Aan den eervol uit 's lands dienst ontslagen concierge bij het departement van koloniën, H. R. Vervloet, met ingang van 1 October 1895, een jaariyksch pensioen van f 609 Verleend. r ~3 Praatjes over Kunst Vlokken. LX VI. „Van het publiek in de grooto steden van ons land ben ik niet op de hoogte en daarover kao ik dus niet oordoelo'j, maar in bot belang van de zaak zelf is bet beter zich aan do voordracht zonder toelichting van de poëzie dor jongeren voor een publiek iu de kleinere steden niet te -■•«on. Ziedaar een raad ter over'.\eb. g aan de spr-kers op Kots- en andere avonden" (N R. C., 9 Nov. JI.. late Blad B.) Met aandacht volg ik immer hetgeen de heer v. B. in dit blad over ons Tooneel schryft, doch bijzonder benieuwd was ik zijn oordeel over Sudermann's „Schmetterlings- hlacht" te vernemen. Nu velen niet in de gelegenheid waren deze opvoering bij te wonen, heeft zulk een doorwerkt verslag des te meer waarde. -Dat my de rechtmatig gouite boosheid over de hoiiding van een groot deel van do Jieidsche toehoorders, in dat schrijven, bij zonder hoeft getroffen, wil ik wel grif-weg bekennen. In andere steden, in Den Haag bijv., is het publiek, dat i.ts niet bogrijpt, helaas evengoed lachs. Albert Verwey werd by de terste opvoering van zyn „Joden" het verzen zeggen bykans gewoonweg onmogelijk go- maakt, en eonigen tijd goleden gaf Lugné Poë's gezelschap er Maeterlinck's fijn gevoeld drama „Pelléas et Mélisande," waar de houding voor 't auditorium al evenmin te pryzen viel. Met den hoer v. B. ben ik het eens dat de lachers om Sudermann's stuk ^ook al werd het slecht opgevoerd, zooals hier echter geens zins 't geval bleek), toonen het drama niet te begrijpen, en is zyn medelyden voor hen gemotiveerd. Mocht nu het schryven van den heer v. B. echter eindelijk eens voorgoed een einde maken aan de slechte gewoonten, die ons kunstminnend publiek aankleven! Mocht nu eens vooral door velen worden begrepen, hoe hinderiyk het is voor menschen, die niet naar do comedie gaan, als naar een thee- avondje, te worden gestoord in de subtiele geni tingen, waaraan anderen jammer genoeg vreemd moeten biyven. By 't voorlezen van een gedicht hindert immers 't minste nevengeluid. Hoeveel erger wanneer dat geluid dan aan 't krytend uiteenschouren van linnon herin nert En is 't te veel gevergd ook ietwat aan do hoffelykheid te denken, die tegenover artisten als de Rotterdammers toch allerminst misplaatst kan worden geacht? Hoe nauwkeurig ook de reproducties naar meesterwerken worden vervaardigd, en welke zorg ook aan do uitvoering er van mogen worden besteed, toch biyven deze zoo vor benedon het originoel, dat zy eigeniyk niet hooger dan als een zwakke afschaduwing mo gen worden gesteld. Zoo kende ik Albrecht Dürer's zoogenaamd „Leeuwen-wapen" wel van een lichtdruk uit üe „Heraldische Kunstbhltter", doch nu ik thans een fraai oorspronkeiyk exemplaar van die zilverets mocht bekyken, valt er een kolos saal onderscheid tusschen origineel en repro ductio waar te nemon. Heeriyk, genotvol voor 't oog is 't, dio zuivere lynen to bestudeeren, die het door zoo vaste hand bestuurdo buryn in't metaal trok. Het leeuwenkopje in 't schild is vol expressie, en do anatomie van lyf en klauwen is wonder bestudeerd, al is aan hot Heraldisch styli- seeren ook niet in 't minst te kort gedaan. "Want Düror, die m. i. juist in dit blazoen toonde, dat do machtige bekoring dor Qothiek hem nog by lango na niet verlaten had, is nimmer de regelen der wapenkunde te buiten gegaan, en na zyn „stervende