N°. 10914.
Maandag 23 September.
A0. 1895.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
LEIDSCH
DAftBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedoro regel moer f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
In de dagen der belasting-hervorming-
bedwelming, welke wij onder den Minister
Pierson beleefd hebben, werd er over de
gevolgen der afschaffing van den
zeepaccyns ontzaglik veel geredeneerd,
zegt het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra-
venhage. De kleine man zou er door worden
gebaat; hy zou minder betalen voor de zeep
en daardoor niet langer zyn toevlucht nemen
tot de eenvoudige combinatie van olie en loog,
die schadelijk moest heeten voor de te wasschen
goederen.
Zoo eenvoudig mogeiyk trachtten wy des
tijds aan te toonen, dat de uitkomst gansch
anders zou wezen dan men verwachtte; olie
en" loog zouden verzekerden wy toch de
hoofdrol op waschterrein blyven vervullen.
De afschaffing van den zeepaccyns zou dus
voor den kleinen man volstrekt geen voordeel
opleveren. Men hoorde niet naar dit getuigenis;
de „reactie", de „pleitbezorgers van 't kapi
taal" waren heette het in die bestryding
van het zeepvooretel aan 't woord.
Wat wordt nu echter sedert de afschaffing
van den zeepaccyns gezien?
Do Leidsche Kamer van Koophandel heeft
het geconstateerd in een schrijven aan de
Kamer van Koophandel te 's-Hage. By onder
zoek is der Leidsche Kamer gebleken, dat,
na de afschaffing van den zeepaccyns, het
gebruik van zeep niet is toegenomen in de
wasscueryen. En de drogisten voegen wy
er by zullen u hetzelfde getuigen nopens
de particulieren. Olie en loog handhaven zich
„bytend" tegenover de zeep.
Zoo kunnen de „reactionnairen" toch nog
wel eens bewys geven van met de practyk
heter dan de progressisten bekend te zyn.
Inmiddels is, ter wille van een schynver-
betering, de fiscus voor zeer velen er nog
„bytender" op geworden 1
Een inzender, X., die meermalen in ae
Nieuwe Rotterdam schc Courant schryft over
oeconomische en technische spoorweg-aange
legenheden, keurt thans dit in onze spoor
wegtarieven af, dat zy het personen
vervoer voor lange afstanden betrek-
keiyk lager stellen dan voor korte. Dat is
z. i. niet de practische weg, wyl aldus slechts
enkelen van de verlaagde vracht voordeel
genieten, tegenover de massa, die zich over
korten afstand beweegt. En onder die weinigen
bevinden zich betrekkeiyk minder 3de- dan
late- cn 2de-kl.-reizigers, wien het beter past
de hoogero vracht te betalen dan aan 3de-kl.-
reizigers, die intusschen toch de ziel uitmaken
van bet verkeer. De vrachtverlaging is voorts
te gering om toereikenden invlosd te kunnen
uitoefenen op algemeene ontwikkeling van
verkeer. Die is alleen te wachten van vracht
prijzen, die het middel van vervoer onder be
reik brengen van het gansche publiek. Het
algemem belang vordert dat er geene krachten
worden verspild, die kunnen strekken om dat
doel te bereiken.
Met scherpe wapenen.
66)
De laatste dagen was Jack Meredith zoo
goed vooruitgegaan, dat Jozef zelfs tevreden
begon te zyn. De dokter was volkomen tevreden
en sprak er zelfs van niet meer terug te
komen. Alleen herhaalde hy zyn meening,
dat het voor den patiënt raadzaam zou wezen
zoo spoedig mogtiyk naar Engeland terug te
keeren.
„Hy is nu sterk genoeg om vervoerd te
worden," zoo besloot hy zyn advies. „Er be
staat geen enkele redon tot uitstel."
„Neen," antwoordde Jocelyn, tot wie by
het woord gericht bad. „Neen, geen enkele.
Wy zullen zien, dat hy met de eerstvolgende
boot vertrekt."
De dokter zweeg nu een oogenblik. Hy was
een jong man, die veel, misschien wel te veel,
persoonlijk belang in zyn patiënten stelde.
