N'. 10963
Diusdagi: 10 IMovember.
A°. 1895
r ï.io.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, IS November.
Feuilleton.
Eeu Turksche geschiedenis.
i)
LEIDSCH
DAG-BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per S maanden
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
1.40.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseereri buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Aan den gemeenteraad deelen B. en Ws.
tüode, dat, vermits door hun college vermoed
Word dat de bewoning van de perceelen 5 en
16 in de Slagerspoort en van de perceelen 7, 8
en 11 in de Daniëlspoort, nadeelig is voordo
openbare gezondheid, z(j, op grond van art.
1 der Verordening van 5 April 1894, een
onderzoek dienaangaande hebben opgedragen
aan een commissie, samongesteld als in art.
1 der Verordening bovengenoemd is aange
wezen.
Blijkens het door die commissie uitgebracht
rapport is zij van oordeel, dat de genoemde per
ceelen in bovenbedoelde poorten verbeteringen
behoeven. B. en Ws. hebben het door de com
missie opgemaakt proces-verbaal aan de eige
naren der perceelen ter kennis gebracht, die
hunne bezwaren binnen den in art. 4 der
aangehaalde Verordening bepaalden termijn
van 14 dagen schriftelijk hebben kunnen
inbrengen.
Vermits geene bezwaren ingebracht en
goene der bevolen verbeteringen tot stand ge
komen zijn, geven B. en Ws. den gemeenteraad,
onder aanbieding van alle betrekkelijke stuk
ken, ingevolge art. 7 der Verordening, in
overweging eene commissie van 3 Raadsleden
te benoomen, met uitnoodiging de zaak te
onderzoeken en omtrent hare bevindingen een
met redenen omkleed verslag aan den Raad
in te dienen en hare conclusie in een concept
Raadsbesluit samen te vatten.
Ouder overlegging van de tweede lijst
van roclames tegen het kohier der plaatselijke
directe belasting van 1895, stellen B. en
"Ws. voor:
af te wijzen de reclames van: G. R. Van
Alphen, W. Calkhoven, E. L. Drukker, H.
Van Es, J. Fakkel, W. F. Filippo, J. Fontein,
E. H. Haarlem, A. Harteveld, W. Van Houten,
J. Van Kampenhout, J. Korpershoek, H. Lare-
wijn, J. Van Leeuwen, K. F. W. Van Luyken,
F. Nieuwenburg, C. J. Noll, C. Plu, J. Prins,
A. Van Riet, A. Van Rooyen, J. Sjardijn, H.
J. Sloot6, A. M. Soet, F. P. J. Trel, W. Van
Ulden, W. J. D. Vos, K. Wallaard, T. J. W.
Willemsen, E. J. Wijntjes;
te verminderon de aanslagen van: P.
Van Berkel met 2.25, M. Blankenstein
met ƒ13.50, A. Van der Biy met ƒ1.50,
A. S. P. Brouwer met 1.50, L. Brugman
met ƒ14.10, J. Van der Burg 6.75, C. S.
Van der Klugt ƒ3, D. Van Nassau 6, E. J.
Schoondorgang 10.35, D. Siljee 17.25,
J. H. Teske 24 30, C. A. Van Veen 13.50,
P. Vi3sor 4.50;
en te rooieeren de aanslagen van: H. N.
Kuiters, J. Plu, C. J. Rijke, H. J. Zaalberg.
Door Jacoba Maria Platteel, echtgenoote
van Fokke Oedses De Vries alhier, wordt den
gemeenteraad per adres verzocht toestemming
te verleenen tot doorhaling van de hypothe
caire inschrijving, gevestigd op de perceelen
gemeente Leiderdorp kadaster Sectie A Nos.
1037 en 1524, welke hypotheek op genoemde
perceelen is gevestigd krachtens akte, den
9den April 1894 ten overstaan van Mr. J. A.
F. Coebergh, notaris alhier, verleden, inge
volge Raadsbesluit van 28 December 1893
tot nakoming der verplichtingen, voortvloeiende
uit het contract van verpachting van het
reinhouden der gemeente.
