Aan den eervol uit 's lands dienst ontslagen
concierge bij het departement van koloniën,
H. R. Vervloet, met ingang van 1 October
1895, een jaariyksch pensioen van f 609
Verleend.
r
~3
Praatjes over Kunst
Vlokken.
LX VI.
„Van het publiek in de grooto
steden van ons land ben ik niet op
de hoogte en daarover kao ik dus
niet oordoelo'j, maar in bot belang
van de zaak zelf is bet beter zich
aan do voordracht zonder toelichting
van de poëzie dor jongeren voor
een publiek iu de kleinere steden
niet te -■•«on. Ziedaar een raad ter
over'.\eb. g aan de spr-kers op
Kots- en andere avonden"
(N R. C., 9 Nov. JI.. late Blad B.)
Met aandacht volg ik immer hetgeen de
heer v. B. in dit blad over ons Tooneel
schryft, doch bijzonder benieuwd was ik zijn
oordeel over Sudermann's „Schmetterlings-
hlacht" te vernemen. Nu velen niet in de
gelegenheid waren deze opvoering bij te
wonen, heeft zulk een doorwerkt verslag des
te meer waarde.
-Dat my de rechtmatig gouite boosheid
over de hoiiding van een groot deel van do
Jieidsche toehoorders, in dat schrijven, bij
zonder hoeft getroffen, wil ik wel grif-weg
bekennen.
In andere steden, in Den Haag bijv., is
het publiek, dat i.ts niet bogrijpt, helaas
evengoed lachs. Albert Verwey werd by de
terste opvoering van zyn „Joden" het verzen
zeggen bykans gewoonweg onmogelijk go-
maakt, en eonigen tijd goleden gaf Lugné
Poë's gezelschap er Maeterlinck's fijn gevoeld
drama „Pelléas et Mélisande," waar de houding
voor 't auditorium al evenmin te pryzen viel.
Met den hoer v. B. ben ik het eens dat de
lachers om Sudermann's stuk ^ook al werd
het slecht opgevoerd, zooals hier echter geens
zins 't geval bleek), toonen het drama niet
te begrijpen, en is zyn medelyden voor hen
gemotiveerd.
Mocht nu het schryven van den heer v. B.
echter eindelijk eens voorgoed een einde
maken aan de slechte gewoonten, die ons
kunstminnend publiek aankleven! Mocht
nu eens vooral door velen worden begrepen,
hoe hinderiyk het is voor menschen, die niet
naar do comedie gaan, als naar een thee-
avondje, te worden gestoord in de subtiele
geni tingen, waaraan anderen jammer genoeg
vreemd moeten biyven.
By 't voorlezen van een gedicht hindert
immers 't minste nevengeluid.
Hoeveel erger wanneer dat geluid dan aan
't krytend uiteenschouren van linnon herin
nert En is 't te veel gevergd ook ietwat aan
do hoffelykheid te denken, die tegenover
artisten als de Rotterdammers toch allerminst
misplaatst kan worden geacht?
Hoe nauwkeurig ook de reproducties naar
meesterwerken worden vervaardigd, en welke
zorg ook aan do uitvoering er van mogen
worden besteed, toch biyven deze zoo vor
benedon het originoel, dat zy eigeniyk niet
hooger dan als een zwakke afschaduwing mo
gen worden gesteld.
Zoo kende ik Albrecht Dürer's zoogenaamd
„Leeuwen-wapen" wel van een lichtdruk uit
üe „Heraldische Kunstbhltter", doch nu ik
thans een fraai oorspronkeiyk exemplaar van
die zilverets mocht bekyken, valt er een kolos
saal onderscheid tusschen origineel en repro
ductio waar te nemon.
Heeriyk, genotvol voor 't oog is 't, dio
zuivere lynen to bestudeeren, die het door zoo
vaste hand bestuurdo buryn in't metaal trok.
Het leeuwenkopje in 't schild is vol expressie,
en do anatomie van lyf en klauwen is wonder
bestudeerd, al is aan hot Heraldisch styli-
seeren ook niet in 't minst te kort gedaan.
