Weekblad voor de Jeugd.
By koninklijk besluit van 10 dezer, opge
nomen in de Staatscourant van 14 dezer, is
op de voordracht der ministers van oorlog en
van binnenlandsche zaken bepaald, dat in het
jaar 1S9G in do provinciën Gelderland, Utrecht,
Noord-Holland en Zuid-Holland een keuring
zal plaats hebben van paarden, die voor den
krijgsdienst goschikt zyn.
De „Staats-Ct." bevat eene oproeping
voor de betrekking van een tweeden docent
in de wiskunde aan het Staatsgymnasiura te
Pretoria.
Yereiscbten zyn: bewijzen van lidmaatschap
eener Protestantsche Kork, van goed zedeiyk
gedrag, van behoorlijk voltooide academische
studio in de wiskunde en kennis der landstaal.
Salaris 700 p. st. p. a. Appllcafiën met de ver-
eischte stukken in te zenden aan hot Depar
tement van Onderwijs vóór of op 15 Februari
1896, door tusschenkomst van don hoogwel
geboren heer jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts van
Blokland, buitengewoon gezant en gevolmach
tigd minister der Z.-A. Republiek te 's-Gra-
venhage, bij wien verdero informatiën zyn te
bekomen.
De 6toomtramlijn Beverwijk-Haarlem
zal, naar men hoopt, vóór 1 Februari gereed
zjjn en alsdan ten spoedigste geopend worden.
Men is reeds gevorderd tot in het dorp
Sandpoort.
De officier van gezondheid dr. J. J.
Rinkel, van het 5de reg. inf. to Utrecht, is be
noemd om don hoogleeraar in de heelkunde
by de ryks-universiteit te Utrecht, van 10
Januari a. s. tot aan de Paaschvacantie, by te
staan, en wordt, gedurendo dien tyd, gedeta
cheerd by bet militair hospitaal ter plaatse.
Het stoomschip „Do Gelderland" arri
veerde 13 Dec. van Rotterdam te Atjeb; de
„Palinurus" vertrok 10 Dec. van Batavia naar
Amsterdam; de „Belleropbon", van Amster
dam naar Java, arriveerde 12 Dec. te Liver
pool; de „Jason" arriveerde 13 Dec. van Bata
via te Amsterdam; de „Bundesrath", van
Hamburg on Amsterdam naar O.-Afrika, is
11 Dec. te Dar-es Salaam aangekomen; de
„Burgemeester Den Tex", van Amsterdam
naar Bativia, vertrok 12 Dec. van Genua; de
„Prins Willem 1", van Suriname naar Amster
dam, arriveerde 12 Doc. to Havre.
By koninkiyk besluit is to.stemming
verleend aan P. Pruis, burgemeoster der
gemeente Brandwyk, om te Molenaarsgraaf
te blyven wonen.
Aan de reserve officieren van gez. 1 sto kl.
H. Krooneman, H. M. Numans en dr. H. A.
de Jongh, die als zoodanig by koninkiyk besluit
van 31 Dec. 1890 voor den tyd van vyf jaren
herbenoemd worden, in verband met het eindi
gen van dien termijn, een eervol ontslag ver
leend uit hunne betrekking tot de landmacht,
en wel voor bei le eerstgonoomden met ingang
van 1 Jan. 1896 en voor laatstgomelde ge
rekend van 13 Jan. 1896.
Aan den kolonel F. R. Frogcr, commandant
van het 1ste reg. veld-art., vergunning verleend
tot het aannemen en dragen der ordetoekenen
van officier van het Legioon van Eer.
Praatjes «ver Euust.
Vlokken.
LXX.
Te Parys, by Le Bare do Boutteville, zijn
thans verschillende werkon van den schilder
Franz M. Melchers geëxposeerd. Zijn serie
„de eenvoudigen" is ook hier ter stede bokend
geworden. Wat heeft men er om gelachen
en bet werk bespot!
