N'. 10963 Diusdagi: 10 IMovember. A°. 1895 r ï.io. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, IS November. Feuilleton. Eeu Turksche geschiedenis. i) LEIDSCH DAG-BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maanden Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.40. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17Grootore letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseereri buiten de stad wordt 0.05 berekend. Aan den gemeenteraad deelen B. en Ws. tüode, dat, vermits door hun college vermoed Word dat de bewoning van de perceelen 5 en 16 in de Slagerspoort en van de perceelen 7, 8 en 11 in de Daniëlspoort, nadeelig is voordo openbare gezondheid, z(j, op grond van art. 1 der Verordening van 5 April 1894, een onderzoek dienaangaande hebben opgedragen aan een commissie, samongesteld als in art. 1 der Verordening bovengenoemd is aange wezen. Blijkens het door die commissie uitgebracht rapport is zij van oordeel, dat de genoemde per ceelen in bovenbedoelde poorten verbeteringen behoeven. B. en Ws. hebben het door de com missie opgemaakt proces-verbaal aan de eige naren der perceelen ter kennis gebracht, die hunne bezwaren binnen den in art. 4 der aangehaalde Verordening bepaalden termijn van 14 dagen schriftelijk hebben kunnen inbrengen. Vermits geene bezwaren ingebracht en goene der bevolen verbeteringen tot stand ge komen zijn, geven B. en Ws. den gemeenteraad, onder aanbieding van alle betrekkelijke stuk ken, ingevolge art. 7 der Verordening, in overweging eene commissie van 3 Raadsleden te benoomen, met uitnoodiging de zaak te onderzoeken en omtrent hare bevindingen een met redenen omkleed verslag aan den Raad in te dienen en hare conclusie in een concept Raadsbesluit samen te vatten. Ouder overlegging van de tweede lijst van roclames tegen het kohier der plaatselijke directe belasting van 1895, stellen B. en "Ws. voor: af te wijzen de reclames van: G. R. Van Alphen, W. Calkhoven, E. L. Drukker, H. Van Es, J. Fakkel, W. F. Filippo, J. Fontein, E. H. Haarlem, A. Harteveld, W. Van Houten, J. Van Kampenhout, J. Korpershoek, H. Lare- wijn, J. Van Leeuwen, K. F. W. Van Luyken, F. Nieuwenburg, C. J. Noll, C. Plu, J. Prins, A. Van Riet, A. Van Rooyen, J. Sjardijn, H. J. Sloot6, A. M. Soet, F. P. J. Trel, W. Van Ulden, W. J. D. Vos, K. Wallaard, T. J. W. Willemsen, E. J. Wijntjes; te verminderon de aanslagen van: P. Van Berkel met 2.25, M. Blankenstein met ƒ13.50, A. Van der Biy met ƒ1.50, A. S. P. Brouwer met 1.50, L. Brugman met ƒ14.10, J. Van der Burg 6.75, C. S. Van der Klugt ƒ3, D. Van Nassau 6, E. J. Schoondorgang 10.35, D. Siljee 17.25, J. H. Teske 24 30, C. A. Van Veen 13.50, P. Vi3sor 4.50; en te rooieeren de aanslagen van: H. N. Kuiters, J. Plu, C. J. Rijke, H. J. Zaalberg. Door Jacoba Maria Platteel, echtgenoote van Fokke Oedses De Vries alhier, wordt den gemeenteraad per adres verzocht toestemming te verleenen tot doorhaling van de hypothe caire inschrijving, gevestigd op de perceelen gemeente Leiderdorp kadaster Sectie A Nos. 1037 en 1524, welke hypotheek op genoemde perceelen is gevestigd krachtens akte, den 9den April 1894 ten overstaan van Mr. J. A. F. Coebergh, notaris alhier, verleden, inge volge Raadsbesluit van 28 December 1893 tot nakoming der verplichtingen, voortvloeiende uit het contract van verpachting van het reinhouden der gemeente. Het komt B. en Ws. voor, dat er geen bezwaar bestaat op het verzoek gunstig te beschikken, en wel op grond dat blijkens het bij de stukken gevoegd borderel van inschrij ving tot zekerhoid van een bedrag van f 