"Want Düror, die m. i. juist in dit blazoen
toonde, dat do machtige bekoring dor Qothiek
hem nog by lango na niet verlaten had, is
nimmer de regelen der wapenkunde te buiten
gegaan, en na zyn „stervende Neurenberger
bruid", en v. Roggendorff's wapen, is dit,
met den leeuw en don haan een der fraaiste
specimina van don meester.
De heer Warnocke vermoedt dat het wapon
dat van 't geslacht de Berghes voorstelt, oor
spronkeiyk uit Ylaanderon afkomstig.
Voor enkele dagon slechts ontving ik deze
schoone druk onder myno berusting, en, ten
einde ook anderen kennis te doen nemon
van dit juweeltje van aloudo graveerkunst,
deel ik mede dat 't Zondag en Maandag a. s.
in de Lakenhal, op aanvrage by den concierge,
te bezichtigen zal zyn.
De „Historische Galery", waarover zooveel
geschryf en gewryf is geweest, is „weer
onder dak", zooals de heer Haverman in „De
Kroniek" schreef. Do „N. Rott. Ct." nam zyn
raak en aardig gesteld stukje over.
Er is schande over geroepen dat die „keur-
collectie" voor een appel en een ei van de
hand werd gezet, en zelfs deelde iemand my
dezer dagen mede dat nu schilders en critici
zich gemotivoerd konden ergeren.
Intusschen is het zeer middelmatige ver-
tamelingetje thans beland by een kunstver
zamelaar, die er prat op schynt te gaan veel
gouden lysten mot schilderwerk op te bergen.
Gelukkig, dat het zaakje niet 't land uitging;
want 't zou toch al te bedroevend zyn, indien
naar deze rammelende verzameling het peil
onzer tegenwoordige schilderkunst in 't buiten
land kon worden afgemeten.
Binnenkort zal in het Stedeiyk Musoum
eene serie photo's worden geëxposeerd, van
Caïro, Memphis, Athene, Olympia, Jeruzalem,
Syrië, Bethlehem, Damascus, enz.
In de November aflevering van het Twee-
maandelijksch Tijdschrift komen zeer belang
wekkende brioven voor van den schilder
Joban Thorn Prikker, aan zyn in China ver-
biyf houdenden vriend Henri Borel. Zy zullen
naderhand compleet worden uitgegeven, en
later allerbelangrykst biyken voor de kennis
van den stryd, deze jongste jaren op kunst
gebied gevoerd. C. V.
Loon cn Arbeidsduur.
Door prof. mr. W. Van der Vlugt werden
op de Debating-Society te Leiden de volgende
stellingen verdedigd:
Ten behoeve der werklieden, in dienst ge
nomen door aannemers van openbare werken,
mogen van de betrokken besturen regelingen
worden verlangd
o. van een maximum arbeidsduur, mits
daarby geene beperking van werkloosheid,
maar enkel voorzorg tegen uitputting der
werkkracht worde beoogd;
b. van een minimum-loon, mits het doel
slechts zymisbruiken van een deloyale con
currentie der aannemers te keeren, en niet
den standaard van het weekloon kunstmatig
op to dryven.
TWEEDE KA 51 EK.
StaalsbcgroolingBinnenlandsclie Zaken.
Biykens het voorloopig verslag over Hoofd
stuk V (Binnenlandsche Zaken) der Staatsbe-
grooting voor 1896 verklaarden vele leden
met leedwezen kennis to hebben genomen
van het eindcyfer dezer begrooting, dat niet
minder bedraagt dan f 13,872,000 en f 425,000
hooger ie dan het toegestane bedrag voor
1895.
Eene zoo grooto uitzetting van uitgaven
achtten zy bedenkelyk en men kwam tot de
slotsom, dat hot finantiëel beleid van den mi
nister niet is good te keuren. Ook de wyze,
waarop de minister sommige poston op de be
grooting brengt, werd door eenige leden als
oen grief tegen diens finantiëel beleid te berde
gebracht.
Op grond hiervan verklaarden vele leden
on onder hen enkele, die voor de voorstellen
des ministers op zichzelven sympathie haddon,
dat, mocht de begrooting niet aanmerke-
ïyk besnoeid worden, zy zich niet gerechtigd
zouden achten, daaraan hunne stem te geven.