Maurice Maeterlinck donkt er anders, dichter
lijk, beter over on schroef er eon Voorwoord by.
Hieruit 't volgende, (vry vertaald): „De bewo
ners (van Walcheren) schijnen er het ganscho
jaar door oen stil en duurzaam feest te vieren.
In een kliederdracht, die geheel in overeenstem
ming is met de ziel van het landschap, werken
er de vrouwen, versierd me', hun zware gouden
kleinoodien, alsof zy een ietwat oudachtige,
vormeiyke, doch glimlachende en goedige
koningin pingen bezoeken. Maar, ga het mooie
in dat eiland niet zooken wanneer ge do
schilderyen van Franz Melchers niet gezien
hebt, gy zoudt bet er niet ontdekken, of,
zóó ge het er al vinden mocht, dan zou 't
toch dat eiland niet zyn wat ik op 't oog heb.
Hy is in de ziel van dit land doorgedrongen
op heel-t y'zondero wys, on, zooals het byna
immer gescbielt, wanneer men waariyk tot
op don bodom van welke ziel ook doordringt,
en er het eigendommoiyko ontdekt, zoo heeft
hy er hot diepgaande symbool gevonipn van
een algemeen, zeer menscheiyk, zeer goestoiyk
geluk. Er Is in zyn werk als 't ware oen
kristallisatie van hot leven, van rust, van
vreedzaamheid en van onbevangenheid, waar
van ik niet dacht dat het zoo kon worden
weergegeven, on wairiyk, vóór hem, sedert
de Primitieven, had ik byna vergeten dat
men, door een eenvoudig huisje met groeno
blinden to geven, of eon half-geopendo deur
aan don oovor van eon slapend water, of oen
gesloten venstor, of een droomend tuintje,
in atwaebting van den Zondag, zulke diep
gaande en h.eriyke gedachten kon uiten
als do grootste denkers en dichters hebben
gedaan, on.... nog lots meer: want de
schilder beschikt daarenboven over de macht
van de stilte, die de anderen allereerst prys
moeten geven.
En de kracht van iets, dat niet juist onder
woorden kan wordon gebracht, is de schoonste
kracht, hot dichtst by onze ziel zynde.
Zeer zeker bezit Melchers deze kracht in
hooge mate, en ik herhaal het: sedert de
Primitieven weet ik geen schilders aan te
wyzoo, die, als hy, op zoo eenvoudige en
harmoniouzo wyze, do uit- en inwendige
samenspraak van 't ons omringende hebben
dooreengomongd.
Hy heeft er niets „bygemaakt", hy ïykt
eenvoudig nauwkeurig, en alle zaken, die by
geschilderd heeft, bestaan juist zóó, zooals
by ze heeft gegeven: do lichtende huisjes
met de witte kiempjes, die als in de sprookjes,
op don dorpel wachten, en de leiboompjes
van het „huisje van de bruid", de wondere
vruchten aan de muren, en de goheimzinnigo
uurwerken aan het einde der corridors, do
blauwe byenkorven, en de eveüzeer kleurige
bruggetjes.
Ja, dat alles bestaat op zyn eiland; 't is
of hot de huisjes van Brugge zyn, byna juist
zooals Memlinck ze heeft geschilderd.
Doch, tracht ze te zien zonder zyn hulp,
ge zult 't niet kunnen, of ten minste zal de
ziel hunner schoonheid byna niets zeggen van
wat er tot de ziel van uwe schoonheid moet
worden gesproken. Zyn in alle grooto woorden
boeken de woorden niet al aanwezig, die op
de komst van den dichter wachten?....
Ik zeide, zoo straks, dat Melchers voor-
naraelyk het geluk heeft weergegeven. Men
denko echter niet dat dit zyn eenigst kunnen
is. Een geheel leven kan een schyn van ge
luk te zien geven, en toch zoo ernstig, zoo
treurig zyn alsof het een ongelukkig leven was.
