N°. 10922 Woensdag 3 October. A0. 1895 f 110. (Deze Dourant wordt dagelijks, met üitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nonimer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 1 October. Feuilleton. Met scherpe wapenen. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommors t 0.05. 1.40. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. De minister van binnenlandsche zaken heeft aan den heer E. Van Everdingen Jr., op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als assistent voor de natuurkunde aan de Rijks universiteit te Leiden, en voor het tijdvak van 1 Oct. tot en met 31 Dec. 1895 als zoo danig benoemd de heer Ch. M. A. Hartman. Heden werden van de Kweekschool voor Zeevaart alhier, tot verdere opleiding voor den zeedienst, naar Hr. Ms. Instructieschip „Admiraal Van Wassenaer", te Amsterdam, overgeplaatst 119 jongens. Luitenant J. H. M. Ten Kate, van het 3de reg. huzaren, gedetacheerd bij de Rijschool te Amersfoort, wordt 1 Nov. ingedeeld te Leiden. 's Ryks Ethnographisch Museum heeft van Z. H. den Prins-gemaal van Boni en vorst van Gowa de navolgende voorwerpen, herkom stig van Celebes, ten geschenke ontvangen 11 kains, 2 hoofddoeken, 4 krisbanden, 3 mutsjes, 9 noofddeksels, 2 mannenbroeken, 10 manden, mandje met deksel, 1 zeef, 1 wan, 1 pak je annaemie, 1 etensdrager, 1 presenteerblaadje, 1 bosje annaemiereepen, 7 doozen, 1 mat, 1 katoenen doek, 1 paardetoom, 1 buidel, 12 aarden potteD, 2 komforen, 1 braadpan, 1 aarden vorm, 3 lampjes, 1 aarden kruik, 2 fluiten, 1 viool, 1 clarinet, 1 mondtrom, 1 tamboeryn, 1 trom, l ploeg, 1 egge, 2 spaden, model van een rijststamploods, 4 netten, 1 vischsc'nepper, 1 ste?kkorf, model van een vischtuig, 12 soor ten koffieboonen, 1 zeilschuit, 3 prauwen, 6 vaartuigen, model van een vorstelijk huis, 4 modellen van woningen. Aan den schenker is de dank der Regoering betuigd. Door wijlen vrouwe M. J. Gevers van Endegeest, geb. Deutz van Assendelft, over leden den 18den Maart jl., zijn o. m. de vol gende legaten vermaakt aan de te Oegstgeest gevestigde instellingen: Aan het Ned.-Herv. Armbestuur ƒ5000.. het R.-K. Armbestuur 2500; de kerkvoogdij der Ned.-Herv. gemeente 7500, Moederlijke liefdadigheid 3500; de commissie voor de Zondagsschool in de Leidsche Buurt f 2500 Men schrijft ons uit Boskoop: Ds. Sluyter, sedert 43 jaren predikant bij de Gereformeerde gemeente te Boskoop en haar eerste leeraar, nam 11. Zondag-avond, ten gevolge van be komen emeritaat, afscheid van zijne gemeento met den heilgroet van Paulus aan die vanEfeze. De predikant dee! uitkomen dat 't hier geen smartelijk afscheid-nemen was, daar hij zijne verdere levensjaren in dez9 gemeente wenschte door te brengen. Vele belangstellenden, waaronder ook depu- taten van naburige gemeenten, waren opge komen en het kerkgebouw leek de helft te klein te zijn. Die- het voorrecht hadden eene plaats machtig te worden en de afscheidsrede te mogen aanhooren, zullen den indruk gekregen hebben, dat, al mogen de klimmende jaren het verlangen naar rust bij den spreker billijken, de kracht voor het dienstwerk neg niet ontbreekt, met zooveel jeugdig vuur werd dez9 godsdienstoefening, dien dag de tweede, door den ruim 70 jarigen prediker geleid in een temperatuur ver boven de normale. Tot onderwijzer aan de School met den Bijbel te Aalsmeer is benoemd do heer M. J. Boender, te Heusden, die de benoeming heeft aangenomen. Aan het postkantoor Warmond werd gedurende de maand Sept. ingelegd 2368.55, verdeeld over 138 inlagen, en terugbetaald 393.55, verdeeld over 6 terugbetalingen. