N°. 10956
Maandag 11 November.
A®. 1895
(Beze (Courant wordt dagelijksmet uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad
PERSOVERZICHT.
Feuilleton..
De Juffrouw van de Kiosk.
LEIDSCH
BA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In de Zaanlandsche Courant komt een stuk
voor, waarvan de schrijver den Raad van
Zaandam hulde brengt voor het door hem
uitgesproken beginsel van gelijke waar
de e r i n g en dus gelijke belooning
voor gelijke diensten. De heer Zwaar
demaker, merkt de schrijver op, toch had
uitgerekend, dat een lantaarnopsteker 44 a
45 ets. verdiende per werkuur. Dat was z. i.
genoeg. En een schoolmeester, die ook voor
verlichting zorgt, verdient eveneens 40 tot 45,
soms wel 50 ets. per uur. Hij komt dus bij
zoo'n lantaarnopsteker niet te kort en de
Raad had groot gelijk hem geen verhooging
toe te staan.
Nu de tentoonstelling te Amster
dam gesloten is, begon men, aldus Be
Standaardde Tweede Kamer vooraan, reeds
hier en daar critiek op haar te oefenen.
De voornaamste grief, die vernomen wordt,
is, dat deze Tentoonstelling niet serieus
was, en feitelijk een soort kermes se d'été
op* groote schaal bood.
Ook zegt men wel, dat het „reis- en
hotel weze n", dat eerst op den voorgrond
stond, van lieverlede geheel op den achter
grond is gedrongen. Alsook, dat de inzending
zoo verre bleef beneden hetgeen zelfs de Ant-
werpsche tentoonstelling bood. Maar veel hier
van verontschuldigt zichzelf door den korten
tijd van voorbereiding; een kortheid, die wel
voor rekening van het Comité komt, maar
een fout, die het Comité door zeldzaam be
toon van ijvor ten deele althans geboet heeft.
Hoofdbezwaar blijft alzoo hetmin-serieus
karakter en een te groote verwantschap met
een „besloten kermis".
Die grief nu richt zich minder tegen het
Comité, dat, geheel particulier, zijn tentoon
stelling kon inrichten zooals het dit goed
vond; maar veeleer tegen het Kabinet,
dat aan deze Tentoonstelling een officiéél
karakter leende, Hare Majesteit als Bescherm
vrouw liet optreden en zich herhaaldelijk
officieel liet vertegenwoordigen.
Het Kabinet deed dit zelfs nog bij het
afscheidsbanket, waar drie Ministers tegen
woordig waren, en waar één hunner, ook na
kennis te hebben genomen van het Voorloopig
Yerslag, niet zonder zekeren ophef het succes
van deze onderneming roemde.
Vergissen we ons nu niet, dan moet deze
eenigszins zonderlinge houding van het Kabi
net uitsluitend verklaard uit de buiten-
landsche relatien, waarin elke inter
nationale tentoonstelling het land, waar ze
gehouden wordt, en zoo ook min of meer de
regeering van dat land, verwikkelt.
Toen eenmaal de Italiaansche, Belgische en
Zij is weduwe en heeft een dochtertje van
elf jaren; zy zelve is nauwelijks dertig. Zy
was vier jaren getrouwd geweest met een
commies van de belastingen en kreeg gedu
rende dien tyd iets meer dan de gebruikelijke
slaag, aangezien haar gemaal, met de stipt
heid van eene torenklok, prompt eiken dag
dronken thuiskwam en dan, ook als een
torenklok, een onweerstaanbare neiging tot
slaan kreeg. Maar by deed het iets sneller
dan zoo'n uurwerk, want in weinige minuten
voelde zy, die door den heiligen band van den
echt met hem vereenigd was, al de uren en
halve uren van een geheel etmaal op haar
lichaam nederdalen.
