MENGELWERK.
voor meisjes, wetten tot regeling van het
militair strafrecht en van de krijgstucht en
menige sociale maatregel ook worden in uit
zicht gesteld. Ten slotte is het standpunt, tot
hetwelk in deze rede is teruggekeerd, dat
zich aansluit aan de houding, die bi) hot
eerste samentreffen van doze Rogeering met
de volksvertegenwoordiging werd aangenomen,
W6l zoo wijs. De Kamer heeft aan het kies
recht en het personeel hot is jammer ge
noeg dat deze twee weer onafscheidelijk aan
elkaar ziin vastgeklonken voorloopig ge
noeg. En de Regeering niet alléén, maar ook
de natie zullen volop tevreden zijn, als het
Staatsblad van 1896 deze twee maatregelen
inhoudt.
Toch is op één pUDt de Regeering van haar
gedragslijn om de rijke beloften der vorige
troonrede vooreen veelbeteekonend stilzwijgen
over toekomstplannen te doen plaats makon,
afgeweken. Voorstellen tot nadere regeling van
do gemeentefinanciën worden aangekondigd.
En men zal in deze aankondiging meer hebben
te zien dan een vorm, nu zij de ee.nige is,
die wordt gedaan. Trouwens: de minister
van financiën is er de man niet naar plannen
te opperen, waarmede hij het niet ernstig
meent. Hy laat dit aan zijn ambtgenoot
van justitie over. De voorstellon, die van
zijn departement in de troonrede van het vorig
jaar werden beloofd, zijn zonder uitzondering
bij de Tweede Kamer aangeland en men kan
er zeker van wezen, dat ook de thans gedane
belofte zal worden nagekomen.
Waar de troonrede spaarzaam is met h9t
aanheffen van toekomstmuziek, is zij breeder
dan anders in hare retrospectieve beschou
wingen en hare opmerkingen over den alge-
meonen toestand des lands. Optimistisch zijn
de Regentes en hare Regeering. „De alge-
moeno toestand van land en volk geeft roden
tot tevredenhoid." Als men deze paragraaf
leest en daarbij gezwegen ziet van welken
stap ook, die overwogen wordt tot opruiming
van misstanden en wering van sociale ellende,
toude men geneigd worden een hoogen dunk
ce krijgen van do maatschappelijke toestanden
hier te lande. Alleen: de een is zooveel spoe
diger tevreden dan de ander en het optimisme
drijft in regeeringskringen zoo gemakkelijk
boven. Gelukkig mag de instelling, zeer kort
goleden, van eene staatscommissie tot over
weging van een allerbelangrijkst onderdeel
van bet maatschappelijk vraagstuk, de onder
stelling wettigen, dat de Regeering zich bewust
is, dat „de algomoene toestand van land on
volk," hij moge „reden tot tevredenheid"
geveD, in menig opzicht to wenschen over
laat en dat mot name voor de lagere kringen
heelwat te doen over blijft. Maar als do
betrekkingen tot allo buitenlandsche mogend
heden zijn „van den meo^t vriendschappelijken
aard"; als de gezondheidstoestand „gunstig"
is; als oen „in vele opzichten goodo" oogst
der voldgewasson valt te constateerenals
do invoer van ons vee naar het buitenland
weer in het gezicht en vergelijkenderwijs do
toestand van handel en nijverheid niet onbe
vredigend is on daarbij do koloniën stof tot
voldoening bieden, dan mag eene troonrede
blijmoedig gekleurd zijn, gelijk deze het is.
Stafttsbegrootiiig voor 1896.
I. Huis der Koningin. Geraamd op ƒ804,250.
II. Hooge Colleges van Staat, enz Geraamd
672,633. Meer voor: Staton Generaal 1000;
du Raad van State 500; Pensioenen, enz.
3543; totaal ƒ5043 meer tegenover eene
lagere raming voor do Kanselarij der beide
Ne krlandscho Orden 270; blijft ƒ4773.
III. Buitenl. Zaken. Goraamd 833,880.
Meer voor: Kosten van het Departement
500; Kosten van Buitenlandsche Zendingen
en Consulaten ƒ21,800; Pensioenen, wacht
gelden en toelagen ƒ4000; totaal ƒ26,300
meer.
