Burgerlijke Stand. sche zaken over deze zaak, welke missive in geheimo vergadering word behandeld. By koninklijk besluit van 14 dezer is, voor den verderen duur van het studiejaar 1895—1S9G, benoemd tot rector-magnificus der Ryks universiteit te Utrecht, dr. M. Tb. Houtsma. Met ingang van 16 dezer lo. de officier machinist der 1ste klasse J. A. Goetz, op zjjn verzoek, op pensioen gesteld en hem toege kend een pensioen van 1200 's jaars, e^. eone verhooging ad 1050 's jaars, ingevolge art. 1 c, der wet van 1 April 1875; 2o. benoemd tot officier machinist 2de kl. by 's Rijks stoomvaartdienst, de machinist 1ste kl. v. k., C. "Wakerlin. Met ingang van 16 dezer benoemd tot commies der posterijen vierde kl. J. M. Henning, thans surnumerair der posterijen. Op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend aan W. N. Cool als heemraad van het heem raadschap Nieuw-Mathenesse c. a., (Z.-H.) Les «Jncobites. Coppóe is eon zeer middelmatig dramaturg. Als lyrisch dichter en vooral als schrijver van eenvoudige, fijngevoelde novelletjes moge hjj zich een welverdienden naam hebben verwor ven, in tooneelworken ligt zijne kracht niet. Er is iets eentonigs in zijne personen, zij missen te veel persoonlijk karakter; het zijn goone onderling uiteonloopende figuren, 't zij historische, 't zij fantastische; het zijn alle maal kleine Coppéetjes. Dat geeft aan zijne drama's iets mats, iets gerekts, iets doodsch. Vooral het laatste; de ware bezieling ontbreekt er aan, do taal is veel te rhetoriscb, men voelt en proeft het haast overal, het is immer Coppóe, die spreekt, en niet de figuur uit het stuk. Geen van zijne grootore tooneelworken heeft dan ook eigen- Hik opgang gemaakt„La Guerre de cent ans", „Sovero Torelli", „Mme. Do Maintenon", ze zijn spoedig van de répertoires verdwenen, en alleen de omstandigheid, dat eene kunste nares als Mme. Segond "Weber er eene voor- namo rol in vervult, heoft „Les Jacobites" tot nu toe voor eenzelfde lot bewaard. Zijn nieuwste drama, „Pour la couronne", kan al evenmin aan de eischen eener redelijke critiek voldoeneen lang leven zouden wij ook hieraan niot durven voorspellen. „Les Jacobites", om ons hierbij te bepalen, is eigenlijk een zonderling stuk. "Waarom Coppóe er een historisch drama van heeft trachten te maken, is mij een raadsel, want met de historische gegevens springt hy toch wol wat te liberaal om. Het feit alleen, dat Karei Eduard Stuart een welbekende figuur is, stempelt een drama toch niet tot een historisch 6tuk. En behalve dat eene feit is de geheele opzet verdichtsel. De geschie denis van den Ridder van St.-George is be kend gonoeg, al was het alleen maar uit Scott's „Waverley". In 1745 landde hu, na een reis vol tegenspoed, in Schotland, ver zamelde spoedig do voornaamste clans om zich henen, trok zonder slag of stoot Edin- burg binnen, bevocht twee overwinningen, te Preston-Pans en te Falkirk, drong door tot in Carlisle, doch durfde do vruchten xyner overwinningen niot plukken en op London aantrekken. Voortdurende oneenigheid tus- schon do onderbevelhebbers, de hoogmoedige on onafhankeljjko Schotsche edolen, die ieder op eigen gezag handelden cn op eigen voor- doel belust waren, dwongen hem tot den terugtocht, waarbij hy, na reeds gevoelige verliezen geleien te hebber, eindelijk het Engelsche leger onder Cumberland eon veld- Blag moest bieden bij Culloden, op een ge vaarlijk torrein, waar de zoo de eenige uitweg was. Deze slag werd noodlottig voor don Pretendent, zijn legertje werd geheel vernietigd en zonder gonado neergehouwon. Zos maanden lang zwiorf do kleinzoon van Jacobus den Tweeden, vervolgd als een stuk wild, aan angst, aan honger en dorst ten prooi, door de wilde bosschen en borgen van zijn vaderland, tot het hom eindelijk gelukte do kust to bereiken on op eon Fransch schip to vluchttn. Slechts tonige weinige getrouwen volgden hem op dien tocht. Dit zjjn in 't kort do geschiedkundige ge gevens omtrent Ivarel Eiuard. Te veel heoft bij zeker op z\jne krachten en ook op