N°. 10965 Dondei'dag 31 November, A°. 1895 gleze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Ticeede Blad. PERSOVERZICHT. Leiden, 20 November. Feuilleton. Een Turksche geschiedenis. LEIISCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maandenf 1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Hommers0.05. PRIJS DER AD VERTENTIËN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. - In de Arnhemsche Courant betoogt de heer J. E. jBaiick, dat terecht gekUagd wordt over het autocratisch optreden van jkr. De Stuers, den kunst-referendaris van Binnenlandsche Ziken. De klachten schrijft h\j over de een zijdigheid van den heer De Stuers, benevens de weinige zelfstandigheid, waarvan de ministers van binnenlandsche zaken tegenover dezen ambtenaar bljjk geven, werden herhaaldelijk In de Twoede Kamer vernomen. In zooverre heeft het Kerkelijk Congres niets nieuws ver kondigd. Er waren tot heden slechts enkele ministers, die door hun kunstkennis of geest kracht, of we) door een vereeniging van beide eigenschappen, aan de onpractische eiscken van den referendaris voor de afdeeling van Kunsten en Wetenschappen wisten weerstand te bieden. Daarom is het hoog noodig, dat de administratieve afscheiding tusschen de landsgebouwen en monumenten bewaard blijve, waardoor vele nuttelooze uitgaven kunnen voorkomen worden, te meer, daar in den laat- aten tfjd weder pogingen worden aangewend, om het Binnenhof onder het beheer van bin nenlandsche zaken te brengen. Het is begrij pelijk en billijk, dat de minister het oordeel der deskundige ambtenaren verneemt, maar daarom behoeft hij nog niet altijd hun advies te volgen. Waarom worden, buiten den archi tect Cuyper8, nog niet andere deskundigen geraadpleegd Waarom geen aansluiting gezocht bij de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst? Waarom wordt aan de kunstenaars niet meer zelfstandigheid gegund en aan andere kunst richtingen de gelegenheid geopend zich te uiten Daarop is geen ander antwoord moge lijk dan dat men aan het ministerie van binnenlandsche zaken het monopolie meent te bezitten van kunstzin en kunstkennis, en dus de voorlichting van anderen niet noodig oor deelt. Het is kenschetsend voor de kleinheid van bns land, dat de kunstbelangen van het Rijk aan één man worden toevertrouwd, hetgeen vaDzelf tot eenzijdigheid, willekeur en aan matiging moet leiden. Men zou daarmede nog vrede kunnen hebben, indien deze persoon altijd onpartijdig te werk ging, indien zijn handelingen alleen door een zuiver kunstbelang werden ingegeven. Na alles, wat met het Rijksmuseum is voorgevallen, en na het ge beurde met de gewelfschilderijen van de kerk te Warmenhuizen, is rechtmatige twijfel daaromtrent geoorloofd. In zooverre moet de opheffing der commissie van Rijksadviseurs, die door de onverzoenlijke houding van den heer De Stuers is uiteengespat, nog betreurd worden, omdat daardoor nog eonige wrijving van denkbeelden ootstond en eenig tegenwicht gevormd werd tegen de autocratische neigingen van den kunstreferendaris. Nu is er niets meer, dat aan de dictatuur van den heer De Stuers in den weg staat, die zich uitsluitend door zijn persoonlijke opvatting, door zijn a r c h aö o 1 o gi 8 c h e liefhebberij zooals zijn kunstrichting het best wordt aan geduid laat leiden. De Briefschrijver uit de Residentie van Het Nieuws van den Dag schrijft: Myn vriend Pietersen is een goed liuis vader; de man drinkt niet, verteert niet meer dan zijn inkomen, heeft zijn leven verzekerd en heeft genoeg te doen, om niet te vervallen in