Regeering moot dan ook geen voorstellen doen
om die samonwerking moeilijk te maken.
Do heer Kerdijk protesteerde tegen het
terugwerpen van het verwijt van gemis aan
ernst en waardigheid op hem. Do toosten,
welko hij critiseorde, waren ontleend aan oen
courant, welke bekend staat om haar goede
verslagen. Nut op een enk&l woord komt het
bovendien aan, maar op de strekking. En do
strekking had ton doel waardeering uit te
spreken voor eene zaak, welke dat niet ver
diende. Do woorden van den minister van
binnenlandsche zaken mogen op zichzelf ton
dool hebben gehad waardeering uit te spreken
voor hen, die geld en tijd overhouden voor de
organisatie van volksvermaken, die woorden
had Jen niet gesproken moeten worden na de
gebleken stemming der Kamer in het Voor-
loopig Verslag.
De Minister van binnenlandsche zaktti
repliceerde nog korteiyk, en ontzeide don heer
Kerdijk het recht oen oordeel uit te spreken
over een bewindsman, op grond van een
couranten-verslag, hoo goed dit ook moge zijn.
Het algemeen debat werd gesloten. De
Hoofdstukken I en II werden aangenomen.
Aan de orde was thans Hoofdstuk III
(Buitonlandscho Zaken) en allereerst de
interpellatie-Kof/cman over het verbod van
melkinvoer in Pruisen, dat op voorgewonde
motieven zou steunen, daar onz9 veestapel
gezond is. Da heer Kolkman vroeg of de
rogeering bereid is to trachten opheffing van
het verbod te krijgen, en wil zij, bij niet
opheffing, middelen overwegen?
De Minister van buitenlandsche zaken
antwoordde dat bij de gezondheid van onzen
veestapel het verbod niet gerechtvaardigd is
en h\j goede verwachtingen heeft van do
pogingen tot opheffing van het verbod.
Het stoomschip „Amsterdam", van
Nieuw-York naar RotterJam, is 3 Dec. Lizard
gepasseerd; de „Burgemeest r Den Tex", van
Amsterdam naar Batavia, vertrok 3 Dec. van
Southampton; de „Schiedam", van Nieuw-York
naar Amsterdam, is 3 Dec. Wight gepasseerd;
de „Bloemfontein", van Amsterdam naar Kaap
stad, is 1 Dec. te Londen aangekomen; de
„Bundesrath", van Hamburg tn Amsterdam
naar Oo.st-Afrika, arriveerde 2 Dec. te Aden;
do „Obdam" is 2 Dec. van Nieuw-York te
Maassluis aangekomon.
Bij koninklijk besluit is benoemd tot
notaris binnen het arrond. 's Gravenhage, ter
standplaats Hazorswoude, de h?erC. Korteweg,
candiJaat-notaris en burgemeester aldaar.
Ingetrokken de vergunning, verleend aan
den luit. ter zee 2de kl. A. Pieren, tot het
waarnemen van eene betrekking buiten bet
zeewezen, voor den tijd van een jaar, onder
stilstand van non-activiteitstraktemont en
zonder opklimming in do ranglijst, op zijD
verzoek, met ingang van 11 Dec. a. 8.
De detacheeringstermijn van den bij konink
lijk besluit van 10 Febr. 1891 bij het leger
hier to lande gedetacheerden, sedert tot
Vapt. bevorderden lsten luit. M. Yan der Meer
&ohr, van het wapen der infanterie van het
leger in Ned.-Indiö, op zijn verzoek derwijze
ieperkt, dat hi) op 28 Dec. 1895 naar Ii.diö
behoort terug te kecren.
Met ingang van 16 Jan. 1896 benoemd tot
nir-cteur van het post- en telegraafkantoor te
Naaldwijk, S. Hoven, thans in gelijke be
trekking te Omraon.
De Kindermoord te Rotterdam.
Uit Helder werd gisteren door den inspec
teur Muntinga naar Rotterdam gebracht eene
juffrouw, die inlichtingon omtrent don moor
denaar meent te kunnen geven. Ook een
void wachter uit Dordrecht bracht eon ver
dacht persoon.
Gisternamiddag zijn Hoogsteden en zijne
vrouw opnieuw door den hoofdcommissaris
van politie in verhoor genomen.
