Overdracht Rectoraat.
Hedennamiddag te twee uren gaf de af
tredende rector magnificus prof. mr. P. A.
Van der Lith in het groot-auditorium van
het academiegebouw verslag der lotgevallen
van de Leidsche universiteit gedurende het
nu afgeloopen academiejaar, met welke plech
tigheid tevens de overdracht van het rectoraat
gepaard gaat.
De spreker ving aan met eene vorwel-
koming van aller., die op de eene of andere
wijze aan de universiteit verbonden zijn, op
den dag, door do wet voor de opening van
den cursus vastgesteld. Lief en leed waren
in het afgeloopen jaar, als altijd, gemengd:
tot het eerste behoorde zeker het feit, dat
hot college van Curatoren niet gewijzigd was.
Met ingenomenheid werd geconstateerd, dat
de Senaat geen zijner loden verloren had;
den hoogleeraren Acquoy, Greven en Siegen-
beek van Heukelom werd geluk gewenscht
met hun herstel uit hunne ziekten en de wensch
werd uitgesproken dat prof. Land, door zware
krankheid getroffen, spoedig weder in staat
zou zijn in de rijen van den Senaat zitting
te nemon.
De samenstelling van den Senaat bleef in
het afgeloopen jaar onveranderd, nadat prof.
Blok op 6 Oct. 1894 de betrekking had aan
vaard van hoogloeraar in de vaderlandsche
geschiedenis door het houden van eene rede
voering over „De geschiedenis als sociale
wetenschap." Met waardeering wordt het feit
vermeld, dat aan prof. Blok de eervolle op
dracht gedaan was, H. M. de Koningin onder
richt te geven in de geschiedenis des vaderlands.
Was bet tot nog toe de regel, dat de vorsten
uit het Huis van Oranje hunne wetenschap
pelijke opleiding te Leiden genoten, voor de
Koningin kon dat voorbeeld niet gevolgd
worden. Toch stolt do Senaat het op hoogen
prijs, dat Hare Majesteit van de zorgen ook
der Leidsche hoogleeraren mag genieten.
Een plaats in den Senaat bleef open, daar
prof. Drucker nog altijd door het lidmaatschap
der Tweede Kamer belet word, zijne groote
gaven aan hot onderwijs te wijden. Ofschoon
het, zoo drukte spreker zich uit, eenigszins
vreemd moge klinken, verheugt hy er zich
toch over, dat die plaats open blijft, en dat
wel omdat hij wel weet dat het bezetten
dier plaats beteekenen zou het verlies als
boogleeraar van prof. Drucker, wiens plicht
gevoel hem niet zou toelaten thans het lid
maatschap der Tweede Kamer vaarwol te
zoggen. Zoolang er nog eonigo kans bestaat
dat Drucker voor Leiden behouden kan blijven,
zou spreker het zeer betrouren, indien de zwakke
uiterlijke band tusschen hem en Lei Jens
universiteit werd verscheurd. Een hartelijk
woord van dank wordt hom gebracht voor
zijn bosluit, zijn non activiteits-traktement
aan het Leidsche Universiteitsfonds te schen
ken zoolang hy lid der Kamer is. Drie vierden
daarvan moeten gebruikt worden voor het
bevorderen der juridische studiön te Leiden;
voorshands geschiedt dit door aankoop van
boekon door do juridische faculteit. Daaraan
is grooto behoefte; de spreker wyst op den
treurigen toestand, nog kort te voren bestaande,
en waarin wel eenige verbetering werd ge
bracht, die echter verre van voldoendo is.
Daarna vermeldt spreker het ovorlyden
van de oud-hoogleeraren Veth en Bierens do
Haan; beidon 'mannon van hoogo woten-
scbap^'yko beteekenis, beiden langen tyd
te Loidon werkzaam. Ofschoon hun dood geen
leogte achterliet in de ryon van den Senaat,
zoo wordt hun heengaan toch door alle hoog-
leoraren diep betreurd; de herinnering aan
hun werkzaam, roemiyk leven, zegonryk ook
voor onze universiteit, zal niet verloren gaan.