een verborgen levenswijze, waardoor menig een en lediggangers vooral zijn huis houden ongelukkig maakt. Maar Pietersen heefc één gebrek: hy speelt gaarne. Een speler is hy wel niet bepaald; lid of habitué van een „club de...." is hy niet; hy reist niet, zooals sommige Hagenaars, nu en dan voor een paar dagen naar de Riviera, om zijne schatting aan den vorst van Monaco te gaan brengen; eu zelfs waagde hij ir.dertyd, toon er nog speelbanken in beschaafde landen waren wat nu immers niet meer hot ge val is te Hamburg niet meer dan f 25 op de „rouge et noir tafelmaar hy houdt er toch van om een kansje te riskeeren op een grooten prys. Hy speelt continueel in 'sRyks 1 o t e r y, en is uiterst vatbaar voor raad gevingen van menschen, die hem vertellen, dat er in een of ander twyfelachtig Beurs- fonds bepaald wat te verdienen is. Dan „gaat hy er in," voor een matig bedrag, en komt or soms zonder kleerscheuren uit; en ook verdiende hy, helaas, op die gemakkelijke manier wel eens een sommetje. 'kZeg: helaas. Want dat is nu, by de groote B e u r s-m a d o e u v r e 8 van deze beruchte Novembermaand, Pietersens ongeluk geworden. Eenigen tyd geleden had hy ontdekt, dat er effectenhandelaars waren, die voor coupons een paar centen meer gaven dan het ouder- wetsche kantoor, waardoor by tot dusver z\jn zaken had laten doen. Dat winstje kon hy meenemen, dacht hy. Maar eenmaal by dien nieuwen tusschenman in huis, kwam by van de coupons tot de effecten zeiven, van ver wisselen tot speculatiotjes, van reëelen handel voor bedragen, die hy betalen kon, tot fictieve koopovereenkomsten voor sommen, ver boven zyn vermogen; door den braven raadgbver, die hem voor elke coupon een paar centen meer gaf, liet hy zich al verder en verder lokken; kleine winttsaldo's verleidden hem om meer na te jagen; van solide papieren ging hy over tot waardeloos dobbelgoed, on myn oude vriend zit nu met de handen in 't haar, want hy behoort tot do geëxecuteerden der Novom- bri8eur8 on heeft er ongeveer het geheole vormogentje by laten zitten, dat hem, naast zyne jaarwedde, een onbezorgd bestaan ver schafte. Nu begrypt hy eerst, waar die moderne kantoren, die zoo royaal zyn met den prys voor de coupons, het geld vandaan halen om paleizen te bewonen; nu begrijpt hij, dat er voor al die kleine kantoren geen inkomen is te maken uit de achtstes en zestiendes van reëelen handel, maar de groote winst vaak komen mo9t uit die kleine provisie over groote 8Dmmen, welke by speculaties denkbeeldig worden omgezst; nu 't te laat is. 't Is my niet onbekend, dat dit geval van myn braven Pietersen volstrekt niet zeldzaam is, en evenmin iets specifiek Haagsch. Ik weet, dat er overal nu en dan op die manier worden uitgekleed. Maar 't kan toch zfin nut hebben, 't eens mede te deelen één geval uit een aantal ter waarschuwing misschien voor rnieren. Want dezer dagen op de „Witte" zittende, in de nabybeid van het koersenlystje, zag ik er zulk een défilé van benauwde gezichten en gewrongen lach jes, dat.ik my waarlyk niet meer ver wonderde over de vlucht, welke sommige effectenkantoren in den lateren tyd go- nomen hebben, en de daling der opbrengst van de vermogensbelasting. Onlangs was in ons blad sprake van middelen ter verhoeding van verdere afsly'ting dcc grafzerken in de kerk der Ned.