N°. 10965
Dondei'dag 31 November,
A°. 1895
gleze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Ticeede Blad.
PERSOVERZICHT.
Leiden, 20 November.
Feuilleton.
Een Turksche geschiedenis.
LEIISCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 3 maandenf 1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Hommers0.05.
PRIJS DER AD VERTENTIËN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
- In de Arnhemsche Courant betoogt de heer
J. E. jBaiick, dat terecht gekUagd wordt over
het autocratisch optreden van jkr.
De Stuers, den kunst-referendaris
van Binnenlandsche Ziken.
De klachten schrijft h\j over de een
zijdigheid van den heer De Stuers, benevens de
weinige zelfstandigheid, waarvan de ministers
van binnenlandsche zaken tegenover dezen
ambtenaar bljjk geven, werden herhaaldelijk
In de Twoede Kamer vernomen. In zooverre
heeft het Kerkelijk Congres niets nieuws ver
kondigd. Er waren tot heden slechts enkele
ministers, die door hun kunstkennis of geest
kracht, of we) door een vereeniging van beide
eigenschappen, aan de onpractische eiscken
van den referendaris voor de afdeeling van
Kunsten en Wetenschappen wisten weerstand
te bieden. Daarom is het hoog noodig, dat
de administratieve afscheiding tusschen de
landsgebouwen en monumenten bewaard blijve,
waardoor vele nuttelooze uitgaven kunnen
voorkomen worden, te meer, daar in den laat-
aten tfjd weder pogingen worden aangewend,
om het Binnenhof onder het beheer van bin
nenlandsche zaken te brengen. Het is begrij
pelijk en billijk, dat de minister het oordeel
der deskundige ambtenaren verneemt, maar
daarom behoeft hij nog niet altijd hun advies
te volgen. Waarom worden, buiten den archi
tect Cuyper8, nog niet andere deskundigen
geraadpleegd
Waarom geen aansluiting gezocht bij de
Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst?
Waarom wordt aan de kunstenaars niet meer
zelfstandigheid gegund en aan andere kunst
richtingen de gelegenheid geopend zich te
uiten Daarop is geen ander antwoord moge
lijk dan dat men aan het ministerie van
binnenlandsche zaken het monopolie meent te
bezitten van kunstzin en kunstkennis, en dus
de voorlichting van anderen niet noodig oor
deelt.
Het is kenschetsend voor de kleinheid van
bns land, dat de kunstbelangen van het Rijk
aan één man worden toevertrouwd, hetgeen
vaDzelf tot eenzijdigheid, willekeur en aan
matiging moet leiden. Men zou daarmede nog
vrede kunnen hebben, indien deze persoon
altijd onpartijdig te werk ging, indien zijn
handelingen alleen door een zuiver kunstbelang
werden ingegeven. Na alles, wat met het
Rijksmuseum is voorgevallen, en na het ge
beurde met de gewelfschilderijen van de kerk
te Warmenhuizen, is rechtmatige twijfel
daaromtrent geoorloofd. In zooverre moet de
opheffing der commissie van Rijksadviseurs,
die door de onverzoenlijke houding van den
heer De Stuers is uiteengespat, nog betreurd
worden, omdat daardoor nog eonige wrijving
van denkbeelden ootstond en eenig tegenwicht
gevormd werd tegen de autocratische neigingen
van den kunstreferendaris. Nu is er niets
meer, dat aan de dictatuur van den heer De
Stuers in den weg staat, die zich uitsluitend
door zijn persoonlijke opvatting, door zijn
a r c h aö o 1 o gi 8 c h e liefhebberij
zooals zijn kunstrichting het best wordt aan
geduid laat leiden.