zijn volk vertrouwd; zijne hand was niet sterk genoeg om eene zoo gowaagdo onderneming te leiden; strategische fouten heeft hij ongetwijfeld begaan, maar onwaar is het, dat hy troon en toekomst zou opgeofferd hebben aan de gril voor eeno schoono vrouw. Het lot der Stuarts is door andere, ernstigere redenen beslist. Nu bohooft natuurlijk een dichter zich niet strikt aan do gegevens te houden, hy mag wijzigen door klouron en tinton, door schakeo- ringen in porsonen en toestanden; maar toch, vaststaande leiton to ignoroeren en er een voudig, leukweg, andere voor in de plaats te 6tollen, Is wel wat ül te brutaal! En waarom hoeft Coppóe dat toch gedaan H\j had toch waarlijk den persoon van Karei EduarJ niet noodig, om eene verheerlijking van do vaderlandsliefde of van'de gehechtheid aan een vorstenhuis te schilderen. Een land, een persoon, een tijd van eigen bedenksel waren hier wèl zoo geschikt geweest. En nog zou men dit alles kunnen laten varen, als de dichter althans éóne poging had aan- gowoni om iets typisch Schotsch aan zijne personen en karakters te geven, doch ook hiervan geen spoor. De figuren, de gedachten, do woorden zijn pasklaar voor allo nation en tongen. Voor dat alles mochten lezers of toe hoorders waariyk wel schadeloos gesteld worden door hot gehalte der verzen. Maar, helaas, ook hier moet het erkend: verzen zijn hot, ja, maar poëzie is het niöt. Slechts in enkele gedeelten, de twee grootere mono logen en de kleine versjes tusschen den dialoog treedt somtijds de lyricus meer op den voor grond, voor hot overige zijn het handig en vaardig gemaakte, maar meerendoels onge voelde verzen. Het stuk, de taal er van, kan ons niet meeslepen, zy voert ons niet omhoog naar die sfeer, waarin de dichter zelf die gedachten gevoeld en doorleefd heeft. Natuurlijk niet, want do dichter is zichzelven gelijk gebleven, hy heeft den beganen grond geon oogenblik vorlaten, nergens is zijn ziel in die van den geschapen persoon overgegaan. De karakters zijn wat schetsachtig geteekend, goede over gang, logische ontwikkeling zijn ver to zoeken. Men wordt voor feiten gesteld, die men maar aan te nemen heeft, al hangen zij als droog zand samen met do voorgaando of volgende. Meer eenheid zou het drama ongetwijfeld ten goede zijn gekomen. Uit een zuiver tooneelmatig oogpunt beschouwd, is het zeer op effect berekend: een kerkhof met een vlag, een logerplaats, een woeste bergstreek, het zijn goene kleinigheden om op een bescheiden tooneeltje woer te geven. Doch aan dit oogen- mooi dankt het stuk in Frankrijk nog een deel van zijn levenskracht; holle verzen, in oen milieu van prachtige décors uitgesproken, (goed of slecht doet er betrekkelijk minder toe) hebben nooit nagelaten indruk op hot groote publiek te maken en dat zullen ze voorloopig nog wol blijven doen. Met de mooie décors valt eon van de voornaamste aantrek kelijkheden van „Les Jacobites." Behoef ik, na al het voorgaande, nog to zeggen dat het mjj teleurstelde, toen ik ver nam dat Mme Segond-Webor hier de rol van Marie, (door haar te Parijs gecreëerd, waarom Coppóe zjjn werk aan haar lieeft opgedragen) zou komen spelen? Wy Rebben de laatste twee jaren haar zóo bewonderd in de Fransche klas sieke treurspelen, dat ik dadelijk een gevoel had, dat er nu iets aan haperen zou, dat het niet zóó mooi zijn zou of maar zou kunnen zijn. Het was misschien vooroordeel, maar wij vonden, zoo dac de kunstenares, na ons de muziek der taal van Corneille en Racine te hebben doon gevoelen en genieten, nu niet moest gaan afdalen tot een lageron trap der kunst. Zou zy, het marmeren beeld, do streng klassiek gevormde, ons even machtig kunnen btkoren in de rol van het eenvoudige meisje uit de Hooglandon? Laten wij het dadelijk erkennen: Er is weor oen grooto bekoring van haar uitge gaan, zij lieeft ons woer meegesleept en betoo- verd, maar toch, het was niet dit genot, dat we gosmaakt bobben, toen wij haar in de klassieke rollen zagen. O, Mme Segond is een groote kunstenares, daaraan zal wel nie