Jocelyn was tot aan de tuindeur met hem
meegeloop sn en had slechts een parasol mee
genomen, om zich tegen de avondzon te be
schutten. Zy waren oude vrienden. Zyn vrouw
was een van Jocelyns intiemen hier aan de kust.
„Weet u iets van Merediths verdere plan
nen?" vroeg hy. „I3 hy van plan hier later
weer heen te gaan?"
„Dat weet ik niet; ik geloof niet, dat er
nog iets van dien aard is bepaald, maar ik
,houd het er voor, dat, als hy eenmaal in
Engeland zal zyn, hy er wel zal blyven."
De Minister bepale zich daarom tot het
vaststellen van gelyke éénheidspryzen voor
vrachtberekening over korte en lange afstanden.
In de gegeven omatandigheden verdient het
wellicht aanbeveling voor do 1ste en 2de klasse,
en ook voor de 3de klasse, voor enkele reis
voorloopig in stand te houden de bekende
maxima van vyf, vier en twee en een halven
cent por kilometer. Yoor de 3de klasse reizigers
ware dan deze vracht by uitzondering met de
helft te verminderen by gebruikmaking van
locale treinen, bestaande uit 2de- en 3de-klasse
rytuigen van gewoon of daarvoor opzetteiyk
gebouwd kaliber, waarvan de Minister het
minimum-aantal had aan te geven, voor elke
streek ingelegd overeenkomstig hare ge
steldheid.
Als daartoe kon worden volstaan met ver
mindering van het maximum by het gebruik
maken van bedoelde treinen, uitsluitend ton
behoeve van 3 ie-kl.-reizigers, dan moest echter
deze vermindering niet slechts voor dat doel
afdoende zyn, maar tevens kunnen strekken,
om het spoorweg-verkeer onder bereik te bren
gen van een groot deel der bevolking, dat
thans niet in staat is de verschuldigde vracht
te bekostigen. Misschien ware vermindering
met een derde reeds toereikend.
De Standaard acht het goed gezien van
do Vereeniging „Patrimonium," dat zy hot
vraagstuk van den geneeskundigen
by stand als een onderdeel van niet ge
ringe betoekeni3 in den socialen stryd be
schouwt.
Dat do mindere man, door verschillende
omstandigheden, niet altyd de hulp kan ver-
krygen, die wenschelyk is, noemt „Patri
monium" een socialen misstand, die van de
hardste soort is en dringend om verbetering
roept en De Standaard beaamt dit.
„Waar soberder levensstand toch reeds
zooveel ontbering mot zich brengt en zooveel
vreugde en ontspanning doet derven, is hot
dubbel hard, als ook in dagen vankrankbeid
en van lyden de minder sociale positio zóó
schreiend gevoeld wordt, en de geneeskundige
bystand óf niet, óf niet dan zeer vluchtig en
oppervlakkig, te hulpe komt.
„Krankheid is in het gezin, dat van handen
arbeid en by weekloon leeft, toch reeds zoo
hard, als ze de verdiensten slinken of op
houden doet. Ook de kleine behuizing ver
hoogt zoo vaak het lyden.
„Zoo ergens, dan was in zulk een gezin
deugdelyke, snel werkende, afdoende genees
kundige bystand onmisbaar.
„En toch, juist in zulke gezinnen laat die
bystand zooveel te wenschen over.
„Een heele quaestie is het natuurlyk, hoe
hier raad te schaffen. En daaromtrent zyn
wel eens voorslagen gedaan, die ons van den
wal in de sloot zullen helpen.
„Maar dit is van later zorg.
„Zoo maar eerst duidelyker dan tot dusver
in ons aller besef de ovei tuiging doordringt,
dat, gelijk „Patrimonium" beoogt, onder de
sociale vraagetukken ook dat van den genees
kundigen bystand meetelt."