De verdachte man, die te Amstordam intrek
nam bij eene juffrouw en zich Van Dijk
teokende in een brief, dien by naar Antwerpen
schreef, is gevonden, doch gebleken de moor
denaar niet te zijn.
Do stroom van inwoners te Rotterdam,
die allerlei inlichtingen komen geven, ver
mindert behngryk.
Door do politie te Arnhem is by publicatie
opgeroepen de persoon, die Donderdag op den
hoek van do Varkonsstraat en do Hoogstraat
een oude jas, ooi paar oude schoenen en
zwarte kousen vond, gewikkeld in eene cou
rant. Boven de publicatie staat: „Moord te
Rotterdam."
Do „N. Brod. Ct." meldt: „Op Zaterdag
23 November kwam des morgens by don
coiffour Govers op de Veomarkt te Breda
eon man, dte zich den baard van eonige dagen
en een sikje liet afscheren.
Hy had een ruige jas aan, die aan den
schouder was gelapt, en een slappen hoed
diep in de oogon. Hy had zwart poneyhaar
en was donker van uitzicht.
De geur, dion by afgaf, deed denken aan
iemand, die in geon tyd van ondergoed heeft
verwisseld, en zyne houding was gojaagd,
zoodat hy aan een ander bezoeker, toen hy
weg was, do opmerking ontlokte: die heeft
zeker wat op zyn lever.
Toen hem de baard geschoren was, vroeg
hy met zachte stem: Wat kost hier het
haarknippen? en na antwoord bekomen te
hebben, liet hy zich ook het haar kort af
knippen.
Het signalement van den vermoedelyken
moordenaar van het knaapje uit Rotterdam
kwam te zeer overeen met dat van dezen
man, dan dat do bediende van den heer
Govers, die hem geschoren had, der justitie
daarvan niet in kennis stelde.
Maandag is di9 jonkman met een mare
chaussee naar Rotterdam geweest om by de
begrafenis van het arme slachtoffer tegen
woordig te zyn, ten einde te zien of boven
bedoelde man daarby ook aanwezig was.
Zonder resultaat echter.
Met den bekenden zwager van Hoogsteden,
Van B:rkel, geconfronteerd, kon de coiffeurs-
bediende constateeren, dat zyn man met Van
Berkel niets gemeens had.
Volgens anderen is bovenbedoelde verdachte
later in de omstreken gezien, waar hy den
weg vroeg naar het Ulvenhoutsche bosch.
Een der Rottordamsche correspondenten van
de „Tel." schrijft dato 3 Dec.:
Het is thans zoo goed als zeker dat Van
Berkel niet de schryver is van den bewusten
eersten brief, die zoo duideiyk do plaats aan
duidde, waar het lyk kon gevonden worden.
Zoo heoft de redactie van het Wielerblad
„De Kampioen" een brief, waarin Van Berkel,
eigenaar van oen café in Moordrecht, aanvraagt
om tot Bonds caféhouder te worden aange
steld. Deze brief luidt:
„Aangezien, docr het aanhoudende spreken,
van den Hoeren fitz ryders, ben ik genoo:izaak,
my tot u to wenden Namdyk, zoo als de
Heerren Fitz rydors my doordringen om by my
in het Niouw ingericht Cafe.... in de Dorp
straat tegen over het gemeente Huis, het Bons
Café te hebben aangezien, ik hier, het Nieuwe
ingerichte zaal, en de schoonste gelegenheid
heeft, tot berging voor filccipóde; dat zou voor
de Heerren fitz ryders, zeer aangenaam zijn;
Zoo zouden ik UEdl verzoeken, om de gunst
om hier in deze Nieuwen zaal het Bons Cafó
te plaatsen alwaar de Heerren fitz ryders by
anderen, over de Concumtie erg klagen, en
by my altoos do fijnste bieren en dranken
Lemonade enz. verkocht worden Zoo zouden
ik UEjI verzoekken, om het wapen van de
Sport hier in myn nieuw ingerichte zaal te
plaatsen."
Ho9wel hierin nu eenige fouten voorkomen,
dio op louten in den gepubliceerden brief voor
komende, goiyken, en er ook overeenkomst is
tusschen de t's, de d's en moer andere kleinig
heden, zoo vorscbilt het bandschrift van beide
zoozeer, dat aan eenige overeenkomst volstrekt
niet is te denken; dit biykt trouwens ook uit
andere brieven, die van Van Borkel afkomstig
zyn.