Deze beschouwingen blovon niet onweerspro
ken. Vele leden achtten de gri^f niet billyk.
Deze leden keurden het goed, dat de minister
op onbekrompen wyze gelden aanvraagt, waar
dit hem voor de behartiging van gewichtige
volksbelangen noodig toeschijnt. De minister
kon dan ook in het algemeen op den 6teun
dezer leden rakenen; de geest, dio uit de nieuw
op do begrooting gebrachte posten sprak, had
hunne instemming.
In de meeste afdeelingen waron leden, naar
wier gevoelen het bevreemding moest wekken,
dat de minister ondor de tegenwoordige politieke
omstandigheden gemeend heeft, eene begrooting
als deze te moeten indienen.
Sommige dor leden, die op dit standpunt
stonden, voegden hieraan toe, dat het denscbyn
heeft, alsof deze minister, gebruik makende van
do tegenwoordige politieke omstandigheden,
datgene tracht door te dry ven, waarvoor by
als lid der Kamer steeds gey verd heeft, maar
op het bereiken waarvan, onder andere omstan
digheden, geen kans zon bestaan.
Door vele leden werden deze beschouwin
gen geenszins gedeeld. Ten stelligste werd
ontkend, dat door de begrootingsposten, welke
in de eerste plaats aanstoot schenen t* geven
in oonig opzicht to kort zou worden godaan,
aan de voorstanders van het byzonder onder
wys. Naar aanleiding van de verklaring des
ministers, dat het wetsontwerp tot regeling
van subsidiën voor middelbaar onderwys voor
meisjes wordt voorbereid, drongen sommige
leden er by den minister op aan, stellig en
onomwonden te willen vorklaren, wanneer de
indiening kan worden tegemoet gezien.
Naar de meening van enkele leden wordt,
naarmate de voor ons hooger onderwys noo
dig geachte uitgaven telken jaro en ook
thans weer grootere sommen eischen, des
te klemmender de beantwoording der vraag,
of niet door opheffing van eene der univer
siteiten of van één of rnesr der faculteiten
aan sommige bestaande boogescholen, naar
beperking der uitgaven moet worden gestreefd.
Enkele andere loden verwachtten alleen
verbetering van opheffing van het openbaar
hooger onderwys en van oprichting van by-
zondere universiteiten.
Door velen werd in deze beschouwingen
niet gedeeld. Bovendien waren zy van oor
deel, dat, nu van opheffing van Ryks-univer-
siteiten of van faculteiten geen sprake is, het
onderwys, dat gegeven wordt, zoo goed mo
geiyk moet worden ingericht. Zy konden zich
met verbetering daarvan ten volle vereenigen.
Door enkele leden werd de vraag gedaan,
of de tyd niet is aangebroken om aan de
landbouwkunde een plaats onder ons hooger
onderwys toe te kennen.
Andere leden meenden, dat, blykens de
ervaring, in vroegeren tyd opgedaan, hooger
onderwys in do landbouwkundo wel jaarlyks
belangryke uitgaven zou noodig maken, maar
weinig vruchten zou afwerpen.
Naar aanleiding van afkeurenswaardige
handelingen van studenten aan onze ryks-
universiteiten in den zoogenaamden groentyd
gepleegd, werd de vraag gedaan, of de Regee
ring maatregelen zou willen nemen, om der-
gelyke feiten voor de toekomst te voorkomen.
Onder meer werd aanbevolen by de Senaten
der universiteiten aan te dringen op stren
gere toepassing van art. 82 der wet op het
Hooger Onderwys.
Men wees op den ongunstigen uitslag der
examens in de faculteit der rechtsgeleerdheid
te Leiden, en vroeg, of de minister ook kan
nagaan, waaraan die ongunstige verhouoing
te Leiden is toe te schryven.
Het voorstel dos ministers om een nieuwen
leerstoel op te richten in archaeologie en oude
geschiedenis maakte een onderwerp van ge-
dachtenwisseling uit.
Sommige leden verklaarden, op de gronden,
in de Memorie van Toelichting aangegeven,
met dit denkbeeld in te stemmen.
Enkelen voegden er by, dat zulk een leer
stoel ook te Utrecht noodig is.