De schryver der brieven uit de Hofstad aan
de Arnliemsclie Courant besluit zyn epistel
van deze week aldus:
Nog een enkelo vraag, waaromtront ik
gaarne ingelicht zou worden. Ik heb het oog
op hot dezer dagen rondloopend couranten
bericht, dat de „schat van Lombok",
voor zooveel betreft de juweelen en precies r van
wylen den Radjah, die als krygsgevangene
overleden is, naar het moederland zal worden
gezonden om te worden getaxeerd, en dat
er een gedeelte aan een Bataviaasch geleerd
genootschap zal worden geschonken, terwijl
ook de Nederl. musea niet zullen worden ver
geten. Is dit alle3 wel geheel in den haak
en geldt het hier niet het bekende spreek
woord van „riemen snyden van andermans
leder?" Eigonlyk pleegt Nederland, dat in
zyn eigen kolonie oen voorbeeld behoorde
te geven van verlichte, höoge begrippen van
beschaving, ook in hot oorlogvoeron (ji, vooral
in het oorlogvoeren, want in andere dingen
is 't de vraag of men by ons op Java, wat
echto beschaving betreft, wel zoover ten
achter is) hier toch neemt 't my niet
kwaiyk, mynheer do Minister, andere Excel-
lentiën, HoogEielgestrenge en "WelEdelge-
strenge militaire en civiele heereneene soort
diefstal, al bestempelt men de benadering van
'8 Vorsten eigendom met den rekbaren naam
van oorlogsbuit. Mtn gebruikt nu wel allerlei
argumenten om te zeggen, dat het hiér naar
hot Oostersch begrip geen eigonlijk particu
liere, maar veeleer staatseigendommen geldt,
waarop de oorlogskosten van den vyand
kunnen en mogen verhaald worden, maar
met het "Westersche begrip klopt deze opvat
ting in 't geheel niet; de bezittingen zyn
eenvoudig geroofd en toegeëigend, en dat zou
toch in westeiyk Europa in den heftigsten
oorlog niet worden toegelaten en, waar 't
voorkwam, kras veroordeeld worden, 't Is
best mogeiyk, dat ik my vergis, en van die
dingen een vorkoorde voorstelling heb, in
welk geval ik toegankeiyk ben voor overtui
ging. Maar wie my terechtwyst moet niet
boos worden, veeleer tevreden zyn over de
door my gogevon gelegenheid om een verkeerd
begrip weg te nemen, dat niet onkel by my
alleen bestaat.
Ben ik goed ingelicht, zegt de Haagsche
correspondent van de Zutfensche Courantdan
bestaat het voornemen de personeele be
lasting reeds in October in openbare dis
cussie te brengen, wat trouwens ook wel
noodig is, zal het nieuwe personeel nog met
1 Januari 1896 in werking kunnen treden.
Of dit al of niet gelukt de invoering van
1 Januari 1896 zal zeker afhangen van
den spoed der behandeling. Dat het echter
voor de Regeering een teleurstelling zou zyn,
indien do nieuwe belastingwet nog niet met
Nieuwjaar in werking kon treden, geloof ik
gaarne. Wat toch is het geval? De voor
naamste grondslag van het nieuwe kiesrecht
is de personeele belasting. Alle andere cate
gorieën zullen zeker te zamon niet de helft
zooveel kiezers leveren als het nieuwe per
soneel alleen. Maar hoe zal men begin 1897
kiezer kunnen worden op grond van aanslag
en betaling van dat personeel, als het by de
invoering van de kieswet nog geen jaar in
working is geweest?'En nieuwe verkiezingon
uit te schryven op den grondslag van het
nieuwe kiesrecht, maar zonder de „sit venia
verbo" personeel-kiezers, dat is toch ook
bedenkelyk; dat zou zfin een geleidelyke uit
breiding van het kiesrecht, welke ook do
Regeering niet zal willen.
Nu is het zeer wel mogeiyk dat de Tweede
Kamer en natuurlyk ook de Eerste - met
de afdoening van het personeel tydig gereed
kunnen zyn om de invoering met 1 Jan.
1896 mogeiyk te maken, maar een andere
vraag is, of de Kamer dat zal willen doen.