40,000, hetwelk naar aanleiding van art. 44 der overeenkomst, door de heeren Van Ulden als hoofdelijke contractanten met de gemeente Leiden blijkens voormelde akte aangegaan, zal kunnen verschuldigd zijn, de hypothecair verbonden vaste gooderon eene voldoende waarde vertegenwoordigen, ook wanneer de bovengenoemde perceelen van het hypothecair verband worden ontheven. Nog is in verband met de plaats gehad hebbende ruiling on rectificatie van de kadas trale te-naam-stelling der in het adres ver melde perceelen in het contract het volgende bepaald Ten aanzien van het door de pachters aange boden terrein in de Waard, gemeente Leider dorp, kadastraal bekend Sectie AN0. 1C-21 dat in gebruik is by de pachters, doch staat ten name van Jacoba Maria Platteel, eerder weduwe van Pieter Kooreman, thans echtgenoote van Fokke Oedses De Vries, en ten aanzien van do terreinen in de Waard, gemeente Leider dorp, kadastraal bekend Sectie A Nos. 1037 en 1524, die in gebruik zyn by genoemden Fokke Oedses De Vries, doch staan ten name van Petrus Van Ulden, wordt overeengekomen dat de pachters zich verbinden éón van dio beide, alzoo öf perceel 1021 öf de perceelen 1037 en 1524, by de overdracht der toven genoemde eigendommen aan de gemeente Leiden, zoowel feiteiyk als wetteiyk te leveron hetgeen begrepen is in do in het contract genoemde som van 20,000. In geval alzoo de gemeente te eénigèr tyd gedurende den loop van hot pachtcontraut mocht besluiten de in het contract vermelde eigendommen voor het bovengenoemd bedrag van ƒ20,000 over te nemen, zal door de pachters ook moeten worden overgedragen het perceel N°. 1021, dat thans is geplaatst ten name van Petrus Van Ulden. B. en Ws. geven op grond van een en ander in overweging machtiging te verleenen tot doorhaling der hypothecaire inscliryving, gevestigd op de perceelen gemeente Leider dorp,, kadaster Sectie A nummers 1037 en 1524, te zamen groot 8 aren, 60 centiaren, thans staande ten name van Jacoba Maria Platteel, echtgenoote van Fokke Oedses De Vries. Prof. dr. H. A. Lorontz, alhier, is be noemd tot correspondeerend lid der Beiersche Academie van Wetenschappen. Heden ontvingen wy het Verslag omtrent het Ryks Museum van Natuuriyke Historie te Leiden, loopende over het tydvak van 1° September 1894 tot 1° September 1895, door den directeur, dr. F. A. Jentink. Nadat aan den preparateur W. F. H. Jacobs op zyn verzoek ontslag was verleend, werd in diens plaats benoemd H. H. Ter Meer Jr., oie reeds geruimen tyd als volontair in het Laboratorium was werkzaam geweest. Toen de conservator Büttikofer behouden in het vaderland was teruegekeerd van zyne expeditie naar Midden-Borneo, heeft hy ter stond zyne werkzaamheden aan het Museum kunnen hervatten. By ministerieel besluit is dr. C. L. Reuvens benoemd tot conservator op een traktement van 1000 gulden. Genoemde heer was reeds ongeveer vyf jaar werkzaam als conservator buiten bezwaar van 's Ryks schatkist. Daar aan den treurigen toestand van het gebouw niets veranderd kan worden, is deze natuuriyk nog treuriger dan 't vorige jaar. Aan de binnenzyde der muren van het gebouw werden door Insmeren van kalk en ovorwitton een aantal scheuren tydeiykonzicht baar gemaakt. Aan den buitenkant (Papengracht) is de kalk tusschen de steenen van den muur vernieuwd op de plaatsen, waar dit het meest noodig bleek te zyn. De wyze, waarop het oude gebouw onder houden wordt, laat niets te wenschen over. De toestand van bet meubilair kan in het algemeen voldoende genoemd worden. In de zoogdieren kasten van de beneden* galery is een aanvang gemaakt met hot