Neurenberger bruid", en v. Roggendorff's wapen, is dit, met den leeuw en don haan een der fraaiste specimina van don meester. De heer Warnocke vermoedt dat het wapon dat van 't geslacht de Berghes voorstelt, oor spronkeiyk uit Ylaanderon afkomstig. Voor enkele dagon slechts ontving ik deze schoone druk onder myno berusting, en, ten einde ook anderen kennis te doen nemon van dit juweeltje van aloudo graveerkunst, deel ik mede dat 't Zondag en Maandag a. s. in de Lakenhal, op aanvrage by den concierge, te bezichtigen zal zyn. De „Historische Galery", waarover zooveel geschryf en gewryf is geweest, is „weer onder dak", zooals de heer Haverman in „De Kroniek" schreef. Do „N. Rott. Ct." nam zyn raak en aardig gesteld stukje over. Er is schande over geroepen dat die „keur- collectie" voor een appel en een ei van de hand werd gezet, en zelfs deelde iemand my dezer dagen mede dat nu schilders en critici zich gemotivoerd konden ergeren. Intusschen is het zeer middelmatige ver- tamelingetje thans beland by een kunstver zamelaar, die er prat op schynt te gaan veel gouden lysten mot schilderwerk op te bergen. Gelukkig, dat het zaakje niet 't land uitging; want 't zou toch al te bedroevend zyn, indien naar deze rammelende verzameling het peil onzer tegenwoordige schilderkunst in 't buiten land kon worden afgemeten. Binnenkort zal in het Stedeiyk Musoum eene serie photo's worden geëxposeerd, van Caïro, Memphis, Athene, Olympia, Jeruzalem, Syrië, Bethlehem, Damascus, enz. In de November aflevering van het Twee- maandelijksch Tijdschrift komen zeer belang wekkende brioven voor van den schilder Joban Thorn Prikker, aan zyn in China ver- biyf houdenden vriend Henri Borel. Zy zullen naderhand compleet worden uitgegeven, en later allerbelangrykst biyken voor de kennis van den stryd, deze jongste jaren op kunst gebied gevoerd. C. V. Loon cn Arbeidsduur. Door prof. mr. W. Van der Vlugt werden op de Debating-Society te Leiden de volgende stellingen verdedigd: Ten behoeve der werklieden, in dienst ge nomen door aannemers van openbare werken, mogen van de betrokken besturen regelingen worden verlangd o. van een maximum arbeidsduur, mits daarby geene beperking van werkloosheid, maar enkel voorzorg tegen uitputting der werkkracht worde beoogd; b. van een minimum-loon, mits het doel slechts zymisbruiken van een deloyale con currentie der aannemers te keeren, en niet den standaard van het weekloon kunstmatig op to dryven. TWEEDE KA 51 EK. StaalsbcgroolingBinnenlandsclie Zaken. Biykens het voorloopig verslag over Hoofd stuk V (Binnenlandsche Zaken) der Staatsbe- grooting voor 1896 verklaarden vele leden met leedwezen kennis to hebben genomen van het eindcyfer dezer begrooting, dat niet minder bedraagt dan f 13,872,000 en f 425,000 hooger ie dan het toegestane bedrag voor 1895. Eene zoo grooto uitzetting van uitgaven achtten zy bedenkelyk en men kwam tot de slotsom, dat hot finantiëel beleid van den mi nister niet is good te keuren. Ook de wyze, waarop de minister sommige poston op de be grooting brengt, werd door eenige leden als oen grief tegen diens finantiëel beleid te berde gebracht. Op grond hiervan verklaarden vele leden on onder hen enkele, die voor de voorstellen des ministers op zichzelven sympathie haddon, dat, mocht de begrooting niet aanmerke- ïyk besnoeid worden, zy zich niet gerechtigd zouden achten, daaraan hunne stem te geven. Deze beschouwingen blovon niet onweerspro ken. Vele leden achtten de gri^f niet billyk. Deze leden keurden het goed, dat de minister op