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 680. Men weet dat Israels beroemd portret van Tborbecke in „Arti" is geweest. Het „N. v. d. D." schrijft: „Met eenige verwondering zagen wij in de Latijnsche opgave op de lijst vermoedelijk twee fouten staan. Men leest daar: „natus 15 Jan. 1798", ofschoon Thorbeckes geboorte dag tevens die van Da Costa overal als 14 Januari bekend is. En, wat nog vreemder schijnt: „minister regis factus A°. 1848" terwijl iedereen kan weten, dat Thorbeckes oerste ministerschap dagteekend van 1 Nov. 1849, na het aftreden van het ministerie De Kempenaer. „Wyl dit portret zijn vaste plaats heeft in de Senaatskamer der Leidsche Universiteit, is het natuurlijk niet aan te nemen dat men het onderschrift als iets onheteekenends zou hebben veronachtzaamd. Er moet dus eene rede zijn voor deze afwijkende dagteekeningen. Weet iemand welke?" Mr. H. A. Piepers is gistereD, na een ongeveer dertigjarigen ambtelijken werkkring, afgetreden als referendaris by de eerste af deeling van het departement van justitie. Hem werd, als blijk van achting, door de ambten ren in de eerste afdeeling eene photo- graphische afbeelding van zyne werkkamer, met zijn persoon op den voorgrond, aange boden. Een hartUyk woord van afscheid wc-rd daarbij door een der heeren tot den hoofdambtenaar gericht, die eene welverdiende rust gaat genieten. De gemeenteraad van Schoonhoven heeft besloten, den bouw van eene nieuwe gasfa briek op te dragen aan de firma Enthoven te 's Gravenhage en Burgemeester en Wet houders gemachtigd, daarvoor eene leoning aan te gaan van 80,000. Ttn gevolge van het hem, ingevolge zijn verzoek, op de meest eervolle wyze ■verleend ontslag, legde mr. G. J. E. E. Zilcken gisteren het ambt neer van secretaris generaal van het Departement van Binnen landsche Zaken, in welke betrekking by bijna 21 jaren werkzaam was, na gedurende een gelijk tijdsverloop den lande en het ministerie in andere function te hebben gediend.-Aan gezien de heer Zilcken reeds Sedert eenigen tijd met verlof in het buitenland vertoeft, waren de hoofd- en verdere ambtenaren niet in de gelegenheid, persoonlijk afscheid te nemen van den geachten en wel willenden chef, dien zy na zoovele jaren samenwerking noode het departement zien verlaten en die bij het corps en by hen, tot wie hy aan h< t ministerie in ambtelyke verhouding ston<J, gevoelens van bijzondere waardeering ach terlaat. Door vrouwe M. J. Beek, weduwe van mr. A. J. Duymaer van Twist, is o. m. nog vermaakt: 5000 voor extra-bedeelingen, enz. aan armen aller gezindten der gemeente Deventer, onder beheer van Burg. en Weths.; ƒ10,000 voor het St. Elizabeth-gasthuis; 10,000 voor verbetering van de predikants traktementen in de gemeente Deventer; ƒ20,000 voor 't Ned. Zendelingsgenootschap; /"1000 voor Ned. Mettray; 2000 voor extra- bedeelingen, enz. aan armen aller gezindten der gemeente Diepenveen, onder beheer van Burg. en Weths.; 2000 tot verbetering van het predikants-traktement te Diepenveen; ƒ5000 voor de Maatschappij van Weldadigheid. De minister van binnenlandsche zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat te vervullen is de betrekking van leeraar in de Staatswetenschappen aan de Rijks hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus te Roermond. Jaarweade f 600. Zy, die voor deze betrekking in aanmerking wenschen te komen, gelieven zich vóór 12 October e. k. aan te melden by den inspecteur van het middelbaar onderwijs, dr. W. B. J. Van Eyck, te 's-Gravenhage. De heer N. L. Verlint, leeraar in de Fransche taal aan de Ryks Hoogere Burger school te Utrecht, herdenkt heden den dag, waarop by vóór 25 jaren deze betrekking aanvaardde. De „Vereeniging tot viering van den ge denkdag van Alkmaars Ontzet in 1573" heeft weder besloten, den a. s. 8sten-October-dag op feestelijke wijze te vieren. Tot leeraar bfi de Ned.