MENGELWERK.
In het Bouwkundig Weekblal komt een
betoog voor van den heer F. H. Van Malsen, dat
tot strekking heeft aan te toonen, dat de pen-
sionnooring van ieder, die in dienst van
een ander arbeidt, een redelijke ei8ch
van onzen t y d is, maar dat de verzeke
ring tot stand moet komen zonder finantiéele
hulp van den Staat.
De bezwaren, die de schrijver tegen ver
zekering van Staatswege heeft, formuleert bij
als volgt:
„Zal het pensioen aan allen zonder onder
scheid gegeven worden, dus ook aan meer
gegoeden? Zal hot voor allen op denzelfden
leeftijd aanvangen? Zal iemand, die moedwillig
zijn vermogen of zijne werkkracht heeft ver
nietigd, toch gepensionneerd worden, of zal
het pensioen alleen aan de „braven" gegeven
worden
„Als iemand zijn pensioen beleent of ver
koopt, of op andere wijze schulden maakt en
daardoor armlastig wordt, wordt die dan aan
zijn lot overgelaten?
„Deze vragen zyn waariyk niet gemakkeiyk
te beantwoorden en in de practljk zullen er
<*ich nog veel meer voordoen.
„Al die vragen vervallen vanzelf bij het
denkbeeld aan eigen verzekering zonder Staats
hulp; dan is eenvoudig ieder verzekerd naar
gelang van zijnen inleg en by heeft zelf te
bepalen, wanneer zjjn pensioen zal ingaan;
nier vervalt aile twijfel aan recht en billijk-
neid, de taak wordt even eenvoudig als alle
verzekeringen."
De heer Van Malsen is van gevoelen, dat
alles wat de werkman behoeft en alles, wat
hy zich verschaft, door zijn bedrijf moet worden
betaald en dat Staatshulp armlastigheid is
•ander een anderen vorm.
Zyn ideaal zou zijn:
„Aan ieder werkman wordt, door stortingen,
die zonder korting van zyn loon gedaan
worden en die een gedeelte van zijne ver
diensten uitmaken, door hem, in wiens dienst
hy arbeidt, een pensioen verzekerd, byvoor-
beeld van van zyn loon, ingaande by v. op
zyn 658te jaar; die gelden worden gestort
by een ryks-instelling mot afzonderiyk beheer
in de manier van de rykspostspaarbank; ieder
werkman heeft zyn eigen pensioenboekje en
by het uitbetalen van de loonen wordt door
don fabrikant of werkbaas in ieder boekje de
betaalde inleg bygeschreven.
„Bovendien kan de werkman ten allen tyde,
zoo veel of zoo weinig hy missen kan, laten
byschryvon, om zyn pensioen te vergrooten
of vroeger te doen ingaan.
„'t Spreekt vanzelf, voegt intusschen de
8chryver hieraan toe, dat er nog veel aan
dat denkbeeld te verbeteren en te regelen zou
vallen, maar dat zyn détail quaesties; o. a.
dat een werkman zyn verkregen rechten niet
mag verliezon als by zyn patroon of als zyn
patroon hem bedankt, of als hy werkeloos
wordt en ophoudt met storten, en zoo meer;
dat alles komt wol terecht en beduidt veel
minder dan de bezwaren, die zich voordoen
by Staatsverzekering."
By herhaling wordt in advertentiön voor
aanbestedingen bekend gemaakt, dat
bestek en teokeningen terinzago
liggen in een café, waar dan ook later
do aanbesteding zal worden gehouden.
Tegen die gewoonte komt R. in het
Bouwkundig Weekblad op mot de volgende
argumenten:
Terwijl in den laatsten tyd allerlei maat
regelen worden genomen, om allen, die op
oen bouwterrein werkzaam zyn, verre to
houden van het maken van verteringen in
koffiehuizen, van welken aard dan ook, wordt
door het aanbesteden in die inrichtingen weer
in de hand gewerkt wat men tracht tegen
te gaan.
Waarom hobben die aanbestedingen er
plaats? Moestal ouder gewoonte en omdat
do kastelein zyn lokaal veehl gaarne om
niet geeft, met de speculatieve gedachte aan
winst op hetgeen er verteerd zal worden.
