N°. 10912 Vrijdag 20 September, A0. 1895 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 19 September. Feuilleton. Met scherpe wapeuen, DAG-BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Officiëele Keunisgeviugen. Burgemeester on Wethouders van Leiden; Gezien het adne van A. KOOLOOS, houdende verzoek om vergunniDg tot het houden en mesten ▼an varkens in een stal in de Neurenburgerpoort aan de Loezastraat, kadastraal bekend Sectie E.No. 66 Gelet op art. 152 dor Algemeene Politieverordening ▼an 6 November 1879; Brengen ter algemeene kennis dat op Maandag, den 23ston September a. s., des voormiddags te elf uren, op hot Raadhuis dozer gemeoDto gelegenheid zal worden gegoven tot het inbrengen van bozwaren togen dat vorzoek. Burgemeester en Wethouders voornoomd Leidon, F. WAS Burgemeester. 18 Sept. 1895. E. KIST. Secretaris. Naar wij reeds meldden, zijn B. en Ws. het met concessionarissen volkomen eens, dat er alleszins termen bestaan om thans reeds, voordat tot de voorgenomen verplaatsing van het Telepboon-Centraalbureel van het Raad huis naar het Waaggebouw wordt overgegaan, de concessie te verlengen tot het einde van het jaar 1920. De aanzienlijke uitgaven, die verbonden zijn aan eene overbrenging van het Centraalbureel, de invoering van den nachtdienst, enz., de te wachten uitbreiding van het getal abonne menten, waardoor de kapitaal-uitgaven zullen worden verzwaard in verband met de aan schaffing van meerder materiaal en de plaat sing van meerdere palen, zullen in do eerste jaren de exploitatiekosten zeer drukken, zoodat er veel voor pleit aan concessionarissen thans reeds de zekerheid te geven dat de concessie niet reeds in 1905 zal afloopen. Ten gevolge van de nadere onderhandelin gen zijn B. en Ws. in hunne overtuiging, dat in het ondenverpelyk geval de concessie be hoort te worden verlengd onder de voorwaar den, vermeld in hun vroeger rapport, versterkt. De wijze, waarop tot dusverre de exploitatie heeft plaats gehad en de waarborgen in de concessievoorwaarden bedongen, gevon, naar de overtuiging van B. en Ws. althans, vol doende zekerheid dat van eene verlenging der concessie geene bezwaren zijn te duchten, terwijl, bij aanneming van hun voorstel, toch slechts sprake zou wezen van eene concessie voor den tijd van dertig jaren, ingegaan 1 Maart 1890, welke tyd voor eene telephoon- concessie, waarmede aanzienlijke kapitaal uitgaven verbonden zijn, niet te lang kan worden geacht. B. en Ws. bandhaven alzoo hun aangehaald voorstel en geven den gemeenteraad mitsdien in overweging dienovereenkomstig te besluiton. Mocht evenwel dat voorstel 's Raads goed keuring niet. erlangen, dan wordt door hen subsidiair voorgesteld te besluiten, dat, wan neer de concessie na afloop van de bestaande in 1905 niet mocht worden verlengd, aan de concessionarissen als tegemoetkoming in de gemaakte kosten voor de verplaatsing van het Centraalbureel, eene vergoeding uit de gemeentekas zal worden verleend ten bedrage van f5000. Dit bedrag komt B. en Ws. billijk voor; daardoor zal, voor een deel althans, te gemoet gekomen worden aan de finantiëele bozwaren, verbonden aan de overbrenging, en daarbij moet in het oog gehouden worden dat con cessionarissen toch niet geheel schadeloos zullen worden gesteld, omdat onder de kosten ad f5000 voor de overbrenging niet begrepen zijn de kosten voor plaatsing en verplaatsing van palen en dat de uitbetaling eventueel eerst zal plaats hebben in 1905, zoodat een belang rijk bedrag aan rente van het op te nemen kapitaal voor hunne rekening