N°. 10912
Vrijdag 20 September,
A0. 1895
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 19 September.
Feuilleton.
Met scherpe wapeuen,
DAG-BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officiëele Keunisgeviugen.
Burgemeester on Wethouders van Leiden;
Gezien het adne van A. KOOLOOS, houdende
verzoek om vergunniDg tot het houden en mesten
▼an varkens in een stal in de Neurenburgerpoort
aan de Loezastraat, kadastraal bekend Sectie E.No. 66
Gelet op art. 152 dor Algemeene Politieverordening
▼an 6 November 1879;
Brengen ter algemeene kennis dat op Maandag,
den 23ston September a. s., des voormiddags te elf
uren, op hot Raadhuis dozer gemeoDto gelegenheid zal
worden gegoven tot het inbrengen van bozwaren
togen dat vorzoek.
Burgemeester en Wethouders voornoomd
Leidon, F. WAS Burgemeester.
18 Sept. 1895. E. KIST. Secretaris.
Naar wij reeds meldden, zijn B. en Ws.
het met concessionarissen volkomen eens, dat
er alleszins termen bestaan om thans reeds,
voordat tot de voorgenomen verplaatsing van
het Telepboon-Centraalbureel van het Raad
huis naar het Waaggebouw wordt overgegaan,
de concessie te verlengen tot het einde van
het jaar 1920.
De aanzienlijke uitgaven, die verbonden zijn
aan eene overbrenging van het Centraalbureel,
de invoering van den nachtdienst, enz., de te
wachten uitbreiding van het getal abonne
menten, waardoor de kapitaal-uitgaven zullen
worden verzwaard in verband met de aan
schaffing van meerder materiaal en de plaat
sing van meerdere palen, zullen in do eerste
jaren de exploitatiekosten zeer drukken, zoodat
er veel voor pleit aan concessionarissen thans
reeds de zekerheid te geven dat de concessie
niet reeds in 1905 zal afloopen.
Ten gevolge van de nadere onderhandelin
gen zijn B. en Ws. in hunne overtuiging, dat
in het ondenverpelyk geval de concessie be
hoort te worden verlengd onder de voorwaar
den, vermeld in hun vroeger rapport, versterkt.
De wijze, waarop tot dusverre de exploitatie
heeft plaats gehad en de waarborgen in de
concessievoorwaarden bedongen, gevon, naar
de overtuiging van B. en Ws. althans, vol
doende zekerheid dat van eene verlenging der
concessie geene bezwaren zijn te duchten,
terwijl, bij aanneming van hun voorstel, toch
slechts sprake zou wezen van eene concessie
voor den tijd van dertig jaren, ingegaan 1
Maart 1890, welke tyd voor eene telephoon-
concessie, waarmede aanzienlijke kapitaal
uitgaven verbonden zijn, niet te lang kan
worden geacht.
B. en Ws. bandhaven alzoo hun aangehaald
voorstel en geven den gemeenteraad mitsdien
in overweging dienovereenkomstig te besluiton.
Mocht evenwel dat voorstel 's Raads goed
keuring niet. erlangen, dan wordt door hen
subsidiair voorgesteld te besluiten, dat, wan
neer de concessie na afloop van de bestaande
in 1905 niet mocht worden verlengd, aan de
concessionarissen als tegemoetkoming in de
gemaakte kosten voor de verplaatsing van
het Centraalbureel, eene vergoeding uit de
gemeentekas zal worden verleend ten bedrage
van f5000.
Dit bedrag komt B. en Ws. billijk voor;
daardoor zal, voor een deel althans, te gemoet
gekomen worden aan de finantiëele bozwaren,
verbonden aan de overbrenging, en daarbij
moet in het oog gehouden worden dat con
cessionarissen toch niet geheel schadeloos
zullen worden gesteld, omdat onder de kosten
ad f5000 voor de overbrenging niet begrepen
zijn de kosten voor plaatsing en verplaatsing
van palen en dat de uitbetaling eventueel eerst
zal plaats hebben in 1905, zoodat een belang
rijk bedrag aan rente van het op te nemen
kapitaal voor hunne rekening blfift.