maken van houten achterwanden: dit jaar zijn ongeveer 130 vierkante meters achter- schot geplaatst. In de insecten-galerü zyn weder een aantal nieuwe vakken mot laden voor insecten geplaatst. Van heeren Curatoren ontving de directeur bericht, dat het Museum aan het Leidsche telephoonnet verbonden zou worden en dat het abonnement uit de Museum-subsidie zou moeten betaald worden. De aansluiting is tot stand gekomen en dankbaar in gebruik ge nomen. Ten gevolge der groote temperatuurwisse lingen en van stof en vocht, waardoor het onmogeiyk is voldoende te waken tegen woekeren van schimmel en aanvreten door insecten, is de toestand der overrykc verzame lingen allertreurigst. In het algemeen moet geconstateerd worden, dat alle voorwerpen een min of meer snellen ondergang te gemoet ijlen. De ambtenaren hebben het wanhopig gevoel van hen, die staan aan het bed van een toringiyder. Hun eenige steun is de weten schap, dat zy het hunne gedaan hebben en nog doen om te behouden waar 't mogeiyk is en dat èn het Curatorium ön d9 Regeering dien treurigen toestand volkomen kennen. Rechtstreeksche verliezen van beteekenis zyn niet te vermelden, doch wel het feit, dat, door de slechte omgeving, waarin de voorwerpen zich bevinden, ieder voorwerp in waarde verminderd is en ten slotte de gansche verzameling moet beschouwd worden als grooteniet onder cijfers te brengen schade geleden te hebben. Eene buitengewoon ryke collectie dieren van Borneo kwam in het bezit van 't Museum, resultaat van des heeren J. Büttikofer's be kenden tocht naar Centraal-Borneo. Het aan tal voorwerpen, waarmede dientengevolge het Museum werd verrijkt, in getallen uit te drukken, is thans ondoeniyk, daar alles zich in bewerking by de verschillende afdeelingen des Museums bevindt. Afzonderlyke vermelding verdient een ge schenk des heeren Meerkamp van Embden, consul der Nederlanden te Manilla. Eenig mag genoemd worden het prachtpaar van Bubalus mindorensis met ^complete skeletten, be nevens jong exemplaar, die by het Museum ten geschenke maakte. In geen Museum is zulk eeno fraaie serie te vinden, waarvan de waarde stellig wel op 2500 gulden te schatten is. Hartelyk hoopt de directeur, dat de Regee ring dien milden schenker waardigiyk zal weten te beloonen. Verder volgt er een opgave van de ge schenken, aankoopen en ruilingen. Aan den wensch van den hoogleoraar in do zoölogie, om weder van een kamer in het Museum gebruik to maken, ten einde colleges te geven, kon geen gevolg gegeven worden. Immers, door den terugkeer van den heer Büttikofer uit Borneo was diens kamer weder als vroeger bezet en nergens is in het gebouw een collegekamer te vinden. Den hoogleeraar werden op zyn verzoek telkens den dag vóór 't college de gewenschte voorwerpen verstrekt en naar diens Laboratorium overgebracht. Ook don hocgleeraar in de palaeontologie maakte als vorige jaren gebruik van het materiaal des Museums. Voor Let publiek was het Museum weder toegankeiyk gesteld alle dagen van 104 uren en gedurende de zes minst koude maan den ook des Zondags van 12—3 uren. Het aantal bezoekers gedurende het afge- loopen jaar bedroeg 5726. Van studie in do collectie en van de Museum bibliotheek werd woder door tal van geleerden gebruik gemaakt. De bibliotheek des Museums neemt steeds grooter proporties aan, ofschoon zy nog altyd zeer bescheiden mag heeten met hot oog op hetgeen voor een museum als dit vereisebt wordt om bohoorly'k te kunnen studeeron. En niettegenstaande die bescheiden proporties, is het niet mogeiyk do boeken behooriyk te bergen; zy staan hier en daar reeds in twee