N». 10962
Maandag 18 November,
A0. 1895
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
IE9 euilleton.
Jonkvrouw en Minstreel.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
DAGBLAD.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant behan
delt, naar aanleiding van het daarop betrek
king hebbend artikel van bet Handelsblad
opnieuw de s c h u 1 d d e 1 g i n g b ij annuï
teiten, na vooraf een korte opmerking to heb
ben gemaakt over de tusschenkomst van ban
kiers. Het Hbl. acht die noodig met het oog
op te vreozen Beursmanipulatiön, de N.
R. Ct. stelt daartegenover, dat er middelen
zijn tegen die manipulation, welker kracbt
in handen van een minister, die berekend is
voor zijne taak, niet gering is, terwijl de
medewerking der Beurs in haar geheel het
best verzekerd wordt door het achterwege
laten van een syndicaat. Over het beginsel
der amortisatie bij contractueels verbintenis
wenscht de N. R. Ct. niet uitvoerig te spre
ken, want men zou dit beginsel op zulk eene
zwakke, dus weinig bezwarende wijze kun
nen toepassen, dat men een echte doctrinair
zou moeten wezen, om zich daartegen met
voel nadruk te verzetten. Indien bijvoorbeeld
in de conversiewet bepaald werd, dat jaar
lijks één percent dor nieuwe schuld, maar
zonder de vrijgevallen renten, tot aflossing by
uitloting besteed zal worden, zou do N. R. Ct.
dit niet goedkeuren, wegens de mogelijkheid,
dat men te gelijk zou moeten leenen en aflos
sen, maar levendig bestrijden zou het die
bepaling niet, omdat het een molshoop niet
voor een rotsgevaarte wil aanzien. Ook verzet
de N. R. Ct. zich niet tegen schulddelging
bij annuïteiten voor kleine, maar wel voor
groote leeningen, bijv. van 300 a 400 mil-
lioen. „Een annuïteit van 3pet., wanneer zy
een leening betreft van f 375 millioen, zal de
amortisatie vanlieverlede opvoören tot niet
ver van de f 13,000,000 en zulk een bedrag,
ja reeds de helft van die som, zal niemand
gering kunnen noemon. Wij achten het eeue
verkeerde fïnantiëelo politiek het nageslacht
onder verplichtingen te brengen van dien
omvang, omdat men in de verte niet kan be
rekenen, onder welke finantiëele omstandig
heden het Ryk verkeeren zal, wanneer zy na
geleefd moeten worden".
Het blad beroept zich op Engeland, waar
men van 1793—1817 voor 188 millioen
pd. sterling heeft afgelost, maar 584 millioen
aan nieuwe schuld heeft gevormd. Door de
schulddelging bespaarde men 9,158,233 aan
rente, maar voor de 188 mill, meer schuld,
die anders overbodig ware geweest, moest
men 9,771,069 aan rente meer betalen.
Frankrijk deed gelijksoortige ervaringen op.
Een annuïteitenstelsel is nog minder aanbe
velenswaard dan het verouderde stelsel der
amortisatiefondsen, omdat eene wet, waarbij
zulk een fonds wordt ingesteld, geen con
tractueels verbintenis is tegenover derden. Bij
het annuïteitenstelsel is men met handen en
voeten gebonden; men moet aflossen, al ver
plicht dit tot het aangaan van leeningen, die
veel meer rente kosten dan de schuld, die men
delgt. Werpt men tegen, dat zonder eenige
verplichting het met de amortisatie der Ned.
Schuld zou gedaan zijn, dan vraagt het blad
daartegenover, wat „onder amortisatie der
Nederlandsche Schuld verstaan moet worden?
Hetgeen ons belang Inboezemt is niet, dat
speciale schulden geamortiseerd worden, maar
dat de som der nationale schuld niet ver
meerdert, tenzy tot bekostiging van publieke
werken, die direct of indirect hunne rente
opbrengen. En daarvoor verschaft het annuïtei
tenstelsel niet den allerminsten waarborg."
Het blad ziet slechts één waarborg tegen het
verkeerdelijk aangroeien der schuld. „Die
waarborg bestaat hierin, dat elke verlokking
tot het verkeerdelijk rangschikken der uit
gaven wordt weggenomen. Dat doet het
annuïteitenstelsel niet; het spoort er juist
toe aan."