blfift. Aangezien echter de gemeente de bevoegd heid heeft de huur van het lokaal in het Raadhuis ten allen tyde op te zeggen en alzoo in dat geval toch de overbrenging van het Centraalbureel ten laste zoude moeten komen van concessionarissen, behoeft er hier op gronden van billijkheid slechts sprake te zijn van eene gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten van overbrenging en niet van eene volledige schadeloosstelling by niet-verlenging van de concessie. Overigens ligt het naar het inzien van B. en Ws. in den aard der zaak, dat met de opzegging van de huur van het lokaal op het Raadhuis eene tegemoetkoming in de kosten voor de overbrenging van het Centraal bureel gepaard behoort te gaan, omdat bet by het aangaan van het huurcontract voor zeker in geenen doele in de bedoeling hoaft gelegen htt gebruik tydens den duur dei- concessie te doen ophouden. Do directeur der Kweekschool voor ondor- wyzers en onderwyzeressen heeft B. en Ws. by de toezending van den Rooster der lessen van de Kwoekschool medegedeeld dat do voor eenige jaren genomen proef met het schry ven, nl. om slechts één uur per week voor vier klassen beschikbaar te stellen, moet worden geacht geen voldoende resultaten te hebben opgeleverd. De directeur heeft daarom voorgesteld tot den vroegeren toestand terug to koeren en aan elke klasse haar eigen schrijfuur te geven, zooals zy jaren lang gehad hebben, met welk voorstel do districts schoolopziener zich vor- eenigt, terwyi do noodzakelijkheid van de uit- breidiog van het onderwas in dit vak mede door de Plaatselyke Schoolcommissie wordt erkend. Op de begrooting voor dit jaar is voor het ondorwys in het schrijven voor een lesuur uitgetrokken f 75, welk bedrag met drie les uren, elk a f 75, zal moeten worden verhoogd, d. i. met f 225 voor een geheel jaar en alzoo, by invoering van den maatregel met den cursus die in September a. s. aanvangt met f 75. B. en Ws. geven op grond van een en ander in overweging, Yolgn. 141, van de begrooting van dit jaar, Koston der Kweekschool voor onderwijzers met f 75 te verhoogon, zoomede Volgn. 46, Bijdrage van het Rijk in de kosten der Kweekschool met 50 pCt. van genoemd bedrag, alzoo met f 37.50, en het resteerond bedrag te vinden door afschryving van den post voor Onvoorziene Uitgaven. De suppletoire staat van begrooting en de staat van af- en overschryving wordt te geiyk ter vaststelling aangeboden. De collecte voor de Scholen met den Bybel, gisteren alhier langs de huizen ge houden, bracht op f 535.75s, terwyi in de byeenkomst des avonds in de Pieterskerk, waar ds. Talma, van Arnhem, voor een groote schare optrad, f 58.02 werd gecollecteerd; samen alzoo f 592.77s, tegen f 633.27s in het vorige jaar. By koninklijk besluit van 18 dezer is, op den voet van het koninklyk besluit van 3 October 1877, No. 1, voor het tydvak van 1 Sept. 1895 tot en met 31 Aug. 1896, ter ondersteuning in hunne studiën, van rykswege eene beurs van f 800 verleend aan de studen ten by de Ryks-universiteit te Leiden; A. J. Werner, in de faculteit der godgeleerdheid; H. Van der Goes, in die der rechtsgeleerdheid E. Van Everdingen Jr., in die der wis- en natuurkunde. (Sls.