N'. 10944 Maandag 28 October. A0. 1395 feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommcr bestaat uit DRIE Bladen. Leiden, 26 October. 3?* euilleton. Eene Soldatengeschiedenis. PRIJS DEZER COURAJNT: Yoor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENHËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Eerste Blad. OUloiëele KounisgeTlngon. Burgemeester en Wetl-.oudera van Leidon, Gozten het adres van J. PANDER, houdende ver zoek om vergunning tot pla&tsiDg van een uithang bord voor het perceel Hoogowoerd hoek Kraaierstraat No. 113/115. Geven bij doze kennis aan be'aDghebbenden dat op Maandag den 28sten October aaust., 's voormid dags te elf uren, op het Raadhui?, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat vorzoek in to breDgen. Leiden, Namens Burg. en Wothe. voornoemd 24 Oct. 1895. E. EIST, Secretaris. De Gemeente-Ontvanger van Saesenhe:m noodigt bolaatingbohuldige ingezetenen dier gemeente, die nog geene betaling in den hoofdelijken omslag en de hondenbelasting van het loopende dienstjaar hebben gedaan, beleefd uit, dit alsnog vóór het einde dezer maand te willen doen. Burgemeester en Wethouders van Lisee makon bokend dat, met ingang van 1 November a. e., het kantoor van don Gemeente-Ontvanger zal zijn ge opend op do oarste vijf werkdagen van elke week, van des voormiddags 9 tot de9 namiddags 1 uur, en gesloten op den Zaterdag en op Zon- en foi stdagen. •De benoooigde som van f 350 tot aankoop van den ring met het wapen van Van der "Werff voor het Stedelijk Museum alhier, is thans door tusschenkomst van den heer C. Verster, conservator van genoemd museum, geheel bijeen. Voor de akte lager onderwijs is te 's Gravenhage toegelaten mejuffrouw J.Kloots, van Leiden. Voor het examen in de vrije- en orde- oefeningen zijn te Dordrecht geslaagd de hoer C. Huge en mej. M. Prins, van Leiden, en S. C. J. M. v. d. Reyden, te Brielle. Het aandeel in de kosten van de rustende Bchutterij voor het dienstjaar 1896 voor de gemeente Sassenheim is bepaald op f 10.50. Men schrijft ons uit Bodegrave, dd. 25 Oct.: Hedenmorgen had, in tegenwoordigheid van vele vrienden, oud-leerlingen en belang stellenden, de ter-aarde-bestelling plaats van den heer G. De Jager, oud-hoofd der openbare school A, alhier. Ds. De Mey we sprak aan de geopende groeve een woord van hulde en dank voor den grooten ijver ea de hartelijke toewijding, door den nu overledene betoond, gedurende zijne 40 jarige loopbaan als onderwijzer. Onder het nederloggen van een krans, vanwege het dep. Bodegrave der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, herinnerde spreker vervolgens in eenige gevoelvolle woorden de toewijding van don ontslapene als voorzitter van het Departe ment, oprichter van de Prinses-Wilhelmina- bewaarschool, commissaris van de Spaarbank en van de Volks bibliotheek. Ds. Verhoeff sprak ton slotte een ernstig woord van troost en hartelijke deelneming met de bedroefde weduwe. Woensdag avond trad in eene openbare vergadering van het Leesgezelschap te Wad dingsveen als spreker op ds. Rogge, die als militair prediker den oorlog op Lombok had bijgewoond. Zijne rede, die met de grootste belangstelling werd gevolgd, handelde dan ook geheel over dien veldtocht en menige beschrijving bracht de treurige Augustus dagen van '94 in herinnering. Na de pauze droeg hy een der schetsen uit de „Camera Obscura" van Hildebrand voor. Een hartelijk woord van dank werd hem door den voor zitter namens de leden toegevoegd. Men schrijft ons uit Waddings veen Met leedwezen