onbekrompen wyze gelden aanvraagt, waar dit hem voor de behartiging van gewichtige volksbelangen noodig toeschijnt. De minister kon dan ook in het algemeen op den 6teun dezer leden rakenen; de geest, dio uit de nieuw op do begrooting gebrachte posten sprak, had hunne instemming. In de meeste afdeelingen waron leden, naar wier gevoelen het bevreemding moest wekken, dat de minister ondor de tegenwoordige politieke omstandigheden gemeend heeft, eene begrooting als deze te moeten indienen. Sommige dor leden, die op dit standpunt stonden, voegden hieraan toe, dat het denscbyn heeft, alsof deze minister, gebruik makende van do tegenwoordige politieke omstandigheden, datgene tracht door te dry ven, waarvoor by als lid der Kamer steeds gey verd heeft, maar op het bereiken waarvan, onder andere omstan digheden, geen kans zon bestaan. Door vele leden werden deze beschouwin gen geenszins gedeeld. Ten stelligste werd ontkend, dat door de begrootingsposten, welke in de eerste plaats aanstoot schenen t* geven in oonig opzicht to kort zou worden godaan, aan de voorstanders van het byzonder onder wys. Naar aanleiding van de verklaring des ministers, dat het wetsontwerp tot regeling van subsidiën voor middelbaar onderwys voor meisjes wordt voorbereid, drongen sommige leden er by den minister op aan, stellig en onomwonden te willen vorklaren, wanneer de indiening kan worden tegemoet gezien. Naar de meening van enkele leden wordt, naarmate de voor ons hooger onderwys noo dig geachte uitgaven telken jaro en ook thans weer grootere sommen eischen, des te klemmender de beantwoording der vraag, of niet door opheffing van eene der univer siteiten of van één of rnesr der faculteiten aan sommige bestaande boogescholen, naar beperking der uitgaven moet worden gestreefd. Enkele andere loden verwachtten alleen verbetering van opheffing van het openbaar hooger onderwys en van oprichting van by- zondere universiteiten. Door velen werd in deze beschouwingen niet gedeeld. Bovendien waren zy van oor deel, dat, nu van opheffing van Ryks-univer- siteiten of van faculteiten geen sprake is, het onderwys, dat gegeven wordt, zoo goed mo geiyk moet worden ingericht. Zy konden zich met verbetering daarvan ten volle vereenigen. Door enkele leden werd de vraag gedaan, of de tyd niet is aangebroken om aan de landbouwkunde een plaats onder ons hooger onderwys toe te kennen. Andere leden meenden, dat, blykens de ervaring, in vroegeren tyd opgedaan, hooger onderwys in do landbouwkundo wel jaarlyks belangryke uitgaven zou noodig maken, maar weinig vruchten zou afwerpen. Naar aanleiding van afkeurenswaardige handelingen van studenten aan onze ryks- universiteiten in den zoogenaamden groentyd gepleegd, werd de vraag gedaan, of de Regee ring maatregelen zou willen nemen, om der- gelyke feiten voor de toekomst te voorkomen. Onder meer werd aanbevolen by de Senaten der universiteiten aan te dringen op stren gere toepassing van art. 82 der wet op het Hooger Onderwys. Men wees op den ongunstigen uitslag der examens in de faculteit der rechtsgeleerdheid te Leiden, en vroeg, of de minister ook kan nagaan, waaraan die ongunstige verhouoing te Leiden is toe te schryven. Het voorstel dos ministers om een nieuwen leerstoel op te richten in archaeologie en oude geschiedenis maakte een onderwerp van ge- dachtenwisseling uit. Sommige leden verklaarden, op de gronden, in de Memorie van Toelichting aangegeven, met dit denkbeeld in te stemmen. Enkelen voegden er by, dat zulk een leer stoel ook te Utrecht noodig