingen aan den huiselyken haard, als we daar byeen zyn om den uittocht van het oude jaar te vergezellen, in het kerkgebouw, waar we ons vereenigen om op den laasten avond den Gever alles goeds gezamenlykie danken. Maar by de erkenning, dat ieder, gemeen schap, op welke grondslagen ook ravormd, den terugslag ondervindt van de veraLieringen in den zedeiyken toestand harer ledenkunnen wy het nut niet betwisten, gelegenin eea meer algemeene overdenking van hetgen tot het byzonder domein der jaarswisselig be hoort. Vragen we voorts, als Nederlanders, 7at 1895 voor ons vaderland is geweest, an zullen wellicht de antwoorden niet eenstemiig luiden, want op dezelfde dingen hebben \q niet allen gelyken blik, en de eischen kunnei wel eens aanmerkeiyk verschillen. Ditmogei wy als vaststaand aannemen, dat de verhou ding tU8schen onze natie en haar Vorsten huis, zoo innig als in geen onkelen anderen Staat, zoo mogelyk nog beter is geworden door wederzydsche blyken van sympathie; onderscheidene gemeenten van ons land hebben het voorrecht gehad, de Koninginnen in haar midden te zien, ook wy, Leidenaars, ge noten die eer, en er is op ondubbelzinnige wyze getoond dat onze landgenooten aan de leus „Oranje boven I" gehecht zyn, welke verschillen op politiek gebied ons ook som- wylen verdeelen mogen. Ook de staatkundige toestand is bevredigendzyn de groote vraag stukken van den dag nog niet tot oplossing gebracht, wy weten toch dat alles met yver is voorbereid, wat kan dienen om de politieke hervormingen tot stand te doen komen, waar aan het land behoefte heeft. De zegeningen van den vrede bleven ons geschonken, en in onze koloniën werd na de geweldige gebeur tenissen van het vorig jaar, hot werk der pacificatie met vrucht voortgezet. In menig opzicht gaf de economische toe stand reden tot tevredenheid. Wel ontbreekt het niet aan geenszins ongegronde klachten in menig bedryf; landbouw en veeteelt hebben met groote moeilijkheden te kampen, de laatste inzonderheid door do weinig tegemoet komende houding der naburen in zake den invoertoch is er verbetering, - de Regeering is met yver bezig om opheffing van belem merende bepalingen te verkrygen, waarby vooral van beteekenis is, dat ons land, op kleine uitzonderingen na, bevryd is gebleven van veeziekten, die sluiting der grei zen zouden wettigen. Hopen we nu maar, dat onze land bouwers zich niet bepeikon tot klagen en afwachten van wat de R -georing doen zal eigen inspanning en voor.il cigon eerlykheid in den handel vermogen veel meer dan hulp van overheidswege. De natuur heeft yvorig mede- gewerkt, eon ryke oogst be loonde de moeit9, best- ed aan het productief maken van den bodo;: Uit den aard der zaak hebben we, by een terugblik op dezen avond, het meest het oog te richten op Leiden en zyn jongste geschie denis. Is onze gemeente g'lukkig geweest? Wy gelooven weinig tegeusp-ark to zullen ontmoeten, als wy deze vraag bevestigend beantwoorden. Het achtbaar Bestuur onz.-r woonplaats volbracht zyn taak met nauwge zetheid; de wyze, waarop verschillende tak ken van dienst hier zyn geregeld, de zorg, waarmede gewaakt wordt voor de handhaving der voorschriften, kunnen aan menige ge meente ten voorbeeld strekken. Wy vormen, laten we deze grootspraak eens wagen, die niets ander3 is dan het constateeren van een feifcj wy vormen een ordelievende bevol king, gaarne bereid om met do autoriteiten mede te werken in alles wat het algemeen belang betreft. Ingrypende gebeurtenissen kwamen niet voor. De gezondheidstoestand was hoogst be vredigend, door de afwezigheid van épidemi- sche zieken, alleen in de laatste maanden viel uitbreiding van roodvonk waar to nemen. De brandweer