In die vier jaren had zy zóóveel geschreid,
van verdriet en om het hulpeloos wicht, dat
haar rampzalig lot moest deelen, dat, toen de
commies eindelijk met een „delirium tremens"
werd thuisgebracht en na weinige dagen voor
de laatste maal de lucht met zyn brandenden
adem verpestte, zy geene tranen meer voor
radig had. Met haar dochtertje op den arm,
keek zy door eene reet van het gordyn den
somberen stoet na, die alleen door huurlingen
gevolgd werd. Haar hart bonsde wel, maar
dat was alleen doordat voor haren geest
opdoemde de gelukkige tyd met zyne biyde
verwachtingen, toen hy haar ten huwelyk
vroeg en zy hem, o zoo gaarne, het jawoord
gaf. Maar slechts bitterder stemde haar die
herinnering en vergrootte slechts haar haat
jegens den man, die daar weggedragen werd
en die de hoop van haar jong meisjeshart zoo
gruwzaam had teleurgesteld.
F.ansche regeeringen, zy het ook zonder ge
noegzaam voorafgaand onderzoek, zich min
of meer officiéél met deze Tentoonstelling
hadden ingelaten, was het voor onzen Minister
van Buitenlandsche Zaken raoeilyk, zich (r
geheel buiten te houden; en waarscbfinlyk
heeft de inmenging der Regeering loen htt
doel gehad, om het karakter der Tentoon
stelling althans eenigermate te verhoogen.
Juist daarom echter valt het te betr uren
dat de Minister van Binnenlandsche Zaken,
na zyn ambtgenoot het woord voerende, het
in zyn officiëelen toost óók opnam voor wat
juist bedenking had opgeleverd, en het ker
misachtig karakter dezer onderneming loofde.
Dit is niet te verschoonen.
"Waar allerwegen de neiging uitkomt, om de
Kermis voor het grooter publiek af te schaffen,
heeft het geen houding, dat de Regeering by
monde van een harer Ministers de loftrompet
opsteekt voor een „besloten kermis" ten bate
van de meergegoeden, nu niet veertien dagen
of drie weken, maar nu zes maandenlang.
Op den weg der Regeering had het, juist
omgekeerd, gelegen, dit kermisachtig karak
ter der zaak te ignoreeren, om alleen het in-
dustriöel, historisch en internationaal belang
op den voorgrond te stellen.
In het Nieuwsblad van liet kanton Ooster
hout komt het volgende voor over de kwaal
van te vroeg pensionneeren:
Keer op keer hebben wy er reeds op ge
wezen, dat zoowel by de marine als by het
leger de hoofd- en opperoffieieren veel te
vroeg gepensionneerd worden. Behalve dat
het Land daardoor een aantal uitstekende
krachten verliest, die nog jaren goede diensten
zouden kunnen presteeren, kost deze lief-
hebbery, die de achtereenvolgende Regeoringen
van elkaar schynen overgenomen te hebben,
jaarlyks een niet onaanzieniyk bedrag. Dat
dit geld veel beter zou kuünen besteed worden,
behoeven wy nu niet voor de honderdste
maal aan te toonen.
Opmerkeiyk mag het genoemd worden,
dat niemand minder dan de oud-vice-admiraal
Mc Leod iemand, die zeker alleszins be
voegd is in deze een woord mee te spreken -
thans zyn stem tegen hetzelfde euvel verheft.
Er bestaat tegenwoordig als ware het een
manie, zegt hy, om zoo kort mogelyk dienst
van de officieren te hebben. Steeds jonger
worden de hoogsten op pensioen gesteld,
steeds onder de laagsten aangesteld. Nu is
do minimum-leeftyd, om op het Instituut voor
de Marine te komen, alweer met een jaar
verhoogd. Yroeger waren de adelborsten 16
a 19 jaar oud, thans zullen zy 19 a 25 jaar
kunnen zyn.
Vroeger werd men soms luitenant voordat
men 19 jaar telde, terwyl de vice-admiraals
ouder dan 60 waren. Men kan aannemen,
dat een zee officier begint dienst te presteeren
wanneer hy luitenant 2de klasse wordt. Ge-
Na zyn dood moest zy vreeselyk tobben.
Zy naaide van den vroegen ochtend tot laat
in den nacht, maar zy kon door het harde
werken al niet magerder en bleeker worden,
dan zy 't werd onder de regelmatig aan
gewende hulpmiddelen van den overleden
commies.
