MENGELWERK. voor meisjes, wetten tot regeling van het militair strafrecht en van de krijgstucht en menige sociale maatregel ook worden in uit zicht gesteld. Ten slotte is het standpunt, tot hetwelk in deze rede is teruggekeerd, dat zich aansluit aan de houding, die bi) hot eerste samentreffen van doze Rogeering met de volksvertegenwoordiging werd aangenomen, W6l zoo wijs. De Kamer heeft aan het kies recht en het personeel hot is jammer ge noeg dat deze twee weer onafscheidelijk aan elkaar ziin vastgeklonken voorloopig ge noeg. En de Regeering niet alléén, maar ook de natie zullen volop tevreden zijn, als het Staatsblad van 1896 deze twee maatregelen inhoudt. Toch is op één pUDt de Regeering van haar gedragslijn om de rijke beloften der vorige troonrede vooreen veelbeteekonend stilzwijgen over toekomstplannen te doen plaats makon, afgeweken. Voorstellen tot nadere regeling van do gemeentefinanciën worden aangekondigd. En men zal in deze aankondiging meer hebben te zien dan een vorm, nu zij de ee.nige is, die wordt gedaan. Trouwens: de minister van financiën is er de man niet naar plannen te opperen, waarmede hij het niet ernstig meent. Hy laat dit aan zijn ambtgenoot van justitie over. De voorstellon, die van zijn departement in de troonrede van het vorig jaar werden beloofd, zijn zonder uitzondering bij de Tweede Kamer aangeland en men kan er zeker van wezen, dat ook de thans gedane belofte zal worden nagekomen. Waar de troonrede spaarzaam is met h9t aanheffen van toekomstmuziek, is zij breeder dan anders in hare retrospectieve beschou wingen en hare opmerkingen over den alge- meonen toestand des lands. Optimistisch zijn de Regentes en hare Regeering. „De alge- moeno toestand van land en volk geeft roden tot tevredenhoid." Als men deze paragraaf leest en daarbij gezwegen ziet van welken stap ook, die overwogen wordt tot opruiming van misstanden en wering van sociale ellende, toude men geneigd worden een hoogen dunk ce krijgen van do maatschappelijke toestanden hier te lande. Alleen: de een is zooveel spoe diger tevreden dan de ander en het optimisme drijft in regeeringskringen zoo gemakkelijk boven. Gelukkig mag de instelling, zeer kort goleden, van eene staatscommissie tot over weging van een allerbelangrijkst onderdeel van bet maatschappelijk vraagstuk, de onder stelling wettigen, dat de Regeering zich bewust is, dat „de algomoene toestand van land on volk," hij moge „reden tot tevredenheid" geveD, in menig opzicht to wenschen over laat en dat mot name voor de lagere kringen heelwat te doen over blijft. Maar als do betrekkingen tot allo buitenlandsche mogend heden zijn „van den meo^t vriendschappelijken aard"; als de gezondheidstoestand „gunstig" is; als oen „in vele opzichten goodo" oogst der voldgewasson valt te constateerenals do invoer van ons vee naar het buitenland weer in het gezicht en vergelijkenderwijs do toestand van handel en nijverheid niet onbe vredigend is on daarbij do koloniën stof tot voldoening bieden, dan mag eene troonrede blijmoedig gekleurd zijn, gelijk deze het is. Stafttsbegrootiiig voor 1896. I. Huis der Koningin. Geraamd op ƒ804,250. II. Hooge Colleges van Staat, enz Geraamd 672,633. Meer voor: Staton Generaal 1000; du Raad van State 500; Pensioenen, enz. 3543; totaal ƒ5043 meer tegenover eene lagere raming voor do Kanselarij der beide Ne krlandscho Orden 270; blijft ƒ4773. III. Buitenl. Zaken. Goraamd 833,880. Meer voor: Kosten van het Departement 500; Kosten van Buitenlandsche Zendingen en Consulaten ƒ21,800; Pensioenen, wacht