Schyot niet het geluk dor sterren van
sommige zomer nachten uit een evenzeer pril-
looze diepte te komen als uit die, waar zich
do tranen van de grootste smarten vormen?
Bevinden zich de voorteekenen en het nood
lot, en zelfs de dood niet in het geluk? Gy
zult zien dat er meer dan één onzichtbare
en noodlottigo géb-urtenis, en meer dan ééne
beangstheid in d.-ii geluk bestaat en dat, even
als het eiland, j.ii Melchers ons heeft ont
dekt, onophoudelijk geteistert wordt door
de zee, het eiUnd, dat hy ons heeft geschilderd,
door etn nog rusteloozer, duurzamer on diepere
watermassa wordt bedreigd dan de ocoaan
zelf, die van af 't bestaan der wereld
immerdoor rommelend voortdondert.
Do Studenten-Almana kis weer in het
„pijlen" kleed gestoken. De inhoud lykt my
ditmaal hy'zo.'idor frisch en gevariëerd, terwyl
het „Mixed Pickle" ondeugend, hier en daar
zelfs vlymend, geeselend scherp is. Ook bevat
do bundel schoono verzen.
De er by gevoegde plaat (herinnering aan
du maskerade feesten), door een student ont
worpen, is aardig, druk en woelig als de
f o n zolve waren.
Er ook litterair veel knaps in, dat van
tal.rit der vervaardigers getuigt. Do portret
ten Professor Veth door Jan Veth, (repro
ductie na "n or uitvoerige, degelyke studie)
is wel bei r est. Haverman gaf (naar eene
photographie) c litem's van Professor Biertns
de Haan, terwyi ook van zyn hand do bu*te
van den mfleus Prof. Martin stamt.
Voor dt4<. i.^;o icties kan ik «1 heel weinig
gevoelen. Of do origineJe toekeningen beter
zyn, weet ik niet, maar vooral van de af
oeelding van den Hoogleeraar Martin kan wor
den getuigd dat er, althans geeno „sprekende,"
geiykonis te constatoeren valt. Do lichtdruk,
den overleden pedel Somerwil voorsteik nd, is
wat wazig uitgevallen. Hierna dit gedeelte beter!
Eon uiterst teer portretje, mooi van fak
tuur, is dat van mevrouw Sny lor van Wis-
senkerke, door Jan Toorop geteekend voor
haren bundel „Zwarte Vlinders." Ook hot
delicate bandje werd door denzelfdon arüst
ontworpen. Wat den inhoud betreft, deze is
droefgeestig, somber, en zwaarmoedig, passend
n deze angstig-bange tyden. De styi is een
voudig en exquis.
Noch met Flanor in den Spectatornoch
met Frans Coenen Jr. in De Kroniek kan ik
't eens zijn. Intogendeol, in lang niet heb ik
een werk gelezen, dat zoo duchtig aangrypt.
Het besto, meest iudrukwokkende acht ik
het eerste verhaal „de Monnik".
Zoo is dan het besluit gevallen dat 't wel of
't wee zou spreken over het Leidsche Ethno-
graphische Museum. Het museum blijft te
Leidenen al de pogingen, van verschillende
kanten aangewend, liggen in duigen. Zoo heb
ben dan dus alleen de drukkers en da dagbladen,
de papierfabrikanten en de inkthandelaars
garen by het zaakje gesponnen, want het
museum blyft voorloopig in denzelfdcn toestand.
Maar, wie er in de komende tyden al ver-
antwoordelyk mag worden gesteld voor den
onherroopdy ken ondergang dier óénige collectie,
voorwaar allerminst de yverige directeur; en het
ligt m. i. voor de hand, dat men eerder met al
de „nieuwe geweren" op den schryver der
brochures „Museum op pakhuis" en „Museum
of mesthoop" kan schieten, dan dat er
nog eens door hem een woord zal worden
goropt over dit besluit. Noch hy, nóch de
minister van binnenlandsche zaken zullen
zich do vorwyten, die na ons komen moeten
hebben aan te trekken. Zoo ergens, dan ls
later van de meerderheid dezer Kamer te
getuigen „Tu Tas voulu George Dandinl'
C. V.
Het Ethiiograpliiscli Museum.