Wy wonschen, in verband met deze zoo
treurige zaak, nog een ander punt openbaar te
mzken, dat we tot nu toe nog tlechts terloops
hebben vermeld. Het betreft n. 1. het soldattn-
hemd, dat op het terroia van de misdaad
werd gevonden.
Laten we beginnen met te zeggen, datl^t
de correspondent van dit blad was, die liet
vond. Nadat hy dos Donderdags middags,
nadat het lyk was govonden, had doorgebracht
met hot doorzoeken van het terrein tusschen
do pbk, waar het lyk was gevonden, en den
Binnenweg, en toen tot de overtuiging was
gekomen, dat de man, die het lyk daar had
gedeponeerd, van den Wostzeedyk moest ge
komen zyn, ging hy Vrydagmorgen na het
aanbreken van den dag op het pad, om het
stuk grond, ten zuiden van den kuil, tot aan
den Wtstzeedyk, te verkennen.
Hiermede bezig, en als 't ware geen centi
metor gronds ondoorzocht latende, kwam hy
aan een soort van hoogte, achter een struikje,
die zyno byzondero aandacht trok; na de aarde
met zyn stok te hebben omgewoeld, kwam
er iets wits te voorschyn, dat by onderzoek
blook eon hemd te zyn: een soldatenhead.
Uw correspondent pakte het hemd in en
deponeerde het op het bureau der recherche;
zooveel vertrouwen in de politie stellende,
dat hy niet ems het nummer van het hemd
noteerde. By berichtte eonvoudig, dat by de
politie een soldatenhemd was gedeponeerd.
Maandag-avond begaf hy zich weer naar
het ceritraal-buroau, om te informeeren, of zyn
vondst tot iets had geleid, op welko vraag
hem word geantwoord: „O, dat was niets;
dat hemd hadden de rechercheurs ook al
gevonden, met een vest on een broek er by,
en dat hebben ze weer weggogooid!"
Voor hem, die maar eenigszins met detective
werk op de hoogte is, is hier stof voor tal
van vragen. We laten ze hier volgen:
Zou een detective, die een land doorzoekt
naar sporen van een moordenaar, en die drie
kleedingstukken vindt, waarvan ten minste
één duidelyk gemerkt, dio weggooien?
En zoo hy dat al hadde gedaan, waar zyn
dan de broek en het vest gebleven? Wie
heeft later (en wanneer?) dat hemd dan weer
begraven? Zou geen der inspecteurs, die by
het onderzoek tegenwoordig waren, iets van
de vondst geweten hebben, en het zich
herinnerd bobben, toen uw correspondent het
hemd deponeerde?
Ziedaar een aantal vragen, die zich, na
het antwoord van den inspecteur, als 't ware
opdringen. Het kan best zyn, dat bet hemd
niets met de zaak te maken heeft; 't kan
ook zyn, dat het, op den man af, den
moordenaar of althans een medeplichtge
aanwyst.
In ieder geval is de moeite van het onder
zoek al heel gering. Een telegram naar Den
Haag en direct kunnen de namen van do 9
mannen opgegeven worden (van ieder reg
één), die dat nummer hebben of gehad
hebben.
Nog deze opmerking: de familie Hoog
steden heeft kennis aan twee militairen, die
echter volgens verklaring van de familie
onmogeiyk by de misdaad kunnen betrok
ken zyn.
Ik was er vanmiddag, ze hadden nog niet
den moed gehad do gordynen op te halen»
't was er dus nog erg somber. Op de kast
branddo een lichtje, voor 't zieleheil van 't
arme knaapje.
Wat moeten die monscben wel te moede
zyn, honderd maal weer hetzelfde antwoorden
nadenken gissen en z?lf vragen.
Van de twee soldaten dan, by de familie
bekend, is de een koloniaal en heeft pas,
volgens opgave van 't ministerie, voor 6 jaar
bygeteekend, de ander, eon zekere P. K., is
een goed vriend van de familie en heeft ge
durende de laatste droeve dagen veel belang
stelling betoond.
Hy woont te Vlaardingen en is voor zyn
nummer in dieüst in Den Haag. Het zy verre
van ons eenige verdenking op deze mannen
te willen werpen, maar wo wenschen alleen,
dat de politie al het mogelyk doe, om hen
van ieder grijr.tje verdenking te zuiveren.