IV. Justitie. Geraamd ƒ6,349,604. Minder
voo.Gebouwen, daaronder niet begrepen do
Rijkswerkinrichtingen, ƒ28,800; Kosten der
Rijkswerkinrichtingen ƒ64,691; totaal ƒ93,491.
Minder tegenover eeno hoogero raming voor:
Kosten van het Departement 4973; Kosten
van de Rechterlijke macht 7200; Gerechts
kosten 20,000; Kosten van Algemeene- of
Ryk'spolitio en in zake jacht en vissehery
4420; Kosten dor Gevangenissen en Ryks
opvoedingsgestichten 12,454; Pensioenen,
wachtgelden, enz. ƒ6986; totaal 55,033 of
37,450.
V. Binnenl. Zaken. Goraamd 13,871,976 25.
Moer voor: Kosten van het bestuur der
provinciën ƒ26,612; Medische Politie 20,360;
O.i erwijs 312,488,5IsKunsten en Weten
schappen ƒ37,166; Pensioenen, toelagen, enz.
ƒ29,300 of 425,926 516 tegenover een lagero
raming voor: Kosten van het Dopartement
440Ntderlandsche Staatscourant, enz.
«100; totaal /'S40; blijft meer 425,086.51s.
Hoofdstuk VI (Marine). Geraamd 15,758,026.40,
zunde 1,003.84 minder dan voor 1895 toe
gestaan.
Minder is gekaamd voor: Kosten deradmi-
nlstratie 8,030.84; Porsoneol der Zeemacht
123,570; Loodswezen, betonning, enz.
ƒ63,768; totaal ƒ195,368.84;
tegenover oene hoogere raming voor: Mate
riöel der Zeemacht ƒ78,165; Pensioenen,
onderstanden, enz. 116,200; totaal 194,365.
Hoofdstuk PITA. Financiën (Nat. Schuld).
Geraamd f 36,018,546.34, zynde ƒ169,763.50
minder dan voor 1895 toegestaan.
Minder is geraamd voor: Interesten, enz.
ƒ79,963.50 en voor amortisatie en aflossing
ƒ89,800; totaal 169,763.50.
Hoofdstuk YIIB (Financiën). (Administratie).
Geraauid ƒ19,411,510.285, zijnde ƒ177,975
meer dan voor 1895 toegestaan.
Meer is geraamd voor: Kosten van het
Muntwezen 4200; id. van administratie der
directe belastingen, enz. ƒ124,459; id. van
administratis van het zegel, de registratie,
enz. ƒ86,053. en uitkceringen, verschillende
uitgaven, enz. ƒ108; totaal 214,820; tegen
over eene lagere raming voor: Kosten van
het departement 6175; id. van de Groot
boeken der Nat. Schuld, enz. ƒ8500, id. van
's Ryks Schatkist 120 en id. van den
Pensioenraad, pensioenen, enz., 22,060;
totaal 36,845.
Hoofdstuk VIII (Oorlog). Geraamd 23,792,645,
zijnde 6342 minder dan voor 1895 toegestaan.
Minder is geraamd voor: traktementen, enz.
Grooten Staf, Generalen Staf, enz. 14,200;
id. der staven van verschillende wapens, enz
250; soldyer. en verdere koston van de
verschillende staven 2,529,199; geneeskun
dige dienst 20,021; studie en onderwijs
ƒ9960; artillerie inrichtingen, enz. ƒ1750;
kosten der centrale magazijnen 12040; ver
plaatsing van personen en goederen ƒ5200;
voltooiing van het vestingstelsel ƒ328,000,
totaal 2,920,620;
tegenover eene hoogere raming voor:
Kosten van het Departement 200. Matertëel
der genie en kazerneering enz. 35,520. Kosten
van de militaire bakkeryen, van de magazynen
van levensmiddelen en van de militaire slachte
rijen, ƒ2565,289; militaire verkenningen en
topograpbische inrichting 5300verschillende
uitgaven 1200; non-activiteits-traktementon,
pensioenen enz. 91,395; wapen der mare
chaussee f 20,344buitengewone uitgaven
161,150; aanschaffing van nieuwe draagbare
wapenen ƒ33,880; totaal 2914,278.
Hoofdstuk IX. Walerst. Handel en Nijverheid).
Geraamd ƒ21,399,623.155; zijnde ƒ796,105.61
minder dan het toegestaan bedrag voor 1895.