gelden en toelagen ƒ4000; totaal ƒ26,300 meer. IV. Justitie. Geraamd ƒ6,349,604. Minder voo.Gebouwen, daaronder niet begrepen do Rijkswerkinrichtingen, ƒ28,800; Kosten der Rijkswerkinrichtingen ƒ64,691; totaal ƒ93,491. Minder tegenover eeno hoogero raming voor: Kosten van het Departement 4973; Kosten van de Rechterlijke macht 7200; Gerechts kosten 20,000; Kosten van Algemeene- of Ryk'spolitio en in zake jacht en vissehery 4420; Kosten dor Gevangenissen en Ryks opvoedingsgestichten 12,454; Pensioenen, wachtgelden, enz. ƒ6986; totaal 55,033 of 37,450. V. Binnenl. Zaken. Goraamd 13,871,976 25. Moer voor: Kosten van het bestuur der provinciën ƒ26,612; Medische Politie 20,360; O.i erwijs 312,488,5IsKunsten en Weten schappen ƒ37,166; Pensioenen, toelagen, enz. ƒ29,300 of 425,926 516 tegenover een lagero raming voor: Kosten van het Dopartement 440Ntderlandsche Staatscourant, enz. «100; totaal /'S40; blijft meer 425,086.51s. Hoofdstuk VI (Marine). Geraamd 15,758,026.40, zunde 1,003.84 minder dan voor 1895 toe gestaan. Minder is gekaamd voor: Kosten deradmi- nlstratie 8,030.84; Porsoneol der Zeemacht 123,570; Loodswezen, betonning, enz. ƒ63,768; totaal ƒ195,368.84; tegenover oene hoogere raming voor: Mate riöel der Zeemacht ƒ78,165; Pensioenen, onderstanden, enz. 116,200; totaal 194,365. Hoofdstuk PITA. Financiën (Nat. Schuld). Geraamd f 36,018,546.34, zynde ƒ169,763.50 minder dan voor 1895 toegestaan. Minder is geraamd voor: Interesten, enz. ƒ79,963.50 en voor amortisatie en aflossing ƒ89,800; totaal 169,763.50. Hoofdstuk YIIB (Financiën). (Administratie). Geraauid ƒ19,411,510.285, zijnde ƒ177,975 meer dan voor 1895 toegestaan. Meer is geraamd voor: Kosten van het Muntwezen 4200; id. van administratie der directe belastingen, enz. ƒ124,459; id. van administratis van het zegel, de registratie, enz. ƒ86,053. en uitkceringen, verschillende uitgaven, enz. ƒ108; totaal 214,820; tegen over eene lagere raming voor: Kosten van het departement 6175; id. van de Groot boeken der Nat. Schuld, enz. ƒ8500, id. van 's Ryks Schatkist 120 en id. van den Pensioenraad, pensioenen, enz., 22,060; totaal 36,845. Hoofdstuk VIII (Oorlog). Geraamd 23,792,645, zijnde 6342 minder dan voor 1895 toegestaan. Minder is geraamd voor: traktementen, enz. Grooten Staf, Generalen Staf, enz. 14,200; id. der staven van verschillende wapens, enz 250; soldyer. en verdere koston van de verschillende staven 2,529,199; geneeskun dige dienst 20,021; studie en onderwijs ƒ9960; artillerie inrichtingen, enz. ƒ1750; kosten der centrale magazijnen 12040; ver plaatsing van personen en goederen ƒ5200; voltooiing van het vestingstelsel ƒ328,000, totaal 2,920,620; tegenover eene hoogere raming voor: Kosten van het Departement 200. Matertëel der genie en kazerneering enz. 35,520. Kosten van de militaire bakkeryen, van de magazynen van levensmiddelen en van de militaire slachte rijen, ƒ2565,289; militaire verkenningen en topograpbische inrichting 5300verschillende uitgaven 1200; non-activiteits-traktementon, pensioenen enz. 91,395; wapen der mare chaussee f 20,344buitengewone uitgaven 161,150; aanschaffing van nieuwe draagbare wapenen ƒ33,880; totaal 2914,278. Hoofdstuk IX. Walerst. Handel en Nijverheid). Geraamd ƒ21,399,623.155; zijnde ƒ796,105.61 minder dan het toegestaan bedrag voor 1895. Minder i6 geraamd voor: Waterstaai ƒ1249,304.61; voor Handel en Nijverheid f 26,300, totaal 1275,604.61, tegenover eene hoogere raming voor: kosten van het Departe ment ƒ2000, arbeids- en fabriekswezen