Na eenige jaren kwam er een gezegende
uitkomst. Door protectie van eenige mensch-
lievonde dames, voor wie zy gewerkt had,
werd zy chef-de-bureau in een kiosken daar
zat zy dan van des morgens acht tot des
avonds tien uren achter en tusschen stapels
couranten, door het vierkant raampje te koe
keloeren in de wy'de, wyde wereld.
Haar dochtertje, een zwak, lief kindje, kon
men eiken middag om één uur, voordat zij
naar school ging, de éón-persoons-wereld,
waarin hare moeder den schepter zwaaide,
zien binnentreden met een rood pannetje met
eten, dat de juffrouw, met wie zy samenwo
nen, had gereedgemaakt. Dan werd er een
tweede plank voor het raampje gezet, zoodat
slechts door een smalle reet een blik in de
kiosk kon worden geworpen. Dan vouwden
moeder en kind eerbiedig de handen en baden
om zegen op den soberen inhoud van het
roode pannetje en gebruikten daarna samen
het maal, zóó gelukkig en tevreden, alsof de
commies nog leefde en een zorgend vader en
echtgenoot voor haar was.
Eindeiyk zag men de plank voor de opening
van de kiosk weer verdwynen, het kind
omhelsde hare moeder en spoedde zich naar
school, het roode pannetje werd in een hoek
op den grond gezet en een uur later kwam
de juffrouw het halen en bleef dan meteen
een half uurtje praten.
Dat was in het begin al de conversatie, die
zy had. Na eenigen tyd kwam daarin ver
andering. Hare kiosk lag vlak aan een tram
s:eld dat hy dit wordt op zyn 19den verjaar
dag, en dat hy als vice-admiraal op zyn
63sten eepensionneerd wordt, dan heeft de
Staat 44 jaren dienst van hem gehad Met
hst tegenwoordige systeem kan het gebeuren,
dat men eerst op zyn 26ste jaar luitenant
2de klasse wordt. Maakt zoo iemand gebruik
van zyn recht om op zyn 50ste jaar pensioen
te vragen, of vergunt men hem om zelfs tot
zyn 60ste jaar door te dienen (in de laatste
4 jaren had dit niet plaats», dan heeft hij 24,
hoogstens 34 jaar dienst bewezen.
De vice-admiraal komt tot dezelfde conclu
sie als die wy reeds herhaaldeiyk uitspraken
de som der pensioenen voor „langdurigen"
dienst stygt voortdurend. Hoevelen zegt
hy verder van de aldus gepensionneerden
zouden, hoe „langdurig" ze ook gediend heb
ben, nog jarenlang goede diensten hebben
kunnen bewyzen
Het verheugt ons, dat eindeiyk ook eens
een man van de reputatie en het gezag van
den vice-admiraal Mac Leod den moed heeft,
luide te zeggen wat vélen in het Land tegen
de borst stuit. Maar zal het nu by dit zeg
gen blyven? Zullen nu geen daden op deze
woorden volgen? Hebben wy dan, indien de
Ministers van Oorlog en Marine hardnekkig
aan de oude sleur vasthouden, geen militaire
afgevaardigden in de Kamer, die er juist heen
gezonden zijn, om by dergeiyke quaesties als
deskundigen en voorlichters op te treden?
Kapitein ter zee Guyot, overste Van Ylymen,
kapitein Seret, van deze mannen mocht
zeker verwacht worden, dat zy aan dergelyke
misstanden een einde zullen maken, voor
zooveel dit in hun macht is althans. Wy
vertrouwen dan ook, dat zy by de aanstaande
behandeling der begrootingen van Oorlog en
van Marine, die daartoe een ongezochte ge
legenhsd aan de hand doen, niet zullen nalaten,
dit punt op ernstige wyze ter sprake te bron
gen. Het had al lang vroeger moeten gebeuren.
In het Landbouw- Weekblad wordt een woord
van deernis gewydaan het lot van oude,
afgeleefde paarden. Slechts één mid
del weet de schryver, om daarin verbetering
te brengen en het goede, trouwe en gedul
dige dier een kommervollen ouden dag te
spareD, en dat ishet wegnemen van het
vooroordeel, dat paardenvleesch voor de men-
schelyke consumtie niet goed zou zyn.