had een niet to zware taak, van welke zy zich met yver kweet. Hot uit wendig aanzien onzer stad onderging ver fraaiingen; menige nieuwe gevel, die de straten en kaden vertoonen, getuigt van kunstzin en bekwaamheid. Het groote vraagstuk van de gensuitbreiding bleef hangende, en voor zover het publiek kan oordeelen over het reiultaat van de stappen, ter verkryging van die vermeerdering van grondgebied gedaan, mogn we ons nog niet verheugen met het vooriitzicht eener spoedige oplossing. In de voorb reiding van de groote verandering van bestenming, die „Endegeest" zal ondergaan, is meer gmg; deze belangryke zaak, van welke wy hopen dat Leiden ook eenige materiéele voordeeltn zal genieten, heeft haar normaal verloop. Een sla?, die Leiden bedreigde door de verplaatsing van een zyner musea naar elders, is voorloopig afgewend. Hopen wy nu maar, dat de werkelyk onhoudbare toestand onzer wetenschappeljke verzamelingen de autori teiten van Staat en Gemeente zal nopen, niet eenvoudig af te wachten wat er over een jaar of wat nog van overgeWc zal zyn, maar krachtig samen te werfce.i tot behoud van hetgeen niet mag worden prijsgegeven, opdat van den grooten naam,, dien Leiden op bet gebied der wetenschap leefc te hand haven, niets verloren ga. In den loop van dezen zomer vierde Leiden zeer eendrachteJyk feest mot do burgers zyner academie. De aangename betrekkingen tus- sclun do ingezetenen er de vlottende bevol king, Minerva's zonen, f- zyn er door verfrischt en versterkt. In welke opzichter het heengaand jaar zich ook van andere moge onderscheiden hebben, op één punt geleken zy alle op elkander: 1895 zag vele lieuwe banden aanknoopen, ook menige brud werd door den dood ver broken. De groote Maaier scbrydt voort langs het pad, heri door een Hoogere macht aan gewezen, er blyft onbewogen door de smart, die zyn ^chreden vergezellen. Ook Leiden moest weer offers brengen, het zag uit zyn mic'don vertrekken mannen en vrouwen, ook van hen, die in ruimer kring dan eigen geriD of familie bekend waren. De hoogbejaarde oud rector van ons gym npsium, de yverige geloerde, die tot in zyn laatsie levensjaren de wetenschap verrykte, dr. W. H. D. Suringar, werd van ons weg genomen. Ook mogen wy te dezer plaatse wel een woord van herinnering wyden aan een man van grooten naam, die eenmaal zyn arbeid in ons midden verrichtte, ofschoon hy sinds eenige jaren elders zyn laatste levens dagen doorbracht en ook daar overleedProf. P. J. Yeth. Om even in de omgeving der academie en haar instellingen te biyvenhet studenten corps beweent haar pedel P. Somerwil; het scheikundig laboratorium verloor zyn ouden amanuensis Dorsman, drager van net Metalen Kruis; de universiteits bibliotheek haar 2den custos, P. M. Spille. Van het hooger op het voorbereidend lager onderwys is de sprong juist oven groot als omgekeerd van de bewaarschool naar Minerva's tempel: er ligt heel wat tusschenl Thans reeds tot mannen en vrouwen ontwikkelde vroegere leerlingen van de bekende inrichting van het „Nut" zullen het niet vreemd vinden dat wy een gedachte wyden aan het over- ïyden van de voormalige „hooge juffrouw", mejuffrouw M. M. Duyverman. De medische praktyk verloor een geacht beoefenaar, dr. G. Zaalberg. Ook de rustende arts dr. Frenay ging in ter eeuwige rust. Uit induatriëole kringen missen wy de heeren F. S. Van de Pavord Smits en D. C. Dros. En zoo wisselen de gedachten aan leven en aan dood elkander af in deze uren van scheiding. Het onbezet zyn van menigen zetel, een jaar geleden nog ingenomen door een geliefde persooniykheid, is niet het minst aangrypende in onze reeks van herinneringen. Moge daar, waar een wonde is geslageD, het vertrouwen