Tegenover de stelling van het Hbl.: „De
geschiedenis der rijkste statenEngeland en
Frankrijk om van andere niet te spreken
loert het, dat alleen door contractueele ver
plichting tegenover de schuldhouders doortas
tende schulddelging verzekerd heeft kunnc-n
worden," meent de N. R. Ct. dat ondanks het
gemis van contractueele verplichting wel
schuld verminderd met contractueele ver
plichting tot amortisatie, w.el schuld vermeer
derd wordt. Wel geeft het toe, dat- Engeland
flink amortiseert en dit doet door het stelsel
van annuïteiten. Maar tusschen het Engelsche
stelsel en het voor de toekomstige convorsie
door het Iibl. aanbevolene bestaat dit verschil,
dat de Engelsche annuïteiten van korten duur
zyn en dat verschil is zeer belangrijk. „Indien
men op de amortisatie wil terugkomen of haar
wil beperken, is men daartoe na verloop van
weinige jaren in de gelegenheid. Men heeft
zich niet voor een tijdperk van 60 of 70 jaren
aan banden gelegd."
De heer F. W. Dryver, predikant te Gros-
huizen, heeft, zooals bekend is, een beweging
op touw gezet om voor de oud-stryders
van 1 8 3 0 een pensioen te verwerven.
Het ontwerp-adres modedeelende, voegt
De Vaderlander daaraan toe: „Wy zijn aller
minst tegen hetgeen ds. Dryver drijft. Toch
vragen we, of hij niet goed gedaan had om
den nood der betrokkenen helderder in het
licht te stellen, zal er warmte gewekt worden
by velen om zyn adres te ondersteunen. Nu
is het bekend, dat de Vereeniging „Trouw
aan Koning en "Vaderland", te Utrecht, zich
juist de Metalen-Kruis-ridders en dragers van
de Citadel Medaille aantrekt en hen thans
met 1.50 per week ondersteunt. Doet ook het
fonds tot „Aanmoediging van den Gewapenden
Dienst", waarvoor jaarlijks inzameling wordt
gehouden, niet iets voor deze mannen? Zijn
ook velen van hen niet in diaconiehuizen
en gasthuizen, waar zy een vry kalmen en
onbezorgden ouden dag hebben? Hoevelen
zijn er, die bepaald in kommervollen toestand
hun laatste levensdagen sly ten?
Volgens de laatste opgaven van de Veree
niging „Trouw aan Koning en Vaderland",
die de bedoelde „Oud-Strijders" in drie cate
gorieën verdeelt, waren er in 1895 in hare
categorieën nog resp. 386, 260 en 128 mannen
in leven. Indien er daaronder nu verkeeren
„in kommervolle omstandigheden," zijn die
dan niet op eenvoudiger manier te helpen
dan met zoo'n algemeen petitionnement?
Hoeveel pensioen moeten ze ontvangen?
Zooveel, dat de ondersteuning van „Tr. aan K.
e. V." overbodig wordt, dat zij dusniet meer
noodig hebben, wat de waardeering hunner
medeburgers hun schonk? In ieder geval
hadden wy in het adres van den heer Drijver
eenige waardeering voor den arbeid der
Utrechtsche vereeniging verwacht. Zy, die
zich reeds zoolang pracflsch de belangen der
oud-strijders aantrok, daarvoor niet alleen
adressen schreef, maar veel moeite en tfjd
besteedde met het verzamelen van gelden en
het onderzoeken naar den toestand der deel-
gerechtigden, had niet verdiend in boven
staand adres geïgnoreerd te worden."
Ter verbetering zy hierby opgemerkt dat
de meest noodlijdenden tot dusver van „Tr.
aan K. en V." 1.— 's weeks ontvangen, wat
met 1 Jan. a. s. op 1.50 zal gebracht wor
den, als de middelen dit toelaten. Het Fonds
voor den Gewapenden Dienst schenkt hun ook
eon jaarlyksche gift. Meer steun blijft echter
noodig, merkt-het Utrechtsch Dagblad aan.