hebben vele inwoners van Waddings veen de tijding vernomen van het overlijden van den heer P. Nourrisse, rustend genees heer te 's-Gravenhage, die van 1 Mei 1S51 tot 30 Sept. 1887 als geneeskundige hier fungeerde. Zijn vader was hier werkzaam als zoodanig van 3 Maart 1822 tot zijn dood, 8 Juli 1875, terwijl zijn grootvader hier even eens de geneeskundige praktijk uitoefende gedurende een vijftigtal jaren, 17721822. Zoo de heer Kes nog eenigszins in twijfel is geweest omtrent de gevoelens, die de Am sterdammers jegens hem koesteren, nu hy hen staat te verlaten, is deze twijfel Donder dag-avond voorzeker geheel verdwenen. Met ongewone hartelijkheid heeft het publiek van het Concertgebouw afscheid van hem genomen. Het was buitengewoon talryk opgekomen, om dit laatste concert onder Kes' leiding by te wonen. Toen de heer Kes verscheen, werd bij, ter wyl een aantal jonge meisjes hem met bloe men bestrooiden, met daverend gejuich en fanfares ontvangen, en na elk nummer van het programma herhaalde zich het applaus. Aan het slot van het concert besteeg, ter- wyi het publiek den kunstenaar terugriep, mr. J. A. Levy het podium en nadat de stilte teruggekeerd was, sprak by don heer Kes vol dankbaarheid en waardeering toe. Een kostbaren krans bood spr. den heer Kes ten slotte aan. Nog waren de hierop gevolgde toejuichingen niet verstomd, of een deputatie uit het bestuur van het Concertgebouw, de heeren P. A. L. Van Ogtrop, J. A. Sillem en De Marez Oyens, verscheen op het orkest. De heer Van Ogtrop sprak den heer Kes in hartelyke woorden toe. Met de beste wen scben voor de toekomst bood de spreker den heer Kos een zilveren lauwerkrans aan. De praeses van den Senaat van het Am- sterdamsch Studentencorps vereerde hem namens dit corps eveneens een dergelijk huldebiyk. De heer Willem Hutschenruyter volgde hem op, om namens de leden van het orkest den heer Kes te verzekeren, dat do dagen, dat hy aan het hoofd had gestaan, in aange name herinnering by hen zouden blijven, en hem een sieriyken krans te overhandigen. Nog eeüige kransen volgden, en ten slotte moest de heer Kes nog een paar keer naar voren komen om door een buiging dank te zeggen voor de geestdriftige toejuichingen van het publiek, dat zelfs met boeden en zak doeken hom een laatst vaarwel toewuifde. Het huldebiyk, dat namens byna 400 leden vin het Concertgebouw is aangeboden, be staat uit een zilveren theeservies en tafel (bouilloir, koffiekan, theepot, suikerkom, melk kan, lep el vaasje). Behalve als afscheid van den heer Kes was het conc-rt belangrijk doordat zyu opvolger, de heer Mengelberg, zich aan het publiek voorstelde. Intusschen nog niet als dirigent, maar als klavierspeler; hy vertolkte het es- dur-concert van Liszt en deed zich kennen als een begaafd, technisch zeer ontwikkeld pianist. Ook hem werd, reeds by zyn optreden, e9n krans vereerd. In ons vorig nommer maakten wy reeds melding van het droeve verscheiden vanpiof. Moltzer te Utrecht. Mr. HeDri Ernest Moltzer. werd den 20sten Mei 1836 te Wassenaar geboren. Na in do rechten en de lettoren gepromoveerd te zyn, werd hy in 1862 benoemd tot commies ter secretarie van de Nederlandsche Bank, welke functie by in 1864 verwisselde voor die van leeraar aan de H. B.