Indien men nu nagaat, wie zoo al de aan
bestedingen bywonen, of het bostek en do
teokoningen komen inzien en bestudeeren
waaronder ook ondergeschikten van aan
nemers, leveranciers, enz. en daardoor in
de verleiding komen of voor hun fatsoen het
noodig achten verteringen te makon, dan is
het meer dan gewonscht, dat aan die ge
woonte een einde kome. Men behoeft, om
dit toe te geven, nog geen puritein to wezen.
Toegegeven, dat het in kleino steden
moeiiyk is, elders dan in koffiehuizen onder
te komen, in groote plaatsen bestaat dat
bezwaar niet en voomameiyk in Amsterdam
behoeft het gewraakte gebruik geen oogen-
blik langer te duren; daar heeft men het
gebouw van de Maatschappij tot be
vordering der Bouwkunst, waar
ten allen tyde togon een goringe vergoeding
de gelegenheid kan worden verschaft om
aanbestedingen to houden, het bestok ter
inzage te leggen en teekoningen al of niet
aan wanden tydelyk ter bezichtiging te stellen,
desvorlangd alleen voor gegadigden laat
het gebruikmaken van die gelegenheid ge
woonte worden.
Enkele Amsterdamsche bouw-patroons heb-
bon reeds daarvan gebruik gemaakt, zoo ook
het Ryk, dat eenige jaren geleden daarin
zelfs is voorgegaan. Het ware wenschelyk dat
alle anderen, op advies van hun architecten,
dit goede voorbeeld wilden volgen.
Aan „Brieven uit de Hoofdstad" in de
Prov. Drentsche en Asser Courant ontleenen
wo het volgende:
De kranten deelden in do vorige week een
bericht mede, waaruit bleek dat do directeur
van De Clownalias De Tribunemet het Wider-
nieuws als byblad, eigenlijk geheel Amsterdam
en dus ook my een beetje gemystificeerd had,
toen hy ons wilde wysmaken, dat de „Velo-
dröme-Company", waarvan by ook directeur is
of zal worden altyd als de „Company" er
zelf al is - het Paleis voor Volksviyt in bezit
zou nemen, om de stichting van Sarphati
geheel voor den dienst van het rywiel
in te richten. Uit een door my ingesteld
onderzoek is my ook gebleken, dat het onder
nemende directeurtje eigenlyk slechts heeft
medegedeeld, wat hy gaarne zou willen.
De quaestie schynt voor een groot gedeelte
te liggen in de huur, welke de „Company" wil
betalen, die, ovenals haar directeur, over meer
goeden wil dan over dubbeltjes moet kannen
beschikken.
Myn dochter is boos op me, omdat ik het
wieleren voor een meisje of vrouw geen pas
send of liever een onaesthetisch vermaak vind.
Zij meent, dat, wanneer ik haar goslacht van
de vólomanie uitsluit, dit weer een bewys is
van do aloude dwingelandy van den man. Goede
Hemel, indien men het zóó ver trekt, dan kan
ik de pen wol neerleggen. Het is voor my
slechts een quaestie van smaak, „Gefühl ist
alles", en ik zou hetzelfde zeggen, indien de
dames gingen worstelen in „Victoria." Als
het trappen op een rywiel zoo groot een voor
recht is van den man, dat hot dames jaloersch
maakt om dit voorbeeld na te volgen, uit
louter genoegen om iets te doen wat de man
doet, dan zou ik daaruit toch wel de conclusie
kunnen trekken, dat er in den man iets
superieurs moest zfin, waar het de vrouwen
prikkelt dezelfde dingen te doen als hy.
Dit is zeker, dat in Amsterdam bet wielryden
een zeer geliefkoosde bezigheid is geworden
voor zekere soort van dames, waarvan Heine
het beroep in het eerste boek zyner „Harzreise"
met één byvoogolyk naamwoord heeft om
schreven.
Een hardvochtige oom.
Uit hel Fransch van C. Foley.
I.
Nog altyd horinner ik my de arme ver
moeide vrouw, zooals zy daar stond dien
herfstavond, haar zwarte figuur scherp af
stekend tegen den valen mist, waarin het
geheole station gehuld was. In haar somber
weduwenkloed geleek zy nog blonder en ten
gerder dan zy werkelyk was; de bleeke wangen
en gezwollen oogleden spraken van door
waakte nachten. Onverschillig liet zy haar
japon over het vuile perron sleepenhet hoofd
gebogen, scheen zy niets op te merken van
de menschon en do groote drukte om haar
heen. Een vontjo van oen jaar of tien liep
naast haar, niot zoo in het oogvallend bleek,
maar er oven beschroomd uitziende als zyn
moader.