De Briefschrijver uit de Residentie van
Het Nieuws van den Dag schrijft:
Myn vriend Pietersen is een goed liuis
vader; de man drinkt niet, verteert niet meer
dan zijn inkomen, heeft zijn leven verzekerd
en heeft genoeg te doen, om niet te vervallen
in een verborgen levenswijze, waardoor menig
een en lediggangers vooral zijn huis
houden ongelukkig maakt. Maar Pietersen
heefc één gebrek: hy speelt gaarne. Een
speler is hy wel niet bepaald; lid of habitué
van een „club de...." is hy niet; hy reist
niet, zooals sommige Hagenaars, nu en dan
voor een paar dagen naar de Riviera, om
zijne schatting aan den vorst van Monaco te
gaan brengen; eu zelfs waagde hij ir.dertyd,
toon er nog speelbanken in beschaafde landen
waren wat nu immers niet meer hot ge
val is te Hamburg niet meer dan f 25 op
de „rouge et noir tafelmaar hy houdt er
toch van om een kansje te riskeeren op een
grooten prys. Hy speelt continueel in 'sRyks
1 o t e r y, en is uiterst vatbaar voor raad
gevingen van menschen, die hem vertellen,
dat er in een of ander twyfelachtig Beurs-
fonds bepaald wat te verdienen is. Dan „gaat
hy er in," voor een matig bedrag, en komt
or soms zonder kleerscheuren uit; en ook
verdiende hy, helaas, op die gemakkelijke
manier wel eens een sommetje.
'kZeg: helaas. Want dat is nu, by de
groote B e u r s-m a d o e u v r e 8 van deze
beruchte Novembermaand, Pietersens ongeluk
geworden.
Eenigen tyd geleden had hy ontdekt, dat
er effectenhandelaars waren, die voor coupons
een paar centen meer gaven dan het ouder-
wetsche kantoor, waardoor by tot dusver z\jn
zaken had laten doen. Dat winstje kon hy
meenemen, dacht hy. Maar eenmaal by dien
nieuwen tusschenman in huis, kwam by van
de coupons tot de effecten zeiven, van ver
wisselen tot speculatiotjes, van reëelen handel
voor bedragen, die hy betalen kon, tot fictieve
koopovereenkomsten voor sommen, ver boven
zyn vermogen; door den braven raadgbver, die
hem voor elke coupon een paar centen meer
gaf, liet hy zich al verder en verder lokken;
kleine winttsaldo's verleidden hem om meer
na te jagen; van solide papieren ging hy over
tot waardeloos dobbelgoed, on myn oude
vriend zit nu met de handen in 't haar, want
hy behoort tot do geëxecuteerden der Novom-
bri8eur8 on heeft er ongeveer het geheole
vormogentje by laten zitten, dat hem, naast
zyne jaarwedde, een onbezorgd bestaan ver
schafte.
Nu begrypt hy eerst, waar die moderne
kantoren, die zoo royaal zyn met den prys
voor de coupons, het geld vandaan halen om
paleizen te bewonen; nu begrijpt hij, dat er
voor al die kleine kantoren geen inkomen is
te maken uit de achtstes en zestiendes van
reëelen handel, maar de groote winst vaak
komen mo9t uit die kleine provisie over groote
8Dmmen, welke by speculaties denkbeeldig
worden omgezst; nu 't te laat is.
't Is my niet onbekend, dat dit geval van
myn braven Pietersen volstrekt niet zeldzaam
is, en evenmin iets specifiek Haagsch. Ik
weet, dat er overal nu en dan op die manier
worden uitgekleed. Maar 't kan toch zfin
nut hebben, 't eens mede te deelen één
geval uit een aantal ter waarschuwing
misschien voor rnieren. Want dezer dagen
op de „Witte" zittende, in de nabybeid van
het koersenlystje, zag ik er zulk een défilé
van benauwde gezichten en gewrongen lach
jes, dat.ik my waarlyk niet meer ver
wonderde over de vlucht, welke sommige
effectenkantoren in den lateren tyd go-
nomen hebben, en de daling der opbrengst
van de vermogensbelasting.
Onlangs was in ons blad sprake van
middelen ter verhoeding van verdere afsly'ting
dcc grafzerken in de kerk der Ned.-Herv.
gemeente te Noordwyk-Binnen'. Naar men
aan de „N. R. Ct." mededeelt, bevinden zich
ook in de Hervormd 1 e:k te Rijnsburg eenue
grafzerken, i ie vermoedelijk de moeite van
het redden waard zullen Ulyiten, b. v. die,
welke de graven hebben bedekt van sommige
abdissen der voormalige atdy (o. a. der bekende
Elburg van Boetselaer O'schoon er zyn,
welke eerigermato voor afsiyting behoed zyn,
daar zy niet liggen in het pad, door de
kerkgangers betreden, is cit toch nLt inet
alle het geval. In den binnenmuur van die
kerk zijn verder de rosten aangebracht van
de zerken, welke de graven zouden hebben
bedekt van Willem I, graaf van Holland, en
van enkele zyntr naaste betrekkingen. Even
eens een klein broksiuk van e< n zerk, die
bet graf van Petrou.lla, stichteres der abdy,
zoude hebben gesloten. (Vgl. Schotels werk
over „De abdy van Rynsburg", o. a. bldz 29j.