Het komt B. en Ws. voor, dat er geen
bezwaar bestaat op het verzoek gunstig te
beschikken, en wel op grond dat blijkens het
bij de stukken gevoegd borderel van inschrij
ving tot zekerhoid van een bedrag van
f 40,000, hetwelk naar aanleiding van art. 44
der overeenkomst, door de heeren Van Ulden
als hoofdelijke contractanten met de gemeente
Leiden blijkens voormelde akte aangegaan, zal
kunnen verschuldigd zijn, de hypothecair
verbonden vaste gooderon eene voldoende
waarde vertegenwoordigen, ook wanneer de
bovengenoemde perceelen van het hypothecair
verband worden ontheven.
Nog is in verband met de plaats gehad
hebbende ruiling on rectificatie van de kadas
trale te-naam-stelling der in het adres ver
melde perceelen in het contract het volgende
bepaald
Ten aanzien van het door de pachters aange
boden terrein in de Waard, gemeente Leider
dorp, kadastraal bekend Sectie AN0. 1C-21 dat
in gebruik is by de pachters, doch staat ten
name van Jacoba Maria Platteel, eerder weduwe
van Pieter Kooreman, thans echtgenoote van
Fokke Oedses De Vries, en ten aanzien van
do terreinen in de Waard, gemeente Leider
dorp, kadastraal bekend Sectie A Nos. 1037
en 1524, die in gebruik zyn by genoemden
Fokke Oedses De Vries, doch staan ten name
van Petrus Van Ulden, wordt overeengekomen
dat de pachters zich verbinden éón van dio
beide, alzoo öf perceel 1021 öf de perceelen
1037 en 1524, by de overdracht der toven
genoemde eigendommen aan de gemeente
Leiden, zoowel feiteiyk als wetteiyk te leveron
hetgeen begrepen is in do in het contract
genoemde som van 20,000.
In geval alzoo de gemeente te eénigèr tyd
gedurende den loop van hot pachtcontraut
mocht besluiten de in het contract vermelde
eigendommen voor het bovengenoemd bedrag
van ƒ20,000 over te nemen, zal door de
pachters ook moeten worden overgedragen
het perceel N°. 1021, dat thans is geplaatst
ten name van Petrus Van Ulden.
B. en Ws. geven op grond van een en
ander in overweging machtiging te verleenen
tot doorhaling der hypothecaire inscliryving,
gevestigd op de perceelen gemeente Leider
dorp,, kadaster Sectie A nummers 1037 en
1524, te zamen groot 8 aren, 60 centiaren,
thans staande ten name van Jacoba Maria
Platteel, echtgenoote van Fokke Oedses
De Vries.
Prof. dr. H. A. Lorontz, alhier, is be
noemd tot correspondeerend lid der Beiersche
Academie van Wetenschappen.
Heden ontvingen wy het Verslag omtrent
het Ryks Museum van Natuuriyke Historie
te Leiden, loopende over het tydvak van
1° September 1894 tot 1° September 1895,
door den directeur, dr. F. A. Jentink.
Nadat aan den preparateur W. F. H. Jacobs
op zyn verzoek ontslag was verleend, werd
in diens plaats benoemd H. H. Ter Meer Jr.,
oie reeds geruimen tyd als volontair in het
Laboratorium was werkzaam geweest.
Toen de conservator Büttikofer behouden
in het vaderland was teruegekeerd van zyne
expeditie naar Midden-Borneo, heeft hy ter
stond zyne werkzaamheden aan het Museum
kunnen hervatten.
By ministerieel besluit is dr. C. L. Reuvens
benoemd tot conservator op een traktement
van 1000 gulden. Genoemde heer was reeds
ongeveer vyf jaar werkzaam als conservator
buiten bezwaar van 's Ryks schatkist.
Daar aan den treurigen toestand van het
gebouw niets veranderd kan worden, is deze
natuuriyk nog treuriger dan 't vorige jaar.
Aan de binnenzyde der muren van het
gebouw werden door Insmeren van kalk en
ovorwitton een aantal scheuren tydeiykonzicht
baar gemaakt.
Aan den buitenkant (Papengracht) is de
kalk tusschen de steenen van den muur
vernieuwd op de plaatsen, waar dit het
meest noodig bleek te zyn.
De wyze, waarop het oude gebouw onder
houden wordt, laat niets te wenschen over.
De toestand van bet meubilair kan in het
algemeen voldoende genoemd worden.
In de zoogdieren kasten van de beneden*
galery is een aanvang gemaakt met hot
maken van houten achterwanden: dit jaar
zijn ongeveer 130 vierkante meters achter-
schot geplaatst.