Aangezien echter de gemeente de bevoegd
heid heeft de huur van het lokaal in het
Raadhuis ten allen tyde op te zeggen en alzoo
in dat geval toch de overbrenging van het
Centraalbureel ten laste zoude moeten komen
van concessionarissen, behoeft er hier op
gronden van billijkheid slechts sprake te zijn
van eene gedeeltelijke tegemoetkoming in de
kosten van overbrenging en niet van eene
volledige schadeloosstelling by niet-verlenging
van de concessie.
Overigens ligt het naar het inzien van
B. en Ws. in den aard der zaak, dat met de
opzegging van de huur van het lokaal op
het Raadhuis eene tegemoetkoming in de
kosten voor de overbrenging van het Centraal
bureel gepaard behoort te gaan, omdat bet
by het aangaan van het huurcontract voor
zeker in geenen doele in de bedoeling hoaft
gelegen htt gebruik tydens den duur dei-
concessie te doen ophouden.
Do directeur der Kweekschool voor ondor-
wyzers en onderwyzeressen heeft B. en Ws.
by de toezending van den Rooster der lessen
van de Kwoekschool medegedeeld dat do voor
eenige jaren genomen proef met het schry ven,
nl. om slechts één uur per week voor vier
klassen beschikbaar te stellen, moet worden
geacht geen voldoende resultaten te hebben
opgeleverd.
De directeur heeft daarom voorgesteld tot
den vroegeren toestand terug to koeren en
aan elke klasse haar eigen schrijfuur te geven,
zooals zy jaren lang gehad hebben, met welk
voorstel do districts schoolopziener zich vor-
eenigt, terwyi do noodzakelijkheid van de uit-
breidiog van het onderwas in dit vak mede
door de Plaatselyke Schoolcommissie wordt
erkend.
Op de begrooting voor dit jaar is voor het
ondorwys in het schrijven voor een lesuur
uitgetrokken f 75, welk bedrag met drie les
uren, elk a f 75, zal moeten worden verhoogd,
d. i. met f 225 voor een geheel jaar en alzoo,
by invoering van den maatregel met den
cursus die in September a. s. aanvangt met f 75.
B. en Ws. geven op grond van een en ander
in overweging, Yolgn. 141, van de begrooting
van dit jaar, Koston der Kweekschool voor
onderwijzers met f 75 te verhoogon, zoomede
Volgn. 46, Bijdrage van het Rijk in de kosten
der Kweekschool met 50 pCt. van genoemd
bedrag, alzoo met f 37.50, en het resteerond
bedrag te vinden door afschryving van den
post voor Onvoorziene Uitgaven.
De suppletoire staat van begrooting en de
staat van af- en overschryving wordt te geiyk
ter vaststelling aangeboden.
De collecte voor de Scholen met den
Bybel, gisteren alhier langs de huizen ge
houden, bracht op f 535.75s, terwyi in de
byeenkomst des avonds in de Pieterskerk,
waar ds. Talma, van Arnhem, voor een groote
schare optrad, f 58.02 werd gecollecteerd;
samen alzoo f 592.77s, tegen f 633.27s in
het vorige jaar.
By koninklijk besluit van 18 dezer is,
op den voet van het koninklyk besluit van
3 October 1877, No. 1, voor het tydvak van
1 Sept. 1895 tot en met 31 Aug. 1896, ter
ondersteuning in hunne studiën, van rykswege
eene beurs van f 800 verleend aan de studen
ten by de Ryks-universiteit te Leiden; A. J.
Werner, in de faculteit der godgeleerdheid;
H. Van der Goes, in die der rechtsgeleerdheid
E. Van Everdingen Jr., in die der wis- en
natuurkunde. (Sls.-Ct.)
By de Afdeeling van den Raad van
State voor de goschillen van bestuur kwam
gisteren in bohandeling het beroep, ingesteld
door C. Oppelaar c. 8., te Hazerswoude, tegen
het besluit van Gedep. Staten van Zuid-
Holland, dd. 22 April 11., waarby hun ver
zoek tot wyziging van de aanwyzing van de
onderhoudsplichtigen van eene brug in den
Lagen Ryndyk, voorkomende op den legger
der wogen en voetpaden van de gomeente
Koudekerk, is afgewezen. Rapporteur was de
Staatsraad mr. Hubrecht Hat beroep werd
toegelicht door mr. K. N. Hengeveld, advocaat
to Hazerswoude, en bestreden door den heer
Van Egmond als gemachtigde van verschil
lende belanghebbenden.