Eigenlyk, zegt de schryver, kan niemand
zich rekenschap geven van zyn afkoer van
paardenvleesch. Ieder weet, dat het paard
een zeer zindelyk dier is. Stel daartegenover
nu eens een varken 1 En toch varkens-
vleesch, spek, worst, enz., lekker, nietwaar,
en een delicatesse op menige fijne tafel? Uit
het oogpunt der voedingsleer kan er geen
enkele gegronde aanmerking tegen het gebruik
van dat vleesch gemaakt worden. Het gaat
er mee als met het gebruik van natuur- en
kunstboter.
Zonder het te weten, hebben we allen ver-
moedeiyk wel meer dan eens paardenvleesf h
gegeten in worst. Het vooroordeel teg n het
gebruik van paardenvleesch, dat voor honder
den jaren den mensch als 't ware ingeönt is,
heeft al ennormo schade veroorzaakt aan het
nationale vermogen. De toeneming der waarde
van het paard, door het gebruik van zyn
vleesch, is zeer belangryk.
Wie een beest, dat ia vorval is, maanden,
ja zelfs jaren ziet kwellen ten doode toe, zal
moeten toegeven, dat dit een vivisectie is,
gruwzamer dan die, uitgevoerd met mes en
pincet. Konden de paarden klagen, onze
straten zouden vaak weerklinken van het
jammerge8chrei dezer ongelukkige dieren l
lyri, ongeveer in het midden van het traject.
Honderden trams reden daar op een dag
voorbijwat wonder, dat de juffrouw, als zy
haar „Vliegend Blad" „uit" had, zich van tyd
tot tyd, met de breikous in de hand, een
weinig vooroverboog om door haar raampje
naar de menschen in en op de tram te
zien.
Eens, nadat zy dat al weken, maanden
gedaan had, ontdekte haar oog op het achter
balkon van een der rytuigen een nieuwen
conducteur, een knappen, flinken borst, die
daar zyn eersten rit maakte. En, 't was zon
derling, spoedig wist zy op de minuut af,
wanneer het rytuig No. 696 daar passeeren
moest, en dan boog zy altyd het hoofd voor
over, om ongemerkt naar den knappen con
ducteur te zien. Zelfs als zy mot haar doch
tertje het middagmaal gebruikte, en die tram
kwam voorby, dan stond zy haastig op en
gluurde door de reet boven de plank. En al
meer en meer boog zy het hoofd voorover,
zóó ver zelfs ten slotte, dat haar gelaat
geheel voor de opening zichtbaar was.
En eindeiyk, daar richtte ook de conducteur
zyne oogen op de kiosk en staarde met
eenige verbazing in die groote, zwarte oogen,
in dat bleeke, maar schoone gelaat, dat licht
blozend haastig teruggetrokken werd. En toen
hy by den volgenden rit daar weer voorby-
kwam, toen keek hy nauwlettend toe en
zag in het halfduister, meer naar achteren
in de kiosk, diezelfde groote oogen met be
langstelling naar hem staren. En de derde
maal zag hy ze weer, maar meer naar voren,
en hy knikte en zy glimlachte, en de zesde
maal knikten en glimlachten ze allebei.
Toen was het ys gebroken I By eiken rit
wuifden zy elkander met de hand toe en zy
bloosde dan van genoegen. Des morgens by
den eersten rit riep hy zelfs: „Goeie morgen
In Het Niéuws van den Dag zegt „een
vakman" het volgende over spek voor
de soldaten:
Het Algemeen Nederl. Advertentieblad weet
mede te deelen, dat de Minister van Oorlog,
by de aanbesteding van spek ten behoeve
der soldaten-menages, met 1 Jan. a. 8. prys-
opgave zal vragen van spek m e t en spek
zonder stempel van den „Nederl. Slagers-
bond," omdat het zooals het blad verder
meedeelt in den laatsten tyd meermalen
voorkwam, dat het Amerikaansche spek
oneetbaar was en men nu beproeven wil
Holland8ch spek te doen leveren, wanneer
het verschil in prys niet te groot is.