-Herv. gemeente te Noordwyk-Binnen'. Naar men aan de „N. R. Ct." mededeelt, bevinden zich ook in de Hervormd 1 e:k te Rijnsburg eenue grafzerken, i ie vermoedelijk de moeite van het redden waard zullen Ulyiten, b. v. die, welke de graven hebben bedekt van sommige abdissen der voormalige atdy (o. a. der bekende Elburg van Boetselaer O'schoon er zyn, welke eerigermato voor afsiyting behoed zyn, daar zy niet liggen in het pad, door de kerkgangers betreden, is cit toch nLt inet alle het geval. In den binnenmuur van die kerk zijn verder de rosten aangebracht van de zerken, welke de graven zouden hebben bedekt van Willem I, graaf van Holland, en van enkele zyntr naaste betrekkingen. Even eens een klein broksiuk van e< n zerk, die bet graf van Petrou.lla, stichteres der abdy, zoude hebben gesloten. (Vgl. Schotels werk over „De abdy van Rynsburg", o. a. bldz 29j. Ook aniere plaatsen in de omgeving van L'.iJen, b. v. Noordwykerhout en Katwyk- Binnen, loonen voor den oudheidkenner do moeito van oen bezook. Ds. Yan den Broek, predikant by de Ned. Herv. gemeente te Noordwykerhout, staat op hot tweetal voor Almeloo. Naar men verneemt, hebben de heeren R. Maas en D. Eggink, te Hoofddorp, bedankt als bestuursleden (pres. en vice pres.) van de vereenigi g „Concordia", te Haarlemmermeer. Het bestuur van den „Algemeenen Neder- landschen Wielrijders-Bond", van welke ver eeniging de statuten zyn goedgekeurd by verschillende koninklyke besluiten, heeft zich met «en uit.voori-j adres tot de Tweede Kamer gericht i.aar asnleiuing van het door de heeren Rutgers van Rozenburg c. s. ingediend amen dement op het wetsontwerp tot regeling der personeele belasting, waarby wordt voorge steld aan artikel 1 toe te voegen: „Go. ry- wielen." Geheel de strekking van dit verzoekschrift is niet ptrsonen, die uit luxe een rywiel be zitten, aan eene billyke belasting te onttrekken, doch slechts alleen om in het licht te stellen: dat eene belasting op ry wielen, zooals boven genoemd amendement voorstelt, den ny veren handwerksman, den bewoner van het platte land en vele andere gebruikers van het rij wiel onbillyk en onrechtvaardig hoog zoude be lasten en velen van hen het middel zou ontnemen, waardoor zy in het dagelyksch onderhoud van zich en hun gezin voorzien, en dat bovendien de toepassing van de voor gestelde belasting op zeer grooto, bijna on- overkomelyke bezwaren zou stuiten. Reden waarom adressant verzoekt boven gemeld amendement niet aan te nemen. De PI'genaar Salomon Sarluis is te Parijs leerling geworden van den beroemden kunst schilder Munkacsy, die, voor zoover men weet, dasver nooit een élöve in opleiding naai. Men schryft aan het „Utr. Dbl." uit Amsterdam van 19 November, dat dr. G. W. Kernkamp te Utrecht is afgetreden als lid der redactie van het .Zondagsblad" van „De Amsterdammer, dagblad voor Nederland." Opmerkelijk is het, volgens onzen correspo dent, dat mr. Treub, dio zyn artikelen over de nieuwe wet op het Personeel eerstin „De Amsterdammer" plaatste, zyn laatste artikel in de „Vragen des Tyds" deed opnemen. Ook de lieer F. K iptein, vroeger diracteur van dit blad, later in de redactie opgenomen, werkt roeds sinas eenigen tyd,niet rn er mede. Uit een en ander meent onze correspondent te kunnen opmaken, dat „De Amsterdammer", door het verliezen dezer dri-j medewerkers, de laatste bandon met de radicale party ver broken ziet, tenzy by deze feiten wellicht aan het oul Uollandsch spretkwoord zou moeton gedacht worden: ,.als 't schip zinkt, verlaten liet dc muizen." Do commissie van rapporteurs uit de Tweede Kamer over het kieswetontwerp kwam gisteravond byeen tot vaststelling van het Voorloopig Verslag. Zooals men weet, bestaat deze commissie uit do heeren mr. baron Michitls van Verduynen, voorzitter, mr. Tak van