-Israël, gemeente te Leerdam is benoemd de heer B. Cohen, te Woerden. De officieren van gezondheid 1ste klasse Rentmeester, uit Bergon-op-Zoom, en De Veer, uit Gouda, en der 2de klasse Ten Hove, van het 8ste rog. inf., worden van 1 Oct. tot de a. s. Kerstvacantie gedetacheerd respect, te Amsterdam, Leiden en Utrecht, ten einde aan de universiteiten aldaar, als assistent, een cursus in de heelkunde te volgen. De gemeenteraad van Groningen besloot B. en Ws. uit te noodigen, onderhandelingen aan te knoopen met de „Ned. Bell Telephoon Maatschappij," en zoo noodig met andere ondernemers van plaatselijke netten, omtrent het aanvaarden van eene concessie voor dtn aanleg en de exploitatie van voor het publiek bestemde telephonische verbindingen in die gemeente, alsmede voor bevestiging van die verbindingen aan eigendommen der gemeente, na 11 Mei 1897, den datum, waarop de con cessie der „Nederlandsche Bell-Telephoon- Maatschappy" zal zyn verstreken. Het dage- lyksch bestuur acht bestendiging van de tegenwoordige voorwaarden niet wenschelyl* Vooreerst wenscht het, dat voor het spannen van do draden over de openbare wegen en wateren der gemeente en het bevestigen van die draden aan gemeente eigendommen eene vergoeding worde betaald, hetzij in geld, hetzij in gratis-aansluitingen. Ook komt opneming van het net der bnndweer-telegraaf en aan sluiting van de politiewachten gedurende den nicht aan het centraalbureel Burg. en Wet houders wenschelyk voor, terwijl voorts steeds nieuwe toestellen van de beste constructie aan de abonnés verstrekt moeten worden, en voort durende aansluiting aan het intercommunale net gewaarborgd moet zyn. Het stoomschip „Laertes" arriveerde 27 Sept. van Amsterdam en Liverpool te Batavia; de „Maasdam", van Nieuw-York naar Rot terdam, passeerde 30 Sept. Lizard; de „Rot terdam", van Nieuw-York naar Amsterdam, passeerde 30 Sept. Lizard. By koninklijk besluit is benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau de heer F. H. H. Borret, tijdelijk ïentmeester der domeinen, behoord hebbende tot do dotatie van wijlen Z. K. H. Frederik, prins der Nederlanden, in het rentambt Niervaart. Eervol ontslagen jhr. mr. E. A. O. De Casembroot, op zyn verzoek, met ingang van 1 October a. s., als substituut-griffier bjj de arrond.-rechtbank te Middelburg. De Schoonzoon van Mijnheer Poirier. Met 1 October neemt de officiüele winter- dienst een aanvang en al is het dan ook nog zoo warm en zomersch, de schouwburg oient zijne deuren ook wel te openen en het publiek als vanouds uit te noodigen tot bin nentreden. Aan de tropische temperatuur der laatste dagen zal het zeker wel voor een groot deel geweten moeten worden, dat enkele rangen gisteravond by de openingsvoorstelling slecht bezet waren, of was het stuk oorzaak, dat zoovelen zich onbetuigd lieten? Dat laatste is ook niet onmogelijkin volle veertig jaren heeft er zich allicht eens ééne gelegen heid opgedaan om, behalve uit de lectuur, met het veelgeprezen stuk van Augier kennis te maken en men gaat by ons, helaas, niet spoedig een stuk meer dan éénmaal zien. „Dat stuk? O, neen, dat ken ik, dat heb ik al eens gezien; daar ga ik niet heen" is gewoonlijk de afdoende verklaring, die gegeven wordt als er een stuk van ouderen datum wordt aangekondigd. Of die eerste en eenige kennismaking grondig