ƒ51,950; pensioenen, wachtgelden enz. 32,999; totaal ƒ479,499. Hoofdstuk X. (Koloniën). Geraamd ƒ1399,971; zijnde ƒ12,615.365 meer dan het toegestaan bedrag voor 1895. Meer is geraamd voor: Kosten van het Departement ƒ15,961; uitgaven ten behoeve van de kolonie Curasao 20,798.50, totaal 36,759.50; tegenover een lagere raming voor: uitgaven ton behoeve van de koloüie Suriname ƒ20,630.135; pensioenen, wachtgelden enz. ƒ3514; totaal ƒ24,144.135. l)e ontdekking na oen doodolijk schot Uit het Engelsch van Headon Hill. „Voorzichtig Mylord, het schieten zal dadelijk beginnen. Hemel, het is reeds te laat. De kolonel is van zijn paard gostortl" Het was alles in een ondeelbaar oogenblik geschied: do vreeseiyko val van ruiter en paard, het angstgeschreeuw der enkelen, die het zagen. Rondom den gevallen man stond zyn staf vergaderd, soldaten trachtten de door het schieten verschrikte paarden tot staan to brengen. Met benijdenswaardige tegenwoordig heid van geest wist een der aides de camp het trappende paard van onder den kolonel wog te sloepen. Het arme dier was doodelyk gewond, een breedo stroom bloed vloeide uit een diepe wonde. Men knoopte de jas los van den gewonde, terwijl in allerijl een der officieren te paard steeg om naar don dichtsby vertoevenden militairen doctor te rijden. Het ongeluk gebeurde bjj de jaarlyksche inspectie der troepeu to Karachi in Engelsch- Indië. Van verschillende kanten kwamen twee doctoren aanloopen. Men had den kolonel zachtjes neergelegd tegen een helling, zoodat het grfize hoofd ten minste eenige rustplaats had. Dadelijk begon het onderzoek en beiden waren het er over eeus dat de gewonde zoo spoedig mogelijk moest worden vervoerd. „Do barakken liggen op oen mijl afstand van hier; dat lange transport kan hy onmo gelijk verduren," zeide de oudste der doctoren. „Daar aan uw rechterhand staan kleine huisjes," en de aide de camp, die volstrekt onbekend was met het land, wees naar eenige lage woningen, ter zyde der zandige vlakte waar zy zich bevonden. „Dat is het kwartier der Chee-Cheee," ant woordde de geneesheer verachtelijk; „maar negers of niet, wo moeton hem er heen bren gen: er rost ons nu goen keus." De gewonde werd op een baar gelegd, aan beide zijden liep een geneesheer, daarop volg den de officieren to paard. Langzaam reed de droeve processie verder. Kolonel Hedson was niet alleen een flink soldaat, hy was ook zeer populair by zyn manschappen. Het ongeluk vervulde ieder mot oprechte smart. Mr. William Murray, advocaat, zag den treurigen stoet naderen; hty zat in de voor- galery, maar daar 't niet in hem opkwam, dat de plaats hunner bestemming zyn nederige woning gold, bleef hy met kalme nieuws gierigheid toekyken. Zyn verwachtingen waren gewooniyk niet hoog gespannen. Een blik op mr. William Murrays gelaat zeide duidelyk dat hy behoorde tot do verachte volksklasse van Engelsch-Indiö, de zoogenaamde Chee-Chees. En toch was hy niet geheel geiyk aan zyn andere broeders, hy loog niet, was niet geheel vervuild eu had zich nooit in zyn leven tot een onedole daad geleend. Zyn vader bad hy nooit gekend en zyn moedor, een stille inlandsche vrouw, die in haar jonge jaren een schoonheid moet zyn geweest, had haar dagen doorgebracht met voortdurenden hardon arbeid om haar zoon te laten leoren. Hy was dan ook advocaat te Karachi geworden en was hy ook al niet by zonder scherpzinnig, groote flaters beging hy toch niet. Omgang met anderen had hy niet; by de inlanders voelde hy zich niet thuis en de Europeafien waren vari zyn ge zelschap