N'. 10944
Maandag 28 October.
A0. 1395
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommcr bestaat uit DRIE
Bladen.
Leiden, 26 October.
3?* euilleton.
Eene Soldatengeschiedenis.
PRIJS DEZER COURAJNT:
Yoor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENHËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt ƒ0.05 berekend.
Eerste Blad.
OUloiëele KounisgeTlngon.
Burgemeester en Wetl-.oudera van Leidon,
Gozten het adres van J. PANDER, houdende ver
zoek om vergunning tot pla&tsiDg van een uithang
bord voor het perceel Hoogowoerd hoek Kraaierstraat
No. 113/115.
Geven bij doze kennis aan be'aDghebbenden dat
op Maandag den 28sten October aaust., 's voormid
dags te elf uren, op het Raadhui?, gelegenheid zal
worden gegeven om bezwaren tegen dat vorzoek in
to breDgen.
Leiden, Namens Burg. en Wothe. voornoemd
24 Oct. 1895. E. EIST, Secretaris.
De Gemeente-Ontvanger van Saesenhe:m noodigt
bolaatingbohuldige ingezetenen dier gemeente, die
nog geene betaling in den hoofdelijken omslag en
de hondenbelasting van het loopende dienstjaar hebben
gedaan, beleefd uit, dit alsnog vóór het einde dezer
maand te willen doen.
Burgemeester en Wethouders van Lisee makon
bokend dat, met ingang van 1 November a. e., het
kantoor van don Gemeente-Ontvanger zal zijn ge
opend op do oarste vijf werkdagen van elke week,
van des voormiddags 9 tot de9 namiddags 1 uur, en
gesloten op den Zaterdag en op Zon- en foi stdagen.
•De benoooigde som van f 350 tot aankoop
van den ring met het wapen van Van der
"Werff voor het Stedelijk Museum alhier, is
thans door tusschenkomst van den heer C.
Verster, conservator van genoemd museum,
geheel bijeen.
Voor de akte lager onderwijs is te
's Gravenhage toegelaten mejuffrouw J.Kloots,
van Leiden.
Voor het examen in de vrije- en orde-
oefeningen zijn te Dordrecht geslaagd de hoer
C. Huge en mej. M. Prins, van Leiden, en
S. C. J. M. v. d. Reyden, te Brielle.
Het aandeel in de kosten van de rustende
Bchutterij voor het dienstjaar 1896 voor de
gemeente Sassenheim is bepaald op f 10.50.
Men schrijft ons uit Bodegrave, dd. 25
Oct.: Hedenmorgen had, in tegenwoordigheid
van vele vrienden, oud-leerlingen en belang
stellenden, de ter-aarde-bestelling plaats van
den heer G. De Jager, oud-hoofd der openbare
school A, alhier.
Ds. De Mey we sprak aan de geopende groeve
een woord van hulde en dank voor den
grooten ijver ea de hartelijke toewijding, door
den nu overledene betoond, gedurende zijne
40 jarige loopbaan als onderwijzer. Onder het
nederloggen van een krans, vanwege het dep.
Bodegrave der Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen, herinnerde spreker vervolgens in
eenige gevoelvolle woorden de toewijding van
don ontslapene als voorzitter van het Departe
ment, oprichter van de Prinses-Wilhelmina-
bewaarschool, commissaris van de Spaarbank
en van de Volks bibliotheek.
Ds. Verhoeff sprak ton slotte een ernstig
woord van troost en hartelijke deelneming met
de bedroefde weduwe.
Woensdag avond trad in eene openbare
vergadering van het Leesgezelschap te Wad
dingsveen als spreker op ds. Rogge, die als
militair prediker den oorlog op Lombok had
bijgewoond. Zijne rede, die met de grootste
belangstelling werd gevolgd, handelde dan
ook geheel over dien veldtocht en menige
beschrijving bracht de treurige Augustus
dagen van '94 in herinnering. Na de pauze
droeg hy een der schetsen uit de „Camera
Obscura" van Hildebrand voor. Een hartelijk
woord van dank werd hem door den voor
zitter namens de leden toegevoegd.