is. Vele andere leden opperden bedenkingen, In de eerste plaats vreesden sommigen, dat, indien tot de oprichting werd besloten, weldra ook voor andere universiteiten de noodzake- ïykheid van aanvulling van het onderwys in de beide bedoelde vakken zou worden betoogd. Er waren ook verscheidene leden, die vooral bezwaar hadden tegen de vereeniging der archaeologie met de oude geschiedenis. Op grond van oon en ander drongen deze leden er bij de Regeering op aan, don hoog leeraar in de algemeene geschiedenis te Leiden op te dragen, ook de oude geschiedenis te onderwyzen. Ten slotte werd door enkele leden betoogd, dat Groningen de aangewezen universiteit zou zyn voor een hoogleeraar uitsluitend in de archaeologie. Vry algemeen vond instemming het voor nemen des ministers, om in het ziekenhuis te Leiden de verpleging op te dragen aan inwonende verpleegsters, die zich tot levens taak hebben gesteld, hulp aan zieken te ver- leenen en die daarvoor opleiding hebben genoten. Tegen den voorgenomen bouw van een Dieuw laboratorium voor organische schei kunde hadden sommige leden, mot het oog op den toestand der rijksfinanciën, bezwaar. Zy achtten het wenschelyk daarvan voor loopig af te zien. Enkele andere leden waren in het algemeen niet geneigd voorstellen als dit te steunen. Tegenover de bedenkingen en opmerkingen verklaarden vele andere leder, dat zy zich met het voorstel des ministers konden ver eenigen. De toestand eischt dringend voor ziening. Door verscheidene leden werd verklaard, dat zy zich hun oordeel over de te Utrecht te stichten klinieken voor de heelkunde, de phyeffiatrie en de neurologie wonschten voor te behouden, aangezieu, zoolang de onder handelingen met het gemeentebestuur van Utrecht niet zyn afgelooptn, de gegevens voor eene beoordeeling nog ontbreken. Tegenover het gevoelen, dat geen nieuw Elhnographisch Museum moet worden gesticht, zoolang 's Ryks financiën niet beter zyn, waren zeer vele leden in beginsel geneigd verbe tering te brengen in den treurigen toestand dezer belangrijke verzameling, ten gecolge van hare slechte huisvesting te Leiden. Een groot aantal leden was tegen verplaat sing van het Musoum uit Leiden naar elders, hoofdzakelyk wegens hunne bezwaren tegen losmaking van de instelling van universitair onderwys, wegens het historisch recht van Leiden op de vestiging van de collectie, en wegens de hardheid jegens de gemeente Leiden, die zelfs een terrein voor het museum be schikbaar stelt, een terrein boter geschikt, dan hot naar men wil vochtige Ryksterrein aan het Bezuidenbout te 's-Gravenbage. Vele andere leden gaven aan de overbren ging van het musoum naar 's Gravenhage do voorkeur, wegens het moerdero nut, dat die verzameling in dat centrum kan stichten. 's-Gravenhago, veel bezocht, ook door vreemdelingen, is gemakkelyk uit Delft en Leiden te bereiken. Enkelen braken oen lans voor Utrecht en verscheidene leden wensch- ten de overplaatsing naar Amsterdam, als de stad met het grootste vreemdelingenverkeer en alwaar het Paleis voor Volksvlyt voor dit doel ware in te richten, misschien nog met geldelyken steun van vermogende Amsterdammers. Aangedrongen werd op maatregelen ter voorkoming dat andermaal, geiyk dezen zomer, een tentoonstelling of andere publieke ver makelijkheid, die groot brandgevaar oplevert, zal worden gehouden in de onmiJdellyke na- byhrid van 's Ryks Museum, dat zooveel schatten bevat. Ten sterkste werd er op aangedrongen er voor te waken, dat publiceering der Troon rede niet op straat geschiede vóór zy is