Ook aniere plaatsen in de omgeving van
L'.iJen, b. v. Noordwykerhout en Katwyk-
Binnen, loonen voor den oudheidkenner do
moeito van oen bezook.
Ds. Yan den Broek, predikant by de
Ned. Herv. gemeente te Noordwykerhout,
staat op hot tweetal voor Almeloo.
Naar men verneemt, hebben de heeren
R. Maas en D. Eggink, te Hoofddorp, bedankt
als bestuursleden (pres. en vice pres.) van de
vereenigi g „Concordia", te Haarlemmermeer.
Het bestuur van den „Algemeenen Neder-
landschen Wielrijders-Bond", van welke ver
eeniging de statuten zyn goedgekeurd by
verschillende koninklyke besluiten, heeft zich
met «en uit.voori-j adres tot de Tweede Kamer
gericht i.aar asnleiuing van het door de heeren
Rutgers van Rozenburg c. s. ingediend amen
dement op het wetsontwerp tot regeling der
personeele belasting, waarby wordt voorge
steld aan artikel 1 toe te voegen: „Go. ry-
wielen."
Geheel de strekking van dit verzoekschrift
is niet ptrsonen, die uit luxe een rywiel be
zitten, aan eene billyke belasting te onttrekken,
doch slechts alleen om in het licht te stellen:
dat eene belasting op ry wielen, zooals boven
genoemd amendement voorstelt, den ny veren
handwerksman, den bewoner van het platte
land en vele andere gebruikers van het rij wiel
onbillyk en onrechtvaardig hoog zoude be
lasten en velen van hen het middel zou
ontnemen, waardoor zy in het dagelyksch
onderhoud van zich en hun gezin voorzien,
en dat bovendien de toepassing van de voor
gestelde belasting op zeer grooto, bijna on-
overkomelyke bezwaren zou stuiten.
Reden waarom adressant verzoekt boven
gemeld amendement niet aan te nemen.
De PI'genaar Salomon Sarluis is te Parijs
leerling geworden van den beroemden kunst
schilder Munkacsy, die, voor zoover men weet,
dasver nooit een élöve in opleiding naai.
Men schryft aan het „Utr. Dbl." uit
Amsterdam van 19 November, dat dr. G. W.
Kernkamp te Utrecht is afgetreden als lid der
redactie van het .Zondagsblad" van „De
Amsterdammer, dagblad voor Nederland."
Opmerkelijk is het, volgens onzen correspo
dent, dat mr. Treub, dio zyn artikelen over
de nieuwe wet op het Personeel eerstin „De
Amsterdammer" plaatste, zyn laatste artikel
in de „Vragen des Tyds" deed opnemen. Ook
de lieer F. K iptein, vroeger diracteur van dit
blad, later in de redactie opgenomen, werkt
roeds sinas eenigen tyd,niet rn er mede.
Uit een en ander meent onze correspondent
te kunnen opmaken, dat „De Amsterdammer",
door het verliezen dezer dri-j medewerkers,
de laatste bandon met de radicale party ver
broken ziet, tenzy by deze feiten wellicht aan
het oul Uollandsch spretkwoord zou moeton
gedacht worden: ,.als 't schip zinkt, verlaten
liet dc muizen."
Do commissie van rapporteurs uit de
Tweede Kamer over het kieswetontwerp kwam
gisteravond byeen tot vaststelling van het
Voorloopig Verslag. Zooals men weet, bestaat
deze commissie uit do heeren mr. baron
Michitls van Verduynen, voorzitter, mr. Tak
van Poortvliet, mr. Moes, mr. Rink en
Hintze. (H. D.)
De minister van binnenlandsche zaken
heeft voor het tydvak van heden tot en met
31 Doe. 1895 benoemd tot assistent voor de
scheikunde aan de Ryks-universiteit te Leiden
den heer "VV. P. Jorissen.