Vele andere leden opperden bedenkingen,
In de eerste plaats vreesden sommigen, dat,
indien tot de oprichting werd besloten, weldra
ook voor andere universiteiten de noodzake-
ïykheid van aanvulling van het onderwys in
de beide bedoelde vakken zou worden betoogd.
Er waren ook verscheidene leden, die vooral
bezwaar hadden tegen de vereeniging der
archaeologie met de oude geschiedenis.
Op grond van oon en ander drongen deze
leden er bij de Regeering op aan, don hoog
leeraar in de algemeene geschiedenis te Leiden
op te dragen, ook de oude geschiedenis te
onderwyzen.
Ten slotte werd door enkele leden betoogd,
dat Groningen de aangewezen universiteit zou
zyn voor een hoogleeraar uitsluitend in de
archaeologie.
Vry algemeen vond instemming het voor
nemen des ministers, om in het ziekenhuis
te Leiden de verpleging op te dragen aan
inwonende verpleegsters, die zich tot levens
taak hebben gesteld, hulp aan zieken te ver-
leenen en die daarvoor opleiding hebben
genoten.
Tegen den voorgenomen bouw van een
Dieuw laboratorium voor organische schei
kunde hadden sommige leden, mot het oog
op den toestand der rijksfinanciën, bezwaar.
Zy achtten het wenschelyk daarvan voor
loopig af te zien.
Enkele andere leden waren in het algemeen
niet geneigd voorstellen als dit te steunen.
Tegenover de bedenkingen en opmerkingen
verklaarden vele andere leder, dat zy zich
met het voorstel des ministers konden ver
eenigen. De toestand eischt dringend voor
ziening.
Door verscheidene leden werd verklaard,
dat zy zich hun oordeel over de te Utrecht
te stichten klinieken voor de heelkunde, de
phyeffiatrie en de neurologie wonschten voor
te behouden, aangezieu, zoolang de onder
handelingen met het gemeentebestuur van
Utrecht niet zyn afgelooptn, de gegevens
voor eene beoordeeling nog ontbreken.
Tegenover het gevoelen, dat geen nieuw
Elhnographisch Museum moet worden gesticht,
zoolang 's Ryks financiën niet beter zyn, waren
zeer vele leden in beginsel geneigd verbe
tering te brengen in den treurigen toestand
dezer belangrijke verzameling, ten gecolge van
hare slechte huisvesting te Leiden.
Een groot aantal leden was tegen verplaat
sing van het Musoum uit Leiden naar elders,
hoofdzakelyk wegens hunne bezwaren tegen
losmaking van de instelling van universitair
onderwys, wegens het historisch recht van
Leiden op de vestiging van de collectie, en
wegens de hardheid jegens de gemeente Leiden,
die zelfs een terrein voor het museum be
schikbaar stelt, een terrein boter geschikt,
dan hot naar men wil vochtige Ryksterrein
aan het Bezuidenbout te 's-Gravenbage.
Vele andere leden gaven aan de overbren
ging van het musoum naar 's Gravenhage do
voorkeur, wegens het moerdero nut, dat die
verzameling in dat centrum kan stichten.
's-Gravenhago, veel bezocht, ook door
vreemdelingen, is gemakkelyk uit Delft en
Leiden te bereiken. Enkelen braken oen lans
voor Utrecht en verscheidene leden wensch-
ten de overplaatsing naar Amsterdam, als de
stad met het grootste vreemdelingenverkeer
en alwaar het Paleis voor Volksvlyt voor
dit doel ware in te richten, misschien nog
met geldelyken steun van vermogende
Amsterdammers.
Aangedrongen werd op maatregelen ter
voorkoming dat andermaal, geiyk dezen zomer,
een tentoonstelling of andere publieke ver
makelijkheid, die groot brandgevaar oplevert,
zal worden gehouden in de onmiJdellyke na-
byhrid van 's Ryks Museum, dat zooveel
schatten bevat.
Ten sterkste werd er op aangedrongen er
voor te waken, dat publiceering der Troon
rede niet op straat geschiede vóór zy is
uitgesproken.
Gr e ui e n g- cl IV i e ii w s.