De koninkiyke beslissing wordt later mede
gedeeld.
De heer W. Van Veen, die als gods-
dienstonderwyzer by de Herv. Kerk te
Hazerswoude den löden Sept. afscheid nam,
hoopt den 22sten als zoodanig zyne intrede
te Haailemmerineer te doen.
Do Paus heeft den heer J. H. W. Koster,
adjunct-commies by het departement van
buitenlandsche zaken, benoemd tot advocaat
van St. Pieter.
Gisteren dineerden ten hovo de luitenant-
generaal graaf Dumonceau, chef van het
Militair Huis der Koningin, en de luitenant-
generaal Vetter, commandant van het leger
in Indië.
Do prinses van Wied zal aanst. Zater
dag avond te 9 u. 20 min. per Holl. Spoor
met de beide prinsessen, haar dochter en
gevolg uit Domburg te 's Gravenhage aan
komen en zich naar Schoveningen begeven.
Aan de Kamers van koophaniel en fabrie
ken te Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage,
Dordrecht, Schiedam, Leiden, Delft, Middel
burg, Vlis8ingen, Zaandam, Harlingen en Gro
ningen, en aan de Twentscho Vereeniging van
ny verheid en handel, 13 dóór den minister van
w., h. en n. een exemplaar toegezonden van
de „Accounts relating to trade and navigation
of the United Kingdom", nopens de maand
Augustus jl. (Sis. CI.)
De Staatscourant van 19 dezer bevat de
by koninklyk besluit van 20 Aug. jl. goed
gekeurde statuten der vereeniging „Utrochtscho
Studentenbond," met het devies „Spectemur
agendo."
De bond stelt zich ten doel de bevordering
van de belangen zyner leden en van den bloei
der Universiteit van Utrecht. Dit doel tracht
hy te bereiken door het zedelyk bewustzyn
zyner leden tot zyn recht te doen komen,
door het aankr.oopen en onderhouden van
nadere betrekkingen tot den academischen
senaat van hoogleeraren en tot studenten-
corporatiën met gelyke beginselen, door zyn
vereenigingsgebouw, zyn novitiaat, zyne facul
teiten, zyn bondsblad en zyn bondsalmanak.
De duur van den bond is bepaald op 29
achtereenvolgende jaren.
Gewone leden kunnen worden zy, die zich
als student by den rector magnificus der Uni
versiteit van Utrecht hebben doen inschry ven,
ter verkryging van een academischen graad
of tot het afleggen van het Staatsexamen in
de medicynen of pharmacie.
De jaarlyksche contributie bedraagt ten
hoogste f 15.
Do vereeniging is als rechtspersoon erkend
volgens de wet van 22 April 1855 (Stsbl. 32).
Men schryft aan het „Volksbelang" van
Gent uit Nederland;
„Onder het Fransche opschrift „Que mes
sieurs les musiciens commencent!" dat op
zichzelf reeds kenschetsend is voor het natio
naliteitsgevoel van den schry ver, heeft dr. J. De
Jong zich een uitval tegen de Nederlandsche
toondichters veroorloofd, die niet onbeantwoord
mag bly ven. Het is de bekende circulaire der
Utrechtsche afdeeling van het „Willem Fonds",
waarin aan do besturen der. muziekvereni
gingen het verzoek werd gericht by de samen
stolling der programma's wat meer met de
muziekwerken dör Nederlandsche toondichters
te willen rekening houden, die den schryver
aanleiding heeft gegoven in den „Nederland-
schen Spectator" van 17 Aug. 1.1. van zyn
misnoegen te doen blyken. Men moet het,
volgens hem, aan onze toonkunstenaren niet
ten kwade duiden dat zy tot vreemden hun
toovlucht nemen, waar onze Nederlandsche
componisten zco weinig hebben voortgebracht,
dat waard is om gehoord te wordor..
Wie zoo oordeelt, is tlykbaar onbekend met
het vele voortreffolyke, dat door onze natio
nale toondichters gemaakt werd.