uitgesproken. Gr e ui e n g- cl IV i e ii w s. Men bericht ons uit Oegstgeest: Door een aantal inwoners van Oegstgeest, die woonachtig zyn ten noorden en ten noord westen van den overweg der Hollandsche IJzeren-Spoorweg-Maatschappy naby „Zomer- zorg", zullen pogingen worden aangewend by den Raad van Administratie dier Maat- schappy te Amsterdam, tot het verkrygen van een voetbrug over dien overweg. Mocht genoemde Raad goedgunstig daarop beschikken, dan voorzeker zouden niet alleen de inwoners van Oegstgeest, maar ook van Leiden en van nog verschillende gemeenten daardoor gebaat worden. Het is voorwaar niet aangenaam by koud en guur weder te moeten wachten, ja, soms wel een kwartier ten gevolge van het rangeeren der treinen, of door het aankomen en vertrekken van treinen. Wy hopen dan ook van harte dat die pogingen zullen mogen slagen. Te Koudekerk ontstond in de hooischelf van don heer S. H., landbouwer aldaar, brand. Hooibroei kan als de oorzaak worden aangemerkt. Gisternacht te ongeveer 3 uren ontstond een vry felle brand in een perceel aan den Z.-W. Buitensingel No. 8 (de z. g. Zoutkeet) te 's Gravenhage. Het huisje, sedert korten tyd bewoond door den photograaf v. W., diens vrouw en een kostganger, brandde nagenoeg uit. Als oorzaak verneemt men onvoorzichtigheid met licht, daar do commen saal, zich te bed \>egevendo, een nachtlampje te dicht in de nabyheid van de trap zou. ge plaatst hebben. Door tusscbonkomst van het Dagelyksch Bestuur van Den Haag worden door den geneeskundigen inspecteur in Zuid- Holland gegevens verzameld, om zich te ver gewissen hoe, ingeval besrnettelyke ziektege vallen in gestichten enz. voorkomen, wordt gehandeld, en dat met het doel om te voor komen, dat eventueal de besmetting zich voort- plante of later worde overgebracht in de woning waaruit de lyder afkomstig is. Door H. M. de Koningin is de ge vangenisstraf van één maand, waartoe J. Drijf hout, kapitein der stoomboot „De Drie Ge meenten" te Hoeren veen, was veroordeeld wegens mishandeling, veranderd in 50 bo9te. De vrouw in de Bickerstraatte Amsterdam, die in een vlaag van waanzin baar man, toen deze in 't schaftuur op zyn kamer lag te slapen, met een byl verwondde, is gisteren naar het gesticht Meerenberg ge transporteerd. Men schryft uit Arasterdam aan de „N. R. Ct.": Alhier is eene dame gearresteerd, die eer lang in het huwelijk zou treden met een be kend wielrijder. De couranten hadden reeds gemeld, dat jongelui en getuigen per frits naar het raadhuis zouden ryden. Do a. s. bruid, G. II., had verteld, tot een vermogende familie te behooren; zy had o. a. een oom wonen te Kwadijk in Noord-Holland, een baron. Het blykt nu echter, dat zy op lichterijen heeft gepleegd, en in een voornaam hotel der hoofdstad logeerde, zonder de reke ning te voldoen. Een zuster van den wielrijder, met wien G II. zou trouwen, had onlangs het bruidskleed reeds aan, toen haar aanstaande man bleek een bedrieger te zyn, zoodat ook dit huwelyk niet kon doorgaan. Te Leeuwarden is Vrijdagoch tend een derde-klasse-rijtuig der Holl. IJzeren Spoorweg M-iatschnppy op het porsonen- emplacomor.t bekneld tusschen een locomotief dior Maatschappij en' een locomotief der Staats spoorweg -Maatschappij. Een gegeven fluitsein was door een der machinisten verkeerd be grepen. De wagen is geheel ingedeukt; persooniyke ongevallen kwamen niet voor. To Beverwijk is, door een nog onbekende oorzaak, een felle brand uitgebro ken in het goud-, zilver- en meubelmagazyn, tevens woonhuis, van den heer M. Davidson