mand ooit twijfelen; zij speelt altijd prachtig,zij ontwikkelt in elke rol kracht en gloed, maar haar grootste kracht ligt toch in het klas sieke treurspel. Alle3 in en aan haar leent er zich toe, alles komt daar beter uit, het volle licht valt eerst daar op al hare heerlyk^ gaven. Zy is grootor in bet Antigone type dan in dat van Mignon. Zoo ook gisteravond; wy misten die edele verschijning, die eon zoo bolaDgrjjk doel vormt van wat zij to geven heeft; wy misten dat imposante, gebiedende, dat van den eersten aanblik af ons aangreep en geketend hield. Zy beheerschte hier niet zóó haar omgeving en het gansche tooneol als in het treurspel. Dat iemand echter, die haar daarin nooit ge zien heeft, ook ditmaal in onbegrensde be wondering, in stil genieten hoeft neergezeten, dat hy zich zelfs bezwaariyk kan voorstellen dat zy nóg mooier zou kunnen spelen, het is te begrypen. En toch is het waar. Alleen in de laatste acte kon zy hier tot haar volle kracht komen, slechts dadr kon zy alles geven. En dat alles is zoo veel, zoo veel schoons, zoo veel goeds en edelsToen was zy weer de groote, de geniale, die ons slaat met stomheid, de hooge priesteres der kunst, die opgegaan is tot de laatsto mysteriën van het h ilige der heiligen. En na het feJ, klaterend juichen, dat do schoono, zachte st-mining wreed dreigt te verstoren, zyn we heenge gaan, denkende aan dat sterver, stil voort- levondo in die hoogte, waartoe zy ons heeft weten op te voeren. "Wat te zeggon van de overige loden van dit gezelschap, meerendeels oude kennissen, die wy al in heelwat verschillende en zeer uiteenloopende karakters gezien hebben? Het is moeilyk hier niet onbillyk te zyn. Onge- twyfeld, allen doen hun best, allen toonen zelfs wel te begrypen wat zy zeggen moeten, maar daarom kunnen ze het, helaas, nog niet. Ontmoedigend is het, dat zelfs in dit voortdu rende gezelschap er by de oudo getrouwen geen den minsten vooruitgang valt waar to nomen. Alexandrynen zeggen is nu eenmaal niet het werk van iedereen, maar wie het hier niet kan, schynt het ook niet te kunnen leeren. En och, die dreun, dis dreun; dat galmen, dat brullen soms! "^isi daarin zoeken zy maar al te veol hun kracht, daaraan trachten zy hartstocht en vuur te ontleenen. Hoe vaak verviolen Angus, Lord Fingal, Duncan niet in deze fout! Bevredigend waren althans Angus in de derde en de laatste acte, Duncan in de vierde, Lord Fingal eveneens in de vierde acte. Karei Eduard was een styve, houterige persoon, bloedloos en met zyn figuur verlegen. Deze acteur mocht zich bovendien eerst wel eens een behoorlyke uitspraak trachten eigen te maken, een Franschman, die spreekt van bourzeois, un zour, lózitime, ze zette, is zelfs voor Hollandsche ooren hinderlijk. De kleine Joé was Trwmxffc. de slechtste nog niet, terwyi Lady Fingal in haar ernstige passages in de derde acta zwakke en vergeef- sche pogingen deed om elk gebaar, elke stem buiging van hare grooto kunstzuster na te doen. Aan de Schotsche krygsmuziek, zooals geen sterfeiyk oor ze nog ooit in Schotland gehoord heeft, zullen wy ons maar niet ergeren, evenmin aan de verschyning van den clan Fingal of aan het feit, dat Angus precies den zelfden mantel droeg als do vorige jaren in het oude Rome en Griekenland. Dit en der- geiyke zaken zullen wy maar als kleinighedon voorbyzien, opdat niet de herinnering beneveld worde en verflauwo aan haar, die ons ook nu weer heeft bekoord en geboeid en ons nieuwe, frissche bewyzon gegeven heeft van haar groot, byna ongeëvenaard talent. Leiden, 14 November 1895. v. B. LISSE. Geboren: Anna en CathariDa, Ds. v. G. Van Leeuwen en If. M. Van den Berk. Marinus, Z. v. J. M. Veldkuijzen van Zanten en G. M. Van Maan en. O v e r 1 e tl o nRoelof Cornelis Bakker, 13 m. SASSENHEIM. Geboren: Gerardus Hen- dricus, Z. v. M. W. v. d. Berg en A. .Scholten. Johanna, D. v. A, Smit en D. Hoek. Neoltje, D. v. W. A. Ivok en J. Van Varik. Ondertrouwd: Johannes Franken, 24 j., met Johanna Vermolen 21 j. Johanne3 Van der Schrier 23 j. met