In de insecten-galerü zyn weder een aantal
nieuwe vakken mot laden voor insecten
geplaatst.
Van heeren Curatoren ontving de directeur
bericht, dat het Museum aan het Leidsche
telephoonnet verbonden zou worden en dat
het abonnement uit de Museum-subsidie zou
moeten betaald worden. De aansluiting is tot
stand gekomen en dankbaar in gebruik ge
nomen.
Ten gevolge der groote temperatuurwisse
lingen en van stof en vocht, waardoor het
onmogeiyk is voldoende te waken tegen
woekeren van schimmel en aanvreten door
insecten, is de toestand der overrykc verzame
lingen allertreurigst. In het algemeen moet
geconstateerd worden, dat alle voorwerpen een
min of meer snellen ondergang te gemoet ijlen.
De ambtenaren hebben het wanhopig gevoel
van hen, die staan aan het bed van een
toringiyder. Hun eenige steun is de weten
schap, dat zy het hunne gedaan hebben en
nog doen om te behouden waar 't mogeiyk
is en dat èn het Curatorium ön d9 Regeering
dien treurigen toestand volkomen kennen.
Rechtstreeksche verliezen van beteekenis
zyn niet te vermelden, doch wel het feit,
dat, door de slechte omgeving, waarin de
voorwerpen zich bevinden, ieder voorwerp in
waarde verminderd is en ten slotte de gansche
verzameling moet beschouwd worden als
grooteniet onder cijfers te brengen schade
geleden te hebben.
Eene buitengewoon ryke collectie dieren
van Borneo kwam in het bezit van 't Museum,
resultaat van des heeren J. Büttikofer's be
kenden tocht naar Centraal-Borneo. Het aan
tal voorwerpen, waarmede dientengevolge het
Museum werd verrijkt, in getallen uit te
drukken, is thans ondoeniyk, daar alles zich
in bewerking by de verschillende afdeelingen
des Museums bevindt.
Afzonderlyke vermelding verdient een ge
schenk des heeren Meerkamp van Embden,
consul der Nederlanden te Manilla. Eenig mag
genoemd worden het prachtpaar van Bubalus
mindorensis met ^complete skeletten, be
nevens jong exemplaar, die by het Museum
ten geschenke maakte. In geen Museum is
zulk eeno fraaie serie te vinden, waarvan de
waarde stellig wel op 2500 gulden te schatten
is. Hartelyk hoopt de directeur, dat de Regee
ring dien milden schenker waardigiyk zal
weten te beloonen.
Verder volgt er een opgave van de ge
schenken, aankoopen en ruilingen.
Aan den wensch van den hoogleoraar in
do zoölogie, om weder van een kamer in het
Museum gebruik to maken, ten einde colleges
te geven, kon geen gevolg gegeven worden.
Immers, door den terugkeer van den heer
Büttikofer uit Borneo was diens kamer weder
als vroeger bezet en nergens is in het gebouw
een collegekamer te vinden. Den hoogleeraar
werden op zyn verzoek telkens den dag vóór
't college de gewenschte voorwerpen verstrekt
en naar diens Laboratorium overgebracht.
Ook don hocgleeraar in de palaeontologie
maakte als vorige jaren gebruik van het
materiaal des Museums.
Voor Let publiek was het Museum weder
toegankeiyk gesteld alle dagen van 104
uren en gedurende de zes minst koude maan
den ook des Zondags van 12—3 uren.
Het aantal bezoekers gedurende het afge-
loopen jaar bedroeg 5726.
Van studie in do collectie en van de Museum
bibliotheek werd woder door tal van geleerden
gebruik gemaakt.
De bibliotheek des Museums neemt steeds
grooter proporties aan, ofschoon zy nog altyd
zeer bescheiden mag heeten met hot oog op
hetgeen voor een museum als dit vereisebt
wordt om bohoorly'k te kunnen studeeron.
En niettegenstaande die bescheiden proporties,
is het niet mogeiyk do boeken behooriyk te
bergen; zy staan hier en daar reeds in twee
ryen achter elkander, zoodat weldra ook in
deze richting gebrek aan plaats reden zal
zyn, waarom van hot voorhanden, uitmun
tend materiaal moeilyk of niet gebruik te
makon zal zyn, zooals dit by meerdere
ruimte het geval kon wezen.