geweest is, schijnt er niet op aan te komenvoor de groote waar heid, dat by een herhaald aanschouwen het genot natuurlijk inniger moet zyn, omdat men er zelf meer „in" is, blyft het gros van het publiek toch doof en blind. O, als het „Mme Sans-Gêne" geweest was, dan hadden wfi wellicht heelwat verrassingen kunnen beleven, maar voor een werkelijk mooi, maar eenigs- zins verouderd stuk zijn weinigen te vinden. De groote en invloedryke geest, die ods vader- landsch publiek in dat opzicht uit den slaap zal wekken, moet nog geboren worden. Gelukkig dat de Rotterdammers zich door cit materiëel bezwaar, dat van te voren be rekend kon worden, niet hebben laten afschrik ken, om weer een goed, oud stuk ter hand te nemen, en de reden waarom de „Schoon zoon van Mijnheer Poirier" gemonteerd werd is niet vtr te zoeken. Het is een heerlijke rol voor Brondgeest en dat zal wel de voor naamste drijfveer geweest zijn. Bovendien, er is iets van in de lucht; ook het Nederlandsch Tooneel heeft in het voorjaar den Schoonzoon weer opgehaald. Dat het een mooi stuk is, behoeft wel geen betoog meer. Slechte stukktn hand haven zich gewoonlijk geene veertig achter eenvolgende jaren op alle goede répertoires. Waar wjj het een weinig verouderd noem den, doelde dat natuurlijk uitsluitend op enkele kleine tooneeltrucs, die een hedendaagsch schrijver angstvallig zou vermijden, byv. den brief met excuses van den vicomte of het koopen van het voorvaderlijk slot door Ver- delet; doch als tableau de moeurs blijft het eeuwig jong. Met weinig tooneelmiddelon en toch scherp afgobakond zijn de hoofdkarakters geteekend de rykgeworden-Poirier, eerzuchtig en in zyn schoonzoon het werktuig zoekende om voor zichzelven een naam en titel te ver werven. Doch beiden, de slimme koopman en de ultra lichtzinnige markies, bedriegen zich in elkanders karakter; heftige botsingen heb ben plaats, eerst om de quaestie van eene betrekking, daarna om schulden, vervolgens om eene vrouw en eindelijk om een duel. Aan den rand des afgronds gekomen, als zyne eigen vrouw hem verstoot, vallen den markies de schellen van de oogen en hoor de verstan dige taal van den goedronden Verdelet, eenige fraaie zinsneden van den vriend-bri gadier hertog De Montmeyran, de vergevens gezindheid van de markiezin en het buigen van den markies zelf, komt alles weer in orde. De oude, koppige Poirier moot nu wel wat „bijdraaien" en terwijl hij dat doet ont dekt hij plotseling dat misschien van al zyne eerzuchtige wenschen nog wel wat terecht kan komen. Enfin, men kent het stukt Over inhoud en beteekenis behoeven wy niet langer uit te weiden. Waar, als hier, zoo uiterst weinig gehan deld wordt, waar de karakterschildering uit sluitend in een geestigen dialoog beslo en is en dus ook slechts door zeggen kleur en licht verkregen moet worden, is de taak der uitvoerenden verre van gemakkelijk; daartoe worden doorknede acteurs vereischt. Als men dat kalme, gemakkelyke en gelijkmatige spel zag, zou men geneigd zyn te denken: „Dat is zoo zwaar niet, dat zou ik ook wel kun nen", maar niets is bedriegelijker dan dat; achter die rust schuilt studie en zonder talent is het niet raadzaam zich aan dergelijke rol len te wagen. De hoofdrol was bij Brondgeest in uitste kende handen. Hy was correct als altijd en bewoog zich met de hom eigen gratie in een huispakje, vervaardigd naar een kostuum van den jongen hertog van Orleans. Eigtnlyk ie dat een anachronisme, het stuk speelt in 1846 onder Louis Philippe en dat men het niet geheel voor den tegenwoordigtn tijd pas klaar heeft gemaakt, blykt uit het behouden van