-Ct.) By de Afdeeling van den Raad van State voor de goschillen van bestuur kwam gisteren in bohandeling het beroep, ingesteld door C. Oppelaar c. 8., te Hazerswoude, tegen het besluit van Gedep. Staten van Zuid- Holland, dd. 22 April 11., waarby hun ver zoek tot wyziging van de aanwyzing van de onderhoudsplichtigen van eene brug in den Lagen Ryndyk, voorkomende op den legger der wogen en voetpaden van de gomeente Koudekerk, is afgewezen. Rapporteur was de Staatsraad mr. Hubrecht Hat beroep werd toegelicht door mr. K. N. Hengeveld, advocaat to Hazerswoude, en bestreden door den heer Van Egmond als gemachtigde van verschil lende belanghebbenden. De koninkiyke beslissing wordt later mede gedeeld. De heer W. Van Veen, die als gods- dienstonderwyzer by de Herv. Kerk te Hazerswoude den löden Sept. afscheid nam, hoopt den 22sten als zoodanig zyne intrede te Haailemmerineer te doen. Do Paus heeft den heer J. H. W. Koster, adjunct-commies by het departement van buitenlandsche zaken, benoemd tot advocaat van St. Pieter. Gisteren dineerden ten hovo de luitenant- generaal graaf Dumonceau, chef van het Militair Huis der Koningin, en de luitenant- generaal Vetter, commandant van het leger in Indië. Do prinses van Wied zal aanst. Zater dag avond te 9 u. 20 min. per Holl. Spoor met de beide prinsessen, haar dochter en gevolg uit Domburg te 's Gravenhage aan komen en zich naar Schoveningen begeven. Aan de Kamers van koophaniel en fabrie ken te Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage, Dordrecht, Schiedam, Leiden, Delft, Middel burg, Vlis8ingen, Zaandam, Harlingen en Gro ningen, en aan de Twentscho Vereeniging van ny verheid en handel, 13 dóór den minister van w., h. en n. een exemplaar toegezonden van de „Accounts relating to trade and navigation of the United Kingdom", nopens de maand Augustus jl. (Sis. CI.) De Staatscourant van 19 dezer bevat de by koninklyk besluit van 20 Aug. jl. goed gekeurde statuten der vereeniging „Utrochtscho Studentenbond," met het devies „Spectemur agendo." De bond stelt zich ten doel de bevordering van de belangen zyner leden en van den bloei der Universiteit van Utrecht. Dit doel tracht hy te bereiken door het zedelyk bewustzyn zyner leden tot zyn recht te doen komen, door het aankr.oopen en onderhouden van nadere betrekkingen tot den academischen senaat van hoogleeraren en tot studenten- corporatiën met gelyke beginselen, door zyn vereenigingsgebouw, zyn novitiaat, zyne facul teiten, zyn bondsblad en zyn bondsalmanak. De duur van den bond is bepaald op 29 achtereenvolgende jaren. Gewone leden kunnen worden zy, die zich als student by den rector magnificus der Uni versiteit van Utrecht hebben doen inschry ven, ter verkryging van een academischen graad of tot het afleggen van het Staatsexamen in de medicynen of pharmacie. De jaarlyksche contributie bedraagt ten hoogste f 15. Do vereeniging is als rechtspersoon erkend volgens de wet van 22 April 1855 (Stsbl. 32). Men schryft aan het „Volksbelang" van Gent uit Nederland; „Onder het Fransche opschrift „Que mes sieurs les musiciens commencent!" dat op zichzelf reeds kenschetsend is voor het natio naliteitsgevoel van den schry ver, heeft dr. J. De Jong zich een uitval tegen de Nederlandsche toondichters veroorloofd, die niet onbeantwoord mag bly ven. Het is de bekende circulaire der Utrechtsche afdeeling van het „Willem Fonds", waarin aan do besturen der. muziekvereni gingen het verzoek werd gericht by de samen stolling der programma's wat meer met de muziekwerken dör Nederlandsche toondichters te willen rekening houden, die den schryver aanleiding heeft gegoven in den „Nederland- schen Spectator" van 17 Aug. 1.1. van zyn misnoegen te doen blyken. Men moet het, volgens hem, aan onze toonkunstenaren niet ten kwade duiden dat zy tot vreemden hun toovlucht nemen, waar onze Nederlandsche componisten zco weinig hebben voortgebracht, dat waard