niet gediend; zyn teint was immers iets donkerder dan het hunne en zyn moeder gebruikte zulke rare woorden en miste allo manieren; met zoo iemand kon men on- mogeiyk converaeeren. Buiten zyn betrekking bejegende men hem alsof hy niet bestond; het stond ieder volkomen vry een man te negeeren, wiens moeder, by wie hy inwoonde nog wel, ryst at met de handen en wonder- lyke afgodjes aanbad in vreemdsoortig ge sneden kastjes. Daarom zat hy altyd alleen in zyn salon, dat naar Europeesche manier was ingericht met een kleed op den grond, tafeltjes met snuisteryen en boeken, in schilderachtige wanorde verspreid ovor de tafel. Mon kan dus zyn verbazing begrypen, toen de stoet voor zyn deur stilhield. „De kolonel heeft oen ongeluk gekregen," snauwde een der doctoren hem toe; „we kunnen hem zeker wel hier brengen." „O zeker, het huis is klein, maar geheel ter uwer beschikking; kom binnen, dan zal ik u het vertrek wyzen." Hy sprak snel door verlegenheid; 't was de eerste maal, dat hem een gunst werd gevraagd door een Europeaan. Met trots ging hy hun vóór naar de netto slaapkamer. Nooit zouden zy don kolonel naar het huis van een inlander gebracht hebben, meende hy. Zy wisten dus dat hy van Europeesche afkomst was. Zyn zeer gemotiveerd gevoel van eigen waarde ontving hot volgend oogenblik echter een goduchten schok. In de gang, waar hy uit bescheidenheid wachtte, of hy ook aan iets kon helpen, hoorde hy den dokter zeggen „Neem dat laken weg! Die inlanders zyn zulke vuile wezens." Hy keerde zich om en ging naar de veranda, waar de officieren in groepjes stonden. Daar werden nog enkele druppols alsem aan zyn kelk toegevoegd. Een der officieren hielp eene jonge dame van het paard stygen, Murray begreep on- middeliyk dat het de dochter van den kolonel was. „Wy moesten uw vader in dit smerige huis brengen, Lady Constance", hoorde hy de officier zeggen; „het was op bevel van den doktor; gy begrijpt, anders hadden we het nooit gedaan; ik hoop dat wy hem spoedig zullen kunnen vervoeren naar een plaats, waar gy niet ieder oogenblik zult moeten zien of uw horloge u nog niet ontstolen is." Verachtelyk zag de spreker den armen Murray aanhet jonge meisjo wilde hom enkele vriendeiyko woorden van veront schuldiging toevoegen, maar hy was reeds verdwenen in de kamer zynor oude moeder. „Manajee," zeide hy tot het meisje, dat by haar was; „in de voorkamer ligt een Sahib erg gewond; wilt gy er op toezien dat zy myn moeder met niets lastig vallen? Het voorato gedeelte van het huis is ter beschikking der Europeanen.*' Langzaam verliet hy het huis en liep den Kiamari Road af naar het gebouw, waar hy eiken dag zyn werkzaamheden had. In den avond koerde hy eerst weder terug, hopende dat de indringers een betere schuilplaats mochten hebben gevonden. In de nabyheid van zyn huis gekomon, zag hy dat de veranda nog steeds was inge nomen door do officieron en zyn eerste ge dachte was ongezien naar binnen te sluipen om nieuwe beleedigingen te ontkomen. Lady Constance had hem echter gezien en kwam dadelyk naar hem toe; in de hand hield zy een ouderwotsch gouden horloge. „Neem my niet kwalyk," en zy kleurde oven„ik dacht dat gy kapitein Aguilar waart en ik wilde hem vragen of hy ook een sleuteltje had om myns vaders horloge op te winden. Het is misschien kinderachtig en bygeloovig, maar ik zou het vreeseiyk vinden als het uurwerk stilstond juist nu myn vader zoo ziek is." „In myn kamer heb ik een sleuteltje, dat juist zou passen," en hy wees naar het ziek vertrek. „Wil ik het voor u halen?" In