Men bericht ons uit Oegstgeest:
Door een aantal inwoners van Oegstgeest, die
woonachtig zyn ten noorden en ten noord
westen van den overweg der Hollandsche
IJzeren-Spoorweg-Maatschappy naby „Zomer-
zorg", zullen pogingen worden aangewend
by den Raad van Administratie dier Maat-
schappy te Amsterdam, tot het verkrygen
van een voetbrug over dien overweg. Mocht
genoemde Raad goedgunstig daarop beschikken,
dan voorzeker zouden niet alleen de inwoners
van Oegstgeest, maar ook van Leiden en van
nog verschillende gemeenten daardoor gebaat
worden. Het is voorwaar niet aangenaam by
koud en guur weder te moeten wachten, ja,
soms wel een kwartier ten gevolge van het
rangeeren der treinen, of door het aankomen
en vertrekken van treinen. Wy hopen dan
ook van harte dat die pogingen zullen mogen
slagen.
Te Koudekerk ontstond in de
hooischelf van don heer S. H., landbouwer
aldaar, brand. Hooibroei kan als de oorzaak
worden aangemerkt.
Gisternacht te ongeveer 3 uren
ontstond een vry felle brand in een perceel
aan den Z.-W. Buitensingel No. 8 (de z. g.
Zoutkeet) te 's Gravenhage. Het huisje, sedert
korten tyd bewoond door den photograaf v.
W., diens vrouw en een kostganger, brandde
nagenoeg uit. Als oorzaak verneemt men
onvoorzichtigheid met licht, daar do commen
saal, zich te bed \>egevendo, een nachtlampje
te dicht in de nabyheid van de trap zou. ge
plaatst hebben.
Door tusscbonkomst van het
Dagelyksch Bestuur van Den Haag worden
door den geneeskundigen inspecteur in Zuid-
Holland gegevens verzameld, om zich te ver
gewissen hoe, ingeval besrnettelyke ziektege
vallen in gestichten enz. voorkomen, wordt
gehandeld, en dat met het doel om te voor
komen, dat eventueal de besmetting zich voort-
plante of later worde overgebracht in de woning
waaruit de lyder afkomstig is.
Door H. M. de Koningin is de ge
vangenisstraf van één maand, waartoe J. Drijf
hout, kapitein der stoomboot „De Drie Ge
meenten" te Hoeren veen, was veroordeeld
wegens mishandeling, veranderd in 50 bo9te.
De vrouw in de Bickerstraatte
Amsterdam, die in een vlaag van waanzin
baar man, toen deze in 't schaftuur op zyn
kamer lag te slapen, met een byl verwondde,
is gisteren naar het gesticht Meerenberg ge
transporteerd.
Men schryft uit Arasterdam aan
de „N. R. Ct.":
Alhier is eene dame gearresteerd, die eer
lang in het huwelijk zou treden met een be
kend wielrijder. De couranten hadden reeds
gemeld, dat jongelui en getuigen per frits
naar het raadhuis zouden ryden.
Do a. s. bruid, G. II., had verteld, tot een
vermogende familie te behooren; zy had o. a.
een oom wonen te Kwadijk in Noord-Holland,
een baron. Het blykt nu echter, dat zy op
lichterijen heeft gepleegd, en in een voornaam
hotel der hoofdstad logeerde, zonder de reke
ning te voldoen.
Een zuster van den wielrijder, met wien G
II. zou trouwen, had onlangs het bruidskleed
reeds aan, toen haar aanstaande man bleek
een bedrieger te zyn, zoodat ook dit huwelyk
niet kon doorgaan.
Te Leeuwarden is Vrijdagoch
tend een derde-klasse-rijtuig der Holl. IJzeren
Spoorweg M-iatschnppy op het porsonen-
emplacomor.t bekneld tusschen een locomotief
dior Maatschappij en' een locomotief der Staats
spoorweg -Maatschappij. Een gegeven fluitsein
was door een der machinisten verkeerd be
grepen.
De wagen is geheel ingedeukt; persooniyke
ongevallen kwamen niet voor.
To Beverwijk is, door een nog
onbekende oorzaak, een felle brand uitgebro
ken in het goud-, zilver- en meubelmagazyn,
tevens woonhuis, van den heer M. Davidson
Lzaan de Breestraat. Het huis is geheel
afgebrand. De belendende porceelen hebben
mede veel door brand- en waterschade gele
den. Alles was verzekerd, doch laag.