Van Berkel, die, zooals mon weet, slechts
telkens een dag langer gehouden kan worden,
als do officier van justitie daarvoor ordor
geeft, fcouit zich vry kalm en zelfs de politie
mannen, die dagelyks met hem in aanraking
komen, halen ongeloovig de schouders op,
wanneer men hun vraagt, of ze denken dat
hy schuldig is.
Uy kan z(jn alibi wondergoed bewyzen.
Dat er toch niemand komt opdagen, die
den man, die het kind by zich had, heeft
gehuisvest I Ze moeten toch geslapen hebben,
's nachts.
Nader meldt men nog van gisteren:
Tegen verwachtingin heeft het verhoor
nog tot laat in dezen avond geduurd. Ook
hadden rog confrontaties plaats met school
jongens van de St.-Jozefsschool. Het proces
verbaal is gesloten. Van Berkol lier zich om
trent de familie Hoogsteden in ongunstige
bewoordingen uit.
Het „Rott. Nbl." zegt dat het gerucht-
dat Van Berkel tegenover het lijk van het
vermoorde knaapje is gebracht, onjuist is.
Van Berkel heeft het gebouw aan de Toren-
straat niet verlaten. Kalm antwoordt hy op
alle vragen, een plotselinge binnenkomst van
den commissaris doot hem volstrekt niet
schrikken.
Zyn schoenen passen niet in deindrukkon
van voetstappen, die men heeft gevonden op
de plaats van den moord.
Zyn stem klinkt ferm, hy heeft niet den
zachten toonaard, dien de schoolmakkertjes
waarnamen. Men heeft getracht, door hem
naar iets in do hoogte te wyzen, hem een
hoog r toon te doen aanslaan, doch hy
behield zyn zelfde geluid. Hy slaapt rustig
en als men hom plotseling wekte, was hy
daieiyk geheel by zyne zinnen.
Een o-iderzoek, ingesteld naar de vrouw,
die do oliekoeken verkocht, „het galgemaal"
volgens den brief, heeft tot geen resultaten
geleid.
De kleertjes van het vermoorde kind zyn
nog niet gevonden.
En zoo zyn wy nog altyd geen stap voor
uitgegaan. De dader blyft onbekend en de
zaak wordt met den d3g geheimzinniger.
"V ergiltiging.
Voor de arr. rechtbank (4do kamer) te
Amsterdam is gisteren een aanvang gemaakt
met de behandeling der strafzaak tegen M.
C. Kloberg Verberne, oud 40 jaar, koopman,
geboren te Steenwykerwold, wonende te
Amsterdam, thans in verzekerde bewaring.
Hem wordt telastgelogd, dat hy te Am
sterdam opzettelyk met voorbedachten rade
Cornelia Wilhelmina Johanna Jansen, zyne
echtgenoote, welke op 5 December 1894 is
overleden, van het leven heeft beroofd, door
haar in den laatston tyd, aan haren dood
voorafgaande, arsenicum too te dienen, met
het oogmerk om haar van het leven te be-
rooven, ten gevolge waarvan zy is overleden.
In deze zaak zyn 33 getuigen gedagvaard,
onder wie als deskundigen de heeren dr.
"Waller, dr. Jacobi, dr. Ankersmit, apotheker
Van Ledden Hulsebosch, dr. Metelerkamp
Cappenberg, arts te N.-Amstel, Heymans en
Bruinsma, beiden apothekers.
Op requisitoir van den eubst.-officitr van
justitie, graaf mr. Schimmelpenninck, werd
allereerst voorlezing gedaan van do rapporten,
uitgebracht door de doctoren Waller en Jacobi
en de apothekers dr. ADkersmit en Van
Ledden Hulsebosch.
Gedurende de voorlezing van het visum
repertum en de verschillende processen-verbaal,
welke op het overlyden van zyne vrouw be
trekking hebben, luisterde de beklaagde zeer
kalm en aandachtig toe.
Hy is iemand van een zeer gewoon uiter-
ïyk, heeft een hoog en gewelfd voorhoofd
en draagt een knevel. Zyn sterk gedund haar
is achterover gestreken.
Als verdediger is den beklaagde toegevoegd
mr. P. W. De Koning, advocaat en procureur
te Amsterdam.