Het heeft trouwens 6inds de dagen van
Sweelinck en Obrecht tot op onzen tyd in do
Nederlanden nooit aan talentvolle musici ont
broken. Welk een muzikalen schat onze oude
volksliederen bevatten, is door het bekende
a-capella-koor, onder leiding van Daniël De
Lange, opnieuw aan hot licht gebracht. Zoo
hebben in lateren tyd mannen als Verhulst,
Hol, Nicolaï, Bonoit, om ons tot de meest
bekende persoonlykbeden te bepalen en niet
van de mindere goden en godinnen te ge-
wagon, een aantal koren en liederen ge
schreven, waarvan sommigen, herhaaldelyk
herdrukt, zich by het publiek oen groote
populariteit verworven hoboen.
De heer Do Jong beginne zich op de hoogte
te stellen van het onderwerp, waarover hy
schryft, indion liy althans verlangt dat zyn
woord meer ingang zal vinden en aan zyn
oordeel meer waarde zal worden gehecht dan
thans het geval is. Volgens hom zouden onze
Nederlandsche toondichters zich niet over
achterstelling mogen beklagen, zoo lang zich
onder hen nog geene Schuberts of Schumanns
bevinden, fenomenale verschyningen, die in
het uitgestrekte Duitsche ryk slechts by uit
zondering voorkomen. De klacht over de mis
kenning onzer toondichters is overigens reeds
van ouderen datum. Het is deze treurige daad
zaak, die voor een aantal jaren tot de op
richting der „Nederlandsche Toonkunstenaars-
Voreeniging" heeft aanleiding gegeven, die in
verschillende Noord-Nedei landsche steden af
doelingen gevestigd heeft en getrouw haar
roeping vervult."
Op de door de Koninkiyke Liodertafel
„Zang en Vriendschap te Haarlem uitge
schreven prysvraag voor een mannenkoor
zonder begeleiding en met Ntderlandschen
tekst zyn 41 composities ingekomen.
Vóór 1 October 1895 zal b-kend worden
gemaakt welke do bekroonde compositie is en
de naam van den componist.
Aan hem zal een gouden medaille, geslagen
op den stempel der Liedertafel, ter waardo
van f 150, en een premie van f 100 worden
toegekend.
De minister van binnenlandscho zak n
heeft benoemd tot assistenten aan 's Ryks
veeartsenyschool te Utrecht, voor het tfidv, k
van 1 October 1895 tot en met 30 September
1896, do veeartsen: J. Breed veld, te 's-Gravtn
doel; S. Heimans, te Groenloo; D. Van Gruting,
te Utrecht.
De minister van marine heeft: lo. den
luit. ter zee 1ste kl. jhr. J. A G. Van der
Staal, adjudant van H. M. de Koningin, mot
1 October a. s. gedetacheerd te Arasterdam,
ten einde tegenwoordig te zyn by de Vordero
gereedmaking van Hr. Ms. flottieljevaartuig
„Nias"; 2o. den luit. ter zee 1ste kl. H. O.
W. Planten, gedetacheerd by do sterrenwacht te
Utrecht, mot 21 dezer op non-activiteit gesteld.
Het stoomschip „Borneo", van Batavia
naar Rotterdam, vertrok 17 Sept. van Perira
do „Lawoe", van Batavia naar Rottcnl m,
passeerde 17 Sept, Ouessant; de „Prins
Alexander" vertrok 18 Sept. van Batavia
naar Amsterdam; de „Prinses Marie", van
Amsterdam naar Batavia, arriveerdo 17S^pf.
te Genua; de „Prins Willem IV", van West-
Indië naar Amsterdam, vertrok 18 Sept. van
Havre; de „Reichstag", van Durban naar
Hamburg, vertrok 16 Sept. van Bordeaux;
de „Voendam" arriveerde 18 Sept. van Nieuw-
York te Rotterdam.
By koninklyk besluit is benoemd dr. A.
Van Hasselt, te Assen, met ingang van 1 Oct.
a. 8. tot schoolopziener in het arr. Assen.
Aan C. Honigh eervol ontslag verleend als
bibliothecaris der Rykslandbouwschool te
Wagoningen, en, met ingang van 1 Oct. a s.,
als zoodanig benoemd F. J. Van Pesch, assi
stent aan het Rykslandbouwproofstation te
Wageningen.
De Oost-Indische ambtenaar J. Chr, E.