Minder i6 geraamd voor: Waterstaai
ƒ1249,304.61; voor Handel en Nijverheid
f 26,300, totaal 1275,604.61, tegenover eene
hoogere raming voor: kosten van het Departe
ment ƒ2000, arbeids- en fabriekswezen ƒ51,950;
pensioenen, wachtgelden enz. 32,999; totaal
ƒ479,499.
Hoofdstuk X. (Koloniën). Geraamd ƒ1399,971;
zijnde ƒ12,615.365 meer dan het toegestaan
bedrag voor 1895.
Meer is geraamd voor: Kosten van het
Departement ƒ15,961; uitgaven ten behoeve
van de kolonie Curasao 20,798.50, totaal
36,759.50; tegenover een lagere raming voor:
uitgaven ton behoeve van de koloüie Suriname
ƒ20,630.135; pensioenen, wachtgelden enz.
ƒ3514; totaal ƒ24,144.135.
l)e ontdekking na oen doodolijk schot
Uit het Engelsch van Headon Hill.
„Voorzichtig Mylord, het schieten zal dadelijk
beginnen. Hemel, het is reeds te laat. De
kolonel is van zijn paard gostortl"
Het was alles in een ondeelbaar oogenblik
geschied: do vreeseiyko val van ruiter en
paard, het angstgeschreeuw der enkelen, die
het zagen.
Rondom den gevallen man stond zyn staf
vergaderd, soldaten trachtten de door het
schieten verschrikte paarden tot staan to
brengen. Met benijdenswaardige tegenwoordig
heid van geest wist een der aides de camp
het trappende paard van onder den kolonel
wog te sloepen. Het arme dier was doodelyk
gewond, een breedo stroom bloed vloeide uit
een diepe wonde. Men knoopte de jas los
van den gewonde, terwijl in allerijl een der
officieren te paard steeg om naar don dichtsby
vertoevenden militairen doctor te rijden.
Het ongeluk gebeurde bjj de jaarlyksche
inspectie der troepeu to Karachi in Engelsch-
Indië.
Van verschillende kanten kwamen twee
doctoren aanloopen. Men had den kolonel
zachtjes neergelegd tegen een helling, zoodat
het grfize hoofd ten minste eenige rustplaats
had. Dadelijk begon het onderzoek en beiden
waren het er over eeus dat de gewonde zoo
spoedig mogelijk moest worden vervoerd.
„Do barakken liggen op oen mijl afstand
van hier; dat lange transport kan hy onmo
gelijk verduren," zeide de oudste der doctoren.
„Daar aan uw rechterhand staan kleine
huisjes," en de aide de camp, die volstrekt
onbekend was met het land, wees naar eenige
lage woningen, ter zyde der zandige vlakte
waar zy zich bevonden.
„Dat is het kwartier der Chee-Cheee," ant
woordde de geneesheer verachtelijk; „maar
negers of niet, wo moeton hem er heen bren
gen: er rost ons nu goen keus."
De gewonde werd op een baar gelegd, aan
beide zijden liep een geneesheer, daarop volg
den de officieren to paard. Langzaam reed de
droeve processie verder. Kolonel Hedson was
niet alleen een flink soldaat, hy was ook zeer
populair by zyn manschappen. Het ongeluk
vervulde ieder mot oprechte smart.
Mr. William Murray, advocaat, zag den
treurigen stoet naderen; hty zat in de voor-
galery, maar daar 't niet in hem opkwam,
dat de plaats hunner bestemming zyn nederige
woning gold, bleef hy met kalme nieuws
gierigheid toekyken. Zyn verwachtingen waren
gewooniyk niet hoog gespannen. Een blik op
mr. William Murrays gelaat zeide duidelyk dat
hy behoorde tot do verachte volksklasse van
Engelsch-Indiö, de zoogenaamde Chee-Chees.
En toch was hy niet geheel geiyk aan zyn
andere broeders, hy loog niet, was niet geheel
vervuild eu had zich nooit in zyn leven tot
een onedole daad geleend.