Als eerste getuige werd geboord dr. Waller,
die in aansluiting met de conclusie van het
rapport verklaart, dat de dood van beklaigde's
echtgenoot door vergiftiging mod zyn veroor
zaakt. De in de verschillende, door de des
kundigen onderzochte deelen van het lyk go
vonden hoeveelheid arsenicum is doojeiyk,
tenzy men door jarenlang gebruik er allengs
aan is gewend geraakt.
Korten tyd vóór den dood moet een enorme
hoeveelheid door bekl.'s vrouw zyn ingenomen.
Mr. De Koning stelt get. Waller verschil
lende vragen, o. a. of het mogelyk is, dat de
braking na het innemen van arsenicum lang
uitblyft.
Get. acht dit absoluut onmogelyk.
Dr. Jacobi bevestigt, dat de dosis, welke de
overledene heeft ingenomen, letaal moet zyn
geweest.
„Is - vraagt de president mr. Wichers Hoeth
dezen getuige chronische vergiftiging door
arsenicum eigeniyk wel mogelyk?"
„Ja, die komt wel voor, maar hier acht ik
die uitgesloten. My dunkt, dan zou niet een
zoo grooto hoeveelheid in het lichaam zyn
gevonden."
Mr. De Koning vraa.c t, of het gemakkeiyk
is te Amsterdam zonder geneeskundig recept
arsenicum te verkrygen.
Dr. Jacobi zegt hierop geen antwoord te
kunnen geven
Dr. P. Ankersmit, apotheker, die o. a. in
de lever alleen 25.90 milligram arsenicum
heeft gevonden, en in het geheel 58.39 milli
gram, verklaart op de desbetreffende vraag,
dat er in het geheele lichaam ongeveer het
driedubbele van laatstgenoemde hoeveelheid
moet zyn geweest.
Overigens bevestigt deze getuige het visum
repertum.
Rattenkruit aldus verklaart getuige is
te Amsterdam zeer gemakkeiyk vorkrygbaar.
Get. Van Ledden Hulsebosch, apotheker,
de vierde deskundige, verklaart o. m. op een
vraag van den president, dat hy ook in het
zaagsel van de kist arsenicum hoeft gevonden.
Het was hem daarom onnoodig voorgekomen
de aarde onder de kist te onderzoeken.
Rattenkruit of „rattendood" bevat, voor zoo
verre getuige weet, naast arsenicum ook ander
vergif. De wet verbiedt den drogisten zuiver
arsenicum te verkoopen; niettemin kan get.
niet verklaren, dat het niet vaak wordt ge
leverd zonder geneeskundig recept.
Dr. Metelerkamp Cappenberg, arts te N.-Am
stel, deelt mede, ongeveer l'/j jaar geleden
met den beklaagde te hebben kennis gemaakt.
Get. heeft de vrouw van bekl. wel eens advies
gegeven en ook behandeld wegens nervositeit.
In 't laatst van November, den 23sten of
24sten, werd get. door haar man geroepen.
Zy was toen zóó geëxalteerd, dat zy o. a.
te kennen gaf een eind aan haar loven te
zullen maken. Get. had daarom geadviseerd
haar naar het ziekenhuis te laten overbrengen.
Het kwam get. voor, dat jaloerschheid de
voornaamste oorzaak van haar ongeluk was.
Zy beklaagde zich, dat haar man 's nachts
vaak niot thuis was en verdacht haar man
in verboden verstandhouding tot haar zuster
te staan.
Bekl. bracht hier echter tegen in, dat hy
's nachts hot opzicht over huizen had. Get.
heeft den indruk gekregen, dat bekl. het
slachtoffer was van het jaloersche karakter
van zyne vrouw. Het recept, door get. voor
haar geschreven, bevatte iets tegen maagpijn
en iets anders tegen de zenuwachtigheid.
Op 5 December den dag van het over
lyden is get. ook nog aan huis by bekl.
geweest, nadat hy herbaalaelyk boodschappen
had gekregen. Eerst om halfacht 's avonds
is get. by bekl. aangereden, maar toen was
de vrouw reeds dood.
Voor zoover get. weet, had juffrouw Ver
berne ook vroeger wel eens gebraakt.
Het lyk droeg geen enkel spoor, dat aan mis
daad deed denken. Alleen was de houding ineen
gewrongen; get. had dit echter eerst opgemerkt,
toen by het vermoeden van vergiftiging had
hooren opperen.
Het gewone boeld van een lyk na acute
arsenicum-vergiftiging is een toestand van
collaps, met ingevallen oogen, bloed-diarrhee,
etc. Van dat alles was hier niets te bespeuren.