zyn hart zag hy vol angst de officieren in de kamer, hy was bevreesd voor hun wreede spotterny en hun would be geestige opmerkingen. „Neen, neem het liever mede en wind het daar op," antwoordde zy; „als ge hot my dan terugwilt brengen, zal ik u zeer dankbaar zyn." William Murray zag haar scherp aan. Hy begreep dat zy de onvriendelyke woorden van den aide-de-camp met een daad van vertrou wen wilde goodmaken. Aan de deur wachtte hem do officier op, die hem straks voor een dief had uitgemaakt. Hy moest het gesprek gehoord hebben. „Ik heb dezen heer gevraagd myns vaders horloge op te winden, kapitein Aguilar, en hy is zoo vriendelyk het te willen doen." „Zoo, zoo," was al wat de kapitein kon uitbrengen. Hy twyfelde klaarblykeiyk aan haar verstand, maar durfde de dochter van zyn kolonel geen verwyten maken. „Hoe is de toestand nu?" vroeg hy, om toch iets te zeggen. „Er is, helaas, weinig hoop." Zy verdween in de kamer van den zieke en liet de beide mannen tegenover olkaar in de gang staan. „Geef my dat horloge," begon de kapitein, „waar is de sleutel, dan behoeft ge de officie ren binnen niet lastig te vallen." „De jongedame heeft het horloge aan my toevertrouwd, ik zal hot dus opwindon; de hoeren, die mijn zitkamer in gebruik hebben, zal ik niet lastig vallen." „Verd.neger," siste Aguilar tusschen de tanden. Murray ging de kamer, zijn kamer, binnen en liep recht op het bureau af, waar het sleuteltje in geborgen was. De officieren staakten oogenblifckeiyk hun gesprek. Hot waren allen welopgevoede Engelschen, die geen worm kwaad zouden hebben gedaan, doch die zich niet ontzagen een inlander in zyn eigen huis te molosteeren. Aquilar fluisterde zeer hoorbaar allerlei onaangename gezegden omtrent „onbeschaamde Chee-Chees." Kalm opende Murray het horloge en begon het op te winden. Zijn oog viel op een inscriptie, gegraveerd onder de afbeelding van een tyger, gereed zyn sprong te nemén. „Aan Charles Coniston Murray, luitenant der huzaren, 23ste regiment, als een aan denken voor een gered leven, 14 Juni 1854." Hy had nog eons van zulk een inscriptie gehoord, als kind had zyn moeder hem me nigmaal verteld hoe moedig zyn vader zich gedragen had en hoe hy een gouden horlogo had ontvangen voor het redden van een zyner vrienden uit de klauwen van een tyger. Hy verliet de kamer, gevolgd door Aguilar, die de zaak nog niet vertrouwde. In plaats van naar Lady Constance terug te keeren, begaf by zich naar het vertrek zyner moeder. De deur werd den kapitein voor den neus dichtgeslagen. Een paar minuten later kwam Murray weder terug. „Gemeene dief!" schreeuwde Aguilar hem toe, „waar hebt ge het horloge gelaten?" Eer Murray kon antwoorden was Lady Constance ia de gang verschenen. „"Wat beteekent dit lawaai, kapitein Aguilar?" vroeg zy streng. „Niets dan dat ik juist verhinderde dat die vent Lord Hedsons horloge stal. Ik heb u genoeg gewaarschuwd, Lady Constance." Murray overhandigde haar het horloge. „Ik zou u gaarne even alleen willen spreken," Z9ide by. „Laten we dan naar de veranda gaan; met genoegen wil ik hooren wat ge my te zoggen hebt." „Maar, Lady Constance, dat gaat toch niet aan," begon Aguilar. Mot een gebaar legde zy hem het zwygen op De kapitein boog en ging terug; Murray volgde haar naar de veranda. Aguilar verraste zyn wapenbroeders met de mededeeling, dat Lady Constance, door overmaat van smart, 't verstand verloren had. Na een kwartier kregen de verzamelde officieren een gewaarwording, die zy hun leven niet zoudon vergeten; de deur werd geopend en op