-S. to Haarlem. Reeds het daarop volgende jaar werd hy benoemd tot hoogleeraar to Groningen. Zeventien jaren bekleedde hy dit ambt met groote nauwge zetheid en een groot aantal vereerders en vrienden wist by zich te verwerven. In 1882 werd prof. Moltzer aan de Utrechtsche uni versiteit benoemd tot hoogleeraar en aan die roepstem gaf by gehoor. Het getal geschriften, door prof. Moltzer in het licht gegeven, is zeer groot, o. a.De geschiedenis van het wereldiyk tooneel in Nederland gedurende de ^middeleeuwen (1862); Heiligerlee G86S); Bilderdyk en het Neder landsche volk (1873); Shakespeare's invloed op het Nederlandsch tooneel (1874); De his torische beoefening der Nederlandsche taal (1877); Studiën en schetsen van Nederland sche letterkunde (1830); De volksverbetlding In het ryk der taal (1881) en Da historische beoefening der Nederlandsche letteren (1882). Onder zyne redactie en die van prof. Te Winkel verscheen ook de bibliographic van Middel Nederlandsche letterkunde, en voorts zagen onder zyne leiding of mede redactie nog tal van andere uitgaven op letterkundig gebied het licht. Mr. J. H. Valckenier Kips, benoemd hoofdredacteur van het „Utr. Dagbl.", heeft by bericht van 21 October jl. zyn ontslag genomen als lid van den Haagschen ge meenteraad. Teyler's Godgeleerd Genootschap to Haarlem heeft besloten als nieuwe prysstof uit te schryven voor den tyd van twee jaren, zoodat de antwoorden worden ingewacht vóór '1 Jan. 1898: „Eyne geschiedenis van de gods dienstige, godgeleerde en kerkelijke stroo mingen in het Protestantisme in Nederland gedurende de laatste veertig jaren." Het Utrechtsch Studentencorps zal wegens het overiyden van prof. Moltzer gedurende acht dagen den rouw aannemen. Onze minister-resident by het Portu- geesche Hof, mr. J. D. C. baron Van Heeckeron van Keil, is, na doorgebracht verlof, naar zyn post te Lissabon teruggekeerd. Biykens een by het departement van buitonlandsche zaken ontvangen telegrapaisch bericht van Hr. Ms. gezint te Parijs, is by ministoriëele beschikking van 24 dezer de Fransche grens wederom voor den invoer van vee uit Nederland opengesteld. Te Nymegen is overleden, in don ouder dom van 72 jaren, de heer G. J. Kolfschoten, oud notaris te Gendringen, ridder van de Eikekroon. Door wylen den heer J. H. Stael, in leven burgemeester van Dussen (N. Br.), vóór enkele dagen overleden, is een groot deol van zyn aanzienlijk vermogen vermaakt aan de kerk en de diaconie, der Ned.-Horv. gem. aldaar, benevens grooto sommen aan vele in stellingen van liefdadigheid. Het stoomschip „Rotterdam" arriveerde 25 Oct. van Amsterdam te Nieuw-Yorkdo „Sumatra", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 25 Oct. van Suez; de „Bundesrath", van Öost-Afrika naar Rotterdam en Hamburg, arriveerde 24 Oct. te Lissabon; de „Hebe" vertrok 24 Oct. van Smirna naar Amsterdam de „Kanzier", van Hamburg en Amsterdam naar Oost Afrika, vertrok 24 Oct. van Napels; de „Soenöa" arriveerde 25 Oct. van Batavia te Amsterdam. Staalsbegrooting. Verschenen is het Voorloopig Verslag over het afdeelings-onderzoek der Tweede Kamer van de Staatsbegrooting voor het dienst jaar 1896. Uit het "Verslag blykt dat slechts in eene afdoeling over den politieken toestand is gesproken. Sommige leden achtten het Kabinet onmachtig grooto hervormingen tot stand te brengen buiten de regeling van het kiesrecht. Andere leden konden zich met deze be schouwingen niet vereenigonzy verheugden zich dan ook dat de herziening van het personeel en de regeling der gemeente-fmanciën op don voorgrond was gesteld. Sommige leden meenden dat de begrooting niet den indruk gaf, dat naar gepaste zuinig heid is gestreefd en dat de minister van financiën niet genoeg wederstand biedt aan den wensch zyner ambtgenooten. Zoo wees men op de hooge eischen, in het verschiet gesteld voor