Aangaande den huiselyken toestand deelt
get. nog mede, dat beklaagde eer vergoelykond
dan in ongunstigen zin over zyne vrouw placht
te spreken, hoewel zy een kwaadaardig karakter
scheen te hebben.
Afgezien van de verschynselen, by pLtiënte
geconstateerd, meent getuige, dat in casu acute
vergittiging moet zyn aanwezig geweest. De
tyd, verloopende tusschen het innemen van een
dosis als biykbaar door juffrouw Verberne is
gebruikt, en den dood, kan varièeren tusschen
eenigo uren en 3, soms 4 dagen.
By chronische arsenic.-vergiftiging consta
teert men teringachtigen toestand, on dezen
heeft patiënte nooit vertoond.
De president vraagt getuige of waar is
wat bekl. volhoudt dat hy zou hebben ge
zegd, nadat hy den dood van de juffrouw had
geconstateerd: „Hier is wat anders gebeurd",
en later, te Amersfoort bek), toevallig ont
moetende: „'t Is maar goed, dat ik er geen
werk van heb gemaakt".
Get. ontkent dit pertinent, doch bekl.
houdt zyne bewering vol, en biedt aan haar
met getuigen te staven.
Mr. De Koning vraagt, of get., toen hy
adviseerde juffrouw Verberne naar het zieken
huis te laten brengen, hy dit niet heeft ge
daan met het oog op de mogelykheid van
zelfmoord.
Get.: „Ik heb dit gedaan met het oog op
haar geëxalteorden toestand, die aan krankzin
nigheid gr&nsde."
Get. Heymans, apotheker, verklaart op 3
December tegen afgifte van een briefje een
poeder, waarin arsenicum, te hebben afge
leverd. Get. herkent den beklaagde niet als
den man, die het vergif heeft gehaald, maar
wel weet hy, dat het briefje geteekend was
met bekl.'s naam. Op de vraag, waarom get.
het arsenicum aan bekl. beeft afgeleverd,
antwoordt get., dat hy bekl. kende en hem
meer geneesmiddelen had geleverd.
Bekl.'s bewering, dat hy het poeder ineen
zakje zou hebben afgeleverd, wordt door get.
pertinent tegengesproken.
Bekl.: „Ik houd vol, het in een blauw
achtig zakje te hebben ontvangen."
President: „Eu ik verklaar meer geloof
to hechten aan de mededeelingen van getuige
dan aan de uwe".
Bekl. (heftig): „Dan heb ik niets meer in
te brengen 1"
Pres.: „U wordt ook niets meer gevraagd".
Nadat de laatste deskundige, de heer
Bruinsma, apotheker, was ondervraagd
welke getuige het voor hoogst onwaarschyn-
lyk houdt, dat poeder met arsenicum in een
gewoon ongesloten peperbus zou worden af
geleverd werd de terechtzitting voor een
half uur geschorst.
Na de pauze werd met het getuigenverhoor
voortgogaan. Allereerst kwam aan de beurt
de heer Van der Wiele, commissaris van
politie, die o. m. verschillende mededeelingen
weergaf, welke hy uit den mond van do zus
ter van juffr. Verberne en den heer Leeflang,
agent der levensverzekering-My. „Conserva-
trix", had opgeteekend.
Hot leven der overledene was verzekerd by
de genoemde Maatschappy door bemiddeling
van den heer Leeflang voor f 1000 en dat
van haar man voor f 500. Bekl. had tegen
over getuige die hem het eerste verhoor
had doen ondergaan, vóórdat er nog iets van
arsenicum-vergiftiging bekend was zich
oigunstig over zyn zwager Jansen uitgelaten.
Wat den dool zyner vrouw betrof,als
zy vergiftigg was, dan had zy dat zelve
gedaan, had bekl. gezegd.
De kinderen van beklaagde hadden getuige
verschillende zaken meegedeeld, maar vele by-
zonderheden weet get. zich niet meer te her
inneren; hy refereert zich dienaangaande geheel
aan het door hem opgemaakte proces-verbaal.