den drempel vertoonde zich het mooio Engelscho moiejo, band in hand met den inlandschen advocaat. „Kapitein Aguilar, maak u niet verder be zorgd over myns vaders horloge," zeide zy, dit is myn halfbroeder, mr. William Murray, die zeker evenveel recht heeft Lord Hedsons horloge te dragen in zyn eigen huis, als ik." Dienzelfden nacht stierf Lord Hedson zonder tot bewustzyn te zyn gekomon, en een jaar later blies William Murray's oude inlandsche moeder den laatston adem uit. Lady Constance had in Engeland, waar zy getrouwd was, een plaats ergons als secre taris voor hem gevonden. Dikwyis haalde hyzelf schertsend aan het gezegde van den luipaard, die zyn vlekken verandert, en de slang, die van huid verwisselt, en toch zou niets of niemand hem kunnen bewegen weer naar Indió terug te keeren. Gemengd Nieuws. Voor den Hoogen Raad werd gisteren gepleit over de vraag, of de bepa lingen van het zg. burenrecht ook toepasselyk zyn op het publiek domein. De Staat had op den straatweg tusschen Zutfen en Derenter boomen doen planten. De eigenaar van een aangrenz9nden tuin vreesde daarvan nadeel voor den groei van zyn bloemen en stelde, op grond dat de boomen te dicht by zyn erf stonden, een vordering tot wegruiming er van in. In eersten aanleg wees de rechtbank te Zutfen die vor dering toe, maar in hooger bero p besliste het Hof te Arnhem, dat het voorschrift om by het planten van hoog opschietende boomen den afstand van 20 palmen van de scheids linie der beide erven in acht te nemen, niet toepasselyk is voor openbare wegen Deze beslissing werd bestreden door mr. H. De Ranitz, die meende dat men ten deze niet moest onderscheiden tusschen wat de Staat publiekrechtelijk en wat hy privaat- rechteiyk bezit, en verdedigd door mr. W. Thorbecke, op grond dat die onderscheiding hier wel degelijk moest gemaakt worden. Het O. M. zal later conclusie nemen. Uit Rotterdam wordt aan het „Utr. Dbl." gomeld Zonals inierty'd gemeld is, moest rie eerste ophooging van Schielands zeedijk vóór 1 September van dit jaar, en de tweede op hooging vóór 1 September 1896 voltooid, zyn. De gemeente is echter met Hoogheemraden van Schieland overeengekomen, dat de dyk op eenmaal op de voorgeschreven hoogte zou worden gebracht. Sedert eenlgen tyd is men met dit werk op verschillende plaatsen aangevangen, maar vol tooid is het nog volstrekt niet en hot laat zich zelfs niet aanzien, dat men er voor het einde dezer maand mede gereed zal komen. Tusschon de Oostpoort en de Oude Plan tage is de dyk gebracht op eeno hoogte van 4.25 M boven Rotterdamsch peil. Daarmede is men by na klaar. "Vooral by do oude herberg „Rust wat" (die de herinnering levendig houdt aan de verovering van Rotterdam door de Spanjaarden) is de verbooging van den dyk zeer belangrijk, zoodat het genoemde historische huisje geheel in de diepte komt te liggen. Men vindt daar dan ook het gevaarlijkste punt; by den jongsten hoogen vloed stroomöo het water daar met geweldigen aandrang over den dyk, zoodat er voor de binnendyks staande huizen groot gevaar bestond. Om de fraaie woonhuizen langs de geheele uitgestrektheid van den dyk, van de Oostpoort tot naby de Hoflaan, buitendyks gebouwd, zooveel mogelyk te sparen, heeft men dadr aan den dyk eeno ronding gegeven, zoodat alleen de kruin de vereischte hoogte heeft gekregen. Dit heeft ten gevolge, dat het on gerief, dat voor de bewoners dezer huizen gevreesd werd, grootendeels is vermeden en er geen misstand in het leven geroepen is. Alleen brengt die ronding, op sommige plaat sen vry