Daarna gewaagt hy van den 80sten verjaar
dag van den oud-hooglooraar Prins, en van
dien van hot 25-jarig professoraat van dr. Doyor
en wordt onkelen hoogleoraren geluk gewenscht
met onderscheidingen, hun ten deel gevallen;
zooals dr. Do Gooie, met do Pruisische orde
„pour le mérite" en als correspondoerend lid
der keizoriyke academie van wetenschappen
te Weenon; prof. Tiele als officier der Bel
gische Leopolds orde en oerelid der Asiatic
Society te Londen, terwyi ook do hoogleeraren
Schlegel en J. Ten Brink het lidmaatschap
van geloerde genootschappon was aange
boden.
De Senaat ontving uitnoodigingon tot by-
woning van academischo feesten te Lyon en
te Rtysel, waarvan echter geon gebruik kon
worden gemaaktwel van die voor de viering
van het 100-jarig bestaan van de école nor
male te Parys, waar do hoeren Van de Sande
Bakhuyzen en Treub Leiden vertegenwoor
digden.
Hierna wyst de sproker op do noodzake
lijkheid van uitbreiding van het getal der
loden van den Senaat door do oprichting van een
loerstoel voor archaeologie, waarop reeds sinds
lang is aangedrongen, onlangs ook nog door
de studenten zeiven. Hy betreurt de scherpe
tegonstelling, die bestaat tusschen den geest,
heerschendo by de behandeling der wet op
hot hooger onderwas on do tegenwoordige
stemming. In 1876 diepe overtuiging, dat
veel verbeterd moest worden en mot ruime
hand in de bestaande behoeften voorzien
thans ochter do neiging tot beknibbeling en
lust om zich, in stede van met de groote
beginselen en belangen van het hooger onder
wijs bozig te houden, de neiging om zich te
ver roeien in opmerkingen omtrent den aan
vang der lessen en het betalen van college
gelden. Niot dit grieft spreker, dat vooraf
wel wordt overwogen of de uitgaven noodig
en nuttig zyn, maar wol dat zy worden too
gestaan zonder opgewektheid, vaak zelfs met
duidelyken tegenzin. Hy komt op tegen eone
uiting in do Staten Genenaal, gedaan, die
inkrimping van het getal professoren wilvan
zulk een maatregel voorzLt hy slechte gevol
gen. Het tegengaan van te groote specialisoering
zal daarvan toch niet het gevolg zyn. Eene
dergelyke concentratie van leerkrachten zou,
naar zyne moc-ning, veel hebben van de een
maal zoo befaamde, zeer rugwaartsche con
centratie.
Met een woord van dank wordt gewaagd
van hen, die als lectoren, enz op de een of
andere wyze hnnne talenten aan de univer
siteit wyden. In het byzonder vermeldt
spreker mr. Tichelaar, die prof. Drucker voor-
loopig vervangt en zyne lessen aanving met
oen openbare les over de beteekenis van het
Romeinsche recht.
Ook voor de inrichtingen, die het onderwals
dienen of dienen kunnen kan op gunstigo en
min gunstige verscbynselen gewezen worden.
Onder de eersten op het besluit der Regeering
om een pharmaceutisch laboratorium op te
richten en op de opening van het geologisch
museum, waar men de einden ön voor het
wetenschappeiyk onderwas èn voor de ten
toonstelling der voorwerpon op gelukkige
wyze schynt te vereenigen. De wensch moet
hem van het hart, dat dit ook spoedig met
het Ethnographisch museum geschieden zal,
dat, evenals andere dergelyke inrichtingen,
veel nut aan het onderwy's zou kunnen ver
schaffen. Nu is het noch voor het een, noch
voor het ander geschikt, daar de eerste eischen
licht, ruimte en veiligheid der voorwerpen,
ontbreken. Een eenvoudig gebouw, dat dit
alles geeft, zal toch wel niet zulk een mooi-
lyk probleem zyn! Spreker komt krachtig
op tegen het denkbeeld, om het museum
naar elders te verplaatsen en vooi het onder-
wys te Leiden eene kleine verzameling achter
te laten, waarmede do hoogleeraar, die zou
moeten nemen wat men hem gaf, tevreden
zou moeten zyn. Juist by de volkenkunde is
vergeiyking zoo noodzakeiyk; het gaat niet
aan dat een onbevoegde don hoogleeraar zou
moeten voorschreven, met welk materiaal
deze zich tevreden zou moeten stellen.