ryen achter elkander, zoodat weldra ook in deze richting gebrek aan plaats reden zal zyn, waarom van hot voorhanden, uitmun tend materiaal moeilyk of niet gebruik te makon zal zyn, zooals dit by meerdere ruimte het geval kon wezen. In den loop van dit jaar verscheen deel XVI van de „Notes from the Leyden Museum". Door ambtenaren, aan het Museum verbonden, de heeren C. Ritsema Cz., dr. R. Horst, dr. C. L. Reuvens, dr. Th. W. Van Lidth De Jeude en J. Büttikofer, werden daarin ver scheidene „Notes" gepubliceerd. Als gewooniyk werden aan belangstellende geleerden, 't zy persoonlijk, 't zy schrifteiyk, tal van inlichtingen verstrekt en door de ambtenaren hulp verleend. Door den directeur van 's Ryks kweekschool voor vroedvrouwen, te Rotterdam is aanbe steed de levering van de benoodigde boter gedurende het jaar 1896. Ingelevord waren 9 biljetten. Hoogste inschrijver was de heer W. Ouwerkerk, te Rotterdam, boter ƒ1.30, margarine 62 ets. Laagste de heer S. Laman Mz., te Leiden, boter 1.03, margarine 53 ets., alles per kilo. Beroepen is by de Gereform. gemeente te Haarlemmermeer (Vyfhuizen) de heer J. Van den Berg, te Rhoon (Zuid-Holland Bedankt is voor het beroep naar de Ned.- Herv. gom. te Gouda door ds. C. B. Oorthuis, te Katwyk aan Zee. Door de liberale kiesvereeniging „Aals meer" is tot candidaat gesteld voor de Prov. Staten van Noord Holland (vacature-Lede- boer) de heer C. Van den Bout, wethouder te Aalsmeer. Voordat Zaterdag namiddag de tentoon stelling der worken van Jacob Maris werd geopend, is den meester Vrijdag-avond in do zaal der tentoonstelling zelve (te 's Graven- hage) een diner aangeboden. Drie tafels, zegt de „N. R. Ct.", waren er in de lange zaal gezet, en daar zaten een goede honderd men- schen aan, ook eenige dames. Maris en zyne vrouw vormden met Jozef Israels en den heer en mevrouw Mesdag het middelpunt van den disch. Natuuriyk was ook Willem Maris tegen woordig, en de jonge Willem, Jacobs zoon. Verder leden van „Pulchri", ook vele niet- scbilders, de hh. Hubrecht en Patyn o. a., en prof. Jan Ton Brink uit Leiden en de oud wethouder Ankersmit uit Amsterdam. Men mocht er zich over bevreemden, dat er niet meer jonge schilders waren, om dezen door alle generaties zoo hoog geschatte hulde te brengen. „Arti" stuurde een telegram. Onder tafel muziek en na tafel vele speechen, wel sprekend, bloemrijk Mesdag het eerst, Israels aardig en hartelyk. En Jacob Maris hoorde het aan, en stootte aan, en ook zyn vrouw stootte aan maar hy antwoordde maar niet, daar houdt by zoo niet van, da* gaat hem niet af; hy keek alleen heel vrien delijk, en lachte nu en dan, eenvoudig en op recht ook hierin. Betreffende een voor de Nederlan isch Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij to bouwen stoomschip verneemt do „N. R. C." dat het, behalve voor e9ne lading van meer dan 8000 ton, ingericht zal zyn voor 200 eerste-, 150 tweedo-, benevens een groot aantal derde-klassepassagiers. De tweelingschroeven zullen worden voort bewogen door twee afzonderlyke machines, elk van ruim 2500, dus te zamen ruim 5000 paardekrachten. De snelheid Z2l gelijk zyn aan die van de stoomschepen „Veendam" en „Maasdam," waarschijnlijk deze eenigszins overtroffen. De hoofdafmetingon van het schip zijn lengte 470, breedte 53, holte tot hoofddek 34 Engelsche voeten. Het stoomschip zal geheel worden ingericht naar de eischen des tyds, met stoomverwar- ming, koudel ucht-machines, electrisch licht enz. In verband mot de plannen van den minister van oorlog, om militairen als wiel rijder op te leiden, zyn, naar men vernoemt, reeds