sterk, medö, dat voor ry- en voer tuigen het vorkeer niet 7ergemakkelykt wordt. De rails van den tramweg zyn op de kruin van den dyk gelegd. Aan den Schiedamschen dyk en de Korte Hoogstraat is do ophooging mede reeds vol tooid. Ook daar valt het nogal mee. Alleen zyn de trottoirs wat gezakt en de opritten niet gemakkelijker gemaakt; maar misstand is er voor winkels en huizen niet ontstaan. Rest nog de Hoogstraat, die veel smaller is en waar, met het oog op het drukke verkeer, ook van ry- en voertuigen, geen sterke ronding kan worden aangebracht. Daar moet de ophooging nog geschieden en zal op vele plaatsen misstand wel niet te vermyden zyn, zoodat in elk geval onze voornaamste winkel straat er geen fraaier aanzien door krygen zal. Maar daarvoor zullen wy achter den ver- boogden Zeedyk zooveel veiliger zyn. Voor zoover de dyk door de stad loopt, krygt hy eene hoogte van 4 M. boven R. P. Het water kan dus nog belangrijk hooger stygen dan by don jongsten hoogen vlood, vóórdat over strooming van den dyk te vreezen is. Do gemeentoraad van Edam heeft besloten op de begrooting 200 uit te trekken voor den aankoop van eon rywiel ten dienste der gemeentepolitie. Voor oenige dagen ontving de korporaal Z. van het 8ste reg. inf. te Deventer by eone oefening in den avond velddienst een bajonetsteek in de rechterlong. Woensdag ochtend overleed hy in het militair hospitaal. Door de malaise in de turfin- dustrie in Friesland, ten gevolge der concur rentie van steenkolen en briquetten en last not least petroleum, dalen de klynlanden klyn is de grondstof voor turf aldaar ge ducht in waarde. Dit bleek dez?r dagen by eene verkooping in de gemeente Opsterland. Voor 4 H.A. klynland werd als hoogste bod 2000 geboden. Voor weinige jaren kon hetzelfde land 7000 opbrengen. Een kindermeisje te Breda, dat met een kinderwagen van de straat op het trottoir wilde gaan ryden, liet by ongeluk den wagen kantelen; het kind viel er uit en werd door de gebroken zuigflesch zoodanig verwond, dat het aan de gevolgen is overleden. Te Joure (Fr.) is het tweejarig, aanvallig knaapje van den heer R. in het water geraakt en verdronken. Het bad pas zyne moeder verlaten, van wie het een appel had gekregen om „zoet" te gaan spelen. Men kan naar het buitenlandbrie f- kaarten zenden met „antwoord betaald". Ver langt men dat antwoord in een brief, dan kan men daarvoor de kosten niet overmaken dan met een postwissel, waarvan de kosten reeds gelykstaan met het port. Een eenvoudig middel om op andere wyze de frankeerkoaten over te maken, geeft de „Figaro" aan, maar daarvoor is de samen werking der posteryen van de verschillende landen noodi/. Het blad verlangt dat men aan de postkantoren buitenlandsche postzegels ruile tegen die van het land zelf, om ze dan later onderling te verrekenen. Bestond dit stolsel, dan zou men in eon brief postzegels voor het antwoord kunDen insluiten. Een Duitsche firma te Worms heeft besloten 500 rywielen aan te koopen ten behoeve van h-re werklieden, die op verren afstand van de fabriek wonen. Volgens berichten uit het Deensche handelsstation Augmagsalik, aan de oostkust van Groenland, hebben Eskimo's tegen het einde van Juli tweemaal een driemastschip met korten voormast in het dryfys zien vastzitten; de eerste maal by Samiligak en de tweede maal bij Sermilik. Men denkt dat het 't schip is van dr. Fritbjof Nansen, die zich op de terugreis bevindt. In dit geval zal men voor 't toekomend jaar geen bericht van hem ontvangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 6