Lzaan de Breestraat. Het huis is geheel afgebrand. De belendende porceelen hebben mede veel door brand- en waterschade gele den. Alles was verzekerd, doch laag. Men schryft aan de „Midd. C t." uit Oost-Souburg: Het is helaas een voldongen feit, dat de fraaie buitenplaats „Schoonenburg" met den grond geiyk zal worden gemaakt. Men is, nadat in het begin dezer maand de gebouwen voor afbraak onder den hamer waren geweest, met het afbreken begonnen. Onze gemeente raakt hierdoor een harer aantrokkeiykheden kwyt en de vroeger zoo drukke Vlissingsche weg een zyner mooiste gezichtspunten. De metselaar P. Okhuizen, van Kortenhoef, die de vorige week te Hilversum van een steiger viel en daarby een schedel breuk bekwam, is aan de gevolgen van den val overleden. De arbeider J. v. d. V. van Smilde is van een turfbok in de Norgervaart geval len en jammerlyk verdronken. De ongeluk kige laat eene vrouw met 5 jeugdige kinde ren na. Te Veenendaal heeft zich een geval van bloedvergiftiging voorgedaan met doodelijken afloop. Zekero G. Van Dyk had het ongeluk zich in den vinger te snyden, en om het bloeden tegen te gaan, legde hy een tabakspapiertje op de wond. De arm zwol op en korten tyd daarna was de man een lyk. Donderdag-avond hadden te N y megen aan de Eerste Walstraat een paar echtelieden in hunne woning ruzie, welke zóó hevig liep, dat byten en snyden volgden. De vrouw verloor een bal ven duim en de man werd dermate gesneden, dat de vloer der kleine woning op een slachtplaats geleek. Nadat de man door dr. Nicolai verbonden was, werd hij naar het ziekenhuis ter verdere ver pleging gebracht De werkstaking te Carmaux. De heer Poirson, de chef der Süretc générale, door den heer Bourgeois naar Carmaux ge zonden, ten einde te pogen eene schikking tot stand te brengen, heeft zyn arbeid reeds begonnen. Onmiddellyk na zyne aankomst bezocht de heer Poirson den burgemeester en ver volgens had hy een onderhoud met het werkstakers-comité en den heer Moffre, den waarnemenden directeur der gasfabriek. Daarna vertrok de heer Poirson naar Tou louse, om met den heer Resseg lier in over leg to treden. Donderdag werd te Nieuw-York het huwelyk voltrokken tusschen den hertog van Marlborough en miss Consuelo Van der Bilt. Volgens de „New-York Herald" brengt de bruid ean bruidsschat mee van f 25,000,000. Later krygt zy nog 200 millioen gulden („vielleicht noch etwas mehr"). De bisschoppen van Long-Island en van Nieuw-York, in scharlaken gekleed, officiöar- den, door zes geestelyken bygestaan, en allo ryke en aanzienlyke personages van Nieuw- York, Boston en Philadelphia woonden do luisterryko plechtigheid in de Thomaskerk bij. Een orkest en een koor vervulden de kerk aanhoudend met een stroom van lieflijke muziek. De kerk was zeer fraai versierd met roode en witte rozen, en ruikers vai chry santhemums stonden voor do zitplaatsen van alle genoodigden. Om twaalf uren hield de muziek even op, en door die stilte begroet, trad de bruidegom binnen, vergezeld door zyn eersten getuige, Ivon Churchill Guest, oudste zoon van Lord "Wimborne. Twintig minuten later kwam de bruid, in een toilet van hemelsblauw satyn met zwarte kant. Zij werd begroet met de muziek van het bruidskoor uit „Lohengrin" en een zacht gemompel van bewondering, dat ook de acht bruidsmoisjo3 gold, die in wit en blauw satyn gekleed waren. Zy leunde op den arm van haren vader en droeg een ruiker orchideeën, afkomstig van Blenheim, het kasteel der Marlboroughs. De godsdienstoefening, waarby het orkest en het koor den plechtigen