op Hem, Die het aldus be schik to, een betere troost geven dan menschen kunnen aanbieden l En verder, moedig voorwaarts! Wat het komend jaar geven zal, God alleen is het bekend! Wy, we kunnen slechts biddend hopen en werken 1 Werken aan al wat onze hand vindt en ons hart ons aanspoort te verrichten. Dat, in het jaar 1896, het zaad, door ons uitgestrooid, ontkieme en groeie. Dat onze arbeid met zegen worde bekroond! Onzen lezcr3 een gelukkige jaarsovergang l De kindermatinée, door mej. Catharina Van Renne8, uit Utrecht, in de kleine boven achterzaal van do Studszaal gegeven, was uitermate goed bezocht. Het gedruiseh van al die kinderstemmen in de zaal was aardig om te hooren, toen opeens alles stil werd op het „eerste gelui." Zoo'n bel maakt indruk! Eene uitvoering voor kinderen, waarby niet gescheld wordt, is - niet compleet; die schel hoort er by I En weldra zaten ze allen, klein en groot te luisteren naar de lieve liederon, die mej, Va:i Hennes zok;g. Hoe juist waren doze gokozm! Met hare welluidende, lachende stem vulde zy hét geheele lokaal, zoodat zy, die geheel achteraan stonden, haar mooie, duidelyke phraseering goed konden volgen, Het is raoeilyk te bepalen wat nu wel het meest indruk op de kinderen zal gemaakt hebben; hun leeftyd zal daarin een groote rol spelen. Maar ademloos bleef men luisteren, ook naar de uitstekende viool-solo's, door eene jongedame voorgedragen, die blyken gaf van zeer veel muzikalen aanleg. Engten slotte: „De Muizenwereld!" Hoe zaten de kleinen te luisteren! Met onverdeelde aandacht werd het boeiende ver haal gevolgd en aan het einde was een verbazend applaus het duideiykste bewys, dat mejuffrouw Yan Rennes aan de kinderen een prettigen middag had bezorgd. By koninkiyk besluit van 30 dez r is, met ingang van 1 Jan. 1896, aan dr. J. P. N. Land, op zyn verzoek, eervol ontslag ver leend als hoogleeraar in de faculteit der let teren en wysbegeerte aan de Ryks-universiteit te Leiden, met dankbetuiging voor de door hem in die betrekking bewezen diensten. Onze stadgenoot prof. dr. Jan Ten Briak werd door de „Société des Sciences des Arts et des Lettres du Hainaut" in hare vergade ring van 7 December 1895 benoemd tot membre corresponda.nl. Voor een niet groot, maar zeer aan dachtig auditorium, traden gisteravond, by gelegenheid der vyfde Volksbyeenkomst in de Stadska tl alhier, op de heeren S. R. Perrin en J. R. Ramaker. De heer Perrin opende den avond met een voordracht, getiteld „Eliza's vlucht", van Ter Haar. De wyze, waarop genoemde heer dit gericht voordroeg, was van dien aard, dat men, om zoo te zeggen, aan sprekers lippen hing; het was toen doodstil in de zaal. Een daverend applaus viel den declamator na het einde ten deel. De heer Ramaker, die daarna optrad, las eene Kerstvertelling voor, welke, hoewel niet zóó boeiend, ook aandachtig werd aangeboord. Na de pauze werd door beide heeren voor gedragen: „Het Diaconiehuismannetje". Deze voordracht, hoewel reeds by de meeste der Yolksbyeenkomsten-bezoekers bekend, leverde thans dit verschil op, dat genoemde heeren het nu te zamen voordroegen. Zy mochten er dan ook zeer veel byval mede inoogsten. „De schippersknecht" en „Het gespr k van een schipper en een juffrouw", vielen beiden, èn om de manier, waarop ze werden uitge voerd, èn om de geestigheid, eveneens zeer in den smaak der aanwezigen. Zy, die den avond van gisteren verzuim den, hebben zeker een der beste avonden voorbfy laten gaan! Eer aan de Commissie, die er tot nu toe zoo gelukkig in geslaagd is om zulke spre kers op hare lyst te plaatsen. Ze ga zoo voort t De heer C. C. Schoonejongen, opzichter by den dienst van weg en werken der Holl. IJzeren-Spuorweg-Maatschappy, ter standplaats 's-Gi iVtnhage, vroeger te Leiden, zal met 1 Januari a. s. den spoorwegdienst met pensioen verlaten. De Commissie van Rapporteurs voor do by de Tweede Kamer aanhangige Hinderwet zal a. s. Vrydag, 3 Januari, eene vergadering houden. 