Poortvliet, mr. Moes, mr. Rink en Hintze. (H. D.) De minister van binnenlandsche zaken heeft voor het tydvak van heden tot en met 31 Doe. 1895 benoemd tot assistent voor de scheikunde aan de Ryks-universiteit te Leiden den heer "VV. P. Jorissen. De minister van marine heeft bepaald dat do officier-machinist 2de kl. C. Wakerlin, met ingang van 19 dezer tot dien rang be noemd, in zyne plaatsing by de conservatie op 's Ryks werf te Amsterdam bestendigd biyft. De gewone audiëntie van den minister van binnenlandsche zaken zal Zaterdag 23 dezer niet plaats hebben. Zondag jl. werd dr. L. Bahler, over wiens beroep zooveel te doen is geweest, te Schier monnikoog bevestigd door ds. Bolt, van Hevos- ken, wiens preek tot tekst had Joh. VIII vs. 12. 's Middags hield de bevestigde zyne intrede naar aanleiding van Matth. XX vs. 32, laatste gedeelte. Vanwege de vereeniging „Armenzorg" te 's-Gravenhago zal eene teekenschool voor jongens worden opgericht. Reeds is een 22-tal knapen ingeschreven. De bazaar in „Eensgtzindh-ia", ie Am sterdam, ten voordeele van het wyk^ebouw van de predikanten De Visser en Brummel- katnp, heeft t n volle aan het doel bean'woord. De bazaar heeft meer dan f 4000 opgebracht, waarvarr nog ƒ3500 noodig waren voor de bouwkosten, zooaat van de rest een gedeelto dor schuld kan afgelost worden. De minister van marine brengt ter algemeeno kennis, dat, blykens ontvangen bericht van den commandant van Hr. Ms. schoener „Zeehond", in den nacht van den lOden op den llden dezer, eene reddingsboei van dien bodem is overboord geraakt. Het vinden van dit voorwerp behoeft derhalv. goene aanleiding tot ongerustheid te geven. (Sts.-Ct Maandag-avond kwam aan hot station Apeldoorn per gewonen trein van 4.56 via Zutfen aan H. D. H. de vorstin van Benth' im- Steinfurt met gevolg. H. M. de Koningin- Regentes, begeleid door Hr. Ms. hofdame baronesse Van Ittersum en den kamerheer graaf Van Limburg Stirum, verwelkomde U. D. H. aan het station, waarna de vor- stelyko personen zich met gevolg per rytuig naar het paleis begaven. De gemeenteraad te Deventer heeft af- wyzond beschikt op een verzoek van den gemeente-ontvanger om vergoeding van ver minderde rente van zyn borgtocht of ver hooging zyner j arwedde By koninklyk besluit is de luit.-kolonel van het regiment grenadi rs en jagers II. G. J. Van Hoogstraten ter beschikking gesteld van den minister van koloniën, ten einde belast te worden met eene inspectie van de landmacht in West Indiö. Vergund aan den fusolier !y het leger in Noderlandsch Indio, J. I. Pollak, h t dragen van de Fransche herinneringsmedaillo voor de expeditie naar Tonkin, China on Annam. Voor het ty .vak van 1 D c. 1895 tot on met 31 Aug. 1896 benoemd tol lot raar aan de Ryks boogero burgerschool te Assen, dr. L. Van Elfrinkhof, aldaar. Met ingang van 20 dezer aan Th E. W. Gefken, op zijn verzoek, eervol ontslag ver leend als burgemeester van Draten. Provinciale» Stalen van Zuid-Holland. Vergadering van Dinsdag 19 Nov. (Vervolg.) Voortzetting der ceraadslagingen over de overeenkomst in zake de brug ovor den Vliet onder Voorburg. De heer Conrad zegt, dat by gesloten stand de doorvaartwydte 7.50 M. zal zijn. By de opening, als do trug dus draaiburg wordt, zal do doorvaartwydte 5.50 M. zyn. Het amend.