N°. .0994
j';,dag S'Z i>ecemOer.
A0.1Q%
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nomiuer bestaat uit DRIE
Bladen.
KERSTVREUGDE.
Leiden, 23 December.
Ir» euilleton.
TE NIEUWSGIERIG.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COUR ANT:
Voor Leiden per 3 maandon. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers i i v 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Kerstvreugde leenntn w\j haar?
Misschien iets er van W\j stellen het op
hoogen prijs, in den overgang van de vaak
sombere, in elk geval met zonlicht schaars
bedeelde Decemberdagen tot een nieuwe en
klimmende reeks, er een of twee te hebben,
over welke wij vrijelijk kunnen beschikken.
Het Kerstfeest als instelling is altijd zeer
populair geweest; door een algemeene schor
sing van werkzaamheden stelt bet ons in
staat, in den schoot des huisgezins of in het
bijzijn van familieleden rustig te genieten,
of het geeft ons aanleiding hen te bezoeken,
die, door afstand gescheiden, ons dierbaar zijn
gebleven. Honderden en duizenden trekken
naar zekere middelpunten; daar was het,
waar hun jeugd voorbijging, waar zij de liefde
in onderscheiden schakeermgen loerden ken
nen, daar, ia het ouderhuis, kloppen harten
de onze warm te gemoet, en is het zoo
heerlyk, al is het maar een enkelen dag, de
O ide, van welwillendheid stralende gezichten,
opnieuw te aanschouwen, ons te gevoelen
als ware geen scheiding tusschenbeide ge
treden.
En al wat men feestelijks gemaakt heeft
van Kerstmis, staat in verband met de blijd
schap van de réunisten van den huiseljjken
haard. De geschenken, die de Kerstboom
draagt, zij zijn herinneringspuntcn, om later
te gemakkelijker het lieve plekje te kunnen
onthouden, waar dat groen en die lichtjes
zoo feestelijk straalden; en de extra-gerechten,
met zorgzame hand door het vrouwelijk hoofd
des gezins gereedgemaakt, wat zijn zij anders
dan het zinnebeeld oener mildheid, die men
onuitputtelijk zou mogen noemen, als er geen
grens was aan alle wereldsche dingen?
Dat alles is zeer schoon, en Christelijk.
Of is die naam ongepast voor al hetgeen de
menschen nader tot elkander brengt, de be
staande banden versterkt, het gevoel voor het
gemeenschappelijke verhoogt? W(j zijn vast
overtuigd dat het niet zoo is.
Verder hobben we nog die schoono gewijde
verhalen, die den oorsprong des Christendoms
plaatsen in lieflijke omgeving, en oen kleed
van reine poëzie spreiden over een wereld
gebeurtenis. Ze nog eenmaal te hooren, het
blijft ons boeion, en hoe eenvoudig het
refrein der hemelboden ook zijn moge, er
klinkt een profetie in, die we, wellicht ook
omdat de werkuiykheid, die wij aanschouwen,
er nog alt(jd een te scherpe tegenstelling
mede vormt, niet zonder aandoening na
zeggen.
Maar dit is alles niet.
Noch de blijdschap des wederziens, als
vrienden en familieleden elkander met uit
gestrekte armen te gemoet treden, noch
de lach dor kinderen b\j den Kerstboom,
noch zelfs onze herinnoringen aan of onze
beschouwingen over de kribbe van Bethlehem
en den Engelenzang in de eenzame landouwen,
waar de herders hun kudden bewaken, zijn
eigenlijk wat wij de Kerstvreugde b\j uit
nemendheid kunnen noemen. Z\j vormen er
een deel van, 't zyn bloemen in den bouquet,
zy verhoogen den glans, zy geven vorm en
gestalte aan hetgeen wy gevoelen.
Kerstvreugde leert men niet kennen by
overlevering, men neemt haar niet van
anderen over, zy is niet afhankeiyk van
bepaalde voorstellingen omtrent een historisch
feit. Men kan haar aankweeken door mede-
deeling, haar verlevendigen in plechtig of
vriendschappeiyk samenzyn, maar omdat
te kunnen, moeten wij zekerheid hebben dat
zij, in beginsel althans, aanvezig is.