de stelling van Amster dam en voor marine-materiëel; op de hoogere credieten voor ambtenaren van binnenlandsche zaken en justitie; de hooge uitgaven voor een nieuw gebouw voor de rechtbank to 's Graven hage en vooral op de begrooting van binnen landsche zaken. Ze bevat verschillende nieuwe posten, onvoldoende gemotiveerd en waarvan sommige, ook in do toekomst, zware geldelyke lasten zullen veroorzaken. Enkele leden ver klaarden reeds nu tegen dat hoofdstuk te zullen stemmen, indien geen belangryke ver minderingen werden aangebracht. Andere leden betoogden dat het gemakke- lyker valt te klagen over opdrijving dan zuinigheii oordeelkundig toe te passen. By den vooruitgang en de ontwikkeling op menig gebied was het niet altyd mogelijk en ook niet wenschelyk vóór alles naar be zuiniging te streven. Verder werd bezwaar gemaakt tegen de lage raming door den Mini ter vnn het tekort op de gewone uitgaven en tegen de hooge raming der middelen, o. a. tegen de ver hooging van 16 ton op de invoerrechter. Ook achtten verschillende leden niet gemoti veerd de berekening, dat de gewone uitgaven 3 millioen benedtn de raming zullen blijven, andere leden verzochten overlegging van den staat van geraamde en werkelijke uitgaven voor elk hoofdstuk over elk der jaren 1883 tot 1893. Eenige leden vroegen of spoedig een voor stel tot afschaffing van de rykstollen op land- en waterwegen zal worden gedaan, anderen drongen aan op spoedige indi^nii g van het ontwerp tot regeling der gemeente- financiën, waarvoor wederom ander n geen reden op dit oogenblik zagen. Ook werd gevraagd of de Minister tyd had kunnen vinden om de toegezegde wijziging van de Nederlandsche comptabiliteitswet voor te dragen. Vele leden opperden opnieuw bedenking tegen de wyze, waarop het beheer der land bouwzaken thans is geregeld en verlangden meer eenheid in dat beheer, hetzy door de oprichting van een ministerie van landtouw, door meerderen niet gewenscht, of wel door oprichting van een afzonderiyke afdoeling voor landbouwzaken aan het ministerie van water staat of aan dat van binnenl. zaken, doch ook van zoodanige afdeeling verwachtten weer eenige andere leden weinig heil. Overigens klaagde men over to geringe bemoeiing van den Staat met de landbouwbelangen, vooral in vergeiyking met het buitenland. Opnieuw word aangedrongen op oprichting van een Staatshypotheekbank. Anderen wezen er op dat ons land niet kan worden vergeleken met andere landen, die het protectionistische stelsel zyn toegedaan. Vele leden betuigden ontevredenheid over de houding der Regeering tegenover de Am- sterdamsche tentoonstelling, die niet aan de verwachtingen had beantwoord, wat te voor zien was, daar de voorbereiding veel te laat was aangevangen, die te veel het karakter van eene politieke vermakelykheid had ge kregen en veel minder belangryk was dan die van Antwerpen verleden jaar en de Amster- damsche Kolonïalo van 1883. Men begreep niet waarom leden van het Ministerie eere voorzitters waren geworden en aan personen, die haar hadden georganiseerd, de orde van den Nederland8chen Leeuw was verleen i, en dat wel by de opening, dus voordat gebleken was of inrichting en exploitatie oene zoo eer- vollo onderscheiding wettigden. Eenige andere leden kondon zich met deze beschouwingen niet vereenigen en achtten het verwijt tot do Regeering minder juist. Ten slotte werd bevreemding geuit, dat zoo weinig do hulp van de Regeeringscommie- sarissen wordt ingeroepen volgons art. 110 der Grondwet, vooral by technische onder werpen, en werd gevraagd of reeds een ont werp betreffende de administratieve rechtspraak is voorbereid. 