N°. 10951 Dinsdag 5 November. A0. 1895 S feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 4 November. Feuilleton. EEN NOODLIED. LEIDSCH BAGrBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTEETIÈN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17}. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. De Fransche, och neende Leidsche tooneel- Bereenigipg „L'Union fait la Force, hier ter ^tede opgericht 4 November 1894, gaf Zater dag-avond in het schouwburglokaal „Vondel- ftoven" haar derde uitvoering met introductie. I Hoe of deze Vereeniging toch wel aan dien P gïanschon naam gekomen is? We weten het iet en z(jn er ons maar niet aan gaan be- even om de reden daarvan op te sporen of te vorschen, omdat we in alle geval zoo'n itheem8cben naam, evengoed als bfiv. Entre Nous", dien eene andere tooneelver- eniging hier ter stede heeft aangenomen, Afkeurenswaardig vinden. Gebrek aan een ederlandschen naam, die tevena voor eene ooneelvereeniging gepaster had kunnen wezen, an de oorzaak onmogelijk geweest z(jn. Hier is voor deze Vereeniging nu echter den eersten tjjd weinig meer aan te doen: et fluwoelen vaandel prfikt met de Fransche insprauk in gouden letteren, de Vereniging nu eenmaal zóó bekend en hoopt onge twyfeld onder dien naam beroemd te worden; mr, mochten er in onze goede stad wat eidens SteJemaagö verhoede I nog meer tooneelvereenigingetjes worden in 't leven eroepen (waardoor verbrokkeling van krachten te meer zou toenemen), dat zjj dan niet ransch gedoopt worden 1 Omtrent de opvatting van 't woord „precies" óór het halfuur van aanvang (halfnegen) oor 't bestuur zullen we ons maar niet moeilik aken, al verschilde ze een kwartier (Amster- ameche Tyd) met de onze. De zaal, by het tooneel met een planten- roop versierd, en zelfs het balkonnetje waren ftekeel bezet en de openingsrede van den voorzitter, eeu welkom, dankbetuigingen en een herinnering aan het éénjarig bestaan der Vereeniging inhoudende, werd flink uitgespro ken en tintelde van gloed. De donatrice, die, namens donatrices, op hot tooneel een krans om het vaandel hing, was zeer onder den indruk der plechtigheid, want verlegen was ze niet; dat toonde ze later by baar optreden als dilettante. De krans werd, na aan de banier bevestigd te zyn geweest, er weer afgenomen en tusscbon 't groen neergelegd achter het onder eind van den stok, opdat, ja opdatschier lomand bom langer moer zou zien. Waarom hem niet den ganschen avond om de banier gehouden? De marsch, met woorden: „Eendracht maakt Macht" (alle hulde voor den Neder- landschen titel!), der Vereeniging onder een harteiyke toespraak aangeboden en vervaar digd door den heer H. J. Van Leeuwen Jr. werd onder veel belangstelling ten gehoore gebracht, 't Dient gezegd: over 't algemeen was de muziek verre van kwaad. Opgevoerd werd eerst „Liefde en Hartstocht", jdramatische schets in vier bedryven; daarna „De koddige Misvatting," blyspel in éón bedryf. I Voor dilettanten was het geheel zeer goed. Alle optredenden, dames zoowel als heeren, waren rolvast; ook het tooneel zag er telkens goed uit; do kostumes der edelen van bloede waren frisch en werden goed gedragen. Do houding der aanwezigen liet, dank zy vooral het niyen dan kalmeerend optreden van leden des bestuurs, weinig te wenschen over. Het blyspel liep vlot af, maar miste ten eenen- male geestige zetten. Tot lachen gaf het o. i. weinig aanleiding. Niet, dat er geen aanmerkingen vielen te maken, o jawel! By v.: de edele „grijsaard", Frits, tuinman, had