Er was een uitdrukking in zyne groote
blauwe kinderoogen, die onwillekeurig mede-
lyd-n opwekte. Iiy droog de uniforme klee
ding van do eene of andere schoolhet kleine
gezicht dook byna geheel weg onder do
groote pet, die zyn ooron ver van zyn hoofdje
deed staan, en zyn veel te wyde jas met
enorme vergulde knoopen, maakte hem nog
nietiger. Daarentegen was de broek te
kort, zoodat de blauwe kousen en de lompe,
geregen laarzen, die zyn kleine voeten zoo
zeer deden, geheel to zien kwamen.
Beiden zwegen, dicht tegen elkaar aange
drukt, met angst den trein verbeidende.
Achter een kiosk, bedekt met groote aan
plakbiljetten van tooneelvoor8telhngen en van
binnen behangen met couranten en tydschriften,
trok de arme vrouw haar kind om zyn zakken
met de goedkoope lekkernyen te vullen, die
zy voor hem gekocht had. Nog eenmaal om
helsde zy hem; angstig klemde het kind zich
aan zyn moeder vast.
„Zult ge goed oppassen, kleine vent? Belooft
ge me dat?" Met haar betraande oogen keek
zy hem aan.
Zy zeide dit maar om toch iets te zeggen,
om hem af te leiden, want zy wist dat hy
een zachtzinnig kind was, spoedig bedroefd,
voor vreemden byna altyd verlegen.
Het kind begon te snikken en zich schamend
voor zyn tranen, verborg hy het gezicht in
den doek zyner moeder; zyn gehoelelichaam
schokte en by had zich toch zoo voorgenomen
zich goed te houden, de kleino man. Met
zenuwachtige bewegingen klemde hy zich aan
zyne moeder vast.
Er klonk een signaal, in de verte zag men
de vurige oogen van den naderenden trein.
Zacht maakte de vrouw zich van het knaapje
los, zotte zyn pet recht en haalde den knoop
van zyn das wat uit.
Met donderend geraas en gesis kwam de
trein het station binnen, groote, witte wolken
stoom voor zich uit blazend. Do mooder veegde
zichzelve en het kind de oogen af en haastte
zich toen de coupé te vinden, waar de per
soon, waarvoor zy biykbaar beidon zulk een
gevoel van angst hadden, had plaats genomen.
IL
Ongeduldig zag zy reeds iemand wenken:
oen oud grys mannetje met borstelige haren
en een stekeligen baard. De booze oogjes
hadden haar reeds opgemerkt toen zy bezig
was de pet van het kind recht te zetten. Uit
„liefdadigheid" (het woord paste slecht by den
man) had hy de opvoeding van het kind
zyner nicht voor zyn rekening genomen,
lederen Zondag avond gaf hy les inParysen
zoo kon hy dus gemakkeiyk het kind mede-
nemen dat spaarde de weduwe de zes stuivers
van den omnibus. Hy moest nu wel veel
vroeger weg en kwam du3 eerder op school
terug dan de andere leerlingen, maar zy had
het vriendelyk aanbod toch aangenomenzy
zou immers onverstandig doen met den wel-
gestelden neef in iets te dwarsboomen. Zoo
moest de arme moeder dus twee uren eerder
dan noodig was, iederen Zondag-avond, van
haar eenig kind afscheid nemen voor de ge
heels week.
Zonder geld van zichzelve, bad zy na den
dood van haar man een plaats gezocht in een
hoedenwinkel en daar zat zy nu, voor een
gering loon, den ganschen dag te garneeren
on af te tornen tot haar vingers styf van
vermoeidheid werden. Zy had immers toch
geen tyd om haar kind een beboorlyke opvoe
ding te geven: dus mocht zy het aanbod van
den ouden neef niet afslaan, hoe onvriendelyk
het ook gedaan werd.
En hy liet het haar gevoelen de oude vrek,
dat zy van hem afhankelijk was! Nooit een
aanmoedigend of pryzend woord; slechts harde,
bittere verwyten over haar weekeiykheid
omtrent den jongen moest zy van hem hooren.
En hoe menigmaal had hij haar in dien korten
tyd al zyn weldaden en goede werken tegen
over haar en het kind al niet opgesomd!