Men schryft aan de „Midd. C t."
uit Oost-Souburg:
Het is helaas een voldongen feit, dat de
fraaie buitenplaats „Schoonenburg" met den
grond geiyk zal worden gemaakt. Men is,
nadat in het begin dezer maand de gebouwen
voor afbraak onder den hamer waren geweest,
met het afbreken begonnen.
Onze gemeente raakt hierdoor een harer
aantrokkeiykheden kwyt en de vroeger zoo
drukke Vlissingsche weg een zyner mooiste
gezichtspunten.
De metselaar P. Okhuizen, van
Kortenhoef, die de vorige week te Hilversum
van een steiger viel en daarby een schedel
breuk bekwam, is aan de gevolgen van den
val overleden.
De arbeider J. v. d. V. van Smilde
is van een turfbok in de Norgervaart geval
len en jammerlyk verdronken. De ongeluk
kige laat eene vrouw met 5 jeugdige kinde
ren na.
Te Veenendaal heeft zich een
geval van bloedvergiftiging voorgedaan met
doodelijken afloop. Zekero G. Van Dyk had
het ongeluk zich in den vinger te snyden,
en om het bloeden tegen te gaan, legde hy
een tabakspapiertje op de wond. De arm
zwol op en korten tyd daarna was de man
een lyk.
Donderdag-avond hadden te N y
megen aan de Eerste Walstraat een paar
echtelieden in hunne woning ruzie, welke zóó
hevig liep, dat byten en snyden volgden. De
vrouw verloor een bal ven duim en de man
werd dermate gesneden, dat de vloer der
kleine woning op een slachtplaats geleek.
Nadat de man door dr. Nicolai verbonden was,
werd hij naar het ziekenhuis ter verdere ver
pleging gebracht
De werkstaking te Carmaux.
De heer Poirson, de chef der Süretc générale,
door den heer Bourgeois naar Carmaux ge
zonden, ten einde te pogen eene schikking
tot stand te brengen, heeft zyn arbeid reeds
begonnen.
Onmiddellyk na zyne aankomst bezocht
de heer Poirson den burgemeester en ver
volgens had hy een onderhoud met het
werkstakers-comité en den heer Moffre, den
waarnemenden directeur der gasfabriek.
Daarna vertrok de heer Poirson naar Tou
louse, om met den heer Resseg lier in over
leg to treden.
Donderdag werd te Nieuw-York
het huwelyk voltrokken tusschen den hertog
van Marlborough en miss Consuelo Van der
Bilt. Volgens de „New-York Herald" brengt
de bruid ean bruidsschat mee van f 25,000,000.
Later krygt zy nog 200 millioen gulden
(„vielleicht noch etwas mehr").
De bisschoppen van Long-Island en van
Nieuw-York, in scharlaken gekleed, officiöar-
den, door zes geestelyken bygestaan, en allo
ryke en aanzienlyke personages van Nieuw-
York, Boston en Philadelphia woonden do
luisterryko plechtigheid in de Thomaskerk bij.
Een orkest en een koor vervulden de kerk
aanhoudend met een stroom van lieflijke
muziek. De kerk was zeer fraai versierd met
roode en witte rozen, en ruikers vai chry
santhemums stonden voor do zitplaatsen van
alle genoodigden.
Om twaalf uren hield de muziek even op,
en door die stilte begroet, trad de bruidegom
binnen, vergezeld door zyn eersten getuige,
Ivon Churchill Guest, oudste zoon van Lord
"Wimborne.
Twintig minuten later kwam de bruid, in
een toilet van hemelsblauw satyn met zwarte
kant. Zij werd begroet met de muziek van
het bruidskoor uit „Lohengrin" en een zacht
gemompel van bewondering, dat ook de acht
bruidsmoisjo3 gold, die in wit en blauw satyn
gekleed waren. Zy leunde op den arm van
haren vader en droeg een ruiker orchideeën,
afkomstig van Blenheim, het kasteel der
Marlboroughs.