-Vermaes (om de doorvaartwydte van 7.50 tot 9 M. te brengen) wordt vol doende ondersteund. De heer Van Kempen stelt renvooi naar Ged. Staten voor; er is to veel verschil van opinie en men is niet voldoende ingelicht. De lieer Seret meent dat dit onderwerp dan zal moeten aangehouden worden tot een volgende, buitongowone vergadering. Tot Juli zou to lang duren. De hoer Conrad meent dat heden de be- 8) Na eenige weken vroeg Münireh baar vader op een Vrijdagavond: „Ik bid u, vader, zeg mg, wat u van Nessad bey, den zoon van Noeri-pacha, weet." „Het ia een dappere, joDge officier," ant woordde de aultan, „en ik heb nieta dan goede van hem geboord. Zijn vader bezit mjjn vertrouwen. Waarom vraag je mij dat?" „Ik zag hem vandaag, toen bi) in uw gevolg naar den selamlik trok. Zjjn uiterlijk beviel mij. Zou u er iets tegen hebben, als hg zich, op uw bevel, morgenavond, twee /■uur na zonsondergang, bij mgn hofmaarschalk aanmeldde?" „Zal b(j bier behandeld worden evenals de arme Essad-bey behandeld werd?" vroeg de sultan. „Er zal hem geen leed geschieden en ik ïal niets kwaads doen," antwoorddejMünireh. „Je bent een nukkig meisje," zeide de sultan; „maar wat je verlangt, zal gebeuren." Hg was zoo gelukkig, dat Münireh haar vroegere opgewektheid teruggekregen had en in zyn oogen schooner dan ooit te voren scheen, dat hg haar geen weigerend ant woord kon geven. Daarop werd Nessad-bey precies op dezelfde wyze behandeld als Essad-bey, en het rapport, dat Nessad den sultan van zyn bezoek in den konak der prinses deed, onderscheidde zich in geen enkel opzicht van dat van Essad. Ook Nessad-bey ontving van den sultan bevel, over het gebeurde te zwggen, en Münireh wist zich ook ditmaal weer de machtiging vau den sultan te verzekeren, „haar geheim," zooals zy het noemde, voorloopig nog met een sluier te bedekken. Sedert wae een jaar voorby gegaan. In dezen tgd was hetzelfde voorval nog viermaal, precies als de eerste en tweede maal met Essad-bey en Nes6ad-bey, afgespeeld. De sultan was meer en meer geneigd, de zaak als een onschuldig vermaak zyner dochter te be schouwen en hechtte er dus wemig beteekenis aau, doch geen enkelen keer verzuimde hy, de by den hofmaarschalk zgner dochter ge- noodigden heimelijk te laten bewaken en aan ieder, na diens verslag te hebben aangehoord, het zwggen op te leggen. Zoo kwam het, dat geen der zes jonge lieden, die elkander dik- wgls zagen, vermoedde dat er in Stamboel vgf anderen waren, die zyn lot met betrek king tot het avontuur in den konak van prinses Münireh deelden. Want alle zes can- didaten waren en terecht bang voor de bedreiging van den sultan met den dood, in dien zy met iemand over het geheimzinnige bezoek spraken. Op een Vrydag, toen Münireh wederom, zooals nu haar gewoonte geworden was, den selamlikstoet achter een getralied venster gadesloeg, zag zy een jongen ruiter, dien zy nog nooit eer gezien had. Hy bestuurde met gemakkelijke zekerheid zgn paard, en de bewegingen zyner slanke gestalte, als hy zich nieuwsgierig van de eene naar de andere zyde wondde, hadden iet3 zeer innemends. Zyn heldere, lachende oogen zweefden onrustig heen en weer en schenen alles te zien, wat in don selamlik stoet en op de straat gebeurde. Müuireh wendde zich tot Felleksoo, een jonge slavin, die naast haar stond en in last bad, tlken Vrydagmorgen naar de samen stelling van den selamlik te informeeren, om aan de prinses inlichtingen te kunnen geven aangaande de personen, die in de naaste omgeving van den sultan daaraan zouden deelnemen. Het werd der slavin gemakkelyk gemaakt, deze taak te vervullen, want men was in het keizeriyk paleis gaarne bereid, alle wenschen van de lievelingsdochter des sultans te bevredigen. „Wie is die jonge ruiter met het vroolyke gezicht, het blonde haar en de drieBte oogen vroeg Münireh. „Dat is Tiffli-bey," antwoorddde