bruin haar, met een enkel grys haartje; een der dames hield twee dogens by het „scherp" tusschen de vingers; Hugo van Everstein kon wat al te goud tegen zyn wond, misschien voor'een groot deel de schuld van den schrijver van het drama; de soldaten deden „hun plicht" wel wat lang zaam, de familienaam Camusot werd al heel raar uitgesproken, evenals een paar keeren de naam Boudet, en dat door leden van eene tooneelvereeniging met een Franschen naam Tot slot, vóór het balwerd te halftweo het „Vaandellied" ten gehoore gebracht door de werkende leden der Vereeniging. Het oordeel is ditmaal niet ongunstig; een gevolg daarvan zy, dat de steunpilaren van „L'Union fait la Force" naar verbetering bly ven streven, want er rest hun ontegenzeg- ïyk nog veel te verbeteren. Den volgenden avond, Zondag, was er weer een voorstelling van dilettanten, zonder dat dezen echter eene bepaalde tooneelclub vormen. Het waren over 't algemeen leden van de typographische vereeniging „Lourens Janszoorr Coster", die gewoonlijk op hare jaarlijksche feestvieringen enkele tooneelstuk jes opvoeren, en een paar van het Algemeen Nederlandsch "Werklieden-Verbond. Aan de voorstelling van gisteravond was tevens een liefdadig doel verbonden, en dit was dan ook de hoofdreden, dat de leden deze buitengewone opvoering gaven. De Leidsche Schouwburg was vrygoed be zet, vooral wat parterre en galery betreft. Naar wy bovendien vernamen, moet èr op de Kisten nogal druk geteekend zyn geweest, zoodat er vele kaarten ongebruikt moeten zyn gebleven. Dat is wel jammer, want de optredenden speelden inderdaad voor liefhebbers zeer goed. Opmerkeiyk was, zooals in het drama „Een vyand van vooruitgang of Julia uit den Westenberg" als in het kluchtspel „De kleedermaker en de bakker of de twee dichters," hoe rolvast ze waren. Het ging soms als van een leien dakje. Er werd tevens met gevoel gespeeld, de optredenden toonden hunne rollen te begrijpen. De uitspraak was ook duideiyk en een idee van les-opzeggen werd er niet gegeven. De vrjjheld van beweging over de planken gaf, op een enkele uitzondering na, eveneens veel reden tot tevredenheid, zoodat kan gezegd worden dat de uitvoering naar wensch is ge slaagd, waartoe niet weinig bydroeg dejongo dame, die hare welwillende medewerking verleende en dit in de moeiiyke en omvang rijke eerste rol deed op eene wyze, waarvoor haar alle hulde toekomt. De optredenden werden by herhaling onder luid applaus teruggeroepen. Als nu het finantiëele resultaat gelyken tred houdt mot het welslagen der voorstellir g, dan is het doel zeker dubbel bereikt. By beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is op zyn verzoek eervol ontslag verleend aan den heer H, A. Rouffaer als assistent voor de scheikunde aan de Rijks-universiteit te LeiJen. Voor het examtn in de vryo en orde- oefeningen zyn te Dordrecht geslaagd de dames J. H. Dozy, te ZoeterwoudeS. L. Privé, J. H. Ten Holten en J. H C. Meyer, allen te Leidon, en de heer A L. v. d Berge, te Leiden. De Yrouwenvereeniging „Tesselschade", die zich ten doel stelt „de onvermogende, beschaafde vrouw te steunen in hare pogingen om in eigen onderhoud te voorzien," beschouwt als een onderdeel van hare taak: den vrouwen en meisjes te wyzen op voor haar geschikte beroepen en in te lichten omtrent do daar voor vereischte opleiding. De Vereeniging heeft daartoe bureaux van voorlichting omtrent onderwys en beroe pen voor beschaafde vrouwen opgericht. Op iedere plaats, waar „Tesselschade" gevestigd