den titel van Pair van Frankrijk. Met een paar pennestreken is dat evenwel in orde te brengen en de heele zaak is niet waard er veel woorden over te gebruiken. Brond- 79) Wel had zij reden om het gelaat af te wenden, want juist op dit oogenblik had zij in den zak een brief van Guy Oscard, de laatste reliquie van een vroeger prikkelend genot, dat haar zoo dierbaar was geweest en dat zij nu slechts noode miste. Jozef had dien brief omstreeks twee maanden geleden te Msala op de post gedaan. Hy had de reis van het Simiacine-Plateau daarheen volbracht in een pak, dat onder de matras van Jack Mere diths draagbaar had gelegen. Het was een brief, door een eerlijk, vertrouwend, liefhebbend man aan de vrouw geschreven, die hy bijna reeds als de zijne beschouwde; een brief, waar voor geen man, wie ook, zich zou behoeven te schamen, maar die geen vrouw mocht lezen als zij niet voornemens was de zijne te worden. Millicent had dien brief reeds gelezen en herlezen. Hy trok haar door zyn blijkbare oprechtheid. Men kon het hart van dien man voelen kloppen in ieder woord. Bovendien had ze nog dezen morgen aan het postkantoor naar de Afrikaansche mail geïnformeerd. Zy zou nog zoo gaarne eens weer zoo'n brief ontvangen. „O, die Guy Oscard 1" antwoordde zy Lady Cantourne heel onschuldig, „dat beteekende niets 1" Lady Cantourne zweeg en ging voort mot schrijven. XXXVIII. Het gevloekte kamp. Kan de bel met al baar folteringen er nog één toevoegen aan de tallooze, die bier vrorden opgologd? Er zyn enkele plaatsen op aarde, waarop nu eenmaal een vloek schijnt te ruston. Msala behoorde tot die soort. Misschien zyn die plaatsen gevloekt tot straf van de wandaden, die er zijn gepleegd. Wie zal dat zeggen? Konden de boomen, die twee reusachtige palmen, aan den oever van de rivier, konden die eens spreken, zy zouden misschien treurige tafereelen ophangen van wat er werd afge speeld, op dat kleine plekje van het hart van Afrika, waarvan de eigenaar placht te zeggen „Geen sterveling weet, wat er in Centraal- Afrika omgaat." Alles ging voor den wind met de kleine terugtrekkende colonne, alles totdat zy Msala in het gezicht kregen. Toen werden de scheepjes door niet minder dan drie nijlpaarden aangevallen. Eén er van zonk terstond en die vier andere waren zóó gehavend, dat zij al de manschappen niet meer konden bergen. Zy zagen zich dus genoodzaakt hun kamp te Msala op te slaan en daar te toeven, totdat de scheepjes behooriyk hersteld zouden zyn. De muren van Durnovo's huis stonden nog overeind en Guy Oscard richtte zich hier in, zoo goed als de omstandigheden slechts ge doogden. Hy liet een dak van palmbladen leggen over de verkoolde balken, en in het hoofd vertrek, dezelfde kamer, waar de drie mannen het eerst hun Simiacine-plan hadden uitgewerkt, plaatste hy nu het eenvoudige huisraad, dat hy met zich voerde. Oscard was te veel aan zoo'n reizen en trekken gewoon, om zich door deze gedwongen rust uit zyn humeur te laten brengen. Tot nu toe hadden de mannen zich flink gehouden. Er was een eigenaardig veldheerstalent noodig geweest, om den tocht te leiden door oen woest landschap met mannen, die zich niet tot de reis hadden kunnen voorbereiden, die slecht van proviand voorzien waren en opgewonden door alles, wat vooraf was gegaan. Hun was geenerlei onheil overkomen, zy hadden geen oponthoud van belang ontmoet, maar uit den aard der zaak slechts langzaam kunnen vorderen. Omstreeks zes weken waren er verloopen sedert den dag, dat Guy Oscard met zyn kleine troepje het Simiacine-Plateau den rug toekeerde. Nu hadden zy het gevaar - ïykste