Spreker zou zoo gaarne zien dat de Ameri
kaansche gewoonte, dat particulieren ryke
fondsen voor wetenschappeiyke doeleinden
geven, hier meer doordrong. Met dankbaar
heid wyst hy op de edele voorbeelden in die
richting: het fonds Fruin en Van Vollenhovo,
de Thorbecke-stichting en de gift van prof.
Drucker. Daarbij moet tevens nog worden
vermeld de gift, door den heer Kok Anker
emit gedaan eener fraaie collectie van inhe9m-
8che geneeskrachtige planten als herbarium
en van den Pfarrer Agrelli te Csdri in Hon-
garye eener collectie drogoryen; alles voor
het pharmaceutisch laboratorium. Dr. Neu-
bronner v. d. Tuuk vermaakte zyne nalaten
schap, en o. a. eene belangryko verzameling
handschriften, aan onze universiteit; zy ver
kreeg daardoor eene onschatbare aanwinst. Do
verzameling portretten in de Senaatzaal werd
verrykt met de beeltenis van prof. Buys.
Voordat spreker van de academische in
stellingen afstapt, vermeldt hy nog het be
sluit van den Leidschen gemeenteraad, om op
„Endegeest" een geneeskundig gesticht voor
krankzinnigen Lo stichten. Daardoor zal ook
Leidsche medici de gelegenheid geopend
en, naar spreker vertrouwt, benuttigd worden,
om psychiatrisch onderwys te ontvangen, dat
zoo hoog noodig is voor allen, die als arts de
wereld intreden.
Om den bloei eener universiteit te bepalen,
is het getal der ingeschrevenen een gewoonlyk
gebruikt middel, dat echter weinig nauw
keurig is, omdat do wet op het hooger onder
wys zoogen. lief hobbery studie eerder tegen
gaat dan bevordert. Er zyn zeker heel wat
meer studenten te Leiden dan het album der
ingeschrevenen aangeeft. Dat getal is 815, van
welke 334 medici, 248 juristen, 85 theolo
gen, 75 philosophen en 73 litoratoren. De
cyfors, in den studenten-almanak opgegeven,
zyn veel hooger: t. w. 224, vaD welke 123
juristen, 61 medici, 23 philosophen en 17
litoratoren. Deze cyfers, evenals het getal
nieuw-ingeschreven studenten (163), zyn, in
vergeiyking met vorige jaren, zeer voldoende,
en bewyzen den bloei van Leiden. Een woord
van diep leedgevoel wordt gowyd aan de
nagedachtenis van de studenten, der universi
teit door den dood ontvallen. Met groot leed
wezen wordt vermeld dat dit jaar voor het
eerst sedert de werking der wet op het
hooger onderwys de academische tucht
moet worden toegepast en aan een student
voor oen jaar de toegang tot de lossen ont
zegd. Met vreugde wordt daarentegen vermeld
dat de lieer A. Pannekoek, docts. in de wis- en
natuurkunde aan do universiteit, te Utrecht
met goud werd bekroond.
By het vermelden van het besluit, om de
verplichting tot het schryven eener disser
tatie voor de juristen op te heffen, vraagt
spreker zich af, of daarvan achteruitgang
van den wetenschappeiyken zin het gevolg
zou zyn. Naar zyne meening bestaat daarvoor
geen vrees; de verplichting om een „boekje"
te schryven werkte eerder belemmerend
voor de wetenschappeiyke studie, dan dat zy
die zou bevorderen. De ongeiykheid, dat vroe
ger alle juristen, wilden zy eenige rechten
aan hunne studiën ontleenen, een dissertatie
schryven moesten, is nu opgeheven; in hoe
sterke mate die ongelykheid werkte, blykt uit
het getal der promotion, dat voor dejuristen 49
bedroeg, terwyi dat in de geneeskunde slechts
11, in do godgeleerdheid 2, in deletteren 11
en in de wis- en natuurkunde 2 bedroeg. Ver
geleken met de cyfers der ingeschrevenen,
springt die ongelykheid in het oog. "Wel mag
echter, naar het oordeel van spreker, de
vraag worden overwogen, of by eene wyziging
der Wet op hot Hooger Onderwys, hot niet wen
sch-iyk zou zyn, aan de studie der rechten,
beëindigd .'oor de verde iging van stellingen,
den graad van Meestor te verbinden en dien
van Doctor alleen open to stellen voor hen,
die op een proefschrift promoveeren, zonder
echter voor de practische bevoegdheid eenig
onderscheid tusschon beiden te zoaken. Aan eene
herziening dier wet is echter voorloopig niet
te denken; de spreker juicht dus van harte
den gewonen maatregel toe.