41) Dit alles trof my zeer, daar het overeen stemde met de wyze, die ik bedacht had om haar een tydlang kalm te houden by dia droevige gelegenheid, toen ik haar het ongeluk kwam meedeelen, dat haar vader getroffen had. Deze verklaring wekte echter eenepyn- lijko gedachte by my op, daar zy my maar al te goed bewees, hoe het kwam, dat Lumley hare toestemming had gekregen om met hem te trouwen. Dat punt kon ik niet durfde ik niet aanroeren. Toch kon ik de verzoeking niet weerstaan om op het engagement te zinspelen, dat my zoo bitter smartte en ont rustte, hopende zoodoende eenig licht in de zaak te krijgen. „\Yan neer," vroeg ik, en God alleen weet, hoe pyulyk my de vraag was en met hoeveel schrik ik het antwoord tegemoet zag „Wan neer zal het huwelyk plaats hebben?" De vraag, zoo onverhoeds gedaac, bracht biykbaar Frank zeer in verlegenheid. Hy sloeg de oogen neer, als schrikte hy terug van myn blik, en sprak op een zeer aarzelenden toon, zeer verschillend van zyne gewone vrye, gemakkelykö wyze. „O - ja - nu nog niet!" zeide hy. „Het plan was, dat het huwelyk gesloten zou worden veertien dagen nadat papa het ongeluk overkwam." Hy hield op, nog steeds niet op zyn gemak. Maar gedurende zyn stilz-.vygen werd iets, dat ray tot nog toe verwonderd had in verband met myn eerste bezoek aan de Rayners, my volkomen beider. Het huwelyk zou, zonder dat ongeval, reeds hebben plaats gehad. Het doel van den inkoop der juweelen was dus duidelijk. Zy waren bestemd voor een huwe lijksgeschenk by gelegenheid van de vereeoi- ging van dat slecht by elkaar vofgend paar. „Natuuriyk," ging Frank voort, „bracht het ongeluk daar verandering in, en nu wordt het huwelyk uitgesteld totdat papa geheel her steld is, en dit, weet gy, kan nog wel eene poos duren." Zonderling. Deze laatste woorden kloeken byna vroolyk. Zeker zon Frank onder andere omstandigheden niet op zulk een toon gezin speeld hebben op het vooruitzicht dat zyn vader nog een geruimen tyd ongesti-ld zou blyven. Ik wilde geen vragen meer doen. Wat ik gehoord had, was genoeg, en in zoo ver bevredigend, dat om de eene of andere reden, die ik nog ontdekken moest, ket huwoiyk van zyne zuster met zijn compagnon Frank niet zeer aargenaam was. W, s dit ook met Etbel het geval? De gedachte, dat dit zou kunnen zyn, deed myn hart opspringen van vreugde. Weldra was ik in zoo verre hersteld, dat Dr. Redmond verandering v?.n lucht raadzaam achtte en daartoe een vorblyf te Brighton het beste vond. Ik had het daar niet byzonder op begrepen, daar het mijne reeds al te lang durige afwe-z gheid van de R;-y, ers, cie ik zeer vei langend wa3 te bezoeken, zou vor- Rngen. Ik wilde den staat van Ethels hart onderzoeken, en indien ik bevond, dat zy, wat zeker het geval zou zyn, ook af keorig wa3 van dat huwelijk, was myn besluit genomen. Toen Frank weer by my kwam, zeide ik, wat de dokter my had aangeraden, maar ik voegde er by, dat ik natuuilyk eerst een bezoek zou brengen op Thyme B ink, al was het alleen om zyne zuster voor haré vriende- lyke oplettendheden te bdeark'u. „Niet noodig, oude jongen," zeide Frank lachende, „daar Ethel en papa zelf naar Brighton zyn gegaan." XV. Aan zee. Myn getrouwe Jackson was uiterst ver baasd. Traag, lusteloos, neerslachtig, was ik begonnen aan de toebereidselen voor n.