Indien dus het verschil tusschen H o 1-
landsch en Amerikaansch te groot
is, zal de soldaat moeten bly'ven eten Ameri
kaansch dat meermalen oneetbaar isl
Ik voor my geloof, dat de verschillen niet
zoo groot zullen zyn; in elk geval zal dit
aan het Ryk Diet zulke reusachtige sommen
kosten, als de dagbladen dezer dagen wisten
moe te deelen, doch aangenomen, dat
het verschil voor het Rijk van eenige bo-
teekenis is, zou het dan wenschelyk zyn het
Hollandsche spek niet te nemen, doch
wél voor een koopje het Amerikaansche,
om ten slotte een artikel te ontvangen, dat
oneetbaar is?
Het geld, voor zulke levensmiddelen
besteed, is eenvoudig weggesmeten!
Dit zou eene zuinigheid zyn, die de wys-
heid bedriegt.
Yoor den soldaat is de tegenwoordige toe
stand al zeer treurig.
Niet alleen is zyn spek dikwyis oneetbaar
(en het wordt dan maar in den vuilnisbak
geworpen), maar dit oneetbare spek, aange
wend by de bereiding van eetwaren, bederft
bovendien zijn middagpot!
We hebben ons wel eens afgevraagd:
waarom krygt de zeemilitie gestem
peld Hollands ch spekwaarom vraagt
do Minister van Koloniën voor de troepen in
Indiö gestempeld Hollandsch spek
waarom schryft zelfs de Minister van Justitie
voor de gevangenen inlandsch spek
voor (zie o. a. aanbesteding voor u - -
vangenis te Goes), en waarom is voor de
landmacht een stuk Amerikaansch go«d
genoeg?
Is onze landsverdediger dan minder in tel?
Intuaschen, de tegenwoordige Minister v n
Oorlog toont in dezen verbetering te willen
brengen; niet alleen zyn dezer dagen bilfike
bepaljngen omtrent keuring en herkeuring van
levensmiddelen vastgesteld, ook bet vragen
van tweeërlei pry zen voor spek met of
zonder Bondsstempel (door welk stempel
de herkomst bewezen wordt) bewyst dat de
Minister ernstig naar verbetering zoekt.
Van harte hopen wy, dat Zyne Excellentie
zal kunnen besluiten, gestempeld Hol
landsch spek te nemen; hier toch geldt 't
vooral: dat alle waar naar zyn geld en
goedkoop dikwyis duurkoop is.
Het Handelsblad doet een goed woordje
voor een klasse van ambtenaren, die wel in
de ongunstigste positie van alle ambtenaren
vorkeeren. Het zyn de klerken by
'sRyks belastingen,
Indertyd heeft minister Pierson eenige ver
betering gebracht in hunnen toestand. Hy
heeft bepaald, dat klerken, die minstens 30
jaren oud zyn, minstens vyf dienstjaren als
klerk achter den rug hebben, en gedurende
de laatste twee jaren minstens f 360 be
zoldiging hebben genoten er biyken dus by
de belastingen personen van 30 jaren te zyn,
die nog geen f 360 per jaar verdienen! in
aanmerking kunnen komen voor een be
noeming als Ryksklerk op een maximum
salaris van f 1200 en met recht op pensioen
na veertig jaren dus ten vroegste op 70-
jarigen leeftyd.
'tWas een verbetering en men was er dus
dankbaar voor, maar 't was er dan toch eene
verbetering naarl
Yan de 825 klerken zyn er pas 60 tot
Ryksklerk benoemd.
Thans hebben de anderen zich tot de Tweede
Kamer gewend met verzoek om eenige meer
dere lotsverbetering. Zy vragen:
lo. verlaging van den leeftyd voor de be
noembaarheid tot Ryksklerk tot 23 of ten
hoogste 25 jaren;
2o. bepaling dat niet enkel op kantoren
der vyf hoogste, maar ook der 6de en zoo
noodig der 7de 'en 8ste klasse één of meer
Ryksklerken kunnen aangesteld worden;
3o. directe bezoldiging van de Ryksklerken
uit de Staatskas;
4o. indeeling der betrekking van Ryksklerk,
in klassen, met een miniman -bezoldiging
van f 500, en een maximum van f 1500, en
bevordering tot een hoogere klasse naar
anciënniteit.
juffrouw 1" En dan antwoordde zy vrooiyk:
„Dag, conducteur!"