Bartelds, laatstelyk onderwyzer der 2de klasse
by het openbaar lager onderwys voor Europe
anen en met dezen gelykgeslelden in Ned.-
Indiö, op zyn verzoek, wegens physieko onge
schiktheid, met ingang van 1 Sept. 1895,
eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toe
kenning van pensioen.
63)
Hy had zich met opzet een stoel gekozen
tu8schen de schaduw der gordynen; maar
Jocelyn zag opeens, dat hy veel ouder was
dan zy den avond te voren had gemeend. De
armzalige pruik misleidde haar niet langer,
zoo min al8 al de kunstmiddeltjes, die hy had
aangewend om de sporen van lichameiyk verval
to bedekken, niettegenstaande de wanhopige
inspanning van een geest, die nog frisch en
krachtig was.
„En zeker," zeide hy met een mislukte
poging om cynisch te zyn, „heeft u niet veel
goeds van my gehoord?"
Maar daar wilde Jocelyn niets van weten.
Zy was er de persoon niet naar, om zich door
sarcasme uit het veld te laten slaan; zy was
een vrouw, volkomen door haar liefde.
„Vergeef me," sprak zy scherp„maar dat
is bezyden de waarheidU weet evengoed als
ik, dat uw zoon nooit één woord in uw nadeel
zal zeggen."
Sir John keek gejaagd om zich heen.
Lady Cantourne was weer binnengekomen
en sprak met de jongelui. Millicent keek
onrustig naar hen over het leege hoofd van
mynheer Grubb heen. Sir John bracht zyn
atyve, bevende vingers weer even naar zyn
lippen.
„Ja," zei hy, „u heeft gelyk."
„Hy sprak altyd van u met de grootste
liefde en met eerbied," hernam Jocelyn. „Het
was meer dan eerbied; bewondering! Maar hy
sprak uiterst zelden over u; my dunkt, dat
zegt nog meer."
Sir John knipto weer erg met de oogen en
eensklaps wierp hy zich in den rug van zyn
stoel en bracht met een ruk do schouders naar
achteren, wat wel eens zyn gewoonte was.
Het had er wel wat van, alsof by, dit doende,
tot zichzelf zeide: „Kom, geef je niet zoo toe,
je bent nog niet oud."
„Is hy goed gezond gebleven?" hernam hy
nu vry afgemeten.
„Ik geloof het wel, tot voor korten tyd.
Myn broer heeft gisteren een telegram ge
kregen, waarin stond, dat hy ziek en uitgeput
te Loango was aangekomen," antwoordde
Jocelyn.
Sir John keek haar scherp aanzyn donker
blauwe oogen vertoonden zich als staal tus-
schen zyn wimpers.
„U maakt me ongerust," zei hy. „Ik vrees
dat u me slechte tyding heeft mee te deelen."
„Neen, dat juist niet," klonk haar antwoord,
„maar het komt my voor, dat niemand hier
begrypt, wat hy in Afrika uitvoert en welk
gevaar hy daar loopt."
„Vertel me daar meer van," sprak hy en
schoof met zyn stoel dichter naar haar toe;
„ik zal u niet in de rede vallen. Vertel my
alles, wat u weet, van het begin tot het einde.
Natuuriyk stel ik daar - wel wat belang in."
Dus voitelde Joc9lyn hem alles, en wat zy
hem vertelde, was een herhaling slechts van
wat de lezer weet, die dit verhaal tot nu toe
heeft gevolgd. Maar de geschiedenis klonk
geheel anders dan toen zy haar aan Millicent
mededeelde. Het verhaal was veel vollodiger;
slechts over enkele byzonderheden, die zy
vroeger met kleur en fleur had verteld, gleed
zy nu hoen; byzonderheden van gevaren,
waarin hy had verkeerd. Ook viel het in ge
heel andere ooren; de toehoorder maakte geen
oppervlakkige commentaren, maar luisterde
met ingespannen aandacht. Opeens stoorde
hy haar in haar verhaal. Hy bemerkte de
slimme, oude wereldling een gaping.
„Maar," merkte hy aan, „er was te Loango
niemand, die iets met de ondernoming had
te maken; wie," hy hield even op, raakte
haar mouw aan met zyn beenigen vinger
„wie zond dat telegram naar den jongen
Oscard - dat telegram, waarop hy zoo dadeiyk
toesnelde?"