In de gisternamiddag door de Tweede
Kamer gehouden zitting is een aanvang ge
maakt met do beraadslagingen over het lot
van het Ethcographisch Museum.
Door den minister van binnenlandsche zaken
was op de begrooting uitgetrokken een voor
loopige post van f 20,000 om het nieuwe
museum to 's Gravenhage te vestigen.
Uitvoerig lichtte de heer Bool toe het door
4 leden en hom voorgesteld amendement om
voor den bouw van een museum te Leiden
een memoriepost uit te trekken. Spr. voerde
verschillende gronden aan voor de stichting
te Leiden met 't oog op do aanwezigheid der
universiteit en andere instellingen van weten
schap, daarby aantoonende, dat ethnograpbie
en knnstindustiie verschillende ziken zyn
en er vooral nadruk op leggende, dat bet
ethnographi-sch museum eenmaal te Leiden
bestaat. Hij hoopte dan ook, dat de Kamor
zal afstemmen elk voorstel, dat het museum
aan zyn bestemming wil onttrekkeo en bracht
nog onder do aandacht de bereidverklaring
der gemeente Lei Jen om terrein voor het
museum af te staan.
De heer Oiemer lichtte daarna zyn amen
dement toe, strekkende om dezen post pro
memorie uit te trekken, zonder aanwyzing
van plaats. De ramingen zyn zeer globaal en
er bestaat nog maar een zeer schematisch
plan. Op zulke loss9 gronden is de Kamer
niet gewoon f 350,000 toe te staan. En spr.'s
tweede bezwaar is, dat men blykbaar aan het
indertyd voor het archief aangekochte terrein
aan het Bezuidenhout eene bestemming wil
geven. Te Leiden en te Amsterdam zyn boven
dien door de gemeente terreinen aangeboden,
terwyl Amsterdam zelfs eenu ethnographische
collectie beschikbaar stride. En evenzeer bleek
het, hoe de Haagsche Raad met dit plan
byzonder ingenomen is. Ook daar bleek van
vurige liefde by het Hiagsche gemeente
bestuur. In deze omstandigheden achtte spr. 't
beter al die diensten niet af te wyzen en de
zaak nog eens te overwegen. Het vóór en
het tegen, dat er voor de verschillende plaatsen
is, moge door don minister nog eens worden
nagegaan I
Het verder debat werd toen verdaagd tot
gisteravond te acht uren.
Do heer Tracaghno zeide toen, dat het hier
de quae3tie is of het nieuwe museum zal
worden gesticht te Leiden of te Amsterdam.
Voor een acidemLstad als Leiden kan zulk
eene instelling onmisbaar worden geacht. Hy
sluit zich aan by hetgeen de Senaat van de
Leidsche Universiteit te dezer zake in zyn
adre3 aan de Regeering heeft aangevoerd.
Maar mocht Leiden door den Minister minder
geschikt geacht worden, dan komt in elk
geval Loven Den Haag, Amsterdam in aan
merking. Voor spr. staat niet de wensch van
het publiek, nocb do kunst, maar het univer
sitair onderwys hier op den voorgroni. Aan
de qualiteit meer can aan do quantiteit der
bozoekers hecht hy. Het Museum bestaat en
is te Leidon gevestigd sedert 60 jaren. Heeft
do Regeering nu het recht het museum uit
Leiden weg te nemen? Ja, zegt de Ministoi,
Leiden kan geen historische of andere rechten
op het Museum doen gelden. Maar Leiden kan,
zoo dan niet op het eigendomsrecht, toch op
het bezitrecht aanspraak maken. En er is nog
een andere grond van recht, nl. de historische
toestand. Hoe dit zy, de verwydering van het
Mus.-um ware zeer hard voor de gemeente
Leidon on hare oude en beroemde hooge-
school. Dat hebben z niet verdiend.