De godsdienstoefening, waarby het orkest
en het koor den plechtigen indruk zeer ver
sterkten, duurde twee uren. Na afloop daarvan
ging het jonge paar naar de sacristie, en de
acht bruidsmeisjes deelden aan alle aan
wezigen bloemen uit als aandenken, terwijl
muzikanten en zangers zich nog eens in volle
kracht lieten hooren, als in het slottooneel
van een opera.
De plechtigheid is, ter wille van de goede
orde, vooraf door de deelnemers de bruids
meisjes en jonkers een paar dagen vooruit
in de kerk in kostuum gerepeteerd. De
bruigom was echter daarbij niet tegenwoordig.
Na de kerkeiyke plechtigheid was er een
dejeuner in het huis van den heer Vander-
bilt, welks zalen natuurlijk buitengewoon
prachtig waren versierd. De gasten zaten daar
aan een hartvormige tafel, opzett lyk voor
het feestmaal gemaakt, en werden er bediend
uit serviezen zoo prachtig als men anders
slechts in koningspaleizen via.t.
's Avonds begaven de jon.getrouwd.n zich
naar „Oakdale," het landgoed der Vünier-
bilts, en binnen een paar dagen gaan zy
naar Engeland, waar nogmaals trudoi't ge
vierd zal worden, op het kasteel Blenheim,
dat de Marlboroughs er.diu van lu.iu.en be
roemden voorvader, den Marlborough van het
liedje, die „nooit we rom" kwa.u
De kosten van het hu wol jk al,.en moeten
f 1,250,000 bedragen. Du brui .s^orf, als men
dat woord hier mag bezigen, \w_t g». schat
op 4 a 5 millioan gulden. O. d-i .e ges hen
ken is een parelsnoer van Kdzen. C.riha
rina II, dat de bruid van h. re o der ont
ving. Ook de Hertog gaf zy i rui pruchligt
geschenken: een broJiu v.u. lm g.rjeii
van diamanten on 10 ijn n, iz rio ver
lovingsring, dien hy h.ar ga, ri d Lj.iistij
van een Indischen MaU.uni.j a.
Een klein misvui'-viiuiJ. By
eeüe repetitie van het o;k si te Mcimngen
klopte Hans Von Bülow opatn* aJ, en riep
den paukonlst toe: „Forte!" Do toegesproken
muzikant verdubbelde hierop zyiu kracht,
maar weder klopte Von Bülow af tn riep.
nüe pauken forte l" De paukenrit sloeg
er nu met alle kracht op los, en toen Voa
Bülow hierop ten derden male afklopte, zeide
hy eenigszins geërgerd: „Mynheer üt kapel
meester! ik kan niet sterker slaan, ander*,
barst myn instrument l"
„Maar wie verlangt dat ook van u?" sprak
Von Bülow met de grootste kalmte. „Gy
speelt fortissimo en ik wil slechts forte
hebben
BUITEN LAND.
Frankrijln
Tot de afzetting van den heer Christophle
al3 gouverneur van het „Créiit foncier" was
reeds besloten in den eersten kabinet-raad,
welke jl. Zondag werd ge ouden. Do minister
van financiëo, Doumer, was oor eene vorme
lijke afzetting, doch president F ure wees op
de groote verdiensten van den hu r Clnistophle
ten opzichte van het Franschefmanciewozen,
en haalde de ministers over tot het verleenen
van den titel Yan eere gouverneur.
De geruchten aangaande onregelmatigheden
by het „Crédit foncier" worden tegengesproken.
"Wel wordt aan den heer Christophle verweten,
dat hy aanzienlijke sommen, aan de Bank
behoorende, heeft uitgegeven voor het onder
steunen van talryke dagbladen.
In plaats van den heer Combes, die nu
als minister is opgetreden, is de heer Peytral
tot onder-voorzitter van den Senaat gekozen.
De heer Feytral, die, gelyk aanvankelyk werd
beweerd, als minister van financiën zou op
treden in het kabinet-Bourgeois, behoort tot
de toongevende leiders der radicale party.
Daar de president van den Senaat, de heer
Challemel Lacour, ernstig ziek is en wellicht
dientengevolge genoodzaakt zal wezen zijn post
te verlaten, zal waarschyniyk de heer Peytral
later tot p^ident van den Senaat benoemd
worden.