Maar als van Henri maar een braaf man
groeide, wilde zy gaarne alles verdragenals
zfin neef voor hem zorgde zou hy wellicht
nog eens vooruitkomen in de wereld.
Zoodra de brommerige oude haar voor het
portier zag, riep by: „Altyd te laatKunt ge
dan niet wat beter op uw tyd passen!" Een
boosaardig lachje vloog over zyn verschrom
peld gezicht, de stekelige haren stonden als
borstels overeind.
De jonge vrouw putte zich uit in veront
schuldigingen zy vreesde anders dat de oude
man zich zou wreken door onvriendelyk tegen
het kind te zyn. Van de moeder naar zyn
neefje keek hy met verachtelyken blik en
met zyn grove hand met vuile nagels in het
kleine oortje van Henri gevoelig knypende,
zeide hy: „Weer gehuildI En allebei nog
well Ik zal je dat vervelende gegrien wel
eens afleeren, laffe jougen, wacht maar."
Do moeder verontschuldigde hem door te
zeggen dat hy het niet helpen kon; hy zou
wel gauw verstandiger worden, hy had be
loofd goed op te passen en een beste jongen
te zyn.
„Hy is zoo'n zacht kindl" besloot zy haar
ploidooi.
Onzacht greep do neef hot ventje by den
arm en duwde het op de bank.
„Och wat! Een laffe jongen maakt ge van
hom; onverstandige vrouwentactiek! Alles
kunsten en aanstellery, al dat gehuil!"
Het portier werd dichtgeslagen, de trein
zette zich in beweging, met een ruwe aan
raking had do oude man de hand wegge
slagen die hot kind zyn moedor nog wilde
reiken.
Verschrikt was het ventje teruggedoken in
zyn hoekje, niet durvende zien naar zyn
moeder, die hom nog toewuifde.
„Ik zal je leeren, kinderachtige jongen! By
ray behoef ja niet te huilen, hier geeft het
je toch niets. Je hebt zeker weer allerlei leugens
verteld dat je niet genoeg te eten kreeg en
dat men je sloeg alsof dat nog zoo iets
vreeselyks zou zyn, (met oen valschen lach).
Maar het moet nu eens uit zfin met dat
gelieg en gedraai, en wat heb je daar weer
in je zakken? Welzeker, lekkernyen! Myn
heer wordt thuis volgestopt met allerlei lekkers
door zyn moeder, die het zelf niet betalen kan 1"
Met geweld vatte by den jongen aan, trok
hem naar zich toe en ledigde zelf zyn zakkon.
Rood van woede, verkruimelde hy alles en
trapte er toon op. Een paar peren en twee
krentenbroodjes smeet hy uit het raam.
„Net wat ik zeide! Welzeker, men sterft
van honger, daarom moet men zyn moeder
de laatste centen uit den zak kloppen. Of
heb je 't soms gestolen? Ja, een dief ben je,
een gemeene dief die zyn moeder besteelt 1"
Het kind was te verschrikt om te ant
woorden. Zelfs de blik vol angst op don ouden
ellendeling gericht, was niet in staat de
verwyten en stompten af te wenden.
III.
Nog droeviger dan die zwygende, smeekende
blik was de eenzame terugkoer der moeder.
Zy liet de japon vry sleepen door de morsige
straten; zonder het zelf te weten, sleepte zy
zich voort, doodeiyk vermoeid van haar bangen
tocht en door do aandoeningen van den dag.
In de verte hoorde zU het snerpend gegil
van een stoomfluit en eensklaps zag zy weer
voor zich het bleeke, verslagen gezichtje van
het kind. Een zweepslag had haar niet meer
kunnen doen ineenkrimpen dan de ruwe,
harde woorden van den ouden man. Als een
nachtmerrio zoo vervolgde haar do gedachte
dat haar kind geslagen, geplaagd, vernederd
werd. Zy zouden haar jongen tot een lafaard
maken, omdat hy zich niet kon verweren.
Had by hem niet met zyn vuile, zwarte
nagels in het oor geknepen I
Zy stond stil onder de druipende boomen
van het Luxembourg. Wat moest zy doon?
Het kind by zich terugnemen, ver van dien
beul? Ja, dat zou zy doen, morgen....
En aan den dag van morgen denkend zag
zy weer het aantal hoeden dat voor haar
gereed lag op het atelier, hoorde zy hot go-
praat en gelach om haar heon der jongere
werksters.