Eindelyk wendt spreker zich tot do studen
ten. Van hy weet niet welke zyde worden
telkens beschuldigingen tegen den geest der
Leidsche studenten opgeworpen; met kracht
komt hy op tegen dergelyke ongemotiveerde
algemeene beschuldigingen. Met zyn voor
ganger zegt hy: de meeston uwer zyn goed.
En dat de algeme3ne geest er uitnemend
is, dat getuigen twee feiten. Ten eerste de
feesten, op zoo schitterende wyze in Juni
gevierd. Schitterend, niet alleen om de pracht
der gewaden of wegens den glans der middag
en avond partyen, maar in zyn oogen vooral
om den geest, die daarby aanzat.
Nog nooit is, naar algemeene getuigenis,
een feest door Leiden's studenten gevierd,
waarby allen zóó inzagen dat ieder hunner
voor hunne gemeenschap moest opkomen.
Geen enkele wanklank is vernomen; spreker
was er in die dagen vooral trotsch op, Rector
Magnificus van Leiden's Universiteit te zyn.
En het tweede feit is de vaststelling van
bepalingen op bet groenwezen. Daardoor is
een einde gemaakt aan de struisvogelpolitiek,
die meende dat ruwe en gemeene behandeling
van jonge studenten niet ten nadeele van
den naam van het Leidsch Studentencorps
zou strekken, omdat het groenwezen niet
erkend was. Nu is dat wèl het geval, en daar
door stelt zich thans het geheele corps aan-
sprakelyk voor alles, wat de eerstvolgende
dagen geschiedt.
De spreker hoopt en vertrouwt, dat er dan
ook niets zal geschieden wat den naam van
de Leidsche studenten zou kunnen ontsieren
de ondervinding, door hem dit jaar opgedaan,
geelt hem te dien opzichte goeden moed.
Met enkele woorden wyst hy nog op datgene,
wat volgens de Engelschen de eerste eisch
is voor den gentlemanself-respect. Eerbied
voor zichzolven wordo ook hen in steeds
meerdere mate eigen; eerbied ook voor den
goeden naam van het corps, waartoe zy be
lmoren, en vooral voor den hoogen naam der
Leidsche Universiteit, die in groote mate in
hunne handen berust. En wanneer dit het
geval is, en er is geen reden om daaraan
te wanhopen, dan zal zeker het volgend
jaar een recht gelukkige tydkring zyn onder
het rectoraat van dr. K. Martin, aan wien
spreker nu met enkele hartelyke woorden
zyn ambt op do gewone wyze overdroeg.
Voor het nu ingetreden academiejaar is tot
secretaris van den acaderaischen senaat be
noemd prof. dr. A. C. Vreede.
Aan de rede vielen meermalen luido blyken
van instemming of ingenomenheid ten deel.
Van het college van curatoren waren aan
wezig mr. J. G. Kist, mr. C. Fock, mr. F. Was
en de secretaris mr. J. E. Boddaert.
Tot de vele aanwezigen behoorden ook
eenige leden van het thans te dezer stede
vergaderde zoölogen-congres.
Zoölogisch Congres.
Toen gisternamiddag de vergaderingen van
de verschillende sectiën waren afgeloopen,
werden de leden van het congres om halfvyf
officieel ten Raadhuize verwelkomd door het
gemeentebestuur.
Die plechtigheid geschiedde in do Raads
zaal, welke nu geheel van stoelen en tafels
ontruimd was.
Mtt den burgemeester, do wethouders en
den secretaris, waron ook esnigo gemeente
raadsleden aanwezig, die de gasten in gala
kostuum opbrachten.
Ook de rector-magnificus der Leidsche uni
versiteit en de secretaris van den academischen
senaat, de hoogleeraaren Van der Lith en Martin,
waren officieel by de ontvangst tegenwoordig.
De burgemeester mr. F. Was heette in
naam van het Leidsch gemeentebestuur do
congresleden in de Fransche taal welkom.
Hy wees er op, dat Nederland z'ch gelukkig
acht het derde internationaal zoölogisch congros
in de oudste academiestad vergaderd te zien.