Hy hoopt dat de Minister alsnog, uit een
beginsel van rechtvaardigheid en billijkheid
en wegens een gevoel van betameljkheid,
het amendement zal overnemen of dat de
meerderbeii bet anders zal goodkeuran.
Het amend.-Cremer is doodend zoo vel voor
Leiden als voor het Museum. Het is een dila-
toire exceptie. Bov n en hinderlaag nu ver
kiest spreker een ridderiyken stry i in het
open veld. Daarom zal hy togen dit amende
ment stommen.
De heer Rutgers van Rozenburg zou zyne
stem hebben kunnen geven aan een voorstel
om te 's-Gravenhage 6en Ethn. museum te
stichteü. Nu de Minister echter een parallel
heeft getrokken tusschei Den Haag cn Am
sterdam, acht hy zich verplicht de redenen
voor Don Haag tegen Amsterdam te wegen.
Er zou nog niet gebleken zyn van den
finautieëlen steun van vermogende Amster
dammers. Maar hebben dan vermogende
Hagenaars dat gedaan? 't Biykt niet; daar
entegen is 't bekend dat Amsterdam terrein
wil afstaan. Voorts zegt de minister dat de
bouw op Amsterdamsch terrein zooveel
duurder is, maar nu wil by het Museum
bouwen aan den Bezuidenhout waar veengrond
met poldergrond is vereenigd, zoodat een
gebouw van dit kaliber evengoed daar als
te Amsterdam moet worden ingeheil. Voorts
wordt gewezen op de behoefte der kunstin
dustrie in Den Haag aan zulk een museum;
dit is een plaatselyk belang, gegrond op
medeiydeu met 's-Gravenhage. Dit nu zyn
alle zaken die met het landsbelang, het
belang van het Museum niets uitstaande
hebben. Uit dit oogpunt beveelt zich eene
vestiging te Amsterdam aan, in aansluiting
aan het Museum van Artis.
Men kan die vereeniging nu verkrygen
zonder opoffering van de schatkist, en dat
is wat meer van belang dan de verhooging
van de aantrekkelykheid der residentie en
haro badplaats.
Dorlialve vereenigt hy zich met het amend.-
Cremer.
De heer Guyot brengt hulde aan den mi
nister, dat hy eindelyk de hand aan d:n ploeg
heeft geslagen om een behoorlyk Ethn. Museum
op te richten. Eene uitspraak van beginsel zou
weinig beteukenen. Wordt thans niet tot de op
richting besloten, dan zouden nog jaren kun-
non voorbygaan, voordat de ellendige toestand
van thans een einde neemt. Verzamelingen
van kunst en wet6nscbap nu, behooren in de
meest bevolkte steden thuis. Anders plaatst
men het licht onder de korenmaat. En waarom
dan niet Den Haag gekozen? Van recht of
rechtsverkrachting te Leiden kan geen sprake
zyn, en voor het unirorsitair onderwu's heeft
het de verzameling niet noo iig. De Leidsche
adressen zyn in dit opzicht zeer overdreven.
Zjjnerzyds wyst hy op een zakelijk artikel
in „Het Vaderland" van 14/15 October j.l.,
ter ontz nu wing van do betoogen van de
Leidsche hoagleeraren. Moet het Museum in
een groote stad g> plaatst worden, dan kun
nen alleen Amsterdam en Den Haag in aan-
m -rking komen en by spr. staat het vast,
onbavooroordeoid beschouwd, dat alleen Den
Haag mag gekozen worden (gelach). Daar
zyn alle wetenschappelyke Indische inrich
tingen met hare bibliotheken; wie ons land
voor studie bezoeken, vestigen zich in Dan
Haag; de meeste kennis van Indië is er ver
tegenwoordigd en zoodoende zal do verza
rneling ook door schenkingen spoedig worden
uitgebreid.