Zyn vader bad hy nooit gekend en zyn
moedor, een stille inlandsche vrouw, die in
haar jonge jaren een schoonheid moet zyn
geweest, had haar dagen doorgebracht met
voortdurenden hardon arbeid om haar zoon
te laten leoren. Hy was dan ook advocaat te
Karachi geworden en was hy ook al niet
by zonder scherpzinnig, groote flaters beging
hy toch niet. Omgang met anderen had hy
niet; by de inlanders voelde hy zich niet
thuis en de Europeafien waren vari zyn ge
zelschap niet gediend; zyn teint was immers
iets donkerder dan het hunne en zyn moeder
gebruikte zulke rare woorden en miste allo
manieren; met zoo iemand kon men on-
mogeiyk converaeeren. Buiten zyn betrekking
bejegende men hem alsof hy niet bestond;
het stond ieder volkomen vry een man te
negeeren, wiens moeder, by wie hy inwoonde
nog wel, ryst at met de handen en wonder-
lyke afgodjes aanbad in vreemdsoortig ge
sneden kastjes.
Daarom zat hy altyd alleen in zyn salon,
dat naar Europeesche manier was ingericht
met een kleed op den grond, tafeltjes met
snuisteryen en boeken, in schilderachtige
wanorde verspreid ovor de tafel.
Mon kan dus zyn verbazing begrypen, toen
de stoet voor zyn deur stilhield.
„De kolonel heeft oen ongeluk gekregen,"
snauwde een der doctoren hem toe; „we
kunnen hem zeker wel hier brengen."
„O zeker, het huis is klein, maar geheel
ter uwer beschikking; kom binnen, dan zal
ik u het vertrek wyzen."
Hy sprak snel door verlegenheid; 't was
de eerste maal, dat hem een gunst werd
gevraagd door een Europeaan. Met trots ging
hy hun vóór naar de netto slaapkamer. Nooit
zouden zy don kolonel naar het huis van
een inlander gebracht hebben, meende hy.
Zy wisten dus dat hy van Europeesche
afkomst was.
Zyn zeer gemotiveerd gevoel van eigen
waarde ontving hot volgend oogenblik echter
een goduchten schok. In de gang, waar hy
uit bescheidenheid wachtte, of hy ook aan
iets kon helpen, hoorde hy den dokter zeggen
„Neem dat laken weg! Die inlanders zyn
zulke vuile wezens."
Hy keerde zich om en ging naar de veranda,
waar de officieren in groepjes stonden. Daar
werden nog enkele druppols alsem aan zyn
kelk toegevoegd.
Een der officieren hielp eene jonge dame
van het paard stygen, Murray begreep on-
middeliyk dat het de dochter van den
kolonel was.
„Wy moesten uw vader in dit smerige huis
brengen, Lady Constance", hoorde hy de
officier zeggen; „het was op bevel van den
doktor; gy begrijpt, anders hadden we het
nooit gedaan; ik hoop dat wy hem spoedig
zullen kunnen vervoeren naar een plaats,
waar gy niet ieder oogenblik zult moeten zien
of uw horloge u nog niet ontstolen is."
Verachtelyk zag de spreker den armen
Murray aanhet jonge meisjo wilde hom
enkele vriendeiyko woorden van veront
schuldiging toevoegen, maar hy was reeds
verdwenen in de kamer zynor oude moeder.
„Manajee," zeide hy tot het meisje, dat
by haar was; „in de voorkamer ligt een
Sahib erg gewond; wilt gy er op toezien
dat zy myn moeder met niets lastig vallen?
Het voorato gedeelte van het huis is ter
beschikking der Europeanen.*'
Langzaam verliet hy het huis en liep den
Kiamari Road af naar het gebouw, waar hy
eiken dag zyn werkzaamheden had. In den
avond koerde hy eerst weder terug, hopende
dat de indringers een betere schuilplaats
mochten hebben gevonden.
In de nabyheid van zyn huis gekomon,
zag hy dat de veranda nog steeds was inge
nomen door do officieron en zyn eerste ge
dachte was ongezien naar binnen te sluipen
om nieuwe beleedigingen te ontkomen. Lady
Constance had hem echter gezien en kwam
dadelyk naar hem toe; in de hand hield zy
een ouderwotsch gouden horloge.
„Neem my niet kwalyk," en zy kleurde
oven„ik dacht dat gy kapitein Aguilar waart
en ik wilde hem vragen of hy ook een sleuteltje
had om myns vaders horloge op te winden.