Op een bank liet zy zich neervallen, denkend
aan het werk, dat iederen dag terugkeerde,
aan de voortdurende pyn in den rug, in het
hoofd, het gevolg van een overwerkt gestel.
Iederen avond viel zy als lood neer op de
harde matras, te moede om ergens aan te
denken of om plannen te maken. Zy was te
uitgeput om nog te kunnen toornen, langer
dan een oogenblik; zy wist nu, kalm naden
kend, dat zy morgen haar kind zou laten in
handen van dien beul zy kon immers niet
anders, het deed er niet toe wat zy wilde of
beter vondgeldgebrek was de oorzaak
van alles.
Monigen Zondag-avond heb ik haar nog
gezien, het bleeke gelaat naar den grond ge
richt, met moeite zich voortsleepend, in de
mistige duisternis door do verlaten straten
den kortsten weg nemend naar huis.
KOLONIËN.
BATAVIA, 13-16 Juli.
Biykens een van den resident van Sema-
rang onder dagteekening van 14 dezer ontvan
gen telegram geraakte, ten gevolge van in den
avond en den nacht te voren gevallen en aan
houdende regens, het oostelyk gedeelte van de
hoofdplaats Semarang onder water.
Zelfs verscheidene erven en kampongs laDgs
den Bodjongschen weg, zoomede een groot
gedeelte van de aloon-aloon, stonden onder
water, terwyl de hoogste waterstand werd
waargenomen van de controleurswoning te
Karangtoerie af langs den weg naar de dis
tricts hoofdplaats Broemboeng.
Van den resident van Kediri is de mede
deeling ontvangen, dat in den nacht van 26
op 27 Juni jl. de Kampak-rivier in de afdee
ling Trenggalok buiten haar oevers is getre
den, by welke gelegenheid de dessabrug naby
de dessa Kemiri werd weggeslagen, één groot
aantal koffiekweekplantjes en twee bouws
aanplant van tweede gewassen vernield wer
den, en do passer te Kampak onder water
gezet werd. Veertien met pannen gedekte
bouten loodsjes stortten toen in, terwyl voorts
tien huizen en een karbouw door don stroom
werden medegevoerd. Do groote weg van
Kampak naar Trönggalek stond gedeeltelyk
onder water, waardoor de passage eenigen tyd
gestremd werd.
Van denzelfden resident is bericht ontvan
gen, dat ten gevolge van de zware regens
en daarop gevolgde bandjirs de weg van
Kampak naar Soembreng over een lengte van
10,926 meters door aardstortingen is verwoest
en de weg van Kampak naar Watoelimo op
verschillende plaatsen beschadigd.
De schade ook aan do brug Patah, in den
eerstgenoomdon wog, werd echter dadelyk her
steld, zoodat geen stremming in het verkeer
heeft plaats gehad.
In September a. s. zal te Buitenzorg een
wedren worden geloopon, die zeker buiten
gewone belangstelling zal trekken: de Java
Derby. Hiervoor mossten in 1891 geloren
veulens enkele maanden na hunne geboorte
reeds worden ingeschreven van de acht, waar
mede dit gebeurde, zyn er zes nog in leven,
en nu zal moeten blyken of de eigen ren een
gelukkigen blik op hunne dieren hebben gehad
ieder der inschryvers heeft geleidclyk f 85
voor den beker bygedragen, die door de B. W. S.
verder wordt aangevuld tot f 1000, zoodat
ook het finantiëel succes voor den winner een
niet te versmaden buitenkansje is.
Uit Loemadjang bericht men aan het
„Soer. Hdbl.", dat de Smeroe sedert eenige
dagen zeer onheilspellend werkt. Volgens go
rucht zou op het erfpachtsland van den heer
A. d. M. reeds een doel van den aanplant
door de uit den krater van den vulkaan
stroomenden modder zyn vernield.
Van Atjeh zijn naar Padang geëvacueerd
de 1ste luit. der inf. R. De Bruyn en 87
minderen.