Niemand kan haar in waarheid gevoelen,
wion het niet een oorzaak is van groote
vreugde, dat het Christendom cr is, dat het
zyn hart is binnengedrongen en in zekere
mate voor hom een lovensbeginsel is geworden.
Om waarlijk feest te kunnen vieren, niet
enkel den schijn er van aan te nemen, moe
ten wy den geest van de goüdelyke en aan
God gewydo liefde waardeeren, wat niet
mogelyk is zonder dien te bezitten. De krach
tige, onvergankelijke kern van het Kerstfeest
zoeke men niet in de eerste plaats in huise
lijke, nationale of kerkelijke gewoonten, die
ook aan een ander feestmotief zyn te verbinden;
het is noodig ons rekenschap te geven van
de hoofdgedachte: Christus, inwerkende op
het zeóelyk leven der individuen en der
maats chappy, de overweldigende macht, die
al wat slecht is zal uitzuiveren, die het men-
scbelijk geluk op vasten grondslag zal vestigen.
En wederom, het is ontwijfelbaar dat
nie t alle menschen aan deze uitdrukking vol
komen cezelfdo beteekenis hechten; de taal
is niet in staat, om verheven begrippen in
volstrekten vorm weer te geven. Maar in
hoofdzaak zyn allen, wien het gegeven is iets
to gevoelen van de Kerstvreugde, omdat zy
van het Godsrijk de majesteit en de heer
lijkheid hebben gevonden, het met elkander
eens. Er is in hen een licht opgegaan, dat
verwarmt en bezielt; hun pad wordt bestraald
door een lamp, die hun voet voor struikelen
vrtywaarb en die nimmer zal worden uitge-
bluscht; het nieuwe leven is hun geopen
baard, een stroom van liefde gaat van hen
uit en keert tot hen weder.
Kerstvreugde gevoelen is Christen zyn.
In haar smelten ons geloof, onzo hoop, onze
liefde samen.
Nu behoeft ons niet gezegd te worden, dat
er in de maatschappy nog steeds een groot
tekort is van Christendom. Dat weten we,
helaas t
Ook niet, dat on6 eigen leven, dat onze
verhoudingen tot andere menschen, dat heel
ons geestelyk zyn er nog lang niet van is
doortrokken. "Wy gevoelen het dageiyks, als
we ten minste gewoon zyn onszelven eeriyk
te beoordeelen.
Het is gansch niet moeilyk, heel schrille
tegenstellingen te maken tusschen ideaal en
werkelykheid. Men behoeft niet eens te wyzen
op de geringe mate, .waarin het „Vrede op
aarde!" nog in toepassing wordt gebracht,
niet te spreken van oorlogsbedreigingen en
krygstoerustingen, zoodra slechts een inter-
n .tionaal geschil op don voorgrond treedt.
Het is, om ons te overtuigen dat we slechts
van een aanvankelijke werking van het
Christendom mogen spraken, niet eens noo-
uig de aandacht te vestigen op de gebrekkige
inrichting der maatschappy, met haar tal-
looze ongerechtigheden, waartegen geen wa
pens nog bestand, geen geneesmiddelen afdoend
zijn bevonden. Ieder onzer steke de hand ia
eigen boezem en vrage zich af of hy, zoo
weinig Christen als hy werkelijk moet beiy
den te zyn, wel recht heeft te klagen dat de
maatschappy, in haar geheel genomen, het
niet in ruimere mate is.
Dat is de zaak, waar het op aan komt.
Kerstvreugde is de heerlyke vrucht, die alleen
binnen het bereik ligt dergenen, die waardig
zyn haar te plukken. Zy is niet het loon
der volmaaktheid: wie maar iets heeft van
hetgeen tot haar toegankeiyk maakt, is als
feestgenoot welkom. En hoe meer niet de
wereld, maar gy en ik! er van smaken,
des te krachtiger zullen wy medewerken aan
de uitbreiding van bet Godsryk, dat niet be
stemd is om de maatschappy te vervangen,
misschien na de eene of andere omverwer
ping maar waartoe zy zelve hervormd zal
worden, ook door ons toedoen, als wy willen.
God heeft ons daartoe aangewezen, wy
hebben een opdracht, van welke ons tekwy-
ten het toppunt van geluk vormt.