In een der Amsterdamsche Brieven" van
hot Dagblad van Zuid Holland en 's-Gravcn-
hage worden omtrent de velerlei plannen voor
het kroningsfeest van koningin
Wil helm in a de volgende opmerkingen
gemaakt:
Maakt het elders ook zoo'n onaangenamen
indruk als het op mij doet, dat geschrijf en
gehaspel in het openbaar over de wyze, waarop
men in het kroningsjaar onze Koningin wil
huldigen?
Ik vind het ontzaglijk onkiosch, zooals men
dat onderwerp hier behandelt. Ik weet wel,
de Koningin staat te hoog dan dat men bij
haar als bjj een burgerlijken jubilaris zou gaan
informseren welk geschenk haar nu wel het
aangenaamst zou z|jn!
Maar om nu toch zóó alle vormen met voe
ten te treden als men hier (Amsterdam) doet,
byv. door het plan om H. M. een brug over
het IJ aan te bieden, is toch al te dwaas.
Het plan doet mij denken aan den liefheb
benden echtgenoot, dis aan zyn vrouw op haar
verjaardag een sigarenkoker cadeau doet omdat
de zijne zoo versleten is.
En dan nog het denkbeeld, om een vor
stelijk paleis te doen bouwen, dat beter dan
het tegenwoordige tot verblyf der vorstelijke
familie geschikt is, en dat der Koningin aan te
bieden
Dat zou inderdaad nog zoo slecht niet zijn,
maar men kan zich weer niet inhouden, om
de voordeeion aan te toonen, die voor ons-
zelven aan dit geschenk verbonden zyn. Zie,
dan krijgen we het Paleis op don Dam weer
tot ons eigen gebruik en kunnen dat weer
inrichten tot Stadhuis, waartoe het eigenlyk
bestemd is, datachtste wonder der we
reld, zooals we het Paleis nog wel zullen
blijven noemen, al z(jn ook in alle groote ste
den gebouwen verrezen, die het verre in de
schaduw stellen.
Er ontbreekt nog maar aan, dat we ook
publiek in overweging nemen: „en het is
goedkoop ook, want dat nieuwe Paleis laten
we door de Natie betalen, zoodat ons dan
het Paleis op den Dam haast niemendal kost".
Het zou echt „kaufmünnisch" zjjnt
Yan het plan om het Paleis op den
Dam te A msterdam wederom tot sta d-
huis in te richten, zegt De Opmerker het
volgende:
„By al de min of meer fantastische plannen,
die ter gelegenheid van het aanstaande
kroningsjaar geopperd worden, schijnt
ons dat, om aan de Koningin in haar hoofd
stad een paleis aan te bieden, en der Amstel-
ötad haar schoonste gedenkteeken weer ten
gobruike te geven, al zeer practisch toe.
Achter het Rijksmuseum bezit de gemeente
terrein in overvloed; geeft zij een deel daar
van voor den paleisbouw ten geschenke, dan
behoeft zy zich geen geldelijke offers te ge
troosten, doch bevordert zy ongetwijfeld haar
eigen welbegrepen belang. Staat eenmaal het
paleis, dan kan het niet uitblijven, of de
verkoop der overblijvende terreinen, die tot
dusverre geen noemenswaardige uitkomsten
gaf, zal veel beter vlotten. De kaarsenfabriek
zal wel eindelijk eens verdwijnen, doch daar
zij aan de oostzijde van de terreinen ligt,
en de heerschende winden meest "West zyn,
zoo worden haar minder lieflijke geuren maar
betrekkelijk zelden op de Museumterreinen
waargenomen.
Voor den bouw van een paleis, dat slechts
eenige dagen 's jaars gebruikt behoeft te
worden, en dat meer gerieflijk dan weelderig
ingericht dient te zijD, zou men aan een half
millioen zeker genoog hebben, daar de meubi
leering natuurlijk door de hooge gebruikster
zelve zou geschioden. Een natie van vier
millioen zielen kan deze betrekkelijk niet
hooge som best bijeenbrengen. Wordt dan
met het ondernemen van den bouw niet te
lang gewacht en vermorst men geen tyd met
altyd tot on bevredigenden uitslag leidende
prijsvragen, welnu, dan zou in het najaar
van 1898 het gebouw zeker voor het gebruik
gereed zyn.