Joliunna Justina Schrior 21 j. Overleden: Johanna Adriana, 14 m., D. van M. Iloogervorst en M. C. Van dor Voorn. WOUBRUGGE. Ovo rieden: Johannes Fran- ciscus Beijk, 9 m., Z. van Theodorus Boijk en van Geertruida Schramp. RIJNSBURG. Geboren: Janus, Z. van Janus Kagenaar en Jansje Ten Donkelaar. Niesje, D. van Cornelis Van Klaveren en Cornelia Brussée. KOLONIËN. BATAVIA, 11-18 October. (SVedcï-l. en Fransche 9Iall.) Aan het verslag omtrent de voornaamste gebeurtenissen in hot gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, loopende van 15 tot en met 28 September jl., wordt door de „Java- Ct." het volgende ontleend: Groot-Atjeh. Op enkele onzer versterkingen buiten de geconcentreerde linie vielen nu en dan eenigo schoten; een inlandsch fuselier, die deel uitmaakte van de optrekkende wacht van het blokhuis aan de brug te Anak-Galoeng, sneuvelde, terwijl by eene veldontdekking buiten Anak-Galoeng een Europeesch fuselier werd verwond. Poeloe-Weh. De werkzaamheden aan de kolensteigors te Sabang vorderen goed, in aanmerking genomen de zware regens, die nu en dan tot tydeiyke staking van het werk dwongen. Onderhoorighoden. Noordkust. —De benden der fanatieke geestelyken party, die tot dicht by de kust in het rijkje van Tjoenda waren opgedrongen, kregen den 17den en lSden Sep tember eene gevoelige les door het krachtdadig optreden van onze verbonden bondgenooten, de radja's van Telok Semawé, Tjoenda, Bajoe- Soewang en Keloempang-Doea. By een alge- meenen aanval onzer bondgenooteh werden de kwaadwilligen uit al hunne stellingen verdreven en moesten zij in hun overhaaste vlucht 4 doo- den onbegraven achterlaten. Vooral de verliezen van het volk van T. Bahroen, die zich by de kwaadgezinden had aangesloten, moesten be duidend zyn. Men sprak van 5 dooden en meer dan 20 gewonden. Aan de zyde der verbonden radja's sneuvelden twee personen en werden er meerdere gewond. De benden waren gedeeltelijk verstrooid en voor een ander deel naar de bergstreken in bet Boe- loesche teruggetrokken. Onze versterking te Segh werd weder oenige malen beschoten, waardoor óén Europeesch sergeant der artil lerie, één Europeesch kanonnier en één in landsch fuselier licht werden verwond. Westkust.—Do waarnemend assistent-resi dent bezocht eenige kuststaatjes tot afdoening van eenige politieke aangelegenheden. De weersgesteldheid kenmerkte zich ook in de laatste helft der maand September door hevige regens, gepaard met sterke windvlagen. De gezondheidstoestand was weder ongunstiger. Het gemiddelde ziektecyfer per dag bedroeg 26 tegen 24 en dat van de berri-berri 15 tegen 12 gedurende den vorigen verslagtyd. Het sterftecyfór was hooger. Men deelt do „Java-Bode" mede, dat de overste A. H. W. Scheuer, wiens aanstaande pensionneering voor eenige maanden reeds werd medegedeeld, zal dingen naar de vacature in het hoog militair gerechtshof, welke zal ontstaan door het aftreden van den kolonel titulair J. B. Mack, en* dat de pensioen-aan vrage van den majoor J. F, Battaerd reeds is ingediend. Het „B. Bblad" meldt: Men meldt ons uit Bandong, dat in het district Oedjoeng- Broong 36 valsche munters zyn gearresteerd met al de gereedschappen, w. o. 35 smelt kroezen en eenig valsch zilvergeld, dat van het echte byna niet te onderscheiden was. Het is dan ook geen wonder, dat hier veel valsch zilvergeld circuleert. Da residentie Preanger schynt het brandpunt te zyn van valsche munters. De „Soer. Ct." meldt dat mr. W. F. Schimmel definitief tot haar redacteur is be noemd en dat de heer E. Fabius weer com missaris is geworden van de naamlooz© vennootschap, die haar uitgeeft. Uit Makassar wordt van 16 Oct. aan hot „Bat. Nieuwsbl." geseind: De „Tambora" is alhier gearriveerd met bet bericht van Timor, dat de gouverneur den 12den dezer van Debly is teruggekeerd, dat do orde aldaar is hersteld en do troepen flink hebben geageerd. De directeur van binnenlandsch bestuur is gemachtigd aan don heer J. D. Kobus, secre taris van het dagelyksch bestuur van het syn dicaat van