Ook de vergelyking van de onderwijsinstel
lingen te Delft pleit voor Den Haag. Voor
Amsterdam geldt een en ander niet. In de
behoeften op dit gebied is daar reeds vry wel
voorzien, o. a. door het bezit van de Artis
verzameling en door het Koloniaal Museum.
Amsterdam mag anderen ook wel iets gunnen
Da hoer Goeman Borgesius geeft als het
eenstemmig oordeel der Commissie v. Rap
porteurs te kennen dat het wenschelyk is
thans niet te beslissen hetzy over de plannen
of over de plaats van vestiging. Zy beveelt
dus het amend. Cremer aan, maar subsidiair
is zy voor het amend. Bool c. 8., als het
eerstgenoemde mocht worden verworpen.
De heer De Beaufort (Wyk) ondersteunt het
Regeeringsvoorstel Het wordt tyd dat de
behngryko verzameling uit het pakhuis te
Leiden worde verwijderd. En wat nu do plaats
van vestiging betreft, deelt hy in 't gevoelen
van den heer Guyot, dat de nabyheid van de
Delftsche instellingen van onderwys de keuze
van Den Haag 't meest aanbevelenswaardig
maakt.
De hoer Vermeulen zegt, dat een Ethnogr
Museum voor ons land van zeer secundair
belang is. De vruchten van zulk een museum
voor het onderwys zyn luttel, slechts enkele
specialiteiten profiteeren er van en daarom
zal 't niet hinderen of de verzameling nog
een tyd onuitgepakt blyft Het is een quaestie
van weelde en daarom kan men 't geschikte
oogenbhk afwachten voor den bouw. In de
tegenwoordige tinantiëele omstandigheden
ware 't een verspilling.
De minister van binnenlandsche zaken acht
t na den eersten stap, waarvoor men hem
hulde bracht, noodig ook den tweeden stap
te doen Verschillende vroegere ministers
hebben zich min of meer de zaak aangetrok
ken, doch deze bleef slepende ten gevolge
van allerlei omstandigheden. Jotusschen had
de min. Mackay een plan voorbereid dat bet
naaste met het thans gedano overeenkomt;
hy had reeds informatie ingesteld naar het
terrein op het Bezuidenhout. Men moet nu
het gunstige oogenbhk aangrypen, dat de
minister van financiën geen bezwaar maakt
togen de voorgedragen uitgave en deze is Dog
méér vorantwoordelijk dan de heer Vermeulen
voor den finantieelen toestand. Van een
museum is thans geen sprake; men heeft
collectie in verschillende Leidsche huizen,
maar een museum is er niet. Wy staan hier
dus op een vry terrein. En na hetgeen voor
de Academie te Leiden reeds is of zal worden
gedaan, kan dio universiteitstad geen meerdere
aanspraken doen gelden.
In 't volgende jaar hoopt de Minister de
noodige voorstellon te doen voor het Museum
van Natuurlyko Historie,'dat geheel op zich
zelf staat. Aan de bestaande ethnographische
collectie kan noch Leiden, noch de universi
teit eemge historische aanspraken ontleenen.
Grondslag voor de verzameling was de col
lectios van prof. Siebold, dio te Leiden was
gevestigd, weshalve men de collectie daar
voorloopig heeft gelaten. De historische her
inneringen en de privaatrechteiyke beschouw
ingen van den heei Travaglino zyn dan ook
niet juist.
Zestig jaren bestaat alleen de collectie-Sie-
bold, maar tot 1883 was een deel der verza
meling te 's-Gravenhage, van waar men ter
vereenvoudiging ze tydeiyk naar Leiden heeft
overgebracht en verder is de verzameling door
aankoop of schenking van lieverlede uitge
breid, waaraan geen enkele voorwaarde was
verbonden. Van historische rechten voor Lei
den of van rechtsschennis is dus geen sprake
Het Staatsbelang behoeft hier alleen te wogen.