is, heeft eene der bestuurderessen of de corres poDdente zich met de leiding belast, terwijl het centraal-bureau gevestigd is te Haarlem, directrice mevrouw Van der Laan De Joode. Dit laatste helpt alle personen, die buiten den kring eener afdeeling of van een cor respondentschap wonen. (Zie de beide adver tenties daaromtrent in dit nummer). De bureaux verstrekken aan iedere vrouw of meisje, die zich daartoe schrifteiyk of mon deling aanmeldt, de inlichtingen omtrent opleiding en onderwys, die zy verlangt en voor zoover die verkrijgbaar zijn; evenzoo omtrent alle mogelijke beroepen of betrek kingen, die door beschaafde vrouwen worden vervuld. Het bureau maakt de aanvragers by voorkomende gelegenheid opmerkzaam op voor haar geschikte beroepen en betrekkingen, die dezen wellicht niet kennen of waaraan zy niet denken of waarvoor zy de opleiding niet kennen; het helpt en raadt naar zyn beste vermogen om de aanvragers tot dat beroep of die betrekking of opleiding to voeren, die het best met hare omstandigheden en haren aanleg overeenkomen. Het bestuur der Chr. School te Oude- "Wetering tracht ook in die streek gedurende de a. s. wintermaanden, in vereeniging met omliggende schoolbesturen, z. g. schoolverga deringen te organiseeren. Een drietal sprekers zal ter vergadering onderwerpen behandelen, strekkende tot meerdere kennis en waardee ring van dat onderwys. De schoolbesturen te Aalsmeer, Leimuiden, Nieuwveen, Nieuw- Vennep en Woubrugge zouden tot samen werking ter bereiking van dit doel worden aangezocht. Jan Veth wydt in „De Kroniek" van j.l. Zaterdag 3 Nov. een artikel aan de Tentoon stelling van Teekeningen, enz., in „Arti" te Amsterdam. Over Isaac Israels schryft hy zeer waar- deerend en eindigt„Ik zou aarzelen, wanneer ik, in de groote lyn der evolutie van het Hollandsche schilderen, van Isaac Israëls de rechte plaats had aan te duiden, maar ik zou niet aarzelen, wanneer my onder de na de gro te Hagenaars komenden, om een persoon lij sneid van ras, van karakter, van pit ge vraagd werd, ik zou niet aarzelen victorieus dan op hém te wyzen." „Niets van dat al, valt (naar Veth meent), in hot talent van Kamerlingh Onnes to pryzen. Er is zelfbehagen, er is zwak, er is voosheid, in dat teren op wat hy eenmaal bekoorlijks vond, en er is een wanhopig hals reiken naar grooter vlucht van bedoelingen in bet geven van weidsche titels aan onzuivere arrangementen. Hoeveel opwekkender is het, Flori3 Verster in zyne ontwikkeling na te gaan, Verster, wiens drie teekeningen hier ongeveer even zoovele veroveringen zyn: vrucht van scherp gevoelig speuren van het bijzonder geziene, bewys van fijn doorwerken van het argeloos aangetuurde, klare vrengd voor onze oogen en kalme verheffing voor onzen geest. Naast z\jn krassen „Winter", doet de evenzeer strak- bedoelde Niobrig al te flets en de van forscher adem bezielde Van der Valk wat zwaar". Ver der vermeldt Jan Veth nog: Vlaanderen, Mou- lyn, Veldheer, Van Hoytema, mejuffrouw Van der Pek, "Wijsmuller, Akkeringa, Hanau,Graadt van Roggen, Mendes da Costa, Rink en Gerard Muller. Door de arrondissements-rechtbank te 's Gravenhage zyn, ter vervulling van rech- tersplaatsen in dat collego, opgemaakt de beide navolgende alpbabetische lysten van aanbeveling a. mr. A. M. Pleyte, substituut-officier van justitie by gemelde rechtbank; mr. II. A. Van Rees en mr. C. W. VollgrafF, rechters in de arronöissements-rechtbanken te Rotterdam en Alkmaar; b. mr. E. R. E. Brants, jhr. mr. R. O. Van