Het is misschien kinderachtig en bygeloovig,
maar ik zou het vreeseiyk vinden als het
uurwerk stilstond juist nu myn vader zoo
ziek is."
„In myn kamer heb ik een sleuteltje, dat
juist zou passen," en hy wees naar het ziek
vertrek. „Wil ik het voor u halen?"
In zyn hart zag hy vol angst de officieren
in de kamer, hy was bevreesd voor hun
wreede spotterny en hun would be geestige
opmerkingen.
„Neen, neem het liever mede en wind het
daar op," antwoordde zy; „als ge hot my dan
terugwilt brengen, zal ik u zeer dankbaar zyn."
William Murray zag haar scherp aan. Hy
begreep dat zy de onvriendelyke woorden van
den aide-de-camp met een daad van vertrou
wen wilde goodmaken.
Aan de deur wachtte hem do officier op,
die hem straks voor een dief had uitgemaakt.
Hy moest het gesprek gehoord hebben.
„Ik heb dezen heer gevraagd myns vaders
horloge op te winden, kapitein Aguilar, en hy
is zoo vriendelyk het te willen doen."
„Zoo, zoo," was al wat de kapitein kon
uitbrengen. Hy twyfelde klaarblykeiyk aan
haar verstand, maar durfde de dochter van
zyn kolonel geen verwyten maken.
„Hoe is de toestand nu?" vroeg hy, om
toch iets te zeggen.
„Er is, helaas, weinig hoop." Zy verdween
in de kamer van den zieke en liet de beide
mannen tegenover olkaar in de gang staan.
„Geef my dat horloge," begon de kapitein,
„waar is de sleutel, dan behoeft ge de officie
ren binnen niet lastig te vallen."
„De jongedame heeft het horloge aan my
toevertrouwd, ik zal hot dus opwindon; de
hoeren, die mijn zitkamer in gebruik hebben,
zal ik niet lastig vallen."
„Verd.neger," siste Aguilar tusschen
de tanden.
Murray ging de kamer, zijn kamer, binnen
en liep recht op het bureau af, waar het
sleuteltje in geborgen was. De officieren
staakten oogenblifckeiyk hun gesprek. Hot
waren allen welopgevoede Engelschen, die geen
worm kwaad zouden hebben gedaan, doch
die zich niet ontzagen een inlander in zyn
eigen huis te molosteeren. Aquilar fluisterde
zeer hoorbaar allerlei onaangename gezegden
omtrent „onbeschaamde Chee-Chees."
Kalm opende Murray het horloge en begon
het op te winden. Zijn oog viel op een
inscriptie, gegraveerd onder de afbeelding van
een tyger, gereed zyn sprong te nemén.
„Aan Charles Coniston Murray, luitenant
der huzaren, 23ste regiment, als een aan
denken voor een gered leven, 14 Juni 1854."
Hy had nog eons van zulk een inscriptie
gehoord, als kind had zyn moeder hem me
nigmaal verteld hoe moedig zyn vader zich
gedragen had en hoe hy een gouden horlogo
had ontvangen voor het redden van een zyner
vrienden uit de klauwen van een tyger.
Hy verliet de kamer, gevolgd door Aguilar,
die de zaak nog niet vertrouwde. In plaats
van naar Lady Constance terug te keeren,
begaf by zich naar het vertrek zyner moeder.
De deur werd den kapitein voor den neus
dichtgeslagen.
Een paar minuten later kwam Murray
weder terug.
„Gemeene dief!" schreeuwde Aguilar hem
toe, „waar hebt ge het horloge gelaten?"
Eer Murray kon antwoorden was Lady
Constance ia de gang verschenen.
„"Wat beteekent dit lawaai, kapitein
Aguilar?" vroeg zy streng.
„Niets dan dat ik juist verhinderde dat
die vent Lord Hedsons horloge stal. Ik heb
u genoeg gewaarschuwd, Lady Constance."
Murray overhandigde haar het horloge.
„Ik zou u gaarne even alleen willen
spreken," Z9ide by.
„Laten we dan naar de veranda gaan;
met genoegen wil ik hooren wat ge my te
zoggen hebt."
„Maar, Lady Constance, dat gaat toch niet
aan," begon Aguilar.
Mot een gebaar legde zy hem het zwygen
op De kapitein boog en ging terug; Murray
volgde haar naar de veranda.