En nu wenscht de Minister niet te maken
een hulpmiddel voor de academische studiën
te Leiden, maar een nationaal museum ter
plaatse waar 't het beste gevestigd is. Den
Haag is dicht by Leiden en de Leidsche stu
denten kennen den weg wel hierheen. Voorts
w(jst ook de Minister op de Indische instel
lingen te Delft, van waar de studenten veel
gemakkelyker zich naar Den Haag kunnen
verplaatsen. Van Amsterdam spreekt de Minis
ter thans niet; hy spreekt alleen van Leiden.
Het Nationaal Museum most gevestigd
worden daar waar 't het meeste nut sticht
voor velerlei doeleinden, voor de wetenschap,
voor de kunst, voor bet publiek en als aan
trekkelykheid te meer voor een groote stad
Voor al die doeleinden is Leiden 't mir.9t
geschikt.
Zonder eenige vooringenomenheid is de Mi
nister voor de eene of andoro gemeente. Het
eerste heeft by godacht aan Amsterdam, vaQ
waar eene aanbieding kwam van J„Natura
Artis Magistra;" doch er waren niet geringe
finantiöelo bezwaren aan het terrein verbonden
Bovendien acht de Minister do te Amster
dam aanvrezigo ethnographische verzameling
ryk genoeg als zelfstandige collectie, 't Is
beter zulk een verzameling niet te veel uit
te breiden met dubbelen. Amsterdam heeft
feitelijk, een Ethnographisch Museum. Daarom
kwam Amsterdam ten slotte niet in aan-
irff
lomerking voor het Nationaal Museum en uit
oogpunt van billykheid heeft Amsterdam
werkeiyk geen aanspraken. Blyft dus Den
Haag over. Dat is 's Ministers opinie en
daarin brengt geen verandering wat nog niet
officiéél bekend was toen de Memorie van
Antwoord geschreven was, nl. dat Amsterdam
een terrein heeft aangeboden. Want daar he ft
men veel grooter kosten van bouw. Daaren
tegen zal 't een voordeel zyn dat het gebouw
in Den Haag niet vier zichtbare gevels zal
behoeven, zooals te Amsterdam, alzoo een
aanbod van een terrein kan geen verandering
in 's Ministers keuze brengen.
Nu de amendementen. Het plan van de
Regeering achtte de heer Cremer niet genoeg
voorbereid. Hy sprak van een schets De
Minister toont hem een volledige teekening,
die hy niet een schetsje noemt, althans ty
andere bouwplannen hedft men geen uitge
breider teekening dan deze. De beide amen
dementen kunnen de zaak slechts ophouden.
De omstandighe ien, die de heer Cremer
noemde, kunnen niet van invloed op de nadere
Desluiten der Regeering zyn. Men zou dus
daar niet verder mee komen.
De heer Ferf stelt een motie voor om bet
debat tb sluiten.
De beer Beelaerts van Blokland (een der
voorstellers van het amend.-Bool c. s.) ver
dedigt dit nader. Zonderling noemt hij de
redeneering van den Minister, dat te Leiden
geen museum zou bestaan, omdat het niet
in één gebouw is. Het museum maakt een
trilogie uit met de Musea van Natuurlyke
Historie en van Oudheden ta Leiien. Het feit,
dat daar een hoogleeraar in de archaeologïe
moet gevestigd zyn, is het sterkste argument
voor het Etbn. Museum te Leiden. Het gevolg
van 's Min. voorstel zal wezen dat het Museum,
met terzydesiellmg van het wetenschappelyke,
in een Museum van Kunstnyverheid zal ver
vormd worden. Dat erkent de Minister, maar
dat is niet 't doel van e«n Ethn. Museum.