2) Hji heeft in elk geval een vechtpartij gehad, maar ontkent hardnekkig alles, zelfs de dronkenschap." Muller zelf zag weerspannig naar den grond en zweeg. „GU beweert, niet dronken geweest te zijn, maar wat is er dkn gebeurd?" vroeg ik den misdadiger. „Ik was opgewonden", zeide de aangespro kene en wierp mij een vyandigen blik toe; „ik heb den ganschen dag geen druppel gedronken." 3Waar waart gij gisteren dan?" ging ik voort. .Thuis, by myn moeder." .En hoe komt gy aan dien buil?" Geen antwoord. „Kapitein, sluit mij maar op, ik kan het niet zeggeD, maar ik had gelijk en het ging niet anders." Ds sergeant-majoor deinsde van ontzetting over dit -ongehoorde antwoord terug en staarde my verbaasd aan, toen ik tot het snydertja zeide: „Gy ziet er niet naar uit, dat gy liegt. Ik geloof u en straf u niet. Biyf van daag van het exerceeren weg en maak u koude kompressen." Muller zelf staarde my onzeker aan, alsof hy my niet recht verstaan had, en toen hy zich naar de compagniezalen begaf, bleef hy nog een paar keer staan en keek nu en dan om, alsof hy nog vragen wilde, of het dan werkelyk waar was, dat hy er zonder straf afkwam. Toen het bataljon uitrukte, stond de sergeant-majoor nog altyd op dezelfde plaats. Ik zag, hoe hy het hoofd schudde. Wat hy toen wel van my gedacht heeft? Voor 't overige bleef het snydertje, niet tegenstaande myn bewys van vertrouwen, de oude. Ongeveer drie weken later meldde hy my op zyn sombere, koude wyze, dat zyn mosder gostorven was. Hy vroeg verlof, om de begrafenis te kunnen bywonen. Ik woonde haar ook by. Achter den ïyk- wagen ging, alleen, het snydertje. Dan volgden de predikant en ik. Dat waa de goheele lyk- stoet. De stiefvader was niet tegenwoordig; hy sliep in een kroeg zyn roes uit. De pre dikant deelde my onderweg nog verschillende diDgen over de familie mede. De verhoudingen waren verschrikkelyk. Wat de vrouw ver diende, had de mau weggenomen en aan jenever verbrast. Zy zelve was letteriyk ver hongerd. Nu en dan evenwel was myn snydertje thuisgekomen en had haar een kommiesbrood, dikwyis ook wat geld ge bracht, maar dat had natuurlyk ook niets gebaat, maar zelfs tot vechtpartyen tusschen den stiefvader en den soldaat geleid; want zelfs deze ondersteuning had de man de arme vrouw niet gegund. Nu was het my duideiyk, van waar myn snydertje destyds den buil op zyu voorhoofd had, en ik ver heugde my in stilte, dat ik hem niet daarvoor gestraft had. Dat hy zelfs zyn geringe soldy en zyn karig brood met zyn moeder gedeeld had, nam mg nog meer voor hem in. Ik zeide dit ook den predikant. Deze antwoordde „Dit is inderdaad to waardeeren, maar over 't algemeen is hy hier niet bemind om zyn trots en zyne ingetogenheid. My gaat hy altyd uit den weg, een kerk heeft hy sedert zgn ontslag van de school niet meer bezocht. Daaraan herinnerde ik hem van morgen, toen ik hem troostte, doch hy gaf my geen ant woord, maar keerde my den rug toe." Intusschen waren wy op het kerkhof aan gekomen. Twee arbeiders lieten de kist in de groeve neer en de predikant sprak met droge stom een kort gebed uit. Ik sloeg myn musketier gade. Van ontroering of droefheid geen spoor. Koud en strak keek hy recht voor zich uit. Slechte nu en dan vertoonde zyn gezicht de sporen van ongoduld. Biyk- baar duurde het gebed hem veel te lang. Nu richtte ds predikant zich tot hem, om hem met eenige woorden troost toe te spreken. Maar nauweiyks was hy begonnen, of het snydertje