Zal dit echter kunnen worden bereikt, dan
moet onmiddellijk de hand aan den ploeg
geslagen worden. Van den Raad van Am
sterdam behoeft het initiatief in deze niet uit
te gaan. Zooals hy thans is samengesteld, is
dit initiatief niet waarschynlyk, want geboren
Amsterdammers, die natuuriyk in de eerste
plaats voor de ,zaak iets zouden voelen, zyn
in het achtbare college thans zeldzaam. Ook
te Amsterdam, als in andere groote steden,
heeft de provincie de „ingeborenen" over
vleugeld."
Gemengd Nieuws.
H e^. in ons vorig nommer ver
meldde bericht omtrent de aanhouding te
's-Gravenhage van den Rumeenschen prins
Constantin Mavrocordato moet aldus verstaan
worden, dat hy slechts voor den hoofdcom
missaris van politie is gebracht om zich te
legitimeeren en na voldoende zyn indentiteit
te hebben bewezen, op vrye voeten is gesteld.
Zyn aanhouding, aldus meldt men ons paaer,
staat niet in verband met in 't buitenland
gepleegde oplichteryen.
Een landeigenaar in Friesland,
Fries van geboorte, thans wonende te 's-Graven
hage, vertoefde deze week in Friesland, om
de pacht te ontvangen van zyne boerderijen.
Een boer trad binnen en legde f 1200 op de
tafel, die by als pacht schuldig was. „Daar
is 400 te veel", zei de eigenaar der boer
derij. In de Friesche taal antwoordde eboer:
„Mijnheer! dat kan niet waar wezen, rnyn
vrouw en ik hebben van morgen het geld
driemaal nageteld". De eigenaar antwoordde,
dat zulks wei waar zou zyn, maar dat hy
hem ƒ400 wenschte te schenken, terwyi ook
in de volgende 5 jaren de pacht niet meer
dan 800 zou bedragen.
De boer was byna sprakeloos van blijd
schap.
Te Wolvega (Fr.) werdWoensdag-
avond eene verkooping gehouden van eigen
dommen, van de familie K. De Jonge, ten
overstaan van den notaris Bartolotti Rynders.
Da eigendommen waren met hypotheken
bezwaard en algemeen was nu de opinie,
dat de genoemde notaris by den hypotheek
houder had aangedrongen tot verkoop. Nu is
de heer B. R. door de quaestie tusschen
polderbestuur en ingelandrn ver van populair
geworden. Een groot publiek van alle rich
tingen trok naar het verkooplokaal, en niet
laig duurde het of luide werd do notaris uit
gejouwd. De menigte werd al me°r en meer
opgewonden, en de politie moest tusscben-
beide treden om den notaris voor mishande
ling te vrijwaren.
Een eeuwenoud volksgebruik
wordt in West Friesland nog steeds in eere
gehouden: het fee3t van Sint Mirten, op 11
November. Te 6 uren des avonds trekken zoo
wel de meer gegoede als de armo kinderen
door Alkmaars straten, olk van «e.i lampion
voorzien, onder het zingen van toepasselyko
liedekens. Ten gevolge van het ongunstige
weder, was het aantal dier zingende kleinen
van 2 tot 10 jaren ditmaal kleiner dan
het vorig jaar; toch leverde het geheel een
aardig gezicht op. Het mee3t algemeene lied
luidt:
Sinte-Maarten keuveltje,
M«.t je rood rood reuveltje,
Met rooi rood rokje aan.
Sinte-Maarten heb oen koe,
Die komt allerheiligen toe,
Niet to vroeg of niet te laat,
Als do klok zes uren slaat.
Koeien dragen horens,
Kerken dragen torens,
Meisjes dragen rokken,
Jongens dragen broeken,
Oude wyven schoiteldoeken,
Sinte-Maarten, wat is het koud,
Geef ons een turfje of een hout.
De kinderen der armen brengen serenades
aan de huizen der meergegoeden en hun
wordt menig muntstuk geschonken.