Dat is de Blyde Boodschap van den Kerst
nacht. Zy ruischt in het lied der Engelen;
dat zy vreugde storte in het hart van alle
menschen!
Den 3den Januari a. s. hoopt de heer
N. Brouwer, hoofd der school aan de Van-der-
Werf-straat (de vroegere Baaihal) het feit
te herdenken, dat by vóór 25 jaren genoemde
betrekking aanvaardde.
De uitreiking der gouden medaille met
de daarby behoorendo gratificatie aan L. J.
Pierlot, korporaal-boefsmid by het depot
eskadron van het 3de regiment huzaren alhier,
had gisteren, 23 Dec., plaats.
Reeds 's morgens vroeg met de reveille
(de jubilaris woont in ae Doelenkazerne) werd
hy verrast met het blazen eener buitenge
wone reveille, gevolgd door een „Lang zal
hy leven 1" voorzeker een zeer aangenaam
ontwaken.
In dun loop van den dag ontving hy be
zoek van den majoor Ringeling, belast met
het toezicht op het depot-eskadron, vergezeld
van eenige officieren, die hem en zyn echt-
genoote van harte gelukwenschten met de
a. 8. onderscheiding en by vertrek hem als
biyk van belangstelling een gesloten couvert
aanbodeD, dat door hem dankbaar werd aan
vaard.
's Namiddags te drie uren zou de plechtige
uitreiking der gouden medaille geschieden.
De troep, gekleed in marsch-teune, evenals
alle officieren, die daarby aanwezig waren,
stonden op het bepaalde uur op de „Cour".
Na het (penen van den ban werd door den
majoor Ringeling het brevet voorgelezen en
onder een zeer barteiyke toespraak het gouden
ceremetaal P. op de borst gehecht. De jubil *r:s
ontving toen nogmaals de harteiykste geluk
wenschen, ook van de aanwezige officieren.
Daarna stelde de troep zich in beweging en
werd voor den jubilaris gedefileerd, onder
de vroolyke tonen der trompetten. Na afloop
daarvan ontving Pierlot de gelukwenschen
van zyn talryke familie en kennissen, die
allen by deze plechtigheid aanwezig waren.
Vervolgens werd hy naar de onderofficiers
cantine geleid, daartoe welwillend afgestaan
door den heer majoor Ringeling, waar by door
de aldaar aanwezige muziek met fanfares
ontvangen werd.
By monde van den korporaal-hoefsmid
Hokken werd hem onder een warme toespraak
door de gezamenlyke werklieden der cavalerie
en artillerie (hoefsmeden, parksmeden, zadel
makers en houtwerkers) een prachtige fauteuil
aangebo -n, om daarin zyn laatste levensdagen
kalm, goinakkelyk en genoegiyk te slijten.
Eenige oogeublikken daarna nam de adju
dant-onderofficier Eygenstein der cavalerie het
woordceze wenschte hem namens het corps
onderofficieren van harte geluk met de thans
verkregen gouden medaille en overhandigde
als bl(jk van hoogachting en sympathie
van de onderofficieren aan den bescheiden en
zoo gezienen jubilaris een zeer fraaie geëmail
leerde kachel, tevens den wensch uitsprekende
dat hy nog zeer vele jaren in den aangebo
den stoel en by de thans gegeven kachel
moge denken aan den thans gevierden feestdag.
Eenigen tyd daarna werd hy ook door den
korporaal Van der Blom, namens de korporaals
enz., gelukgewenscht met de verkregen onder
scheiding en hem verzocht als biyk van hoog
achting en kameraadschap een fraaien ovalen
Epiegel met lofwerk van hen te willen aan
vaarden.
De jubilaris was door al deze blijken van
belangstelling ten zeerste getroffen en kon
met moeite de dankbetuigingen uitbrengen.
Een talrijk gezelschap was thaDS in de
onderofficiers cantine vereenigd en deschoone
sekse was daarby niet het minst vertegen
woordigd. Onderofficieren met hunne dames,
korporaals, werklieden en familieleden zaten
allergezelligst by elkander.