Men schrijft ons uit Waddings veen Met
leedwezen hebben vele inwoners van Waddings
veen de tijding vernomen van het overlijden
van den heer P. Nourrisse, rustend genees
heer te 's-Gravenhage, die van 1 Mei 1S51
tot 30 Sept. 1887 als geneeskundige hier
fungeerde. Zijn vader was hier werkzaam
als zoodanig van 3 Maart 1822 tot zijn dood,
8 Juli 1875, terwijl zijn grootvader hier even
eens de geneeskundige praktijk uitoefende
gedurende een vijftigtal jaren, 17721822.
Zoo de heer Kes nog eenigszins in twijfel
is geweest omtrent de gevoelens, die de Am
sterdammers jegens hem koesteren, nu hy
hen staat te verlaten, is deze twijfel Donder
dag-avond voorzeker geheel verdwenen. Met
ongewone hartelijkheid heeft het publiek
van het Concertgebouw afscheid van hem
genomen.
Het was buitengewoon talryk opgekomen,
om dit laatste concert onder Kes' leiding by
te wonen.
Toen de heer Kes verscheen, werd bij, ter
wyl een aantal jonge meisjes hem met bloe
men bestrooiden, met daverend gejuich en
fanfares ontvangen, en na elk nummer van
het programma herhaalde zich het applaus.
Aan het slot van het concert besteeg, ter-
wyi het publiek den kunstenaar terugriep,
mr. J. A. Levy het podium en nadat de stilte
teruggekeerd was, sprak by don heer Kes
vol dankbaarheid en waardeering toe.
Een kostbaren krans bood spr. den heer
Kes ten slotte aan.
Nog waren de hierop gevolgde toejuichingen
niet verstomd, of een deputatie uit het bestuur
van het Concertgebouw, de heeren P. A. L.
Van Ogtrop, J. A. Sillem en De Marez Oyens,
verscheen op het orkest.
De heer Van Ogtrop sprak den heer Kes
in hartelyke woorden toe. Met de beste wen
scben voor de toekomst bood de spreker den
heer Kos een zilveren lauwerkrans aan.
De praeses van den Senaat van het Am-
sterdamsch Studentencorps vereerde hem
namens dit corps eveneens een dergelijk
huldebiyk.
De heer Willem Hutschenruyter volgde
hem op, om namens de leden van het orkest
den heer Kes te verzekeren, dat do dagen,
dat hy aan het hoofd had gestaan, in aange
name herinnering by hen zouden blijven, en
hem een sieriyken krans te overhandigen.
Nog eeüige kransen volgden, en ten slotte
moest de heer Kes nog een paar keer naar
voren komen om door een buiging dank te
zeggen voor de geestdriftige toejuichingen
van het publiek, dat zelfs met boeden en zak
doeken hom een laatst vaarwel toewuifde.
Het huldebiyk, dat namens byna 400 leden
vin het Concertgebouw is aangeboden, be
staat uit een zilveren theeservies en tafel
(bouilloir, koffiekan, theepot, suikerkom, melk
kan, lep el vaasje).
Behalve als afscheid van den heer Kes was
het conc-rt belangrijk doordat zyu opvolger,
de heer Mengelberg, zich aan het publiek
voorstelde. Intusschen nog niet als dirigent,
maar als klavierspeler; hy vertolkte het es-
dur-concert van Liszt en deed zich kennen
als een begaafd, technisch zeer ontwikkeld
pianist. Ook hem werd, reeds by zyn optreden,
e9n krans vereerd.
In ons vorig nommer maakten wy reeds
melding van het droeve verscheiden vanpiof.
Moltzer te Utrecht.
Mr. HeDri Ernest Moltzer. werd den 20sten
Mei 1836 te Wassenaar geboren. Na in do
rechten en de lettoren gepromoveerd te zyn,
werd hy in 1862 benoemd tot commies ter
secretarie van de Nederlandsche Bank, welke
functie by in 1864 verwisselde voor die van
leeraar aan de H. B.-S. to Haarlem. Reeds
het daarop volgende jaar werd hy benoemd
tot hoogleeraar to Groningen. Zeventien jaren
bekleedde hy dit ambt met groote nauwge
zetheid en een groot aantal vereerders en
vrienden wist by zich te verwerven. In 1882
werd prof. Moltzer aan de Utrechtsche uni
versiteit benoemd tot hoogleeraar en aan
die roepstem gaf by gehoor.