In den loop van dit jaar verscheen deel
XVI van de „Notes from the Leyden Museum".
Door ambtenaren, aan het Museum verbonden,
de heeren C. Ritsema Cz., dr. R. Horst, dr.
C. L. Reuvens, dr. Th. W. Van Lidth De
Jeude en J. Büttikofer, werden daarin ver
scheidene „Notes" gepubliceerd.
Als gewooniyk werden aan belangstellende
geleerden, 't zy persoonlijk, 't zy schrifteiyk,
tal van inlichtingen verstrekt en door de
ambtenaren hulp verleend.
Door den directeur van 's Ryks kweekschool
voor vroedvrouwen, te Rotterdam is aanbe
steed de levering van de benoodigde boter
gedurende het jaar 1896. Ingelevord waren
9 biljetten. Hoogste inschrijver was de heer
W. Ouwerkerk, te Rotterdam, boter ƒ1.30,
margarine 62 ets. Laagste de heer S. Laman
Mz., te Leiden, boter 1.03, margarine 53
ets., alles per kilo.
Beroepen is by de Gereform. gemeente
te Haarlemmermeer (Vyfhuizen) de heer J.
Van den Berg, te Rhoon (Zuid-Holland
Bedankt is voor het beroep naar de Ned.-
Herv. gom. te Gouda door ds. C. B. Oorthuis,
te Katwyk aan Zee.
Door de liberale kiesvereeniging „Aals
meer" is tot candidaat gesteld voor de Prov.
Staten van Noord Holland (vacature-Lede-
boer) de heer C. Van den Bout, wethouder
te Aalsmeer.
Voordat Zaterdag namiddag de tentoon
stelling der worken van Jacob Maris werd
geopend, is den meester Vrijdag-avond in do
zaal der tentoonstelling zelve (te 's Graven-
hage) een diner aangeboden. Drie tafels, zegt
de „N. R. Ct.", waren er in de lange zaal
gezet, en daar zaten een goede honderd men-
schen aan, ook eenige dames. Maris en zyne
vrouw vormden met Jozef Israels en den heer
en mevrouw Mesdag het middelpunt van den
disch. Natuuriyk was ook Willem Maris tegen
woordig, en de jonge Willem, Jacobs zoon.
Verder leden van „Pulchri", ook vele niet-
scbilders, de hh. Hubrecht en Patyn o. a.,
en prof. Jan Ton Brink uit Leiden en de oud
wethouder Ankersmit uit Amsterdam. Men
mocht er zich over bevreemden, dat er niet
meer jonge schilders waren, om dezen door
alle generaties zoo hoog geschatte hulde te
brengen. „Arti" stuurde een telegram. Onder
tafel muziek en na tafel vele speechen, wel
sprekend, bloemrijk Mesdag het eerst,
Israels aardig en hartelyk. En Jacob Maris
hoorde het aan, en stootte aan, en ook zyn
vrouw stootte aan maar hy antwoordde
maar niet, daar houdt by zoo niet van, da*
gaat hem niet af; hy keek alleen heel vrien
delijk, en lachte nu en dan, eenvoudig en op
recht ook hierin.
Betreffende een voor de Nederlan isch
Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij to
bouwen stoomschip verneemt do „N. R. C."
dat het, behalve voor e9ne lading van meer
dan 8000 ton, ingericht zal zyn voor 200
eerste-, 150 tweedo-, benevens een groot aantal
derde-klassepassagiers.
De tweelingschroeven zullen worden voort
bewogen door twee afzonderlyke machines,
elk van ruim 2500, dus te zamen ruim 5000
paardekrachten. De snelheid Z2l gelijk zyn
aan die van de stoomschepen „Veendam" en
„Maasdam," waarschijnlijk deze eenigszins
overtroffen.
De hoofdafmetingon van het schip zijn
lengte 470, breedte 53, holte tot hoofddek 34
Engelsche voeten.
Het stoomschip zal geheel worden ingericht
naar de eischen des tyds, met stoomverwar-
ming, koudel ucht-machines, electrisch licht enz.