Niet willen, zult gy misschien antwoorden,
en waarom niet? Als het zoo noodig is met
het oog op het kiesrecht, dan zou het immers
obstructie zyn' het niet te willen? Dat lykt
ook inderdaad zoo, maarer komt oen
„maar" by. Ik weet volstrekt niet hoe het
staat met de kansen van het nieuwe kies
recht; ik weet zelfs niet of het in de af-
dëelingen gunstig of ODgunstig ontvangen is,
maar dit weet ik wel, dat de Kamer daar
over in vryheid zal willen beslissen. En dat
zal zy niet kunnen, als eerst by voorbaat hot
Dieuwe personeel zal zyn ingevoerd en in
werking getreden. Want daardoor zou dan
tegolykertyd het oude personeel, de grondslag
van het tegenwoordige kiesrecht, zyn ver
vallen. En ook in de politiek is het verkeerd
oude schoenen weg te werpen voordat men
nieuwe heeft. Is eenmaal het oude personeel
vervallen, dan moet er in 1897 een nieuw
kiesrecht komen, dan zou de Regeering ge
wettigd zyn te zeggen: als gy niet de ge-
heele parlementaire machine tot stilstand wilt
doemen, dan zyt gy wel verplicht mfin voor
stel aan te nemen. Op dit punt staat men
dus, zco ik my niet vergis, voor een moeiiyk
dilemma: óf de invoering van het nieuwe
personeel uitstellen en straks te staan voor
zeer onvoltallige kiezersiysten, öf wel die in
voering te bespoedigen, maar dan niet meer
vry te zyn by de beslissing over de kieswet.
Wat hot beste is, waag ik niet uit te maken,
maar ik vermoed, dat er wel iets op ge
vonden zal worden om bedoelde moeiiykbeden
te ontwyken. When there is a will, there is
a way.
Gr e m engd Nieuws.
Men schryft ons uit Sassenheim:
Begunstigd door heerlyk wejer, hadden deze
week de vroeger reeds aangekondigde volks
vermaken in ons dorp plaats. E n stroom van
belangstellenden van elders bezocht onze ge
meente. Het ryk gevarieerde programma voor
den voormiddag werd vlug en regelmatig
afgewerkt. Met een opwekkende toespraak
tot al de kleine winners en wmsters deelde
de burgemeestor de talryke nette en doel
matige prysjes uit.
Om ruim twee uren begon de harddravery,
waaraan 14 paarden deelnamen. Na harden
stryd werd de prys behaald door „Snelpost",
van L. Van Galen, van Hazerswoude, de
lste premie door „Hiasje", van J. Geerse,
van Woorden, en de 2de premie door „M^rio",
van J. Van Haaster, van Leimuiden.
Den gcheelen dag klonk de muziek der
Beiersche kapel en vervroolykte niet weinig
de stemming van het talryk publiek.
Des avonds te halfacht complimenteerde de
burgemeester in hartelyke bewoordingen de
winners van dien middag en onder fanfares
werden hun de pryzen uitgereikt. Dj voor
zitter dankte daarop den burgemeester voor
zyne by uitstek welwillende houding jegens
de commissie en voor den steun, haar zoo
ruimschoots goscbonken.
Intusschen was oud en jong op de been
en vermaakte zich in hartelyke, gulle vroo-
lykheid. Geen enkele wanklank, geen woori
van oneenigheid of twist werd gehoord, geen
enkel geval van dronkenschap of wat ook
verstoorde de feestvreugde.
Eere der gemeente, waar men zóó kalm,
zóó hwtelyk en prettig kan feestvieren zonder
dat één dissonant de harmonie van zulk een
schoonen dag verstoort!