De oudste zoon van den jubilaris vroeg
alsnu het woord en sprak zyn vader toe,
o. a. om te vragen wat er schooner voor een
soldaat is dan de erkenning zyner verdiensten,
hetzy na zwaren stryd, hetzij in tyd van
vrede, en om er aan te herinneren dat vader
ook, hoe moeilyk de omstandigheden soms
waren, zyn plicht heeft gedaan tegenover
zyn gozin.
En het is schoon soldaat te zyn, vooral
wanneer men overtuigd is steeds zyn plicht
naar eer en geweten te hebben vervuld.
Daarom deelt de jubilaris in de achting van
zyn meerderen, gelijken en minderen, en staat
hy by allen die hem kennen hoog aangeschreven.
Als oudste zoon, hechtte spr. een kleine
gouden medaille op zyns vaders borst, het eere
teeken in het klein, dat Koningin en Vader
land hem schonken.
Een driewerf hoezee volgde op de tosspraak
en de vader was diep geroerd toen hy zyn
zoon de hand drukte, torwyi fanfares der
muziek zich telk°ns doden hooren.
Daarna nam de jongste dochter van den
jubilaris het woord en bood haren vader als
gedachtenis aan zyn gouden feest een goud
geschenk aan, in de hoop dat de nieuwe bur
ger (Pierlot zal weldra dGn militairen dienst
verlaten) er den kranigen oud-soldaat mede
zal opsieren.
Onder levendige byvalsbetuiging werd hem
daarna door zyn dochter een goud stelletje,
bestaande uit manchet- en overhemdknoopjes,
overhandigd.
Nog geruime tyd werd door allen z er ge
zellig doorgebracht.
Te midden der feestvreugde wachtte don
jubilaris nog een aangename verrassing.
Er was nl. een brief gekomen van zyn vroe-
geren commandant, den luit. kolonel Couvóe,
een brief vol harteiykheid en belangstelling,
terwyi er bovendien het portret van dien
commandant was bijgevoegd, een goscbenk
waarmede de jubilaris eveneens byzonder was
ingenomen.
Ten slotte dient nog vermeld dat door
Pierlot's kamoraden, de verschillende werk
lieden, diens werkplaats heel aardig was ver
sierd met groen en vlaggedoek n dat boven
den ingang daarvan een bordje was aange
bracht met een „Hulde aan den jubilaris". Ook
de cantine, waar hy feest vierde, was in een
feestelijk gewaad gehuld.
De tweede zitting van den Militieraad
voor de lotelingen in de gemeente Zoetermeer
en Zegwaard zal plaats hebben op Woensdag
den 15den Januari 1896, des voormiddags te
10 uren, in het gebouw Wagenstraat No. 119
te 's Gravenhage.
Zondagmorgen had te Hillegom in do
Ned.-Herv. kerk de bevestiging van den nieuwen
leeraar ds. A. v. Veen plaats door ds. Schneth-
lage, pred. te Lisse. Des namiddags hield
ZEerw. zyn intrede, naar aanleiding van Efeze
2 het 14de vers het eerste gedeelte.
Op de voordracht voor onderwijzer aan
eene openbare lagere school te Deventer komt
voor de heer J. De Best, te Katwyk aan Zee,
De kolonel J. N. Roelants, commandant
van het 6de reg. infanterie te Breda, is be
noemd tot voorzitter eener commissie van
officieren hier te lande en in Oost Indië, tot
het in overeenstemming brengen van de infan-
terie-exercltie reglementen van het leger hier te
lande en die van Oost-Indiê.
Biykens by het departement van marine
ontvangen bericht is Hr. Ms. korvet „Alkmaar",
onder bevel van den kapitein luitenant ter
zee A. W. F. C. Van Woerden, in den na
middag van den 22sten dezer Dover gepas
seerd. Aan boord was alles wèl. (Sts.-Gt.)
De heer H. E. Botjes, veehouder te Beerta,
heeft aan den betrokken Duitschen minist r
gevraagd, wanneer do grenzen worden openge
steld voor Nederlandsch vee. Het antwoord
was, dat daarvan eerst sprake kan zyn, wan
neer in drie achtereenvolgende maanden in
Nederland geen gevallen van mond- en klauw
zeer voorkwamen.