De minister van marine heeft bepaald
dat do officier-machinist 2de kl. C. Wakerlin,
met ingang van 19 dezer tot dien rang be
noemd, in zyne plaatsing by de conservatie
op 's Ryks werf te Amsterdam bestendigd
biyft.
De gewone audiëntie van den minister
van binnenlandsche zaken zal Zaterdag 23 dezer
niet plaats hebben.
Zondag jl. werd dr. L. Bahler, over wiens
beroep zooveel te doen is geweest, te Schier
monnikoog bevestigd door ds. Bolt, van Hevos-
ken, wiens preek tot tekst had Joh. VIII vs.
12. 's Middags hield de bevestigde zyne intrede
naar aanleiding van Matth. XX vs. 32, laatste
gedeelte.
Vanwege de vereeniging „Armenzorg"
te 's-Gravenhago zal eene teekenschool voor
jongens worden opgericht. Reeds is een
22-tal knapen ingeschreven.
De bazaar in „Eensgtzindh-ia", ie Am
sterdam, ten voordeele van het wyk^ebouw
van de predikanten De Visser en Brummel-
katnp, heeft t n volle aan het doel bean'woord.
De bazaar heeft meer dan f 4000 opgebracht,
waarvarr nog ƒ3500 noodig waren voor de
bouwkosten, zooaat van de rest een gedeelto
dor schuld kan afgelost worden.
De minister van marine brengt ter
algemeeno kennis, dat, blykens ontvangen
bericht van den commandant van Hr. Ms.
schoener „Zeehond", in den nacht van den
lOden op den llden dezer, eene reddingsboei
van dien bodem is overboord geraakt. Het
vinden van dit voorwerp behoeft derhalv. goene
aanleiding tot ongerustheid te geven. (Sts.-Ct
Maandag-avond kwam aan hot station
Apeldoorn per gewonen trein van 4.56 via
Zutfen aan H. D. H. de vorstin van Benth' im-
Steinfurt met gevolg. H. M. de Koningin-
Regentes, begeleid door Hr. Ms. hofdame
baronesse Van Ittersum en den kamerheer
graaf Van Limburg Stirum, verwelkomde
U. D. H. aan het station, waarna de vor-
stelyko personen zich met gevolg per rytuig
naar het paleis begaven.
De gemeenteraad te Deventer heeft af-
wyzond beschikt op een verzoek van den
gemeente-ontvanger om vergoeding van ver
minderde rente van zyn borgtocht of ver
hooging zyner j arwedde
By koninklyk besluit is de luit.-kolonel
van het regiment grenadi rs en jagers II. G.
J. Van Hoogstraten ter beschikking gesteld
van den minister van koloniën, ten einde
belast te worden met eene inspectie van de
landmacht in West Indiö.
Vergund aan den fusolier !y het leger in
Noderlandsch Indio, J. I. Pollak, h t dragen
van de Fransche herinneringsmedaillo voor
de expeditie naar Tonkin, China on Annam.
Voor het ty .vak van 1 D c. 1895 tot on
met 31 Aug. 1896 benoemd tol lot raar aan
de Ryks boogero burgerschool te Assen, dr.
L. Van Elfrinkhof, aldaar.
Met ingang van 20 dezer aan Th E. W.
Gefken, op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als burgemeester van Draten.
Provinciale» Stalen van Zuid-Holland.
Vergadering van Dinsdag 19 Nov. (Vervolg.)
Voortzetting der ceraadslagingen over de
overeenkomst in zake de brug ovor den Vliet
onder Voorburg.
De heer Conrad zegt, dat by gesloten stand
de doorvaartwydte 7.50 M. zal zijn. By de
opening, als do trug dus draaiburg wordt,
zal do doorvaartwydte 5.50 M. zyn.
Het amend.-Vermaes (om de doorvaartwydte
van 7.50 tot 9 M. te brengen) wordt vol
doende ondersteund.
De heer Van Kempen stelt renvooi naar
Ged. Staten voor; er is to veel verschil van
opinie en men is niet voldoende ingelicht.
De lieer Seret meent dat dit onderwerp
dan zal moeten aangehouden worden tot een
volgende, buitongowone vergadering. Tot Juli
zou to lang duren.