is om gehoord te wordor.. Wie zoo oordeelt, is tlykbaar onbekend met het vele voortreffolyke, dat door onze natio nale toondichters gemaakt werd. Het heeft trouwens 6inds de dagen van Sweelinck en Obrecht tot op onzen tyd in do Nederlanden nooit aan talentvolle musici ont broken. Welk een muzikalen schat onze oude volksliederen bevatten, is door het bekende a-capella-koor, onder leiding van Daniël De Lange, opnieuw aan hot licht gebracht. Zoo hebben in lateren tyd mannen als Verhulst, Hol, Nicolaï, Bonoit, om ons tot de meest bekende persoonlykbeden te bepalen en niet van de mindere goden en godinnen te ge- wagon, een aantal koren en liederen ge schreven, waarvan sommigen, herhaaldelyk herdrukt, zich by het publiek oen groote populariteit verworven hoboen. De heer Do Jong beginne zich op de hoogte te stellen van het onderwerp, waarover hy schryft, indion liy althans verlangt dat zyn woord meer ingang zal vinden en aan zyn oordeel meer waarde zal worden gehecht dan thans het geval is. Volgens hom zouden onze Nederlandsche toondichters zich niet over achterstelling mogen beklagen, zoo lang zich onder hen nog geene Schuberts of Schumanns bevinden, fenomenale verschyningen, die in het uitgestrekte Duitsche ryk slechts by uit zondering voorkomen. De klacht over de mis kenning onzer toondichters is overigens reeds van ouderen datum. Het is deze treurige daad zaak, die voor een aantal jaren tot de op richting der „Nederlandsche Toonkunstenaars- Voreeniging" heeft aanleiding gegeven, die in verschillende Noord-Nedei landsche steden af doelingen gevestigd heeft en getrouw haar roeping vervult." Op de door de Koninkiyke Liodertafel „Zang en Vriendschap te Haarlem uitge schreven prysvraag voor een mannenkoor zonder begeleiding en met Ntderlandschen tekst zyn 41 composities ingekomen. Vóór 1 October 1895 zal b-kend worden gemaakt welke do bekroonde compositie is en de naam van den componist. Aan hem zal een gouden medaille, geslagen op den stempel der Liedertafel, ter waardo van f 150, en een premie van f 100 worden toegekend. De minister van binnenlandscho zak n heeft benoemd tot assistenten aan 's Ryks veeartsenyschool te Utrecht, voor het tfidv, k van 1 October 1895 tot en met 30 September 1896, do veeartsen: J. Breed veld, te 's-Gravtn doel; S. Heimans, te Groenloo; D. Van Gruting, te Utrecht. De minister van marine heeft: lo. den luit. ter zee 1ste kl. jhr. J. A G. Van der Staal, adjudant van H. M. de Koningin, mot 1 October a. s. gedetacheerd te Arasterdam, ten einde tegenwoordig te zyn by de Vordero gereedmaking van Hr. Ms. flottieljevaartuig „Nias"; 2o. den luit. ter zee 1ste kl. H. O. W. Planten, gedetacheerd by do sterrenwacht te Utrecht, mot 21 dezer op non-activiteit gesteld. Het stoomschip „Borneo", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 17 Sept. van Perira do „Lawoe", van Batavia naar Rottcnl m, passeerde 17 Sept, Ouessant; de „Prins Alexander" vertrok 18 Sept. van Batavia naar Amsterdam; de „Prinses Marie", van Amsterdam naar Batavia, arriveerdo 17S^pf. te Genua; de „Prins Willem IV", van West- Indië naar Amsterdam, vertrok 18 Sept. van Havre; de „Reichstag", van Durban naar Hamburg, vertrok 16 Sept. van Bordeaux; de „Voendam" arriveerde 18 Sept. van Nieuw- York te Rotterdam. By koninklyk besluit is benoemd dr. A. Van Hasselt, te Assen, met ingang van 1 Oct. a. 8. tot schoolopziener in het arr. Assen. Aan C. Honigh eervol ontslag verleend als bibliothecaris der Rykslandbouwschool te Wagoningen, en, met ingang van 1 Oct. a s., als zoodanig benoemd F. J. Van Pesch, assi stent aan het Rykslandbouwproofstation te Wageningen. De Oost-Indische ambtenaar J. Chr, E. Bartelds, laatstelyk onderwyzer der 2de klasse by het openbaar lager onderwys voor Europe anen en met dezen gelykgeslelden in Ned.