82)
Ik kon inmiddels waarnemen, dat ik haar
groeten angst en verlegenheid veroorzaakte,
d ïar zy nu en dan een snellen blik op my
sloeg, zóó vluchtig, dat het nauwelyks te be
speuren was, als trachtte zy uit myn uiteriyk
eenige aanwyzing te vinden betreffende den
aard der zaak, waarvoor ik gekomen was.
Eindelyk scheen zy niet langer te kunnen
wachten en zelde dus, haar best doende om
zich te beheerschen:
,1k hoop, mynheer, dat dat uw bezoek
niet9 onaangenaams geldt"
„Volstrekt niet," antwoordde ik opgewekt,
verheugd dat ik baar kon geruststellen. „Het
doel van myn bezoek is juist het tegendeel."
Zy keek minder ongerust, maar blykbaar
verbaasd, en er werd niets meer gezegd.
Ik was ongeveer een half uur op Alma
Villa geweest, toen ik een sleutel in de
huisdeur boorde rammelen.
Mrs. Wainwright sprong terstond op, zeg
gende: „Daar iB Mr. Wainwrightpardoo,"
en snelde de kamer uit
Zy liet de deur op een kier, zoodat ik wel
moest hooren, dat man en vrouw een fluis
terend gesprek voerden, waarvan ik opving
wat de man sprak: „Ken hem niet. Be
nieuwd wat hy komt doen! Zoo? Niets on
aangenaams? Wy zullen zien!"
Esn oogenblik daarna kwam een lang en
zeer knap man, met donkere oogen, haar,
knevel en baard, binnen. Toen ik opstond,
keek hy my eenigszins streng, zelfs achter-
dochtig aan en boog afgemeten. De positie
was eon weinig moeilyk, doch het was maar
het best, vond ik, zoo spoedig mogelyk met
het onderwerp te berde te komen.
„Mr. Wainwright," zeide ik, „gy kent my
niet en ik begryp, dat gy zeer verwonderd
7,yt over myn bezoek. Ik heb uwe vrouw
reeds gezegd, dat het niets onaangenaams
betreft. Laat ik maar terstond zeggen dat ik
toevallig weet, hoe doet er niet toe, dat gy
onlangs in moeilykheden van geldelyken aard
zyt geraakt, en dat, om redenen, die my
aangaan en welke ik onmogeiyk kan ver
klaren, ik u wenschte te helpen zoo ver hst
in myne macht staat."
Natuuriyk keek Mr. Wainwright zeer ver
baasd, maar ik verbeeld my, dat de toon,
waarop ik sprak, hem niet mishaagde.
Althans, hy zeide zeer beleefd:
„Ga zitten, als het u belieft."
Ik nam een stoel en hy eveneens.
„Ik moet u verzoeken, Mr. Paul," zeide
hy, „u duidelyker te verklaren. Gy begrypt,
dat ik anders niet kan antwoorden op uwe
zeer zonderlinge mededeeling."
Ik behoef niet voort te gaan met ons ge-
sprek woordeiyk weer te geven. Als ik het
deed, zou ik elechts veel herhalen van wat
den lezers reeds bekend is. Ik volsta met te
zeggen, dat, zonder de miDste zinspeling te
maken op Mr. Bloom of zyne plannen want
men zal zich herinneren dat ik beloofd had
het vertrouwen te eerbiedigen, dat de com-
missionnair In my stelde - ik Mr. Wainwright
te kennen gaf, dat ik alles wist van zyne
ongelukkige dwaling om op Fairy te wedden,
en bekend was met het feit, dat by dien-
tengevolge zware verliezen geleden had, die
misschien hem geheol geruïneerd hadden.
Dat ik dit wist, kon hem natuuriyk niet
verwonderen, want had hy niet zelf het be
richt van zyn ongeluk over Newmarket ver
spreid? Eenige moeite kostte het my, hem
te overtuigen, dat myn aanbod om hem te
helpen geheel te goeder trouw en belangloos
was. Het aanbod bestond hierinals hy wer-
keiyk genoodzaakt was zyn eigendom op te
offeren, om de wedren-schulden te betalen,
wilde ik beginnen met hem vyfhonderd pond
te leenen om hem voort te helpen, en zou
hem, zoo noodig, ook later bystaan, Indien
ik er de middelen toe bezat Eerst dacht hy,
dat ik eene gewone geldleening voorstelde,
en Bprak van hypotheek, interest, enz. Toen
ik verklaarde, dat dit geenszins myne be-
deeling was, begrypt men dat by zeer ver-
baasd was, dat een onbekende hem zulk eene
wezenlyke en belanglooze hulp wilde bieden.