„O," antwoordde zy terloops, „dat heb ik
gödaaD. Myn broer was afwezig en nu was
er niemand anders om het te doen dan ik,
ziet u?"
Ja, ik zie hetl"
Misschien was dat volkomen waar.
Lady Cantourne hielp hem zeer handig,
maar eindeiyk begon het Millicent te machtig
te worden en de beminnelyke mynheer Grubb
verliet al buigende de kamer, nadat hy maar
al te duideiyk zyn afscheid had gekregen.
Dadeiyk stond ook Sir John op, en toen
Millicent zich by hem voegde, had hy het
druk over de party van den vorigen avond.
Sir John nam nu afscheid. Hy boog zich
over Jocelyns hand heen, en Millicent, die
dit zeer opmerkzaam gadesloeg, kon niets
ziengeen glimpje van onderlinge ver
standhouding zelfs in die beleefd lachonde
oogen.
„Misschien," zei hy, „zal ik wel eens het
genoogen hebben u weer te zien?"
„Daar vrees ik voor," antwoordde zy, met
iets in haar stem, dat vreemd genoeg op
blydschap geleek. „Wy keeren zoo spoedig
mogelyk naar Afrika terug."
En -ook zy nam afscheid van Lady Cantourne.
XXXI.
Tyd om te zaaleo.
Wat bot lot doot, kome voor
rekening van het lot.
Op zekeren namiddag werd de wonsch van
Jozef vervuld. Wat meer zegt, het gebeurde
juist zooals hy het gewenscht had, en dat
ziet mon niet dikwyis. Een deel er van wordt
gewooniyk vervuld of de heele wensch, maar
dan zóó verdraaid, dat wy eigenlyk van die
vervulling niets bemerken. Jozef dan keek
van zyn werk op en zag Jocelyn door den
tuin naar do bungalow toekomen.
Hy snelde haar tegemoet, terwyl hy al
loopende zyn jas aantrok.
„Hoe gaat het met mynheer Meredith?"
vroeg zy terstond. Haar oogen schitterden
en zy had een gejaagdheid over zich, waar
van Jozef niets begreep.
„Een beetje beter, dank u vriendeiyk, juf
frouw 1 Maar hy gaat niet zoo gauw vooruit,
als ik wel zou wenschen. Het is de zwakte,
die op zoo'n aanval van malaria volgt, zegt
de dokter."
„Waar is hy?" vroeg Jocelyn.
„Wel, juffrouw, op dit oogenblik in de
woonkamer! Daar brengen wy hem 's middags
Daar toe, tot verandering van lucht. Misschien
slaapt hy wel een beetje."
Een oogenblik later hooide Jack Meredith,
die gemakkelyk op do sofa neerlag, domme
lend, meer dood dan levend, lichte voetstappen,
maar hy lette daar niet op. Hy wist dat er
iemand was binnengekomen, die stil naast zyn
loger stond. Met moo to sloeg hy even de
oogen op, niet om to zien wie er was, maar
om te laten merken, dat hy niet sliep. Doch
by was niet volkomen by kennis. Voor een
man, die geruimen tyd een bedryvig, over
spannen leven heeft geleid, is een langdurig
ziekbed niets anders dan een tydperk van
volslagen rust. Als Jack Meredith helderder
oogenblikken had, kwam het hem wel eens
voor, dat die rust gevaariyk lang duurde,
maar hy was voel te zwak om zich over iets
ongerust te maken.
Jocelyn trad ter zyde en hield zich, zonder
het minste geraas te maken, onledig n et
allerloi kleine bezigheden, die de hand van een
vrouw in de ziekenkamer vindt te verrichten,
en die de man niet oprnorkt. Maar zy hield
dit niet lang vol, keerde weldra naar de sofa
terug en boog zich over hem heen, met een
gevoel van hem te bezitten, waardoor dit oogen
blik voor haar een van do gelukkigste uit
haar leven werd. Jaren daarna herinnerde zy
zich nog zoo helder, alsof het pas ware ge
beurd, hoe een gevoel van het grootste geluk
en van den dlepsten jammer toen in haar
ziel om den voorrang streden.
(Wordt vervolgd.)