Aguilar verraste zyn wapenbroeders met
de mededeeling, dat Lady Constance, door
overmaat van smart, 't verstand verloren had.
Na een kwartier kregen de verzamelde
officieren een gewaarwording, die zy hun
leven niet zoudon vergeten; de deur werd
geopend en op den drempel vertoonde zich
het mooio Engelscho moiejo, band in hand
met den inlandschen advocaat.
„Kapitein Aguilar, maak u niet verder be
zorgd over myns vaders horloge," zeide zy,
dit is myn halfbroeder, mr. William Murray,
die zeker evenveel recht heeft Lord Hedsons
horloge te dragen in zyn eigen huis, als ik."
Dienzelfden nacht stierf Lord Hedson zonder
tot bewustzyn te zyn gekomon, en een jaar
later blies William Murray's oude inlandsche
moeder den laatston adem uit.
Lady Constance had in Engeland, waar zy
getrouwd was, een plaats ergons als secre
taris voor hem gevonden. Dikwyis haalde
hyzelf schertsend aan het gezegde van den
luipaard, die zyn vlekken verandert, en de
slang, die van huid verwisselt, en toch zou
niets of niemand hem kunnen bewegen weer
naar Indió terug te keeren.
Gemengd Nieuws.
Voor den Hoogen Raad werd
gisteren gepleit over de vraag, of de bepa
lingen van het zg. burenrecht ook toepasselyk
zyn op het publiek domein.
De Staat had op den straatweg tusschen
Zutfen en Derenter boomen doen planten.
De eigenaar van een aangrenz9nden tuin
vreesde daarvan nadeel voor den groei van
zyn bloemen en stelde, op grond dat de
boomen te dicht by zyn erf stonden, een
vordering tot wegruiming er van in. In eersten
aanleg wees de rechtbank te Zutfen die vor
dering toe, maar in hooger bero p besliste
het Hof te Arnhem, dat het voorschrift om
by het planten van hoog opschietende boomen
den afstand van 20 palmen van de scheids
linie der beide erven in acht te nemen, niet
toepasselyk is voor openbare wegen
Deze beslissing werd bestreden door mr.
H. De Ranitz, die meende dat men ten deze
niet moest onderscheiden tusschen wat de
Staat publiekrechtelijk en wat hy privaat-
rechteiyk bezit, en verdedigd door mr. W.
Thorbecke, op grond dat die onderscheiding
hier wel degelijk moest gemaakt worden.
Het O. M. zal later conclusie nemen.
Uit Rotterdam wordt aan het
„Utr. Dbl." gomeld
Zonals inierty'd gemeld is, moest rie eerste
ophooging van Schielands zeedijk vóór 1
September van dit jaar, en de tweede op
hooging vóór 1 September 1896 voltooid, zyn.
De gemeente is echter met Hoogheemraden
van Schieland overeengekomen, dat de dyk
op eenmaal op de voorgeschreven hoogte zou
worden gebracht.
Sedert eenlgen tyd is men met dit werk op
verschillende plaatsen aangevangen, maar vol
tooid is het nog volstrekt niet en hot laat zich
zelfs niet aanzien, dat men er voor het einde
dezer maand mede gereed zal komen.
Tusschon de Oostpoort en de Oude Plan
tage is de dyk gebracht op eeno hoogte van
4.25 M boven Rotterdamsch peil. Daarmede
is men by na klaar. "Vooral by do oude herberg
„Rust wat" (die de herinnering levendig
houdt aan de verovering van Rotterdam door de
Spanjaarden) is de verbooging van den dyk zeer
belangrijk, zoodat het genoemde historische
huisje geheel in de diepte komt te liggen. Men
vindt daar dan ook het gevaarlijkste punt; by
den jongsten hoogen vloed stroomöo het water
daar met geweldigen aandrang over den dyk,
zoodat er voor de binnendyks staande huizen
groot gevaar bestond.
Om de fraaie woonhuizen langs de geheele
uitgestrektheid van den dyk, van de Oostpoort
tot naby de Hoflaan, buitendyks gebouwd,
zooveel mogelyk te sparen, heeft men dadr
aan den dyk eeno ronding gegeven, zoodat
alleen de kruin de vereischte hoogte heeft
gekregen. Dit heeft ten gevolge, dat het on
gerief, dat voor de bewoners dezer huizen
gevreesd werd, grootendeels is vermeden en
er geen misstand in het leven geroepen is.