Iledon (2 1 Sept) herdenkt de
heer G. A. Boomgaard, oud-gezagvoerder te
Groningen, zyn 107den verjaardag. De oude
man is aldaar conventuaal in het Jacob- en
Anna Gasthuis. Behalve dat by doof is, is
Boo 1 gaard in het bezit van al zyne zin
tuigen. Hy brengt zyn leven zeker niet sla
pende door, want hy staat 's morgens 6
uren op, om zich niet eerder dan 's avonds
lü uren ter ruste te begeven. Enkele werk
zaamheden worden nog door hem verricht; voor
bet overige is de zorg aan een huishoudster
opgedragen. Indien men deze als tolk gebruikt,
kan men den ouden man alles vragen, want
haar verstaat hy best, doch aan anderen is
het byna niet mogeiyk zich voor hem ver
staanbaar te maken. Er werd gisteren een
photographic van hem gemaakt. De Maat-
schappy tot Nut der Zeevaart te Rotterdam,
waarvan de krasse oude effectief lid is, laat
te zyner eere de vlag van haar gebouw in
de Boompjes wapperen, terwyl zyn portret
(op 100-jarigen leeftyd) op de sociëteitszaal te
bezichtigen is.
Te D u s 8 e n (N. B.) is Woensdag
avond brand ontstaan in oen huis, dat be
woond werd door vier arbeidersgezinnen,
waarvan reeds eenigen te bed lagen. Daar
het gebouw een rieten dak had, stond het in
een oogenblik in lichterlaaie, zoodat de kinderen
slechts met groote moeite gered konden
worden.
Door het flink optreden van den gemeente
veldwachter Spiegels slaagde men er in, het
aangrenzende pand, dat gelukkig met pannen
was gedekt, te bewaren, door het aanreiken
van emmers water. Toen de spuit, een half
uur na het uitbreken van den brand, ver
scheen, was het huis buiten gevaar. Er z(jn
gelukkig geen monschen omgekomen of ge
kwetst; alleen een paar kippen en konfinen
en eene geit.
Het verbrande perceel was tegen brand
schade verzekerd, alsook twee van de vier
inboedels.
„Dat is maar goed ook; dat is maar
goed ook. Het kon wel eens slecht met hem
afloopen, als hy nog eens die malaria kreeg.
Zeg hem dat; zult ge? AdieuI"
„Ja, dat zal ik."
En Jocelyn Gordon keerde met loome
schreden naar huis terug, om den man, dien
ze liefhad, te vertellen, dat hy heen moest
gaan en nimmer terug moest keeren!
De laatste dagen waren voor haar zoo vol
maakt gelukkig geweest! Zy had de zege
ningen van het heden genoten en geen oogen
blik getracht een tipje op te lichten van den
sluier, welke de naaste toekomst voor haar
verborgen hield, een toekomst, die wellicht
aan al haar geluk voorgoed een eindo zou
maken. Zy was oneindig veel gelukkiger ge
weest dan Jack, want zy was zich van haar
liefde volkomen bewust, terwyl hy slechts
scheen te genieten van zoovele kleine gerief-
ïykheden, die hy lang had ontbeerd, en van
haar aangenaam gezelschap na dagen, waarin
hy zich zoo bitter verlaten had gevoeld.
Al had zy ook de vaste overtuiging gehad,
dat het zóó niet kon blyven, dat er in een
niet ver verwyderd verschiet een leven op
haar wachtte, waarin zy zich zeer eenzaam
en verlaten zou gevoelen, en waarin zy boven
dien gekweld zou worden door het ergste,
wat men zich denken kan: een onstuimige
begeerte, een reikhalzend verlangen naar iets,
dat buiten haar bereik zou wezen; al had
zy dit alles volkomen begrepen, toch was
zy gelukkiger geweest dan Jack, want zy
had hem lief en zag hem dagelyks sterker
worden; zy kon hem haar liefde bewyzen
door tal van kleine oplettendheden door
byna moederlyke zorg.
Haar liefde kon dan ook niet romanesk
genoemd worden. Verre van dien! De man,
die liefheeft, schept er soms behagen in, den
zakdoek van zijn meisje in een verborgen
zakje by zich te dragen; dat is romanesk
en streelt zyn eigenliefde, Jocelyns liefde
daarentegen was, zooals reeds gezegd is, verre
van romanesk, veol reiner, veel edeler; van
eigenliefde was hier geen sprake.
Met een glimlach kwam zy weldra de kamer
weer binnen. „De dokter is zeer tevreden,"
zeide zy. „Hy schynt het niet noodig te vin
den terug te komen en heeft me bevolen
heel ongastvry te zyn."