Holtho tot Echten, rechters in de arron dissements-rechtbanken te Alkmaar en Rot terdam, en jhr. mr. W. H. De Savornin Lohman, hoog leeraar aan do Vrye Universiteit en rechter- plaatsvervanger in de arrondiss&monts recht bank te Amsterdam. Blijkens mededeeling van den Duitschen tydelyken zaakgelastigde van den 29sten Oct. 11., zal van MeiSeptember 1896 te Kiel eene internationale scheepvaart- en visschory- tentoonstelling worden gehouden, tot deel- nemiüg waaraan belanghebbenden in Neder land worden uitgenoodigd. De aankondiging van voorgenomen inzen dingen moet geschieden vóór 1 December a. s. aan den „Vorstand der internationalen Ausstellung für Schifffahit und Fischerei in Kiel," welke alle gewenschte inlichtingen gaarne zal verstrekken. [Sts. Ct.) De katholieke „Residentiebode" becyfert dat in Den Haag van de 6640 Roomsche kinderen er slechts 4332 op Roomsche scholen gaan, zoodat dus een derde deel daar ontbreekt. Tot leeraar in de Fransche taal- en letterkunde voor het hooger en middelbaar onderwys te Nijmegen is benoemd de heer J. H. G. Hennekens, te Helmond. In eene te Heemstede gehouden gezimen- lyke vergadering van de vryzinnige en katholieke kiesvereenigingen werd ten zeers e ingestemd met de motie, welke reeds in do vergadering van Januari 1893 werd aange nomen en waarin omtrent de aanhechting van oen gedeelte van neemstede by Haarlem wordt gezegd„dat die annexatie zou zyn niet in het algemeen belang, onbillyk, on rechtvaardig en in stryd met 6en goede politiek." Ook de burgemeester voerde het woord tegen de annexatie-plannen. Evenals te Enschede©, heeft ook de com mandant der eerewacht by het bezoek der Koninginnen aan Zwolle, de heer J. G. Van Nes van Meerkerk, namens Koningin Wil- helmina een aantal herinneringsmedailles ontvangen met het verzoek, die aan de leden der eerewacht uit te deelen. By besluit der Staten van Zuid-Holland van 12 Juli jl. werden ten laste der provincie genomen de kosten, vereischt om de spoor wegbrug te Voorburg te verhoogen en te verbroeden in dien zin, dat de doorvaarts- wydto verruimd worde tot 7.50 M. en de doorvaartshoogto van de beweegbare brug by gesloten stand overeenkome met die der be staande vaste bruggen. In overeenstemming daarmede werd een post van f 90,000 voor de verbreeding en verhooging dier brug toegestaan. Ten gevolge van een en ander rust op Ged. Staten de verplichting om het bedrag der aan de Maatschappy tot Expl. van Staats spoorwegen toe te kennen vergoeding te be palen, na zich daaromtrent te hebben doen voorlichten door een of meer deskundigen, zoo mogelyk in overleg met den eigenaar der brug te benoemen. Zoowel aan Ged. Staten als aan de S.-S.- Maatschappy is het voorgekomen, dat de beste waarborg tegen mistasting ten aanzien van dat bedrag in een geval als dit, gelegen is in openbare aanbesteding van het werk door de Maatschappy, die het te verrichten heeft, overeenkomstig een door Ged. Staten goed gekeurd bostek, gevolgd door evenzeer door hen goedgekeurde gunning. Het bedrag, waar voor het werk onder hunne goedkeuring ge gund zal worden, zal dan het bedrag der toe te kennen vergoeding zyn. Vandaar de by de Staten overgelegde ont werpovereenkomst, tot welker onderteekening Ged. Staten machtiging vragen. De gevierde orkestdirectour, de heer Joh. M. Coenen, die door zoo menig werk toonde een buitengewoon begaafd toondichter te zyn, houdt, naar de „Tel." uit goede bron verneemt, zich in den laatsten tyd onledig met het schrijven eener operette in drie be dryven, onderden titel: ,/t Roosje in het Dorp." Met groote belangstelling ziet het blad dezen arbeid van den bejaarden componist tegemoet. Met het stoomschip „Gelderland", van de „Rotterdamsche Lloyd," hetwelk 6 Novem ber a. s. van Rotterdam rechtstreeks naar Atjeh zal vertrekken, kunnen brieven en andere stukken, zoomede pakketten, naar Atjeh worden verzonden. Sls.