10)
Naar dat klooster van Ambrosius vertrekt
onze Jo8epha. Zooals dit in de Middeleeuwen
het gebruik was,gaan ook thans eene
menigte edelen en jonkvrouwen met haar
mede, vol uitwendige pracht, terwyl de stoet
werd begeleid door de muziek van trom en
pauken, van cimbalen en horens.
Van Naaldwyk rydt naast den grooten
reiswagen, waarin de diep beklagenswaardige
jonkvrouw zich bevindt, met vervallen, bleek
gelaat, waarop duidelijk de sporen van ziele-
smart zyn te lezen.
Langzaam nadert de stoet het heilige ge
bouw. Zoodra men was aangekomen, stygt
Van Naaldwyk af, gaat naar de hooggewelfde
poort en trekt de klooaterbel over.
Eene eerbiedwaardige abdis in het sombere
Ambrosynsche gewaad verschijnt. Van Naald
wyk ontbloot vol heiligen eerbied het hoofd,
buigt de knie en deelt het besluit van Josepha
mede.
De abdis wenkt hem mee naar het kapittel
te gaan, waar de zusters zyn vergaderd.
D££r deelt de vrome vrouw het verzoek van
den ridder mede en na eenige beraadslaging
wordt het besluit der jonkvrouw toegestaan,
onder de voorwaarde van zich vooraf aan een
strengen proeftyd te onderwerpen.
Zie Dr. Schotel. „De Abdij van Rijnabnrg,"
Josepha stygt uit den wagen en nadert
de poort. Nog eenmaal slaat ze het oog op
de lachende dreven, vol kleurenpracht in de
gouden stralen der morgenzon; nog eenmaal
ziet ze naar die eenvoudige woningen, waaruit
vreedzaam en rustig de rook naar den wolken-
loozen hemel kringeltnog eenmaal aan
schouwt ze die fiere ridderschaar, welke haar
heeft begeleid, die schoone jonkvrouwen, wier
oogen niet van haar zyn gewend en die in
stille bewondering de maagd volgen, gereed
het r|jke, heerlijke leven te verlaten en lang
zaam weg te kw|jnen in de stille kloostercel.
Toen ging ze met vasten tred de poort in,
thans voor haar de poort van het ïyden en
stryden. Haar boezem zwoegt, nu ze het
kostbaar gewaad, van goud en purper stralende,
voorgoed aflegt, haar oog benevelt, nu ze
den rijken halsketting ter zijde schuift
hare hand beeft, nu ze den fraaien armband
ontketent. Maar kracht heeft ze afgebeden,
om moed heeft ze gevraagd, om sterkte ge
smeekt ensterkte, moed, kracht, had zy
ze zoo noodig, toen de grove kleedy der
novice om hare tengere leest sloot? Geen
enkel woord van spyt of berouw ontsnapte
haren mond, geen trek van leedwezen of
verdriet kwam op haar gelaat.
En toen de ridderstoet weer huiswaarts
keerde onder het geschetter van horens, onder
het geluid van pauken en cimbalen, toen
knielde Josepha in hare cel aan het kleine
altaar neer en dankte God, die haar in deze
bange oogenblikken zoo genadig naby was.
De proeftyd is voorby. Met glans heeft
Josepha dien doorstaan en getoond, dat haar
gewichtig besluit een heilig, ernstig besluit
was geweest.
Ze hoeft den zegen der abdis ontvangen
en het Ambrosynsche kruis met den immor
tellenkrans prykt nu op Josepha's borst.
't Was op een heerlyken zomermorgen, toen
dezelfde stoet van ridders en jonkvrouwen
weer naar het klooster trok. 't Was de dag
der wyding de groote kapel in het klooster
was op orde gebracht, de kloosterklok deed
hare welluidende tonen klinken over velden
en landouwen, het orgel dreunde en de ge-
heele kapel was gevuld met wierookwalmen,
die kringelend en kronkelend zich wrongen
om de gekleurde zuilen en het kunstig beeld
houwwerk. Reeds vroeg was de kapel bezet
door eene belangstellende menigte en alle
ridders en edelvrouwen hadden de plaatsen
om en by het altaar ingenomen. Nog steeds
luidt de kloosterklok, nog steeds klinkt het
„Magnificat" van het orgel. Tooverachtig schoon
is de kapel verlicht door de zachtgetemperde
zonnestralen; zo spelen in de gewelven, ze
schitteren op het goud en zilver des altaars,
ze tintelen langs de pilaren en verhoogen de
schoonheid der beelden, die hier en daar ge
plaatst zyn en waarvoor enkelen in eerbied
ter neder liggen geknield.