slaakte een heeschen kreet, wierp hem een vyandigen bük toe en was weldra over den kerkhofmuur in het aangrenzende bosch verdwenen. Ten slotte meende de pre dikant: „Daar ziet gy zyn waar gevoelloos karakter 1 Van het graf zyner eigen moeder loopt hy weg, zonder er ook maar een blik op te werpen." Ik antwoordde niets. Het snydertje boezemde my, ondanks alles, een eigenaardige belangstelling In en ik had innig medelyden met hem. Daar de predikant nog andere bezigheden en ik myn rytuig aan het kerkhof besteld had, nam ik op het laatste hier en daar een kykje. Veel belangwekkends vond ik er niet. Het was er als op alle dorpskerkhoven. Vier of vpf grafsteenen, anders niets dan eenvoudige bouten kruisen, nieuwe en oude, geschondens en ongeschondens; op menig graf ook niets meer. Ik stond juist achter een wilden rozenstruik, om het half uitgewischte op schrift van een ouden steen te ontcyferen, toen ik by den kerkhofsmuur een geritsel hoorde. Hot hoofd van myn snydertje gluurde voorzichtig over den muur heen. De arbeiders hadden onmiddeliyk na ons het graf zyner moeder verlaten; waarschyniyk namen zy een hartversterking, eer zy het graf dicht maakten. Wat ging de oude vrouw hen aan? Zy kwam nog vroeg genoeg onder de modder, en by de betaling, die zy te wachten hadden, was een byzondere yver zeker niet noodig. Langzaam sloop het snydertje naar het graf. Wat zag de arme kerel er uitl Het gezicht geel en vaal, de oogen diep in de kassen en door donkere, blauwe ringen omgeven, bevende over het geheele lichaam. En de kleeding 1 Jas en broek wit van de kalk van den muur en de helm scheef op het hoofd. Als nu de aergeant-majoor in myn schuilhoek gestaan had I Hy zou don jongen van verontwaardiging opgevreten hebben. Het was echter ook ongehoordzóó ging eeu soldaat van de vyfde compagnie met zyn ZondagBtenue oml Een oogenblik staarde het snydertje stom in het graf. Eensklaps viel by, als door een beroerte getroffen, neer, zyn handen woelden in de op de kist geworpen aarde; een ge steun, zoo smarteiyk als ik nooit méór gehoord heb, drong tot my door en ging my door merg en been. „Mooderlje, moedertje- kom terug!" riep by; „waarom hebt u my verlaten; nu heb ik niemand, niemand meert" Langzamerhand giug het krampachtige steu nen in zacht snikken over, ten slotte lag hy daar als een doods; niets verroerde zich meer. Wie bad gedacht, dat deze stille jongeliug zóó hartstochtelyk kon worden 1 Nu hoorde ik myn wagen aankomen. Lang zaam ging ik naar den ongelukkigeu soldaat. Hy bospeurdo niets. „Muller 1" riep ik zacht. Toen sprong hy wild op en weer zag hy my met dien vyandigen blik aan. Hy schoen my toe te roepen: „Waarom vervolg jy my ook, jou heb ik tocb nooit iets misdaan 1" „Muller," zeide ik nogmaals. „Ik sta hier niet als uw kapitein, maar als uw vriend. Ik weet wat gy aan uw moeder verloren hebt. Maar zie eens omhoog naar den warmen, blauwen hemel. Ziet gy, hoe vriendelyk de zon straalt? Ge looft gy niet, dat de ziel uwer moeder daar boven gelukkiger is dan hier op aarde in twist en ellende? En zie om u heen in dezen stillen, vreedzamen tuin 1 Hoe zacht moet haar lichaam hier rusten, na den harden, moel- lyken stryd daarbuiten 1" Ik had zyn hand gevat. Zy trilde zenuwachtig eu was gloeiend beet. Eensklaps bespeurde ik, hoe hy de myne vast omklemde. Hy scheen te willen sproken. Doch het kwam er niet toe. Alleen zyn blik trof my weer, even twyfelend en onzeker als vroeger, toen ik hem zoo onvoorwaardeiyk geloofde. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1