„Hoe zoo?"
„Hy zeide me, dat ik u de deur moest uit
zetten. Ge moet met de eerste de beste ge
legenheid vertrekken."
Opeens, hy begreep niet waarom, kreeg
hy een gevoel van teleurstelling, omdat haar
oogen lachten.
„Dat is geen gekheid," sprak hy half ernstig.
„Ben ik dan heusch al zooveel beter?"
„Ja."
„En ge schynt dat prettig to vinden?"
„Zou ik niet biy zyn, dat ge weer beter
zyt?" Zy hield op en keerde zich gauw om,
ten einde wat boeken en tydschriften te ver
schikken. „Het was," ging zy wel wat al te
onverschilüg voort, „helaas wel te voorzien.
Dat wa3 de keerzyde van de medaille."
Plotseling stond hy op en liep naar het raam.
„De nare, leelyke keerzyde," antwoordde
by, zonder baar aan te zien.
Nu volgde er een vry langdurig zwygen en
geen van beiden scheen woorden te kunnen
vinden, om het op geschikte wyze te verbre
ken. Eindeiyk ging zy voort:
„Hy heeft ook nog gezegd," hernam zy
op alledaags practischen toon, „dat ge nimmer
meer naar Afrika moest terugkeeren."
Hy keerde zich om, alsof een insect hem
had gestoken.
„Heeft hy dat woord gebruikt?" vroeg hy.
„Welk woord?"
„Moest."
Jocelyn had niet bedacht, dat de dokter
wel eens tegenover haar had kunnen herha
len, wat hy Jack by een vorig bezoek reeds
had gezegd.
„Neen," antwoordde zy. „Ik geloof dat hy
gezegd heeft „liever niet."
„En gy maakt er dat van?"
Zy lachte met een zekere luchthartigheid,
die voor hem onbegrypeiyk was.
„Omdat ik u beiden zoo goed ken," ant
woordde zy. „Liever niet" is by hem „nooit
meer moest hy," en gy maakt er van „het
mag toch wel."
„Liever niet" is zoo zwak, dat het niet geldt
tegenover dringende plichten. Ik kan Guy
Oscard maar niet zoo voor alles laten zitten
en dan nog wel, nadat hy my zoo gauw is
komen verlossen."
„Ja,"\ antwoordde zy voorzichtig, „Guy
Oscard heeft zich flink gehouden; dat bevalt
me in heml"
Van wien Guy Oscard toch eigenlyk dat
telegram had ontvangen, wist Meredith nog
niet en Jocelyn zou het hem op dit oogenblik
niet gaarne verteld hebben. Het zou wel nooit
noodig wezen, hoopte zy!
„Maar," voegde zy or nog by, „ge zult wel
anders gaan denken als ge eenmaal in Enge
land zyt."
Hy lachte gedwongen.
„Het prettigste van het geval is, vind ik,"
hernam by. „dat ge naar myn beengaan scbynt
te verlangen? Kunt ge dat niet een beetje
verbergen, al was het maar om myn gevoel
wat te sparen?"
„Neem passage op de eerst vertrekkende
boot en opeens zult ge my de wanhoop in
persoon zien," antwoordde zy luchtig. Hy
haalde de schouders op en lachte weer even.
„Dat noem ik gastvryheid," zei hy, naar
de deur loopende.
Eensklaps keerde hy zich om, keek haar
ernstig aan en vroeg:
„Hebt ge er soms iets mee voor? Ge hebt
immers m(1n vader ontmoet?"
„Uw vader is er de man niet naar, om by
huiselyke aangelegenheden de hulp van een
vreemde in te roepen en myn geringste poging,
om in dit geval iets voor hem uit te richten,
zou door hem licht beschouwd worden als een
ongevraagde inmenging."
„Dat is zoo," zeide Meredith ernstig „Ver
geef me. Gy hebt gelyk."
Hy ging naar zyn kamer en riep Jozef.
Meredith knikte. Hy zweeg even en wees
hem een stoel.
Wordt vervolgd.)