In verband mot de plannen van den
minister van oorlog, om militairen als wiel
rijder op te leiden, zyn, naar men vernoemt,
reeds eenige rywielen aangeschaft, waarop
de onderofficieren, gedetacheerd aan de
Ds beeldschoons prinses Münireh Hanoem
■was do afgod van haar vader, die al baar
•wenschen en luimen ten slotte altijd vervulde,
■wyl hy, hoewel gestreng, dikwijls zelfs hard
tegenover mannen, op den duur nooit weer
stand kon bieden aan de tranen zijner geliefde
dochter. Deze vader was echter de sultan
zelf, 6n daar hy almachtig in zyn uitgestrekt
ryk regeerde, mocht Münireh zich ongestraft
vryheden veroorlooven, als nooit te voren
een Turksch meisje gepermitteerd waren
geworden. In de voorname vertrekken werd
over niemand méér gesproken en gelachen
dan over des sultans eigenzinnige dochtor,
maar ergernis wekte zy niet daarvoor was
zu van te hooge afkomst en voor't ove^ge
had zy vele vriendinnen, want zy was vol
strekt niet kwaad, zag graag vroolyke ge
zichten om zich heen en was verkwistend
in het ultdeelen van geschenken aan waar-
digea en onwaardigen. Tegenspraak en
ongehoorzaamheid kon zy niet uitstaan; aileB
moe3t naar haren wil gaan; dan was zy
tevreden, onweerstaanbaar lief en hare
opgeruimdheid had iets aanstekelyks, zoodat
hare hofhouding de gelukkigste en tevens de
onschuldigste van Stamboel was. Nergens
helderde het van zorgen betrokken gezicht
van den sultan spoediger op dan wanneer
hy Münireh met hare slavinnen hoorde zingeD,
spelen en lachen.
Een tydlang, als twaalf- en dertienjarig
meisje, had Münireh eensklaps een onver
klaarbare leergierigheid a^n den dag gelogd.
Hoe dat gekomen was, wist niemand te
zeggen, maar dat zy er was, daaraan kon
niet getwyfeld worden, want zy openbaarde
zich onmiskenbaar in de leefwyze, die de
prinses aannam. Een haror kamers werd sne!
gevuld met fraai gebonden Perzische en
Arabische boeken, en ofschoon deze boeken
door de geleerden niet als ernstige beschouwd
werden, want het waren meest sprookjes,
verhalen en gedichten, was het toch wonderlyk,
dat een prinses zich urenlang met lezen
bezig kon houden en dit boven het gezel
schap van speelgenooten en vriendinnen
verkoos.
De sultan glimlachte over de liefhebbery
zyner dochter, en als hy haar nog onderden
indruk vond eener nieuwe geschiedenis, die
zy pas: gelezen had, liet hy zich die door haar
vertellen en schepte dan behagen in haar
levendige gebaren en fonkelende, schoone
oogen.
Na ongeveer twee jaren werd Münireh
Hanoem het vele lezen moede en wierp zich
nu met den yver, waarmede zy al het nieuwe,
dat haar beviel, aangreep, op de beoefening
der muziek. Daar zy natuurlyken aanleg had
en zich vlytig oefende, leerde zy weldra met
ongewone vaardigheid de mandoline en luit
bespelen, en daarby zong zy dan dikwyis
met fijne, zilverhelaere stem. Dan kon de sul
tan In verrukking naar haar zitten luisteren,
als hoorde hy hemelsche stemmen.
Maar de veie boeken, die jarenlang Münireh's
geesteiyk voedsel gevormd hadden, hadden
een diepen, onuitwischbaren indruk op het
ontvankelyke gemoed der jonge prinses ge
maakt; en dit openbaarde zich op veront
rustende wyze, toen de sultan haar op zekeren
dag zeide dat zy nu spoedig zou trouwen,
en dat hy Essad-bey, don zoon van Sadyk-
pacha, tot haren toekomstigen gemaal uit
verkoren had. Daarop antwoordde Münireh,
alsof dat, wat zy zeide, heel natuuriyk was,
dat zy dkn alleen met Essad-bey of wien
ook wilde trouwen, als de uitverkorene haar
beviel.
De sultan wilde de tegenwerping in 't eerst
niet ernstig opnemen: ,Je zult trouwen
evenal3 je broers en zusters getrouwd zyn,"
zeide hy. „Essad-bey is een respectabele,
flinke jonge man. Ik heb na ryp overleg,
wat voor jouw geluk het beste zou wezen,
myn keuze op hem laten vallen. Vertrouw
je vader, wien je geluk meer dan zyn eigen
aan het hart ligt. De keuze, die hy voor je
gedaan heeft, is de beste en je moet niet
beproeven, daaraan iets te willen veranderen."