Wat 's Ministers voorstel vooral ook ontsiert,
is de eeredienst van het getal. Moet die toe
gepast woruen op wetenschap en kunst?Dat
had hy niet verwacht. Hy wyst op de veel
deugdelyker argumenten van den Senaat der
Leidsche hoogeschool Die argumenten zjjn niet
wederlegd. En als beroemdo ethnologen hunne
stem verheffen voor het behoud eener bron
van studie, dan moet dit toch wegen,'t komt
niet aan op het aantal bezoekers. De Gevan
genpoort in Den Haag wordt drukker bezocht
dan het Ethn. Museum, dat is waar, maar
dat is toch niet afdoende. Als men op de
Indische instelling te Delft wyst, dan bedenke
men dat deze eene beboorlyke verzameling
ethnographische voorwerpen heeft overge
nomen.
Alles pleit er dus voor, de collectie te
Leiden te behouden.
De gronden, voor het amend.-Cremer aange
voerd, releveerende, zegt spr. dat de Senaat
der Universiteit altyd met leege handen, maar
met dergelyke argumenten moge komen. Dat
verschillende gemeenten aanbiedmgen hebben
gedaan, dat hengelen naar de gunst, kan
toch zeker in de opinie der Regeering geen
verandering breDgen. En wat de samensmelting
met de collectie van „Artis" betreft, wyst spr.
er op dat die verzameling is voortgekomen
uit de koloniale tentoonstellmg van 1883,
maar dat zy met beantwoordt aan het weten-
schappeiyk doel, zoodat de aanwinst daarvan
voor een Rijksmuseum weinig zou beteekenen.
Prof. De Groot sprak van die „mislukte onder
neming" als van een „lokvink".
De heer Cremer, repliceerende, zegt ook dat
de Indische instelling te Delft reeds een be
hoorlyk Ethn. museum bezit, zoodat men met
een beroep op het koloniaal onderwys sprekers
hart niet behoeft te vermurwen, terwyl de
verzameling te Leiden inderdaad geen koloniaal
museum uitmaakt. Hy blyft volhouden dat
bet plan niet ryp is en dat de kosten zullen
tegenvallen. De verschillende qualificatién, aan
zyn amend, gegeven, zyn onverdiend. Spr. is
gewoon te zeggen wat hy meent en strydt
met open vizier Spr heeft zyne liefde voor
bet Ethnographisch Museum althans getoond
door daden, hij heeft dat Museum met een
belangryke collectie uit Palembang verrijkt.
VaD een hinderlaag is derhalve geen sprake.
Werkeiyk is de zaak niet genoeg voorbereid.
Wat Amsterdam betreft, de verzameling in
„Artis" is volstrekt niet voor het publiek zicht
baar zij zou het kunnen worden als de
Minister baar combineerde met de Ryksver-
zaraeling Dat ia het ware belang in deze en
ook het voordeêlig8t voor de schatkist
De sluitingsmotie van den heer Ferf wordt
zonder stemming goedgekeurd.
Hat eerste kwam in stemming het amend.-
Cremer (memoriepost zonder aanwijzing van
plaats).
Dat amend, wordt verworpen met 49 tegen
39 stemmen.
'Het amend.-Bool c. 8. (vestiging te Leiden)
wordt mede verworpen met 52 tegen 36 st.
De Regeeringspost (vestiging te 's-Graven
hage) wordt evenzeer verworpen met 58 tegen
39 stemmen.
Het Museum blyft dus in zyn tegenwoor^
digen toestand te Leiden.
Aangezien in het begin der volgende week
de oplaag moet worden bepaald en later
geene exemplaren van Nos. 2 en 3 verkryg-
baar zullen zyn, wordt aan allen, die het
Weekblad geregeld weoschen te ontvangen,
verzocht zich vóór 17 December a. s. te
willen opgeven. DE UITGEVER.