De hoer Conrad meent dat heden de be-
8)
Na eenige weken vroeg Münireh baar vader
op een Vrijdagavond: „Ik bid u, vader, zeg
mg, wat u van Nessad bey, den zoon van
Noeri-pacha, weet."
„Het ia een dappere, joDge officier," ant
woordde de aultan, „en ik heb nieta dan
goede van hem geboord. Zijn vader bezit mjjn
vertrouwen. Waarom vraag je mij dat?"
„Ik zag hem vandaag, toen bi) in uw
gevolg naar den selamlik trok. Zjjn uiterlijk
beviel mij. Zou u er iets tegen hebben, als
hg zich, op uw bevel, morgenavond, twee
/■uur na zonsondergang, bij mgn hofmaarschalk
aanmeldde?"
„Zal b(j bier behandeld worden evenals de
arme Essad-bey behandeld werd?" vroeg de
sultan.
„Er zal hem geen leed geschieden en ik
ïal niets kwaads doen," antwoorddejMünireh.
„Je bent een nukkig meisje," zeide de
sultan; „maar wat je verlangt, zal gebeuren."
Hg was zoo gelukkig, dat Münireh haar
vroegere opgewektheid teruggekregen had en
in zyn oogen schooner dan ooit te voren
scheen, dat hg haar geen weigerend ant
woord kon geven.
Daarop werd Nessad-bey precies op dezelfde
wyze behandeld als Essad-bey, en het rapport,
dat Nessad den sultan van zyn bezoek in den
konak der prinses deed, onderscheidde zich
in geen enkel opzicht van dat van Essad. Ook
Nessad-bey ontving van den sultan bevel,
over het gebeurde te zwggen, en Münireh
wist zich ook ditmaal weer de machtiging
vau den sultan te verzekeren, „haar geheim,"
zooals zy het noemde, voorloopig nog met
een sluier te bedekken.
Sedert wae een jaar voorby gegaan. In dezen
tgd was hetzelfde voorval nog viermaal,
precies als de eerste en tweede maal met
Essad-bey en Nes6ad-bey, afgespeeld. De sultan
was meer en meer geneigd, de zaak als een
onschuldig vermaak zyner dochter te be
schouwen en hechtte er dus wemig beteekenis
aau, doch geen enkelen keer verzuimde hy,
de by den hofmaarschalk zgner dochter ge-
noodigden heimelijk te laten bewaken en aan
ieder, na diens verslag te hebben aangehoord,
het zwggen op te leggen. Zoo kwam het, dat
geen der zes jonge lieden, die elkander dik-
wgls zagen, vermoedde dat er in Stamboel
vgf anderen waren, die zyn lot met betrek
king tot het avontuur in den konak van
prinses Münireh deelden. Want alle zes can-
didaten waren en terecht bang voor de
bedreiging van den sultan met den dood, in
dien zy met iemand over het geheimzinnige
bezoek spraken.
Op een Vrydag, toen Münireh wederom,
zooals nu haar gewoonte geworden was, den
selamlikstoet achter een getralied venster
gadesloeg, zag zy een jongen ruiter, dien zy
nog nooit eer gezien had. Hy bestuurde met
gemakkelijke zekerheid zgn paard, en de
bewegingen zyner slanke gestalte, als hy
zich nieuwsgierig van de eene naar de andere
zyde wondde, hadden iet3 zeer innemends.
Zyn heldere, lachende oogen zweefden onrustig
heen en weer en schenen alles te zien, wat
in don selamlik stoet en op de straat gebeurde.
Müuireh wendde zich tot Felleksoo, een
jonge slavin, die naast haar stond en in last
bad, tlken Vrydagmorgen naar de samen
stelling van den selamlik te informeeren, om
aan de prinses inlichtingen te kunnen geven
aangaande de personen, die in de naaste
omgeving van den sultan daaraan zouden
deelnemen. Het werd der slavin gemakkelyk
gemaakt, deze taak te vervullen, want men
was in het keizeriyk paleis gaarne bereid,
alle wenschen van de lievelingsdochter des
sultans te bevredigen.
„Wie is die jonge ruiter met het vroolyke
gezicht, het blonde haar en de drieBte oogen
vroeg Münireh.
„Dat is Tiffli-bey," antwoorddde Felleksoe.