Het getal geschriften, door prof. Moltzer
in het licht gegeven, is zeer groot, o. a.De
geschiedenis van het wereldiyk tooneel in
Nederland gedurende de ^middeleeuwen (1862);
Heiligerlee G86S); Bilderdyk en het Neder
landsche volk (1873); Shakespeare's invloed
op het Nederlandsch tooneel (1874); De his
torische beoefening der Nederlandsche taal
(1877); Studiën en schetsen van Nederland
sche letterkunde (1830); De volksverbetlding
In het ryk der taal (1881) en Da historische
beoefening der Nederlandsche letteren (1882).
Onder zyne redactie en die van prof. Te
Winkel verscheen ook de bibliographic van
Middel Nederlandsche letterkunde, en voorts
zagen onder zyne leiding of mede redactie
nog tal van andere uitgaven op letterkundig
gebied het licht.
Mr. J. H. Valckenier Kips, benoemd
hoofdredacteur van het „Utr. Dagbl.", heeft
by bericht van 21 October jl. zyn ontslag
genomen als lid van den Haagschen ge
meenteraad.
Teyler's Godgeleerd Genootschap to
Haarlem heeft besloten als nieuwe prysstof
uit te schryven voor den tyd van twee jaren,
zoodat de antwoorden worden ingewacht vóór
'1 Jan. 1898: „Eyne geschiedenis van de gods
dienstige, godgeleerde en kerkelijke stroo
mingen in het Protestantisme in Nederland
gedurende de laatste veertig jaren."
Het Utrechtsch Studentencorps zal wegens
het overiyden van prof. Moltzer gedurende
acht dagen den rouw aannemen.
Onze minister-resident by het Portu-
geesche Hof, mr. J. D. C. baron Van Heeckeron
van Keil, is, na doorgebracht verlof, naar zyn
post te Lissabon teruggekeerd.
Biykens een by het departement van
buitonlandsche zaken ontvangen telegrapaisch
bericht van Hr. Ms. gezint te Parijs, is by
ministoriëele beschikking van 24 dezer de
Fransche grens wederom voor den invoer van
vee uit Nederland opengesteld.
Te Nymegen is overleden, in don ouder
dom van 72 jaren, de heer G. J. Kolfschoten,
oud notaris te Gendringen, ridder van de
Eikekroon.
Door wylen den heer J. H. Stael, in
leven burgemeester van Dussen (N. Br.), vóór
enkele dagen overleden, is een groot deol
van zyn aanzienlijk vermogen vermaakt aan
de kerk en de diaconie, der Ned.-Horv. gem.
aldaar, benevens grooto sommen aan vele in
stellingen van liefdadigheid.
Het stoomschip „Rotterdam" arriveerde
25 Oct. van Amsterdam te Nieuw-Yorkdo
„Sumatra", van Amsterdam naar Batavia,
vertrok 25 Oct. van Suez; de „Bundesrath",
van Öost-Afrika naar Rotterdam en Hamburg,
arriveerde 24 Oct. te Lissabon; de „Hebe"
vertrok 24 Oct. van Smirna naar Amsterdam
de „Kanzier", van Hamburg en Amsterdam
naar Oost Afrika, vertrok 24 Oct. van Napels;
de „Soenöa" arriveerde 25 Oct. van Batavia
te Amsterdam.
Staalsbegrooting.
Verschenen is het Voorloopig Verslag over
het afdeelings-onderzoek der Tweede Kamer
van de Staatsbegrooting voor het dienst
jaar 1896.
Uit het "Verslag blykt dat slechts in eene
afdoeling over den politieken toestand is
gesproken. Sommige leden achtten het Kabinet
onmachtig grooto hervormingen tot stand te
brengen buiten de regeling van het kiesrecht.
Andere leden konden zich met deze be
schouwingen niet vereenigonzy verheugden
zich dan ook dat de herziening van het personeel
en de regeling der gemeente-fmanciën op don
voorgrond was gesteld.
Sommige leden meenden dat de begrooting
niet den indruk gaf, dat naar gepaste zuinig
heid is gestreefd en dat de minister van
financiën niet genoeg wederstand biedt aan
den wensch zyner ambtgenooten.