- Indiö, op zyn verzoek, wegens physieko onge schiktheid, met ingang van 1 Sept. 1895, eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toe kenning van pensioen. 63) Hy had zich met opzet een stoel gekozen tu8schen de schaduw der gordynen; maar Jocelyn zag opeens, dat hy veel ouder was dan zy den avond te voren had gemeend. De armzalige pruik misleidde haar niet langer, zoo min al8 al de kunstmiddeltjes, die hy had aangewend om de sporen van lichameiyk verval to bedekken, niettegenstaande de wanhopige inspanning van een geest, die nog frisch en krachtig was. „En zeker," zeide hy met een mislukte poging om cynisch te zyn, „heeft u niet veel goeds van my gehoord?" Maar daar wilde Jocelyn niets van weten. Zy was er de persoon niet naar, om zich door sarcasme uit het veld te laten slaan; zy was een vrouw, volkomen door haar liefde. „Vergeef me," sprak zy scherp„maar dat is bezyden de waarheidU weet evengoed als ik, dat uw zoon nooit één woord in uw nadeel zal zeggen." Sir John keek gejaagd om zich heen. Lady Cantourne was weer binnengekomen en sprak met de jongelui. Millicent keek onrustig naar hen over het leege hoofd van mynheer Grubb heen. Sir John bracht zyn atyve, bevende vingers weer even naar zyn lippen. „Ja," zei hy, „u heeft gelyk." „Hy sprak altyd van u met de grootste liefde en met eerbied," hernam Jocelyn. „Het was meer dan eerbied; bewondering! Maar hy sprak uiterst zelden over u; my dunkt, dat zegt nog meer." Sir John knipto weer erg met de oogen en eensklaps wierp hy zich in den rug van zyn stoel en bracht met een ruk do schouders naar achteren, wat wel eens zyn gewoonte was. Het had er wel wat van, alsof by, dit doende, tot zichzelf zeide: „Kom, geef je niet zoo toe, je bent nog niet oud." „Is hy goed gezond gebleven?" hernam hy nu vry afgemeten. „Ik geloof het wel, tot voor korten tyd. Myn broer heeft gisteren een telegram ge kregen, waarin stond, dat hy ziek en uitgeput te Loango was aangekomen," antwoordde Jocelyn. Sir John keek haar scherp aanzyn donker blauwe oogen vertoonden zich als staal tus- schen zyn wimpers. „U maakt me ongerust," zei hy. „Ik vrees dat u me slechte tyding heeft mee te deelen." „Neen, dat juist niet," klonk haar antwoord, „maar het komt my voor, dat niemand hier begrypt, wat hy in Afrika uitvoert en welk gevaar hy daar loopt." „Vertel me daar meer van," sprak hy en schoof met zyn stoel dichter naar haar toe; „ik zal u niet in de rede vallen. Vertel my alles, wat u weet, van het begin tot het einde. Natuuriyk stel ik daar - wel wat belang in." Dus voitelde Joc9lyn hem alles, en wat zy hem vertelde, was een herhaling slechts van wat de lezer weet, die dit verhaal tot nu toe heeft gevolgd. Maar de geschiedenis klonk geheel anders dan toen zy haar aan Millicent mededeelde. Het verhaal was veel vollodiger; slechts over enkele byzonderheden, die zy vroeger met kleur en fleur had verteld, gleed zy nu hoen; byzonderheden van gevaren, waarin hy had verkeerd. Ook viel het in ge heel andere ooren; de toehoorder maakte geen oppervlakkige commentaren, maar luisterde met ingespannen aandacht. Opeens stoorde hy haar in haar verhaal. Hy bemerkte de slimme, oude wereldling een gaping. „Maar," merkte hy aan, „er was te Loango niemand, die iets met de ondernoming had te maken; wie," hy