Felleksoe. „Hy neemt vandaag voor de eerste maal aan den selamlik-stoet deel." „Tilfli-bey? Wie is Tiffli-bey? Ik heb den naam nooit gehoord. Wie is zyn vader?" „Tiffli-bey is de jongste adjudant van den sultan," antwoordde de slavin. „Van zyn vader heeft men nooit hooren spreken. Het was een arme, kleine man, die voor vele jaren gestor ven is. Als men van Tiffli spreekt, noemt men hem gewoonlgk Külchan-bey." „Külcban bey," herhaalde de prinses ver wonderd. „Ook die Daam is my nieuw. Met „külchan" duidt men den grooten oven aan, die de baden verwarmt." „Zoo is het inderdaad, prinses! EnKülchan- beys, „heeren van den badoven", noemt het volk spoltenderwys de arme kinderen, die zonder onderdak op straat ronddoleD, over dag bedelen en des nachts ergens onder kruipen, om te slapen. Zg zgn met de straathonden bevriend en leven niet veel anders en nauwe- lyks beter dan deze; ook zy overnachten onder poorten en wagens, in verlaten hutten en holen, op het vrye veld en onder boomen. Des winters trachten zy de gunst der bad meesters te winnen, en de goedhartigen onder dezen laten de halfnaakte kinderen in de nabyheid van den warmen badoven liggen. Vandaar de voorname naam, dien men aan de ongelukkigen gegeven heeft." „En Tiffli, de adjudant van myn vader, was in zyn jeugd zoo'n Külchan-bey?" „Het schynt zoo, prinses 1" „Ik wensch nauwkeurig ingelicht te worden over alles, wat hom aangaat," ging de prinses voort. „Ik geef je vandaag verlof. Tracht uit te vorschon, wat ik weten wil, en vertel het my van avond." Felleksoe deed, zooals haar bevolen was, en daar zy als liovelingsslavin der invloedrgke prinses wel bemind was, vernam zy in den loop van den dag de heelo levensgeschiedenis van Tiffli-bey, die zy aan ds aandachtig luis terende prinses nog denzelfden avond vertelde. „Voor ongeveer tien jaar, in het begin van de roemryke regeering van uw vader, was de sultan gewoon, uit eigen aanschouwing konnis te maken met de leefwyze en de denkbeelden van zyn volk. Tot dat doel doorkruiste hy dikwyis, naar het voorbeeld van doorluchte voorvaderen, verkleed de straten van Stam boel, bezocht moskeeën, koffiehuizen, publiek0 vormakelykheden en knoopte gaarne eer. ge sprek aan met hen, die hot toeval op zyn weg voerde. Hy was by zulke gelegenheden in den regel door Mehmed Risa pacbo, zyn eersten kamerheer, vergezeld, die zich in het byzondoro vertrouwen van den sultan ver heugde. Op zekeren dag zeide hy tot dezen „Ik zou gaarne willen weten, hoe de armste liedon in myn iyk leven. Informeer er naar en laat mg dan door een zeer geringon man de soep, die zyn gewoon voedsel is, in oen waardeloos vat brengen." „Mohrnod Eisa-pacha was aan dergelgke opdrachten gewend, en met name wyi hy ze altyd verstandig en oprecht ten uitvoer gebracht had, stond hy zoo hoog in aanzien by den sultan. Ditmaal weodde hy zich tot zyn intendant, die veel met kooplieden, hand werkslieden en arme menschen verkeerde, om van dezen te vernemen, hoe hy de op dracht van den sultan het best kon volvoeren; de voorstellen van den ouden man schenen hom evenwel niet goed toe; daarop sprak hy met zyn jongste dochter, die schrander en wgs was. Zy zeide: „Laat een watersoep met ry8t koken - dat is het gewone voedsel van arme menschen - giet haar in een ouden, koperen ketel, vol hulton en van buiten zwart van den rook, en beveel een havenarbeider, die voor het geringste loon van zonsopgang tot zonsondergang moet dragen en trekken, haar naar den sultan te brengen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5