„Dit congres," zeide spr., „is een groote eer
voor Holland en deze Universiteit. Het be-
wyst bovendien dat de wetenschap geen
grenzen kent en ons land zich tegenover de
zoölogische wetenschap verdienstelyk maakte."
En dan wees spreker op mannen als Leeuwen
hoeck, Swaramerdam, Caropert, als baanbre
kers op dit gebied; op mannen als Hartingh,
Van der Hoeven en Schlegel, die in onze
eeuw hun werk voortzetten.
„De tyd is lang heen", zeide spr. verder,
„dat de zoölogie zich slechts bezighoudt met
het classificeeren van dieren; deze weten
schap is belangryker geworden sedert zy zich
ook bezighoudt met de studie van den mensch
en de medische wetenschap. Zy heeft bovendien
grooten invloed op de visschery, en de zoölo
gische stations, waarvan Nederland er
onder directie van dr. P. P.C. Hoek, secretaris
van het congres, ook een te Helder heeft,
hebben groot nut voor die oyverheid. In
onze musea zyn schatten, maar zy hebben
ruimte en licht noodig. Laat ons hopen, dat
spoedig een waardig gebouw zal verryzen
om al die schatten te herbergen, en moge dit
congres er de voorbode van zyn".
De burgemeester eindigde zyn rede met
wenschen te uiten voor het welslagen van
het congres, opdat het ryke vruchten afwerpe
voor wetenschap, maatsehappy en mensch-
heid. (Luide toejuichingen).
Daarop nam dr. F. A. Jentink, president
van het congres, het woord. Uit naam van
de leden van hot congros dankte by den
burgemeester voor de aangename ontvangst
op dit fraaie en beroemde stadhuis. Die ont
vangst levert het bewijs, dat het der gemeente
aangenaam is, het congres te Leiden vergaderd
to zien. „Trouwens, dit bewys wordt ook
geleverd", zeide spr., „door de gastvryheid,
die de 'ourgery aan de congresleden betoont,
eeno gastvryheid, waardoor de moeilijke taak
van het regelings comité zeer werd verlicht.
Uwe woorden, mynheer de burgemeester, kwa
men uit het hart en spraken tot het hart
zy zullen niet spoedig uit ons geheugen gaan.
Dat gy nog jaren lang den „standaard" van
Leiden zult mogen hoog houden, tot beil der
burgery en der Universiteit, zoo nauw aan
deze stad verbonden!
„Er is een tyd geweest, dat de schatten
dezer Universiteit in den vreemde onvoldoende
bekend waren die tyden zyn reeds lang
voorby. Er ontstonden meer Universiteiten,
doch Leiden heeft niettemin flink de eeuwen
getrotseerd. Congresleden", aldus besloot spr.,
„ik stel u voor, mot my in te stemmen in den
kreet: „Yivant, floreant, crescant Senatus
populusque Leydensis!"
Hieraan werd geestdriftvol voldaan, waarna
men nog eenige oogenblikken in de Raadzaal
byeen bleef, terwyi de eerewyn in den vorm
van champagne werd aangeboden.
Des avonds om tien minuten voor halfacht
begaven vele congres-leden, alsmede een nog
grooter aantal dames, zich per oxtra-stoomtram
naar Katwyk aan Zee, ten einde daar aan
het Paviljoen een concert by te wonen, dat
gegeven werd door het muziekcorps van do
Leidscho dd. schutterij, onder directie van
den heer Joh. C. Geyp.
De aankomst in het dorp by de kust was
inderdaad zeer fantas! isch. Langs het strand
namelyk waren ongeveer 70 a 80 brandende
teertonnon geplaatst, die aldus het terrein
over eene breede uitgestrektheid verlichtten.
Ook van het Paviljoen had men er een zeer
aardig gezicht op, ofschoon dit wel wat be
lemmerd werd door de Katwyksche inge
zetenen, die in grooten getale waren uitge-
loopen en zich nu om het terrein hadden
geschaard en er tot den afloop bleven post
vatten.
By het binnenkomen van het terrein werd
den gasten tevens met gewone illumineer
glazen een „Vivo le congres" toegeroepen.
Ook de tent of loods, waarin de musici
gezeten waren, zoodat zy van den zeewind
geen last hadden, was van builen met lam
pions en van binnen bovendien met gekleurde
ballons verlicht, terwyl om het Paviljoen
terrein, grenzende aan het Groot Badhotel,
tevens vlaggen van verschillende natiën wap
perden.