Dat duurde zoo geruimen tyd. Maar eens,
toen by een vryen dag had wat voor haar
de ongelukkigste dagen van haar leven wa
ren stak hy plotseling zyne hand door
haar raampje en verschrikte haar door zyne
woorden: „Dag, juffrouw. Wel, hoe gaat het?"
Haar hart klopte weer even vrooiyk als op
den dag, toen de commies haar ten huwelyk
vroeg, toen zy den conducteur de hand drukte
en antwoordde: „Dank u, heel wél! Hoe
vaart u?"
Hy bleef lang met haar praten, onder vroo
iyk gelach, en toen hy ging, had hy verlof
gekregen om haar des avonds te tien uren
aan de kiosk af te halen. Hy kwam precies
op tyd; en de samenwonende juffrouw maakte
zich zeer ongerust, dat hare contubernale,
die altyd zoo stipt op haar tyd was, nu zoo
lang wegbleef en eerst om elf uren thuis
kwam. En de samenwonende juffrouw maakte
zich nog zeer dikwyis ongerust op de vrye
dagen van dezen conducteur en verbaasde
zich zeer, dat de juffrouw van de kiosk zoo
vrooiyk was. Ze zong haar hoogste liedje
uit, terwyl ze in de late avonduren haar
huiseiyk werk verrichtte; een blos van ge
zondheid en levenslust begon langzamerhand
hare bleeke wangen te kleuren, en hare vaste
klanten aatf de kiosk verwonderden zich over
de vriendeiyke spraakzaamheid van de vroeger
zoo in zichzelve gekeerde juffrouw, en iedereen
ontdekte nu wat de conducteur al dadeiyk
gezien had dat zy schoon, zeer schoon was.
Op zekeren noodlottigen avond, toen hy
weer zyn vryen dag had en haar, als naar
gewoonte, kwam halen en zy lang hadden
gekoosd en gekust, fluisterde zy hem in het
oor, dat, als hare eer hem lief was, zy hun
huwelyk niet al te lang moesten uitstellen.
Wy lezen in Het Nieuws van den Dag:
Snel Recht. Over het toenemen van
de bandeloosheid, de moedwilligheid, de
„Maar, kind," zei hy met een glimlachje,
heel kalm, „je wilt me toch geen twee jaar
in de cel laten stoppen?"
Plotseling stond zy stil aan zyn arm en
hield hem terug, terwijl ze hem angstig in
zyn koel gelaat staarde. „Twee jaar in de
cel?" herhaalde zy op een zóó onkenbaren
toon, dat haar keel dichtgeschroefd scheen.
„Welja, ik ben verleden jaar pas getrouwd;
ik kan dat nu toch niet alweer doen; dat
willen de „heeren" niet hebben l"
Met een gil liet zy hem los, sloeg de han
den radeloos boven het hoofd en holde voort
in den duisteren nacht.
Hy keek haar na, totdat ze uit het gezicht
verdwenen was. „Malle meid!" zeide hy toen.,
„'t Is waar ook, daar had ze me nog nooit
naar gevraagd en ik had ook vergeten het
haar te zeggen 1"
Toen giüg hy naar huis, naar zyne vrouw
die haren knappen jongen man met een flin
ken kus ontving.
En als hy don volgenden dag zyn eerst?
rit deed en tersluiks naar de kiosk keek,
was deze gesloten. Allo menschen kwamen
tevergeefs om de ochtendbladen. Eerst na
een paar uren werd zy geopend, doch een
ander gezicht verscheen achter het raampje.
Midden op den dag zag de conducteur een
brancard, gevolgd door eenige jongens, naar
het Gasthuis brengen, en een juist op de
tram springend heer vertelde dat daar het
ïyk „ging" van „een" juffrouw van „een"
kiosk, dat zooeven in het Vondelpark (Am
sterdam) was opgevischt.
De conducteur ging den wagen door naar
het vóórbalkon en bleef daar een poosje
zwygend achter den koetsier staan. Toen
kwam hy terug en zei nog niet geheel o*
zyn gewonen toon: „Asjeblieft, heeren 1"