Zoo wees men op de hooge eischen, in het
verschiet gesteld voor de stelling van Amster
dam en voor marine-materiëel; op de hoogere
credieten voor ambtenaren van binnenlandsche
zaken en justitie; de hooge uitgaven voor een
nieuw gebouw voor de rechtbank to 's Graven
hage en vooral op de begrooting van binnen
landsche zaken. Ze bevat verschillende nieuwe
posten, onvoldoende gemotiveerd en waarvan
sommige, ook in do toekomst, zware geldelyke
lasten zullen veroorzaken. Enkele leden ver
klaarden reeds nu tegen dat hoofdstuk te
zullen stemmen, indien geen belangryke ver
minderingen werden aangebracht.
Andere leden betoogden dat het gemakke-
lyker valt te klagen over opdrijving dan
zuinigheii oordeelkundig toe te passen. By
den vooruitgang en de ontwikkeling op
menig gebied was het niet altyd mogelijk
en ook niet wenschelyk vóór alles naar be
zuiniging te streven.
Verder werd bezwaar gemaakt tegen de
lage raming door den Mini ter vnn het tekort
op de gewone uitgaven en tegen de hooge
raming der middelen, o. a. tegen de ver
hooging van 16 ton op de invoerrechter.
Ook achtten verschillende leden niet gemoti
veerd de berekening, dat de gewone uitgaven
3 millioen benedtn de raming zullen blijven,
andere leden verzochten overlegging van den
staat van geraamde en werkelijke uitgaven
voor elk hoofdstuk over elk der jaren 1883
tot 1893.
Eenige leden vroegen of spoedig een voor
stel tot afschaffing van de rykstollen op
land- en waterwegen zal worden gedaan,
anderen drongen aan op spoedige indi^nii g
van het ontwerp tot regeling der gemeente-
financiën, waarvoor wederom ander n geen
reden op dit oogenblik zagen. Ook werd
gevraagd of de Minister tyd had kunnen
vinden om de toegezegde wijziging van de
Nederlandsche comptabiliteitswet voor te
dragen.
Vele leden opperden opnieuw bedenking
tegen de wyze, waarop het beheer der land
bouwzaken thans is geregeld en verlangden
meer eenheid in dat beheer, hetzy door de
oprichting van een ministerie van landtouw,
door meerderen niet gewenscht, of wel door
oprichting van een afzonderiyke afdoeling voor
landbouwzaken aan het ministerie van water
staat of aan dat van binnenl. zaken, doch
ook van zoodanige afdeeling verwachtten weer
eenige andere leden weinig heil. Overigens
klaagde men over to geringe bemoeiing van
den Staat met de landbouwbelangen, vooral
in vergeiyking met het buitenland. Opnieuw
word aangedrongen op oprichting van een
Staatshypotheekbank. Anderen wezen er op
dat ons land niet kan worden vergeleken
met andere landen, die het protectionistische
stelsel zyn toegedaan.
Vele leden betuigden ontevredenheid over
de houding der Regeering tegenover de Am-
sterdamsche tentoonstelling, die niet aan de
verwachtingen had beantwoord, wat te voor
zien was, daar de voorbereiding veel te laat
was aangevangen, die te veel het karakter
van eene politieke vermakelykheid had ge
kregen en veel minder belangryk was dan die
van Antwerpen verleden jaar en de Amster-
damsche Kolonïalo van 1883. Men begreep
niet waarom leden van het Ministerie eere
voorzitters waren geworden en aan personen,
die haar hadden georganiseerd, de orde van
den Nederland8chen Leeuw was verleen i, en
dat wel by de opening, dus voordat gebleken
was of inrichting en exploitatie oene zoo eer-
vollo onderscheiding wettigden. Eenige andere
leden kondon zich met deze beschouwingen
niet vereenigen en achtten het verwijt tot do
Regeering minder juist.
Ten slotte werd bevreemding geuit, dat zoo
weinig do hulp van de Regeeringscommie-
sarissen wordt ingeroepen volgons art. 110
der Grondwet, vooral by technische onder
werpen, en werd gevraagd of reeds een ont
werp betreffende de administratieve rechtspraak
is voorbereid.
2)
Hji heeft in elk geval een vechtpartij
gehad, maar ontkent hardnekkig alles, zelfs
de dronkenschap."