eenige rywielen aangeschaft, waarop de onderofficieren, gedetacheerd aan de Ds beeldschoons prinses Münireh Hanoem ■was do afgod van haar vader, die al baar •wenschen en luimen ten slotte altijd vervulde, ■wyl hy, hoewel gestreng, dikwijls zelfs hard tegenover mannen, op den duur nooit weer stand kon bieden aan de tranen zijner geliefde dochter. Deze vader was echter de sultan zelf, 6n daar hy almachtig in zyn uitgestrekt ryk regeerde, mocht Münireh zich ongestraft vryheden veroorlooven, als nooit te voren een Turksch meisje gepermitteerd waren geworden. In de voorname vertrekken werd over niemand méér gesproken en gelachen dan over des sultans eigenzinnige dochtor, maar ergernis wekte zy niet daarvoor was zu van te hooge afkomst en voor't ove^ge had zy vele vriendinnen, want zy was vol strekt niet kwaad, zag graag vroolyke ge zichten om zich heen en was verkwistend in het ultdeelen van geschenken aan waar- digea en onwaardigen. Tegenspraak en ongehoorzaamheid kon zy niet uitstaan; aileB moe3t naar haren wil gaan; dan was zy tevreden, onweerstaanbaar lief en hare opgeruimdheid had iets aanstekelyks, zoodat hare hofhouding de gelukkigste en tevens de onschuldigste van Stamboel was. Nergens helderde het van zorgen betrokken gezicht van den sultan spoediger op dan wanneer hy Münireh met hare slavinnen hoorde zingeD, spelen en lachen. Een tydlang, als twaalf- en dertienjarig meisje, had Münireh eensklaps een onver klaarbare leergierigheid a^n den dag gelogd. Hoe dat gekomen was, wist niemand te zeggen, maar dat zy er was, daaraan kon niet getwyfeld worden, want zy openbaarde zich onmiskenbaar in de leefwyze, die de prinses aannam. Een haror kamers werd sne! gevuld met fraai gebonden Perzische en Arabische boeken, en ofschoon deze boeken door de geleerden niet als ernstige beschouwd werden, want het waren meest sprookjes, verhalen en gedichten, was het toch wonderlyk, dat een prinses zich urenlang met lezen bezig kon houden en dit boven het gezel schap van speelgenooten en vriendinnen verkoos. De sultan glimlachte over de liefhebbery zyner dochter, en als hy haar nog onderden indruk vond eener nieuwe geschiedenis, die zy pas: gelezen had, liet hy zich die door haar vertellen en schepte dan behagen in haar levendige gebaren en fonkelende, schoone oogen. Na ongeveer twee jaren werd Münireh Hanoem het vele lezen moede en wierp zich nu met den yver, waarmede zy al het nieuwe, dat haar beviel, aangreep, op de beoefening der muziek. Daar zy natuurlyken aanleg had en zich vlytig oefende, leerde zy weldra met ongewone vaardigheid de mandoline en luit bespelen, en daarby zong zy dan dikwyis met fijne, zilverhelaere stem. Dan kon de sul tan In verrukking naar haar zitten luisteren, als hoorde hy hemelsche stemmen. Maar de veie boeken, die jarenlang Münireh's geesteiyk voedsel gevormd hadden, hadden een diepen, onuitwischbaren indruk op het ontvankelyke gemoed der jonge prinses ge maakt; en dit openbaarde zich op veront rustende wyze, toen de sultan haar op zekeren dag zeide dat zy nu spoedig zou trouwen, en dat hy Essad-bey, don zoon van Sadyk- pacha, tot haren toekomstigen gemaal uit verkoren had. Daarop antwoordde Münireh, alsof dat, wat zy zeide, heel natuuriyk was, dat zy dkn alleen met Essad-bey of wien ook wilde trouwen, als de uitverkorene haar beviel. De sultan wilde de tegenwerping in 't eerst niet ernstig opnemen: ,Je zult trouwen evenal3 je broers en zusters getrouwd zyn," zeide hy. „Essad-bey is een respectabele, flinke jonge man. Ik heb na ryp overleg, wat voor jouw geluk het beste zou wezen, myn