Natuuriyk zeide ik hem, dat myne beweeg
redenen strikt geheim waren en onmogelyk
konden worden geopenbaard. Ik kon, door
myne belofte aan Bloom gebonden, hem toch
niet zeggen, dat myne toevallige keuze van
Fairy de oorzaak was van zyne verliezen;
en een verdichte of geveinsde reden dit
behoef lk nauwelyks te zeggen kon ik niet
geven. Dit alles verbaasde hem zeer, maar
eindelyk begon hy werkelyk te waardeeren
wat hy myne wonderbare vriendeiykheid ge-
liefde te noemen, ofschoon hy, met veel be
tuiging van dankbaarheid, verklaarde, dat hy
het aanbod onmogelyk kou aannemen.
„Bovendien," voegde hy er by, „om u de
waarheid te zeggen, Mr. Paul, het is met
my, ofschoon erg genoeg, dat weet lk, niet
zoo wanhopig gesteld als ik eerst dacht. De
schulden, die ik my door myne onbegrijpelijke
dwaasheid heb op den hals gebaald, zyn zeer
zwaar, dat ia waar. Ik zou ze kunnen be
talen; maar indien ik dat deed, zou ik al
wat ik bezit, al het geld van myne vrouw,
en de opbrengst van den vorkoop mynor
meubelen moeten opofferen. Gelukkig heb ik
een vriend, even edelmoedig als gy zyt ik
behoef zyn naam niet te noemen -die alles
zoo geregeld heeft, dat ik den tyd heb om
aan myne verplichtingen te voldoen. Inmid
dels verzeker ik u, Mr. Paul, dat ik my de
verschrikkelyke les, die lk heb ontvangen,
ten nutte zal maken my hoegenaamd niet
met wedrennen zal inlaten, nimmer meer wed
den, maar my aan myne gewone zaken wyden,
die vry goed gingen, waarmee lk genoeg
verdieode om myne vrouw en myn gezin
voldoende te onderhouden, en die my alle
hoop gaven om vooruit te komen.
Een weinig teleurgesteld door het misluk-
ken van myne zending, deed het my toch
genoegen te vernemen, dat de positie en de
vooruitzichten van Mr. Wainwright zooveel
beter waren dan ik verwacht had. Toen ver
stoutte ik my hem te vragen welke zaken
hy deed.
„Ik ben effectenhandelaar," antwoordde hy.
Effectenhandelaar! Het antwoord trof my
als een pistoolschot maar niet zoo onaan
genaam als zulk oen werptuig zou gedaan
hebben. Effectenhandelaar!
Nauwelyks had Mr. Wainwright het woord
geuit, of eene gedachte schoot als een bliksem
straal door myn geest. Daar deed zich einde
lyk eene gelegenheid voor my op!
Ik wist weinig van effectenhandel, ofschoon
ik er, als advocaat, natuuriyk niet zoo geheel
onbekend mee kon zyn als met de wedrennen
het geval was. Inderdaad, ofschoon ik er tot
nog toe geen melding van maakte, was het my
meer dan eens gebeurd, dat ik de Gave zou
hebben kunnen gebruiken voor speculation in
effecten en aandeelen. Maar het was een van
die plannen, waarby ik de moeiiykheid erkende
niet te weten in welke richting den eersten
stap te doen. En nu was in een oogenblik
het gehoeiejjvraagstuk plotseling opgelost.
De toestand was my duidelyk. Myne kennis
making mot Mr. Wainwright, om een geheel
ander doel aangeknoopt, zou ik nu zoowel
tot zyn als tot myn eigen voordeel kunnen
aanwenden. Ik kon de cliënt worden, niet
van een wedren commissionnair, maar van een
achtenswaardig lid der Effectenbeurs. Ik zou.
niet dat eenigszins onteerende, althans Biecht
ter naam staande baantje van wedder aan de
hand hebben, maar speculant zyn in openbare
fondsen en myn fortuin maken door opera-
tiën in betrekking met het ryzon en daleD'
van de markt
Wordt vervolgd,)