„Hy neemt vandaag voor de eerste maal aan
den selamlik-stoet deel."
„Tilfli-bey? Wie is Tiffli-bey? Ik heb den
naam nooit gehoord. Wie is zyn vader?"
„Tiffli-bey is de jongste adjudant van den
sultan," antwoordde de slavin. „Van zyn vader
heeft men nooit hooren spreken. Het was een
arme, kleine man, die voor vele jaren gestor
ven is. Als men van Tiffli spreekt, noemt
men hem gewoonlgk Külchan-bey."
„Külcban bey," herhaalde de prinses ver
wonderd. „Ook die Daam is my nieuw. Met
„külchan" duidt men den grooten oven aan,
die de baden verwarmt."
„Zoo is het inderdaad, prinses! EnKülchan-
beys, „heeren van den badoven", noemt het
volk spoltenderwys de arme kinderen, die
zonder onderdak op straat ronddoleD, over dag
bedelen en des nachts ergens onder kruipen,
om te slapen. Zg zgn met de straathonden
bevriend en leven niet veel anders en nauwe-
lyks beter dan deze; ook zy overnachten
onder poorten en wagens, in verlaten hutten
en holen, op het vrye veld en onder boomen.
Des winters trachten zy de gunst der bad
meesters te winnen, en de goedhartigen onder
dezen laten de halfnaakte kinderen in de
nabyheid van den warmen badoven liggen.
Vandaar de voorname naam, dien men aan
de ongelukkigen gegeven heeft."
„En Tiffli, de adjudant van myn vader, was
in zyn jeugd zoo'n Külchan-bey?"
„Het schynt zoo, prinses 1"
„Ik wensch nauwkeurig ingelicht te worden
over alles, wat hom aangaat," ging de prinses
voort. „Ik geef je vandaag verlof. Tracht uit
te vorschon, wat ik weten wil, en vertel het
my van avond."
Felleksoe deed, zooals haar bevolen was,
en daar zy als liovelingsslavin der invloedrgke
prinses wel bemind was, vernam zy in den
loop van den dag de heelo levensgeschiedenis
van Tiffli-bey, die zy aan ds aandachtig luis
terende prinses nog denzelfden avond vertelde.
„Voor ongeveer tien jaar, in het begin van
de roemryke regeering van uw vader, was de
sultan gewoon, uit eigen aanschouwing konnis
te maken met de leefwyze en de denkbeelden
van zyn volk. Tot dat doel doorkruiste hy
dikwyis, naar het voorbeeld van doorluchte
voorvaderen, verkleed de straten van Stam
boel, bezocht moskeeën, koffiehuizen, publiek0
vormakelykheden en knoopte gaarne eer. ge
sprek aan met hen, die hot toeval op zyn
weg voerde. Hy was by zulke gelegenheden
in den regel door Mehmed Risa pacbo, zyn
eersten kamerheer, vergezeld, die zich in het
byzondoro vertrouwen van den sultan ver
heugde. Op zekeren dag zeide hy tot dezen
„Ik zou gaarne willen weten, hoe de armste
liedon in myn iyk leven. Informeer er naar
en laat mg dan door een zeer geringon man
de soep, die zyn gewoon voedsel is, in oen
waardeloos vat brengen."
„Mohrnod Eisa-pacha was aan dergelgke
opdrachten gewend, en met name wyi hy
ze altyd verstandig en oprecht ten uitvoer
gebracht had, stond hy zoo hoog in aanzien
by den sultan. Ditmaal weodde hy zich tot
zyn intendant, die veel met kooplieden, hand
werkslieden en arme menschen verkeerde,
om van dezen te vernemen, hoe hy de op
dracht van den sultan het best kon volvoeren;
de voorstellen van den ouden man schenen
hom evenwel niet goed toe; daarop sprak
hy met zyn jongste dochter, die schrander
en wgs was. Zy zeide: „Laat een watersoep
met ry8t koken - dat is het gewone voedsel
van arme menschen - giet haar in een ouden,
koperen ketel, vol hulton en van buiten zwart
van den rook, en beveel een havenarbeider,
die voor het geringste loon van zonsopgang
tot zonsondergang moet dragen en trekken,
haar naar den sultan te brengen.
Wordt vervolgd.)