-Ct 2) Ilannos nam het echepvat en wierp in een paar minuten het binnengedrongen water cvor boord. De boot zeilde verder, een goed halt uur lang. Men wae de kuet van Fünen nu tot i ongevoer een kwart-mijl genaderd. Intue- sCben was de schemering ingevallen, waarop spoedig de duisternis moest volgen. Rechts, in het zuiden, slechts een twintig meter van de boot verwijderd, verhief zich een vlak, eenzaam zand- en graseilandje uit den vloed. Olufs wilde daar voorbij sturen. Opeens stroomde, onder den koffer van den reiziger in wijnen, het water met geweld in de boot. Hannes schoof wel is waar onmiddellijk den koffer weg en hanteerde het houten schepvat als een waanzinnige, doch het baatte niet. „Ik kan het niet meer de baas worden, vaderI" riep hij. „Wij zinken 1 wij zinken I" riepen de drie v passagjers, in hooge mate verschrikt. „Drommels I" riep Olufs. „Nu is het te erg! Maar een paar minuten houdt zij het nog well" Als ervaren kustschipper zag hy onmid dellijk in, wat onder zulke omstandigheden zonder talmen geschieden moest. Het eilandje bood redding. Hy draaide snel het roer om en liet voor den wind de zeilboot op het zand loopon. De manoeuvre gelukte goed, terwyl de boot meor dan half vol water liep. Het oude vaartuig kraakte in alle voegen by den stoot. Het was totaal wrak en kon niet meer gebruikt worden. De passagiers, de schipper en diens zoon namen de bagage en waadden daarmede naar het eiland. Id 't eerst bad Olufs van zyn passagiers harde woorden te hooren, omdat hy hen door de slechte boot aan een zoo groot gevaar blootgesteld had. Knorrig boorde de schipper de verwyten aan en deed oen poging om zich to verontschuldigen. ,Het zyn tegenwoordig zulke slechte tyden," zeide hy, en dan laat men zich niet gaarne een buitenkansje ontgaan. Een betere boot was er op 't oogenblik niet. Ik ben de Belt zoo dikwyls met deze boot overgestokenwie kon vermoeden, dat het juist vandaag, nog wel by zulk goed zeilweer, verkeerd zou gaan? Ook heeft niemand schade geleden. En dat is toch de hoofdzaak." „Heel goedl" antwoordde de reiziger uit Lübeck. „Maar ik vind, dat het hier op dit eilandje erg ongezellig is. Het gras is zóó nat, dat men er niet op liggen kan. Ik zou hier geen uur als Robinson willen leven." Maar het hielp niet. Men mocht bly zyn, dat men deze wykplaats bereikt had. Het werd steeds donkerder en aan de kust van Fünen glansden lichten. „Wat is dat daar in het noordwesten?" vroeg de reiziger in wynen. „Dat zyn de lichten van Assens," ant woordde de schipper. „En daarginds, direct in het oo3ten, de lichten, die het dichtst by ons schynen?" „Dat zyn do hoeven van Hoibro." „Nu, dan moeten wy roepen, dat wy hulp □oodig hebben." „Het is te ver. De menschen zouden ons niet hooren, en gezien hebben zy ons zeker ook niet; het is reeds te donker geworden. Ook zitten om dezen tyd de meeste mannen in de kroeg kaart te spelen, waarin zy zich niet gaarne laten storen, al ging de geheele wereld ook ten gronde." „Als wy den geheelen kouden nacht hier op het eiland moeten doorbrengen, kan dat licht leelyke gevolgen hebben voor onze ge zondheid, vooral ais het