Alleen brengt die ronding, op sommige plaat
sen vry sterk, medö, dat voor ry- en voer
tuigen het vorkeer niet 7ergemakkelykt wordt.
De rails van den tramweg zyn op de kruin
van den dyk gelegd.
Aan den Schiedamschen dyk en de Korte
Hoogstraat is do ophooging mede reeds vol
tooid. Ook daar valt het nogal mee. Alleen
zyn de trottoirs wat gezakt en de opritten niet
gemakkelijker gemaakt; maar misstand is er
voor winkels en huizen niet ontstaan.
Rest nog de Hoogstraat, die veel smaller is
en waar, met het oog op het drukke verkeer,
ook van ry- en voertuigen, geen sterke
ronding kan worden aangebracht. Daar moet
de ophooging nog geschieden en zal op vele
plaatsen misstand wel niet te vermyden zyn,
zoodat in elk geval onze voornaamste winkel
straat er geen fraaier aanzien door krygen zal.
Maar daarvoor zullen wy achter den ver-
boogden Zeedyk zooveel veiliger zyn. Voor
zoover de dyk door de stad loopt, krygt hy
eene hoogte van 4 M. boven R. P. Het water
kan dus nog belangrijk hooger stygen dan by
don jongsten hoogen vlood, vóórdat over
strooming van den dyk te vreezen is.
Do gemeentoraad van Edam
heeft besloten op de begrooting 200 uit te
trekken voor den aankoop van eon rywiel
ten dienste der gemeentepolitie.
Voor oenige dagen ontving de
korporaal Z. van het 8ste reg. inf. te Deventer
by eone oefening in den avond velddienst een
bajonetsteek in de rechterlong. Woensdag
ochtend overleed hy in het militair hospitaal.
Door de malaise in de turfin-
dustrie in Friesland, ten gevolge der concur
rentie van steenkolen en briquetten en last
not least petroleum, dalen de klynlanden
klyn is de grondstof voor turf aldaar ge
ducht in waarde. Dit bleek dez?r dagen by
eene verkooping in de gemeente Opsterland.
Voor 4 H.A. klynland werd als hoogste bod
2000 geboden. Voor weinige jaren kon
hetzelfde land 7000 opbrengen.
Een kindermeisje te Breda, dat
met een kinderwagen van de straat op het
trottoir wilde gaan ryden, liet by ongeluk
den wagen kantelen; het kind viel er uit
en werd door de gebroken zuigflesch zoodanig
verwond, dat het aan de gevolgen is overleden.
Te Joure (Fr.) is het tweejarig,
aanvallig knaapje van den heer R. in het
water geraakt en verdronken. Het bad pas
zyne moeder verlaten, van wie het een appel
had gekregen om „zoet" te gaan spelen.
Men kan naar het buitenlandbrie f-
kaarten zenden met „antwoord betaald". Ver
langt men dat antwoord in een brief, dan kan
men daarvoor de kosten niet overmaken dan
met een postwissel, waarvan de kosten reeds
gelykstaan met het port.
Een eenvoudig middel om op andere wyze
de frankeerkoaten over te maken, geeft de
„Figaro" aan, maar daarvoor is de samen
werking der posteryen van de verschillende
landen noodi/. Het blad verlangt dat men
aan de postkantoren buitenlandsche postzegels
ruile tegen die van het land zelf, om ze dan
later onderling te verrekenen.
Bestond dit stolsel, dan zou men in eon
brief postzegels voor het antwoord kunDen
insluiten.
Een Duitsche firma te Worms
heeft besloten 500 rywielen aan te koopen
ten behoeve van h-re werklieden, die op verren
afstand van de fabriek wonen.
Volgens berichten uit het
Deensche handelsstation Augmagsalik, aan de
oostkust van Groenland, hebben Eskimo's tegen
het einde van Juli tweemaal een driemastschip
met korten voormast in het dryfys zien
vastzitten; de eerste maal by Samiligak en
de tweede maal bij Sermilik.
Men denkt dat het 't schip is van dr. Fritbjof
Nansen, die zich op de terugreis bevindt. In
dit geval zal men voor 't toekomend jaar geen
bericht van hem ontvangen.