Nadat de doodgraver even over de opgra
ving van het lyk was gehoord, kwam de zwager
van beklaagde, Jacobus Johannes Jansen, aan
de beurt. Toen deze get. aan het sterfhuis
kwam, ontmoette hy den heer Leeflang, die
veelbeteekenend zei: „'t is een heelehistorie,
daar zul je nog wel meer van hooren I"
Get. had deze uitdrukking eerst niet be
grepen, maar weldra zag get., hoe opgezet
en verwrongen het gelaat van zyne overleden
zuster er uitzag. Beklaagde was erg bleek en
ontdaan, maar get. scbreef dit toe aan bekl.'s
toestand, het lange nachtwaken, enz. Toen
get. en de heer Leeflang het woord „vergif
tiging" hadden uitgesproken, had bekl. erg
zenuwachtig gevraagd: „Zie-je my dan voor
zoo'n schurk aan?"
Nog deelt deze getuige mede, dat het van
bekl. bekend was, dat hy met andere vrouwen
omgang had. „Als myn zwager goed had
opgepast, dan geloof ik, dp.t hy zeer gelukkig
met zyn vrouw had kunnen leven", zegt get.,
die overigens bevestigt, dat bekl. erg bedroefd
was, toen men gezamenlyk by het lyk zyner
vrouw stond.
De vrouw van den vorigen getuige, ver
volgens gehoord, verklaart niet veel van
smart by den beklaagde te hebben bemerkt.
Hy was met get., haar man en eenigo andoro
familieleden een wandeling gaan maken,
iets, wat hy - meent deze getuige niet had
kunnen doen, zoo hy erg bedroefd ware
geweest.
Daarna verscheen voor de rechtbank een
der merkwaardigste gecuigen in deze zaak,
de kapelaan der Willebrorduskerk, do eerw.
heer Colla.
Het was bekend, dat deze geestolyke do
overledene vrouw in hare allerlaatste ure had
bygestaan en hare laatsto woorden had opge
vangen. Had zy hom iets omtrent de oorzaak
van haren dood toevertrouwd, terwyi zy weg-
kromp van de krampen, die de arsenicum in
het geplaagde ïyf teweegbrachten? Had zy
wellicht het geheim van een zelfmoord aan
den biechtvader in hare laatste ure bekend
en kon diens getuigenis voor de rechtbank
den beklaagde de vrybeid hergeven?
Kapelaan Colla werd ondervraagd. Hy had
de vrouw tweemalen bezocht. De eerste maal
sprak hy met haar in het byzyn van haren
man en hare beide kinderen over onverschil
lige zaken. Zij maakte toen niet den indruk
op hem, dat zy aan eene levensgevaariyke
ziekte leed. Alleen trof hem haar toestand
van uiterste overspanning. De tweede maal
vond hy haar by zyne komst evenmin zoo
zorgwekkend; en toch, nadat zy hem slechts
enkele woorden eener laatste biecht had toe
vertrouwd hy was toen met haar alleen
gaf zy onverwachts den geest Welke waren
die enkele woorden gewe st? Dit mocht de
geestelyke niet openbaren.
„Maar," vroeg de rechter, „is het onder
geen omstandigheid mo; lyk, dat gy in deze
duistere en treurige zaak roor mededeeling
dier woorden der gerechtigheid dient?"
„Neen," zeido de geestelyke, „dit is onmo
gelyk. Dit kan ik evenwel zeggen, dat het
weinige, dat ik zou kunnen medeieelen, den-
koiyk geen invloed zou kunnen hebben op
uw beoordeeling van hot feit."
Overigens verklaart get. dat de bekl. vol
strekt geen slechten indruk op hem heeft
gemaakt, al was hy niet erg bedroefd.
Het verhoor van dezen get. gaf ook aanleiding
tot een rechtvaardiging van beklaagde op het
punt van „vrydenkery", waarvan hy doorandere
getuigen wordt beschuldigd. Get. erkende op
een desbetreffende vraag van bekl., dat juist
by zyne kerkelijke plichten trouw placht waar
te nemen eD zyne vrouw, die by het laatste
Paaschfeest haar plichten had verzuimd, daar
van een verwyt had gemaakt.
By het verhoor van de zustér der overledene
vrouw werd deze door den president onder
het oog gebracht, dat zy door haar verschy-
nen in het huishouden van beklaagde daar
voorgoed de rust had verstoord. Deze getuige
ontkende echter pertinent, zich daar te hebben
ingedrongen; wel erkende zy, onmiddellyk na
het overlyden harer zuster met den beklaagde
als man en vrouw te hebben geleefd.