indruk zeer ver sterkten, duurde twee uren. Na afloop daarvan ging het jonge paar naar de sacristie, en de acht bruidsmeisjes deelden aan alle aan wezigen bloemen uit als aandenken, terwijl muzikanten en zangers zich nog eens in volle kracht lieten hooren, als in het slottooneel van een opera. De plechtigheid is, ter wille van de goede orde, vooraf door de deelnemers de bruids meisjes en jonkers een paar dagen vooruit in de kerk in kostuum gerepeteerd. De bruigom was echter daarbij niet tegenwoordig. Na de kerkeiyke plechtigheid was er een dejeuner in het huis van den heer Vander- bilt, welks zalen natuurlijk buitengewoon prachtig waren versierd. De gasten zaten daar aan een hartvormige tafel, opzett lyk voor het feestmaal gemaakt, en werden er bediend uit serviezen zoo prachtig als men anders slechts in koningspaleizen via.t. 's Avonds begaven de jon.getrouwd.n zich naar „Oakdale," het landgoed der Vünier- bilts, en binnen een paar dagen gaan zy naar Engeland, waar nogmaals trudoi't ge vierd zal worden, op het kasteel Blenheim, dat de Marlboroughs er.diu van lu.iu.en be roemden voorvader, den Marlborough van het liedje, die „nooit we rom" kwa.u De kosten van het hu wol jk al,.en moeten f 1,250,000 bedragen. Du brui .s^orf, als men dat woord hier mag bezigen, \w_t g». schat op 4 a 5 millioan gulden. O. d-i .e ges hen ken is een parelsnoer van Kdzen. C.riha rina II, dat de bruid van h. re o der ont ving. Ook de Hertog gaf zy i rui pruchligt geschenken: een broJiu v.u. lm g.rjeii van diamanten on 10 ijn n, iz rio ver lovingsring, dien hy h.ar ga, ri d Lj.iistij van een Indischen MaU.uni.j a. Een klein misvui'-viiuiJ. By eeüe repetitie van het o;k si te Mcimngen klopte Hans Von Bülow opatn* aJ, en riep den paukonlst toe: „Forte!" Do toegesproken muzikant verdubbelde hierop zyiu kracht, maar weder klopte Von Bülow af tn riep. nüe pauken forte l" De paukenrit sloeg er nu met alle kracht op los, en toen Voa Bülow hierop ten derden male afklopte, zeide hy eenigszins geërgerd: „Mynheer üt kapel meester! ik kan niet sterker slaan, ander*, barst myn instrument l" „Maar wie verlangt dat ook van u?" sprak Von Bülow met de grootste kalmte. „Gy speelt fortissimo en ik wil slechts forte hebben BUITEN LAND. Frankrijln Tot de afzetting van den heer Christophle al3 gouverneur van het „Créiit foncier" was reeds besloten in den eersten kabinet-raad, welke jl. Zondag werd ge ouden. Do minister van financiëo, Doumer, was oor eene vorme lijke afzetting, doch president F ure wees op de groote verdiensten van den hu r Clnistophle ten opzichte van het Franschefmanciewozen, en haalde de ministers over tot het verleenen van den titel Yan eere gouverneur. De geruchten aangaande onregelmatigheden by het „Crédit foncier" worden tegengesproken. "Wel wordt aan den heer Christophle verweten, dat hy aanzienlijke sommen, aan de Bank behoorende, heeft uitgegeven voor het onder steunen van talryke dagbladen. In plaats van den heer Combes, die nu als minister is opgetreden, is de heer Peytral tot onder-voorzitter van den Senaat gekozen. De heer Feytral, die, gelyk aanvankelyk werd beweerd, als minister van financiën zou op treden in het kabinet-Bourgeois, behoort tot de toongevende leiders der radicale party. Daar de president van den Senaat, de heer Challemel Lacour, ernstig ziek is en wellicht dientengevolge genoodzaakt zal wezen zijn post te verlaten, zal waarschyniyk de heer Peytral later tot p^ident van den Senaat benoemd worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 2