Muller zelf zag weerspannig naar den grond
en zweeg.
„GU beweert, niet dronken geweest te zijn,
maar wat is er dkn gebeurd?" vroeg ik den
misdadiger.
„Ik was opgewonden", zeide de aangespro
kene en wierp mij een vyandigen blik toe;
„ik heb den ganschen dag geen druppel
gedronken."
3Waar waart gij gisteren dan?" ging ik
voort.
.Thuis, by myn moeder."
.En hoe komt gy aan dien buil?"
Geen antwoord.
„Kapitein, sluit mij maar op, ik kan het
niet zeggeD, maar ik had gelijk en het ging
niet anders."
Ds sergeant-majoor deinsde van ontzetting
over dit -ongehoorde antwoord terug en
staarde my verbaasd aan, toen ik tot het
snydertja zeide: „Gy ziet er niet naar uit, dat
gy liegt. Ik geloof u en straf u niet. Biyf van
daag van het exerceeren weg en maak u
koude kompressen."
Muller zelf staarde my onzeker aan, alsof
hy my niet recht verstaan had, en toen hy
zich naar de compagniezalen begaf, bleef hy
nog een paar keer staan en keek nu en dan
om, alsof hy nog vragen wilde, of het dan
werkelyk waar was, dat hy er zonder straf
afkwam. Toen het bataljon uitrukte, stond
de sergeant-majoor nog altyd op dezelfde
plaats. Ik zag, hoe hy het hoofd schudde.
Wat hy toen wel van my gedacht heeft?
Voor 't overige bleef het snydertje, niet
tegenstaande myn bewys van vertrouwen,
de oude. Ongeveer drie weken later meldde
hy my op zyn sombere, koude wyze, dat zyn
mosder gostorven was. Hy vroeg verlof, om
de begrafenis te kunnen bywonen.
Ik woonde haar ook by. Achter den ïyk-
wagen ging, alleen, het snydertje. Dan volgden
de predikant en ik. Dat waa de goheele lyk-
stoet. De stiefvader was niet tegenwoordig;
hy sliep in een kroeg zyn roes uit. De pre
dikant deelde my onderweg nog verschillende
diDgen over de familie mede. De verhoudingen
waren verschrikkelyk. Wat de vrouw ver
diende, had de mau weggenomen en aan
jenever verbrast. Zy zelve was letteriyk ver
hongerd. Nu en dan evenwel was myn
snydertje thuisgekomen en had haar een
kommiesbrood, dikwyis ook wat geld ge
bracht, maar dat had natuurlyk ook niets
gebaat, maar zelfs tot vechtpartyen tusschen
den stiefvader en den soldaat geleid; want
zelfs deze ondersteuning had de man de
arme vrouw niet gegund. Nu was het my
duideiyk, van waar myn snydertje destyds
den buil op zyu voorhoofd had, en ik ver
heugde my in stilte, dat ik hem niet daarvoor
gestraft had. Dat hy zelfs zyn geringe soldy
en zyn karig brood met zyn moeder gedeeld
had, nam mg nog meer voor hem in. Ik
zeide dit ook den predikant. Deze antwoordde
„Dit is inderdaad to waardeeren, maar over
't algemeen is hy hier niet bemind om zyn
trots en zyne ingetogenheid. My gaat hy
altyd uit den weg, een kerk heeft hy sedert
zgn ontslag van de school niet meer bezocht.
Daaraan herinnerde ik hem van morgen, toen
ik hem troostte, doch hy gaf my geen ant
woord, maar keerde my den rug toe."
Intusschen waren wy op het kerkhof aan
gekomen. Twee arbeiders lieten de kist in
de groeve neer en de predikant sprak met
droge stom een kort gebed uit. Ik sloeg myn
musketier gade. Van ontroering of droefheid
geen spoor. Koud en strak keek hy recht
voor zich uit. Slechte nu en dan vertoonde
zyn gezicht de sporen van ongoduld. Biyk-
baar duurde het gebed hem veel te lang. Nu
richtte ds predikant zich tot hem, om hem
met eenige woorden troost toe te spreken.