Zoodra de lange, uit vier waggons be
staande tram was aangekomen, deed het
muziekcorps zich met volksliederen hooren,
om daarna het vastgestelde programma uit
te voeren, waarop ook voorkwam een muzikale
reis door Europa, zoodat de congresleden ook
op hun eigen nationale liederen werden ver
gast, iets, dat blykens de toejuichingen, by-
zonder werd gewaardeerd. De tournee be
paalde zich echter niet enkel tot ons werelddeel,
maar ook daarbuiten. De heer Geyp had daar
goed zyn best voor gedaan. In Japan kwam
men echter niet.
Daarentegen kreeg men, op verzoek, als een
der toegiften wel des heeren Geyp's nieuwen
„3-October-feestmarsch" te hooren, welko alge
meen voldeed, althans voor zoover de gasten
en de dames nog aanwezig waren, want met
een gewone tram waren er reeds vóór den
afloop weer naar Leiden teruggekeerd, zoodat
dezen niet hadden genoten van het eigenaardig
gezicht, dat het moermalen langs de kust in de
diepste duisternis ontstoken bengaalsch vuur
in de verte aanbood
Ook op het feestterrein geschiedde dit op
het laatst nu en dan. Men meende op te
merken dat een paar zich op zee bevindonde
vi8scher8schniten deze vreugdevuren met bran
dende fakkels beantwoordden.
Do wind was niet sterk en gelukkig ook
niet recht op het strand, zoodat het er voor
den tyd van het jaar nogal meeviel. Naar
het velen voorkwam, waren de teertonnen
wel wat te vroeg ontstoken, waardoor de
kust nog vóór de helft van dit avondfeest
aan het Noordzee strand reeds weer in diepe
duisternis was gehuld.
Om even over halfelf werd de terugtocht
per extra-tram naar Leiden aanvaard.
Heden (Dinsdag) vergaderden des morgens
weder de verschillende sectiën; daarna was
er déjeuner in Maison Wytenburg en werd
er bezoek gebracht aan het Museum van
Natuuriyke Historie, aan den Hortus, enz.
In de namiddag vergaderingen werd in het
Physiologisch Laboratorium eene voordracht
gehouden door professor W. B. Scott, van
het Geologisch Museum te Princeton (Veree-
nigde Staten.)
De belangryke voordracht had tót onder
werp do Fertiary-meren van Amerika en de
daarin levonde zoogdieren en werd toegelicht
door lichtbeelden.
Naar aanleiding der komst hedenavond in
de Stadszaal van H.H. M M. de Koninginnen
en prinses Paulina van "Wurtemberg (ter by-
woning van de voordracht van den heer
Bowdler Sharpe over merkwaardige byzonder-
heden uit het leven der vogels, eveneens
verduidelykt door lichtprojectles, gemaakt
naar schilderyen of teekeningen van den
Hollandschen artist Keulemans) zyn in het
gebouw eenige planten versieringen aange-
1111 p—BgMi.aimiMi i
bracht, zoowel in de vestibu'e als in do
receptie-kamer en in de zaal zelve.
Aldaar zyn voor do Vorstinnen en de Prinses
fraaie zetels geplaatst en is op het vóórhaar
bestemde gedeelte aan de zyde van het tooneel
$on kostbaar tapyt gelegd, evenals in de
receptie-zaal, welke eveneens van kostbare
meubelen is voorzien geworden. Een looper
voert .van de straat naar de receptie kamer
en van daar naar de vorstelyke zitplaatsen,
welke zich bevinden eenigszins schuin voor
het doek, waarop de lichtbeelden zullen wor
den voortgebracht.
Voor hen, die van toegangskaarton voor
zien zyn, herinneren wy dat bepaald is dat
de deuren van halfacht tot acht uren geopend
zullen zyn en dat zy op laatstgenoemd
uur worden gesloten.
Yereeuigde zitting van do beide Kamers
dor Sta ten-Genera al.
De nieuwe zitting der Staten-Generaal werd
hedennamiddag te één uur geopend met de
volgende Troonrede, uitgesproken door H. M.
de Koningin-Regentes:
„MIJNE HEEREN!
Ik waardeer het voorrecht de Staten-Gene
raal opnieuw rondom My vereenigd te zien,
gereed om hunnen belangrijken arbeid te her
vatten.