gedeelte van de reis achter zich. Byna hadden zy de beschaafde wereld bereikt. Oscard was dus tevreden. Als Oscard tevreden was, rookte hy zyn pypje langzamer dan gewooniyk en sloeg hy aandachtig de dunne rookwolkjes gade, die zich in de lucht verdeelden. Hy rookte dit maal ai zeer langzaam, op den derden avond sedert hun aankomst te Msala. Den ganschen dag waren er zware regens gevallen en in het doodsche woud vielen onophoudeiyk dikke droppels kletterend neer uit het dicht ge bladerte der tropische gewassenhet was alsof er heinde en ver werd gefluisterd. Oscard zat in de kamer zonder raam en had geen licht ontstoken, want licht zou myriaden van insecten lokken. Hy zat voor oen lange opening, die, sedert het chassinet was verdwenen, als deur dienst deed. Yóór hem in het mystieke schemerlicht van het Zuider-Kruis kroop de groote rivier langzaam voorwaarts en vervolgde zacht kabbelend haar weg naar de zee. Zy scheen heimeiyk te willen wegsluipen, terwyl het woud haar iets toefluisterde. De groote sterren van het zuidelyk halfrond wierpen over haar oppervlak kleine zilveren stropen, die in de duisternis glinsterden. Geen menscbelyke stem werd meer ver nomen. Al de inboorlingen sliepen. In het aangrenzende vertrek lag Jozef in zyn hang mat, in een toestand tusschen slapen en waken, zooals de soldaten dat leoren. Oscard behoefde zelfs zyn stem niet te verheffen, om hem te zien verschynen. De leider van dezen overhaasten terugtocht had hier twee uren gezeten. De trage beweging van het water werkte op zyn brein, de agiteerende stilte van de Afrikaansche wouden hield hem alleen nog wakker. Hy sloeg er geen acht op, hoe een geluid, dat zyn oor trof en steeds nog meer naderde, door een riem werd teweeggebracht, een enkelen riem, die zwak en onregelmatig werd bewogen. Het naderde zóó langzaam, zóó zacht, terwyl de dikke druppels gestadig neervielen van de druipende spanen, dat het geen slapenden man zou wakker maken, maar slechts invloed kon uitoefenen op diens droomen. Eerst toen Guy Oscard een zwarte schaduw zag voortbewegen over een open plek van de rivier, begreep hy wat dat leven beduidde. Oscard was in hooge mate een man van de daad. In een oogwenk was hy dan ook opgestaan en in de donkere kamer glinsterde weldra de loop van een buks. Hy keerde naar het venster terug en nam alles scherp op. Hy zag een bootje den oever naderen en hoorde den slag van den riem, die op den grond werd geworpen. Terwyl zyn oog aan de duisternis gewend geraakte, zag hy oen man uit de boot stappen en haar op den wal trekken. Daarop keerde de middernachtelyke bezoeker zich om en richtte zyn schreden naar het huis. Die stap kwam Oscard bekend voor ook de beenen, die eenigszin3 krom waren. Het kostte den man moeite om te loopenby eiken stap scheen hy even te wankelen. Hy scheen hevige pyn te hebben. Guy Oscard legde zyn geweer op zy en naderde het open venster. „Ben jy het Durnovo?" riep hy uit. „Ja", antwoordde de ander. Zyn stem klonk zoo vreemd, het scheen dat zyn tong gezwollen was, en er was iets in den klank, dat Oscard deed schrikken. Hy ging op zy en Durnovo trad zyn eigen woning binnen l „Haal licht I" zeide dezelfde, dikke, ondui- deiyke stem. In het belendend vertrek kon men Jozef een lucifer hooren afstryken en een oogenblik later kwam hy binnen, een stroom van licht vooruit zendende. „Groote Hemel!" riep Oscard, achteruit tredende, alsof men hem een klap had gegeven, en met zyn hand de oogen beschuttende. „De Hemel bewaar me I" klonk het tegelyker- tyd uit Jozefs mond. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1