Maar nauweiyks was hy begonnen, of het
snydertje slaakte een heeschen kreet, wierp
hem een vyandigen bük toe en was weldra
over den kerkhofmuur in het aangrenzende
bosch verdwenen. Ten slotte meende de pre
dikant: „Daar ziet gy zyn waar gevoelloos
karakter 1 Van het graf zyner eigen moeder
loopt hy weg, zonder er ook maar een blik
op te werpen." Ik antwoordde niets. Het
snydertje boezemde my, ondanks alles, een
eigenaardige belangstelling In en ik had innig
medelyden met hem.
Daar de predikant nog andere bezigheden
en ik myn rytuig aan het kerkhof besteld
had, nam ik op het laatste hier en daar een
kykje. Veel belangwekkends vond ik er niet.
Het was er als op alle dorpskerkhoven. Vier of
vpf grafsteenen, anders niets dan eenvoudige
bouten kruisen, nieuwe en oude, geschondens
en ongeschondens; op menig graf ook niets
meer. Ik stond juist achter een wilden
rozenstruik, om het half uitgewischte op
schrift van een ouden steen te ontcyferen,
toen ik by den kerkhofsmuur een geritsel
hoorde. Hot hoofd van myn snydertje gluurde
voorzichtig over den muur heen. De arbeiders
hadden onmiddeliyk na ons het graf zyner
moeder verlaten; waarschyniyk namen zy
een hartversterking, eer zy het graf dicht
maakten. Wat ging de oude vrouw hen aan?
Zy kwam nog vroeg genoeg onder de modder,
en by de betaling, die zy te wachten hadden,
was een byzondere yver zeker niet noodig.
Langzaam sloop het snydertje naar het
graf. Wat zag de arme kerel er uitl Het
gezicht geel en vaal, de oogen diep in de
kassen en door donkere, blauwe ringen
omgeven, bevende over het geheele lichaam.
En de kleeding 1 Jas en broek wit van de kalk
van den muur en de helm scheef op het
hoofd. Als nu de aergeant-majoor in myn
schuilhoek gestaan had I Hy zou don jongen
van verontwaardiging opgevreten hebben.
Het was echter ook ongehoordzóó ging eeu
soldaat van de vyfde compagnie met zyn
ZondagBtenue oml
Een oogenblik staarde het snydertje stom
in het graf. Eensklaps viel by, als door een
beroerte getroffen, neer, zyn handen woelden
in de op de kist geworpen aarde; een ge
steun, zoo smarteiyk als ik nooit méór
gehoord heb, drong tot my door en ging my
door merg en been. „Mooderlje, moedertje-
kom terug!" riep by; „waarom hebt u my
verlaten; nu heb ik niemand, niemand meert"
Langzamerhand giug het krampachtige steu
nen in zacht snikken over, ten slotte lag hy
daar als een doods; niets verroerde zich
meer. Wie bad gedacht, dat deze stille
jongeliug zóó hartstochtelyk kon worden 1
Nu hoorde ik myn wagen aankomen. Lang
zaam ging ik naar den ongelukkigeu soldaat.
Hy bospeurdo niets. „Muller 1" riep ik zacht.
Toen sprong hy wild op en weer zag hy
my met dien vyandigen blik aan. Hy schoen
my toe te roepen: „Waarom vervolg jy my
ook, jou heb ik tocb nooit iets misdaan 1"
„Muller," zeide ik nogmaals. „Ik sta hier niet
als uw kapitein, maar als uw vriend. Ik weet
wat gy aan uw moeder verloren hebt. Maar zie
eens omhoog naar den warmen, blauwen hemel.
Ziet gy, hoe vriendelyk de zon straalt? Ge
looft gy niet, dat de ziel uwer moeder daar
boven gelukkiger is dan hier op aarde in
twist en ellende? En zie om u heen in dezen
stillen, vreedzamen tuin 1 Hoe zacht moet haar
lichaam hier rusten, na den harden, moel-
lyken stryd daarbuiten 1"
Ik had zyn hand gevat. Zy trilde zenuwachtig
eu was gloeiend beet. Eensklaps bespeurde
ik, hoe hy de myne vast omklemde. Hy
scheen te willen sproken. Doch het kwam er
niet toe. Alleen zyn blik trof my weer,
even twyfelend en onzeker als vroeger, toen
ik hem zoo onvoorwaardeiyk geloofde.
(Slot volgt.)