suiker-fabrikanten te Soerabaia, op te dragen om zich naar het eiland Banka to begeven, ten einde den proefaanplant var vreemde suikerrietsoorten te Pangkal Pinang te inspecteeren en omtrent zyne bevindingei ter zake rapport uit te brengen. Afgewezen is bet verzoek van A. L Vogel, geboren Portier, en A. G. Swaving geboren Vogel, om gratie van bet nog t ondergaan gedeelte der straf van twintig jaren waarin is veranderd de straf des doods, tej zake van medeplichtigheid aan moord dooi het door gaven en beloften aansporen to' het plegen van moord. De „Soer. Ct." verneemt dat het kampe ment te Kapitau, Lombok, ingericht zal wordeD voor de huisvesting van zes voltallige com pagnieën. Het 2d© bataljon infanterie keert vóór ultimo November van Lombok op Java terug; naar men weet in zyn vorig garnizoen Magelang. Ten einde hiervoor de noodige ruimte te makeD, zal het 2de recruten-bataljon Magelang ver laten en verdeeld worden over Willem I eD Salatiga, terwyl het linkerhalf 4de bataljon te Willem I naar Malang zal gaan in het kampement der genietroepen aldaar. &emeenten> waar geen Agentschap van hetLeidsch Dagblad is gevestigd, wordt het Dagblad gedurende 13 weken alléén des Zaterdag-avonds toegezonden, tegen toezending van 40 Cents- liet nieuwe Post- en Telegraafkantoor te Leiden. Front aan de Brcesfraat. Voel toelichting behoeft by bovenstaande afbeeldingen hoe ons nieuw post- en telegraaf kantoor er zal uitzien, niet gevoegd te worden. Is de inwendige verbouwing gedeeltelijk, het front aan do Breestraat daarentegen wordt geheel nieuw cn veel breeder door de aantrekking van het perceel, waarin thans het aangren zende telegraafkantoor is gevestigd. Men ziet dat er van den togenwoordigen, niet eens zoo heel ouden en ook volstrekt niet onaardigen gevel, niets overblijft, maar dat deze wordt vervangen door oen in geheel anderen stijl. Vóór het gebouw staande, is aaD de linkerhand, onder den erker, de brievenbus, waar achter eeu gang loopt tot ver in hetj gebouw langs kasten, brandkluis, postlokaal en kantoor van den directeur. Do breede hoofdingang komt aan de zijde der studenten sociëteit en geeft, door een portiek, dadelijk toegang tot eone vestibule, van waar men links komt in eene langwerpige nacht- kamer voor het publiek. Rechts daarvan beriudt zich hot lokral voor den Postpakkettendienst, welke van het tegenwoordige gebouw aan de aclitergolegen Bloemmarkt naar hier wordt overgeplaatst, en links het lokaal voer den Postdienst, dat nog ruimer wordt, maar op dezelfde plaats blijft, waar het nu is, evenals het kantoor van den directeur. Aan de achterzijde van do wachtkamer komt links het loket voor de Postspaarbank. Aan het eind der wachtkamer is een portaal, met deuren naar verschillende afdeelingen en ook toegang gevende tot de achter het Postpakketlokaal liggende los- en laadplaats, welke uitkomt op een open plaats, waaraan grenzen een bergplaats voor wagens en rechts een pakketloods, links het bestellerslokaal. Van de open plaats komt men schuins links in oen poort, welke uitkomt aan de Éloem- markt, waar de brieven- en pakketpost wagens, ook die met paarden bespannen, in het vervolg naar deze plaats moeten binnen rijden, zoodat men de postkarron aan de Breestraat niet meer op den weg zal zien laden of lossen. Aan de Bloemmarkt komt, naast de poort, ter vervanging van den Pakketpost, het Tele graafkantoor, dat van de Breestraat naar hior wordt overgebracht. Van de Bloemmarkt gezieD, bevindt zich rechts de vestibule, daarachter een portaal en vervolgens de ruimte bestemd voor het publiek, dat dan links de seinkamer met hare ver schillende loketten voor zich ziet. Achter de wachtkamer voor het publiek is het Telephoonvertrek met de aangrenzende batterijkamer. De hierboven afgedrukte plattegrond geeft den tegenwoordigen en den aanstaanden toe stand te zien. De dunne lijnen duiden aan wat er weggebroken wordt en de dikkere zwarte zooals de nieuwe inrichting gelijkvloers wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 10