keuze op hem laten vallen. Vertrouw je vader, wien je geluk meer dan zyn eigen aan het hart ligt. De keuze, die hy voor je gedaan heeft, is de beste en je moet niet beproeven, daaraan iets te willen veranderen." Doch Münireh,. die altyd haar wil door gedreven had, was niet geneigd, haar vader toe te geven, en deze, die dien dag niet byzonder goed te spreken was, verliet haar vroeger dan gewooniyk, met de woorden: „Slaap rustig uit, lieve dochter; morgen vroeg zal je iDzien, dat ik geijjk heb. Dan kunnen wy verder over de zaak spreken." Münireh had na dit onderhoud den eersten slapeloozen nacht in haar jong leven. Zy had Essad-bey nooit gezien en wiet niets van hem; doch de omstandigheid reeds, dat hy baar, zonder door haar gekend te worden, tot vrouw wilde nemen, maakte hom in hare oogen afschuwelyk. De duizend liefdesgeschie denissen, die zy in de laatste jareu golezon had, gingen haar door bet hoofd, zoodat het er daarin ten slotte heel verward uitzag; één gedachte evenwel trad steeds duidelyker op den voorgrond en veranderde ten slotte in een vaet besluit: zy wilde een man trouwen, van wien zy vooraf zokor was, dat zy hem kon liefhebben. Indien baar dat niet toe gestaan werd, wilde zy liever ongetrouwd blyven. Toen de sultan zyn dochter den volgenden morgen weer opzocht en het gesprek opniettfv op haar huwelyk bracht, zeide zy: „Ik heb sedert gisteravond aan niets anders gedacht dan aan uw voorstel en Bmeek u, my niet voor de rest van myn leven onge lukkig te maken, nadat u tot nu toe zoo liefdoryk voor my gezorgd hebt. Ik wenech niets anders dan dat het my vergund moge zyn, in het vervolg evenals tot nu toe in uw nabyheid en onder uw bescherming te leven." Münireh bereikte met deze woorden, die zy onder tranen uitbracht, dat de sultau voorioopig zyn plan, haar met Essad-bey te verloven, liet varen. Zy dankte hem daarvoor, doch niet met gewone kinderlyke barteiyk- heid, en de sultan bemerkte in den loop der volgende dagen, dat de vroegere opgowekt- heid van haar geweken was. Zy werd in zichzelven gekeerd, beur oogen verloren den vroogeren glans, zy zong en speelde niet meer, en heur geheels voorkomen zoide, dat zy zich ongelukkig gevoelde. Dit smartte den sultan diep en daarom vroeg by haar op zekeren avond, wat haar scheelde; zy zou het haar vader zeggen, die alles zou doen, om haar weer vroolyk te maken. Toen gaf Münireh haar vader, wel ie waar niet onomwondeü, te kennen, dat het huwe- lyksvooretel van haar vader het verlangen by haar gewekt had, om to trouwen, niet met een onbekende als Essad-bey, maar met een man, dien zy vroeger gezien had en dio haar bevallen was, nadat zy zyn wfisheid en betrouwbaarheid op de proef gesteld had. „Es9ad-bey te zien, is gemakkeiyk", zeide daarop de sultan. „Hy zal my aanstaanden Vrydag naar den solamiik vergezellen, en je behoeft dan slechts voor het venstor te gaan staan, om, ongezien, den stoet ongestoord te kunnen aanschouwen. Ik zal bevelen dat allen, die my dien dag volgen, donkere paarden beryden, alleen Essad-bey zal op een schimmel verschynen." „Ik dank u, vader," zeide Münireh. „Maar hoe wil je het aanloggen, om zyn wyeheid en betrouwbaarheid op de proef te stellen?" ging de Bultan voort. „Dat wil ik u Yrydagavond zeggen," ant woordde Münireh; „want als Eseads ulteriyk my niet bevalt, zou het my onverschillig zyn, of hy wys of dwaas is." Den volgenden Vrydag stond Münireh opmerkzaam voor den venster te kyken, toen de sultan, aan het hoofd van den selamlik stoet, langzaam voorbyreed. (Wordt vervohd1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1