Doch Münireh,. die altyd haar wil door
gedreven had, was niet geneigd, haar vader
toe te geven, en deze, die dien dag niet
byzonder goed te spreken was, verliet haar
vroeger dan gewooniyk, met de woorden:
„Slaap rustig uit, lieve dochter; morgen vroeg
zal je iDzien, dat ik geijjk heb. Dan kunnen
wy verder over de zaak spreken."
Münireh had na dit onderhoud den eersten
slapeloozen nacht in haar jong leven. Zy had
Essad-bey nooit gezien en wiet niets van
hem; doch de omstandigheid reeds, dat hy
baar, zonder door haar gekend te worden,
tot vrouw wilde nemen, maakte hom in hare
oogen afschuwelyk. De duizend liefdesgeschie
denissen, die zy in de laatste jareu golezon
had, gingen haar door bet hoofd, zoodat het
er daarin ten slotte heel verward uitzag; één
gedachte evenwel trad steeds duidelyker op
den voorgrond en veranderde ten slotte in
een vaet besluit: zy wilde een man trouwen,
van wien zy vooraf zokor was, dat zy hem
kon liefhebben. Indien baar dat niet toe
gestaan werd, wilde zy liever ongetrouwd
blyven.
Toen de sultan zyn dochter den volgenden
morgen weer opzocht en het gesprek opniettfv
op haar huwelyk bracht, zeide zy:
„Ik heb sedert gisteravond aan niets anders
gedacht dan aan uw voorstel en Bmeek u,
my niet voor de rest van myn leven onge
lukkig te maken, nadat u tot nu toe zoo
liefdoryk voor my gezorgd hebt. Ik wenech
niets anders dan dat het my vergund moge
zyn, in het vervolg evenals tot nu toe in
uw nabyheid en onder uw bescherming te
leven."
Münireh bereikte met deze woorden, die
zy onder tranen uitbracht, dat de sultau
voorioopig zyn plan, haar met Essad-bey te
verloven, liet varen. Zy dankte hem daarvoor,
doch niet met gewone kinderlyke barteiyk-
heid, en de sultan bemerkte in den loop der
volgende dagen, dat de vroegere opgowekt-
heid van haar geweken was. Zy werd in
zichzelven gekeerd, beur oogen verloren den
vroogeren glans, zy zong en speelde niet
meer, en heur geheels voorkomen zoide, dat
zy zich ongelukkig gevoelde. Dit smartte den
sultan diep en daarom vroeg by haar op
zekeren avond, wat haar scheelde; zy zou
het haar vader zeggen, die alles zou doen,
om haar weer vroolyk te maken.
Toen gaf Münireh haar vader, wel ie waar
niet onomwondeü, te kennen, dat het huwe-
lyksvooretel van haar vader het verlangen
by haar gewekt had, om to trouwen, niet
met een onbekende als Essad-bey, maar met
een man, dien zy vroeger gezien had en dio
haar bevallen was, nadat zy zyn wfisheid en
betrouwbaarheid op de proef gesteld had.
„Es9ad-bey te zien, is gemakkeiyk", zeide
daarop de sultan. „Hy zal my aanstaanden
Vrydag naar den solamiik vergezellen, en je
behoeft dan slechts voor het venstor te gaan
staan, om, ongezien, den stoet ongestoord
te kunnen aanschouwen. Ik zal bevelen dat
allen, die my dien dag volgen, donkere paarden
beryden, alleen Essad-bey zal op een schimmel
verschynen."
„Ik dank u, vader," zeide Münireh.
„Maar hoe wil je het aanloggen, om zyn
wyeheid en betrouwbaarheid op de proef te
stellen?" ging de Bultan voort.
„Dat wil ik u Yrydagavond zeggen," ant
woordde Münireh; „want als Eseads ulteriyk
my niet bevalt, zou het my onverschillig zyn,
of hy wys of dwaas is."
Den volgenden Vrydag stond Münireh
opmerkzaam voor den venster te kyken, toen
de sultan, aan het hoofd van den selamlik
stoet, langzaam voorbyreed.
(Wordt vervohd1