Langzaam gaat de deur der kapel open.
In statige processie schryden de nonnen voor
waarts en volgen de ^bdis, die Josepha
Enkele bijzonderheden aangaande de wijding
eener novice tot non zijn ontleend aan het reeds ge
noemde werk van Dr. 8ohotel: De Abdij van Rijnsburg,
naar het altaar geleidt. De reine klank eener
schel doet zich hooren en do diepste stilte
heerscht in 't gebouw. Niemand waagt het
de oogen op te heffen, nu de schel de tegen
woordigheid van den Allerhoogste heeft aan
gekondigd. Ook hot orgel zwijgt. De klooster
heer bidt eerbiedig en na zyn plechtig „Amen"
voert hy Josepha tot het kruisbeeld, en op
de vraag of ze zich onvoorwaardelyk in den
dienst des Heeren wil wyden, volgt een zacht
toestemmend antwoord.
Alle aanwezigen staan op, om den laatsten
groet der novice te ontvangen. Van Naaldwyk
heeft een zyner ondergeschikten een wenk
gegeven en achter hem staat nu een ons
bekend persoon, die op hoog bevel des ridders
hierheen is gebracht, om hem te doen ge
voelen, dat alle banden tusschen hem en
Josepha zyn verbroken.
Zy echter is zich van de aanwezigheid
diens persoons niets bewust. Geheel vervuld
vaD de plechtigheid dezer stonde, geheel in
zichzelve gekeerd, heeft ze niets daarvan be
speurd. Kalm en statig verlaat ze hare plaats
aan het altaar, gaat naar de edelvrouwen,
reikt haar de hand en zegt daarmede voor
eeuwig de vriendschap vaarwel. Ze groet de
ridders en neemt daarmede een afscheid van
de wereld; ze groet Van Naaldwyk en ver
breekt nu de banden des bloeds, die haar
aan hem hechten.
Doch toen Van Naaldwyk terugtrad en den
persoon, die achter hem stond, naar voren
deed komen, toen Ansfridus, de zanger, diep
verslagen, moedeloos voor Josepha stond,
toen aarzelde de novice, doch ook slechts
even. Ze sidderde over 't gebeele lichaam,
zenuwachtig bewoog haar mond, maar ze
hield zich goed. Na zich van de wereld, van
de banden des bloeds, van de vriendschap
losgemaakt te hebben, reikte ze den een
maal zoo geliefden minstreel de hand en
verbrak ze daarmede ook den heiligen band
der liefde.
Thans is alles volbracht Eon paar nonnen
treden te voorschyn en ontnemen de novice
den ryken, weligen haardos. Do ruwe Am
brosynsche pjj omsluit hare gestalte, het
touw der boete wordt om ha r u iddel g -
slingerd en om het boo:d do witto doek
geknoopt. Nog diep ven lagen over net zware,
ja, het zwaarste offer, dat ze zooe ven bracht,
gaat Josepha in dat nederig gewaad door do
kapel naar hare cel.
O, zie haar daarginds gaanl Ja, ze be-
heerschte zich volkomen, maar in die zelf-
beheereching lag eene reuzenkracht, er lag
eene zielegrootheid in, niet onder woorden
te brengen. Daar ging zy, alleen op de
wereld, arm aan goed, zonder vrienden,
zonder bloedverwanten, zonderliefde.
Levensillusiën, ze waren verdwenen en
troost zou ze gaan vinden in hare eenzaam
heid, in hare gebeden, in hare vrome werken.
En toen ze voor het eenvoudige kruisbeeld
stond, dat schitterde in den zonnestraal, die
door het hooge venster naar binnen viel, toen
richtte ze het schoone oog naar boven, vouwde
de handen en stamelde zy zoo innig, zoo
oprecht
Ik dank U, HeerI dat ik U ook di
offer heb mogen brengen. (Slot volgt).