De algemeene toestand van land on volk
geeft reden tot tevredenheid.
De betrekkingen tot alle buitenlandsche
Mogendheden zyn van den meest vriendschap-
peiyken aard.
Zee- en landmacht kwyten zich by voort
during op loffelijke wyze van haren plicht.
In Oost Indië waren zy by vernieuwing in de
gelegenheid schitterende blyken van moed en
volharding te geven.
De gezondheidstoestand is gunstig.
Met erkenteiykheid mag worden gewezen
op een, in vele opzichten, goeden oogst der
veldgewassen. Het mond- en klauwzeer, dat
tot het sluiten van naburige landen voor den
invoer van ons vee aanleiding gaf, is nagenoeg
geweken.
De toestand van handel en nyverheid is,
den invloed der in andere Ryken gevolgde
handels staatkunde in aanmerking nemende,
niet onbevredigend.
Gedurende dit zittingjaar wachten U op
nieuw vele en gewichtige werkzaamheden.
Voor de verdere behandeling der wets-
voordrachten tot herziening van de personeele
belasting en tot regeling van het kiesrecht
roep Ik in de eerste plaats Uwe medewer
king in.
Voorstellen tot nadere regeling van de
gemeente-financien zullen U bereiken, terwyl
ook andore wetsontwerpen, ten deele reeds
aangekondigd, zullen worden ingediend.
Do toestand onzer bezittingen in Oost- en
West-Indië geeft, in het algemeen, reden tot
voldoening.
Met vertrouwen, Myne Heeren I doe Ik
wederom een beroep op Uwen yver ter
vervulling van Uwe veel omvattende taak.
Moge Uw arbeid, onder Gods zegen,
strekken tot verhooging van den voorspoed
van ons dierbaar Vaderland 1
In naam der Koningin verklaar Ik de
gewone zitting der Staten-Generaal te zyn
geopand!"
Gemengd Nieuws.
Uit Oegstgeest meldt men one
het volgende: Zondag-avond om elf uren heefk
het in de Leidschebuurt alhier duchtig ge
spannen. Da gemeente-veldwachter M. trof
daar toen drie personen aan, die aan het
twisten waren. Zy werden aangemaand zich
rustig te houd9n en huns weegs of naar huis
te gaan, toen opeens C. M. v. d. H. woedend
werd, by zyn jas uittrok en hy de Groenosteeg
inging en daar op de ramen en deuren van
T. en H. Den H. sloeg, allerlei bedreigingen
uitende. Met veel kracht en inspanning en
met hulp van ingezetenen werd hy onder
trappen en by ten zynerzyds huiswaarts ge
bracht. Op het einde van de Schoolsteeg ge
komen, kon men hem niet langer gewoon
houden, zoodat hy met alle macht tegen den
grond moest gehouden worden en ieder op
zyn hoede moest wezen geen trap te krygen
of gebeten te worden.
Daar verschynt op het tooneel van de
worsteling A. v. Z., waker aan de R.-K.
pastorie, gewapend met een dikken knuppel
V. d. H. hoort diens stem en wil hem te lyf,
maar wordt vastgehouden.
Dit was voor A. v. Z. niet voldoende; hy
licht den knuppel op en geeft v. d. H. twoe
klappen over bor6t en lyf, zonder dat de
veldwachter het voorkomen kan.
Opeens ontrukt hy zich uit de handen der
genen, die hem naar huis wilden brengen,
en geeft A. v. Z. hem op een verraderlyke
manier zulk een klap op het voorhoofd, dat
hy ineenzeeg en het bloed uit een gapende
wonde gutste.
A. v. Z., ziende dat hy verkeerd gehandeld
heeft, gaat stillekens weg. De woesteling
is echter nader geboeid naar de arrestanten-
kamer overgebracht, van het voorgevalleno
wordt proces-verbaal opgemaakt, ook van de
heldendaad en willekeurige handeling van
A. v. Z. De veldwachter kreeg voor dank
een beet in den enkel en uit zyn pantalon
werd een stuk gerukt, waardoor het kleeding-
stuk nu onbruikbaar is.
Ten gevolge van het op hol gaan
van twee paarden, bespannen voor een
boerenwagen, toebehoorende aan den land
bouwer H. Vermeulen, op den Vyfhuizerweg
te Haarlemmermeer, jl. Vrydag, viel de v er-