\jn vertrek naar Brighton en bad hem instructies gegeven aangaande myne transacties mot Mr. W;iinwrignt en andere zaken. Ik had hbt er, zooris ik reeds zeide, niet op begrepen, LoDden en Ethel te verlaten voor wat my eene soort van ballingschap toescheen. En nu vond Jackson my plotseling juichende, opge wonden, brandend van verlangen om maar heen te gaaD. Ik had hem eerst gezegd, terwyl bij zorgvuldig bijeenbracht en inpakte wat ik voor myne reis noodig bad, dat hij zich niet behoride to haasten, daar er tyd genoog voor was. Nu mocht by geen oogen blik verliezen, zich niet h9t hoofd breken met verscheidene dingen, die ik hem bevolen had, maar moest zoo echuiyk mogelyk rakken dat ik weg kon. Do goede man begreep er biykbaar niets van. Eindelyk vertrok ik, en terwyl ik weg- spoorde naar de zeekust, was ik met het heeriyk vooruitzicht vervuld, dat my wachtte. Te Brighton zou ik moest ik Ethel ont moeten en geheel voor my alleen hebben, behalve wat het gezelschap van haar vader betrof, met wien ik verlangend was nader kennis te maken. Er was niets, dat my be lette, hen dikwyla dagtlyks te bezoeken, of hen op hunne wandelingen of rytoertjes te vergezellen. Er was geen vrees voor stoornis, want Mr. Lumley zou het wel te druk met zyne zaken hebben, om zyn tyd te Brighton te verspillen, en ztlfs al kwam hy een dag over, dan zou ik hem gomakkeiyk kunnen vurmyden. Indien Frank macht komen, zou het weinig verschil rcmkcn; inderdaad zou dat nog beter zyn om vele redenen. Dagen, misschien weken achtereen zou ik het ver- rukkc-lyk gezelschap van myne Ethel kunnen genieten want de myne was zy en moest zy zijn; en later - ol maar ik moet de toe komst rikt te snel vooruitloopen. De to'.komst i.i:t vooruitloopen I Ik had immers ten minste twee lessen gehad, om ray daartegen te waarschuwen. Had ik er niet wèl aan gedaan, my van voorwetenschap te onthouden by d.it eerste ged-.nkwaardig b-'zo k aan de Rayners, waardoor ik ray eene blyde verrassing berriiJe? Had ik er niet evenzeer wèl aar. gedaan, om niet te vragen, wat myn tweede bezoek zou uitwerken bet bezoek, dat my een tydlang niets dan eller-do en teleurstelling bracht? Dus wilde ik ook in dit geval de toekomst haar eigen geschiedenis laten uit wei ken. Indien het gevolg gelukkig mocht zyn, des te beter; zoo niet, dan wilde ik niet het geluk van hot oogenblik door de wolk van toekomstig leed verduisteren. Frank had my gezegd, dat zyn vader en zuster kamers hadden gehuurd ver in het westeinde van Brighton No. 5, Marine-Yillas. Ik zocht dus ook een verbiyf in die buurt en vond weldra wat ik noodig had binnen honderd schreden van de Rayners verwijderd. Toen ging ik terstond naar Mr. Rayners kwartier, de benedenwoning van een net, vroolyk huis, met het volle gezicht op de zee. Mr. Rayner en Miss Ethel waren- uit, zeide de meid, maar ik zou ze gemakkelyk kunnen vinden op de Parade. Waldra vond ik hen daar. Mr. Rayner, goed iugepaktwerd voort gereden in een wagentje, terwyl zyne dochter naast hem liep. Ik herkende hen terstond in de vei te, en toen ik nader kwam, zag Ethel er lieflyker uit dan ooit. De woii.ige dagen, aan zee doorgebracht, hadden haar ui'oriyk merkbaar goed gedaan. Het zachte bleek, dat haar gewone tint was, had plaats gemaakt voor eene gezonde kleur, zeer verschillend van don teringachtigen blos, die zoo dikwyis hare wangen ovortoog. Ik merkte ook op, dat hare gestalte iets ronder en voller was geworden dan toen ik ha:-.r het laatst gezien bad. Kortomzy zag er zeer goed uit. "Wat Mr. Rayner betreft, dien ik nu voor de eerste maal zag nadat hy gekneusd en bewusteloos naar het hospitaal was gebracht: by scheen zeer verminderd en zyn gelaat droeg vele sporen van het ïyden, dat hy bad doorstaan. {Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1