hield even op, raakte haar mouw aan met zyn beenigen vinger „wie zond dat telegram naar den jongen Oscard - dat telegram, waarop hy zoo dadeiyk toesnelde?" „O," antwoordde zy terloops, „dat heb ik gödaaD. Myn broer was afwezig en nu was er niemand anders om het te doen dan ik, ziet u?" Ja, ik zie hetl" Misschien was dat volkomen waar. Lady Cantourne hielp hem zeer handig, maar eindeiyk begon het Millicent te machtig te worden en de beminnelyke mynheer Grubb verliet al buigende de kamer, nadat hy maar al te duideiyk zyn afscheid had gekregen. Dadeiyk stond ook Sir John op, en toen Millicent zich by hem voegde, had hy het druk over de party van den vorigen avond. Sir John nam nu afscheid. Hy boog zich over Jocelyns hand heen, en Millicent, die dit zeer opmerkzaam gadesloeg, kon niets ziengeen glimpje van onderlinge ver standhouding zelfs in die beleefd lachonde oogen. „Misschien," zei hy, „zal ik wel eens het genoogen hebben u weer te zien?" „Daar vrees ik voor," antwoordde zy, met iets in haar stem, dat vreemd genoeg op blydschap geleek. „Wy keeren zoo spoedig mogelyk naar Afrika terug." En -ook zy nam afscheid van Lady Cantourne. XXXI. Tyd om te zaaleo. Wat bot lot doot, kome voor rekening van het lot. Op zekeren namiddag werd de wonsch van Jozef vervuld. Wat meer zegt, het gebeurde juist zooals hy het gewenscht had, en dat ziet mon niet dikwyis. Een deel er van wordt gewooniyk vervuld of de heele wensch, maar dan zóó verdraaid, dat wy eigenlyk van die vervulling niets bemerken. Jozef dan keek van zyn werk op en zag Jocelyn door den tuin naar do bungalow toekomen. Hy snelde haar tegemoet, terwyl hy al loopende zyn jas aantrok. „Hoe gaat het met mynheer Meredith?" vroeg zy terstond. Haar oogen schitterden en zy had een gejaagdheid over zich, waar van Jozef niets begreep. „Een beetje beter, dank u vriendeiyk, juf frouw 1 Maar hy gaat niet zoo gauw vooruit, als ik wel zou wenschen. Het is de zwakte, die op zoo'n aanval van malaria volgt, zegt de dokter." „Waar is hy?" vroeg Jocelyn. „Wel, juffrouw, op dit oogenblik in de woonkamer! Daar brengen wy hem 's middags Daar toe, tot verandering van lucht. Misschien slaapt hy wel een beetje." Een oogenblik later hooide Jack Meredith, die gemakkelyk op do sofa neerlag, domme lend, meer dood dan levend, lichte voetstappen, maar hy lette daar niet op. Hy wist dat er iemand was binnengekomen, die stil naast zyn loger stond. Met moo to sloeg hy even de oogen op, niet om to zien wie er was, maar om te laten merken, dat hy niet sliep. Doch by was niet volkomen by kennis. Voor een man, die geruimen tyd een bedryvig, over spannen leven heeft geleid, is een langdurig ziekbed niets anders dan een tydperk van volslagen rust. Als Jack Meredith helderder oogenblikken had, kwam het hem wel eens voor, dat die rust gevaariyk lang duurde, maar hy was voel te zwak om zich over iets ongerust te maken. Jocelyn trad ter zyde en hield zich, zonder het minste geraas te maken, onledig n et allerloi kleine bezigheden, die de hand van een vrouw in de ziekenkamer vindt te verrichten, en die de man niet oprnorkt. Maar zy hield dit niet lang vol, keerde weldra naar de sofa terug en boog zich over hem heen, met een gevoel van hem te bezitten, waardoor dit oogen blik voor haar een van do gelukkigste uit haar leven werd. Jaren daarna herinnerde zy zich nog zoo helder, alsof het pas ware ge beurd, hoe een gevoel van het grootste geluk en van den dlepsten jammer toen in haar ziel om den voorrang streden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1