begint te regenen." „Misschien komt er een visschersboot zóó dicht voorby, dat wy haar kunnen beroepen." „Daar zeilt een kotter 1" riep Hannes, ter wyl by naar het zuiden wees. De drie reizigers zagen slechts iets donkers. Maar Hannes en diene vader hadden scherper oogen. Olufs hield zyn beide handen als een spreekhuis voor den mond en brulde: „Kotter ahoil" Hy werd echter niet gehoord. De donkere scheepsromp verdween langzamer hand. „Ik zal het eens probeeren," zeide de muzikant, baalde zyn piston te voorschyn, zette het instrument aan den mond en blies een krachtige fanfare. „Drommels, dat zullen ze op den kotter wel hooren," meende Olufs. „Het echynt echter, dat zy er zich niet om bekommeren." „Hy bedroog zich daarin niet. Van den kotter was nu in 't geheel niets meer te zien. „Och, mynheer Bendler, blaas eens. Naar Hoibro," zeide de reiziger in wyDen. „Daar zal men het bepaald duideiyk hooren mis schien heeft men het al gehoord. Hoorn geschal klinkt in de stille avondlucht heel ver, vooral over een watervlakte." De muzikant keerde zich naar het oosten en blies de eene fanfare na de andere. Maar niets verroerde zich daarginds; geen lantarens flikkerden heen en weer. Niemand snelde dus te hulp. „Dat helpt niete," meende Olufs na een poos. „De bewoners hooren het wel, doch zy bekommeren er zich niet om, omdat zy ver moeden, dat de een of ander zich in een boot of schip op het water met hoornblazen amuseert. Zelfs de gendarm bekreunt zich er niet om; die zit zeker ook in de kroeg." „Ia in Hoibro een gendarm?" vroeg eens klaps de reiziger in wynen. „Ja, een gendarm! Die daar het toezicht over het strand heeft." „Alle drommels, dat brengt my op een fameus ideeI" „Met signalen krygen wy hem niet uit de kroeg." „Dat schynt wel zoo. Toch zal het mogelyk zyn, hem eenBklaps uit zyn DeenBCh phlegma wakker te schudden, zoodat hy ons met de grootste snelheid te hulp komt. Mynheer Rendier, kunt ge het Sleeswyk-Holstein-lled blazen?" „Natuurlykl" „Toe, mynheer Bendler, blaas het dan eens I" „Oho, mynheer Martens, dat is hier te lande gevaariyk." „Nu, men wordt er toch niet om opgo hangen." „Neen, maar wel opgesloten 1" „Maar het is het zekerste reddingsmiddel. Als de gendarm het verboden lied hoort, komt hy stellig met een boot, om one te arresteeren. Dan zyn wy gered. Het is in elk geval aangenamer in de gevangenis dan op dezen natten zandhoop." „Inderdaad! Als er dus niets aan te ver anderen is, wil ik liever dezen guren October- nacht in een Deensche gevangenis doorbrengen dan my bier een koorts op den hals te balen. Ik ben geneigd op uw donkbeeld in te gaan. Wat echter later de lastige uiteenzetting met den gendarm betreft „Dat is myn zaak!" viel de reiziger in wynen hem in de rede. „Over 't geheel neem ik alle verantwoording voor myn rekening Ik ken het Deensche volkskarakter boel goed. Ik zal den gendarm wei aan het verstand brengen, dat onze muzikaal-politieke aanslag niet als een samenzwering, maar eenig en alleen als een noodsignaal beschouwd moet worden." „Welaan dan, vooruit I" „Nu echter mengde de kleermaker, die tot nu toe met steeds klimmende ontzetting ge luisterd had, zich in 't gesprek. „Myne heeren, ik moet daartegen in allen ernst proteeteeren 1" riep hy. „Ik ben een goed Deensch patriot, ik heb als soldaat den geheelen oorlog meegemaakt. Als gy bet lied blaast, brengt gy my in verdenking, oen landverrader te zyn. Noen, neen, dat duld ik niet!" (Sïof volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1