Tot nog toe werden de onderwyzers
3de kl., die bier de hoofdakte behaalden, ge
rangschikt op de lyst van de onderwyzers
3de klasse met hoofdakte volgens het aantal
punten, op hun examen behaald. Thans ver
neemt het „Ond.," dat van deze gewoonte
afgeweken is en teruggekeerd tot de vroeger
gevolgde methode, nl. om de geslaagden te
rangschikken naar hun anciënniteit
Verwacht wordt, volgens de „Loc.," de
bevordering van acht eersto luitenants der
infanterie tot kapitein, en van tien tweede
luitenants tot eersten luitenant. Nog wordt
verwacht, dat de kapitein der artillerie H. C
Kronouer by den staf zal worde.i geplaatst.
By de commissie tot ondersteuning van
behoeftige christenen te Batavia is ingekomen
een gift van eenige Franschen uit Frankryk,
die haar door tusschenkomst van den minister
van buitonlandsche zaken, als zoodanig gede
legeerd chef van de afdeeling fondsen en
comptabiliteit, een som deed toekomen, groot
598,07 fr. welk bedrag aan den resident als
voorzitter van voornoemde commissie door
den wd. consul van Frankryk, den heer Guillet
St.-Ange, onlangs werd ter hand gesteld. De
commissie betuigt haar dank aan de milde
gevers.
Men schryft aan bet „Bat. Nieuwsblad":
Tot de hoofdofficieren, die eerlang het leger
zullen verlaten, behooren de luit.-kolonels G.
H. R. Halewyn, jhr. E. H. F. Leyssius, H.
F. F. Lutje, H H. Rink en L. L. A. Mau-
renbrecher.
Eerstgenoemde is versierd met het ridder
kruis van de 3de kl. der Militaire Willemsorde
en bekleedt thans de betrekking van militairen
commandant van Djokdjakarta.
De overste Leyssius is, evenals de drie
overige genoemde hoofdofficieren, gepasseerd
voor de betrekking van gewestelyken mili
tairen commandant, waartoe onlangs de overste
H. F. C. Van Bylevelt werd benoemd, die
lager in de rangiyst staat dan zy allen. De
overste Leyssius, die versierd is met het
ridderkruis van de 4de klasse der Militaire
Willemsorde en met de eeresabel, staat bekend
als een zeer verdienstelijk aanvoerder te vel Je.
Hy is benoemd tot plaatselyk commandant
van Batavia.
De overste H. F. F. Lutje bekleedt diezelfde
betrekking te Soerabaia.
De overste H. H. Rink was vele jaren als
directeur der Militaire School werkzaam en
als lid of president van onderscheidene weten-
schappelyke commission, waarvoor hy destyds
beloond werd met het ridderkruis van den
Nedeilandschen Leeuw. Hy is thans van Atjeh
teruggekeerd en benoemd tot plaatselyken
commandant te Semarang.
De overste L. L. A. Maurenbrecher, die
geruimen tyd deel uitmaakte van het depar
tement van oorlog en zich to Atjeh als een
moedig officier deed kennen, verving den
overste Rink in de commissiön. Toen het 11de
bataljon naar Lombok vertrok, werd hy van
zyn commando over dat corps ontheven en
met het commando over het depot-bataljon te
Meester-Cornelis belast, aangezien het leger
bestuur hem niet kon missen als president van
de commissie voor het geweervraagstuk.
Terwijl men in vroegere jaren dikwerf
aarzelde om zulke bekwame krachten uit het
leger te laten vertrekken, ziet men daar thans
niet meer tegenop. Dank zy der krygsschool
en den verscherpten eischen voor den hoofd
officiersrang, beschikt men thans by de infan
terie over vele kundige officieren, waardoor
men in het geleden verlies kan voorzien en
ook zwaardere voorwaarden voor den kolonels
rang kan gaan stellen.
Yan den civiele non militairen gouverneur
van Atjeh en Onderhoorigheden is onder
dagteekening van 13 dezer de telegraphische
mededeeling ontvangen, dat in den nacht van
den 7den op den Ssten te voren de Chineescho
kamp te Telok-Semawé door eene bende,
ongeveer 30 man sterk, werd beschoten. Alle
Chineezen vluchtten naar ons versterkt
établissement, terwyl de kwaadwilligen de
poort van genoemde kamp forceerden en de
huizen in brand staken, welke op vier na
geheel afbrandden.
De brandstichters werden daarop door ge
weervuur verdreven en lieten twee dooden en
een gewonde achter.
Ons verlies bedroeg twee gewonden iChi-
neezen), dat der kwaadwilligen drie dooden
en zeven gewonden.
Van de vluchtenden werden nog eenigen
achterhaald, onder welke Tengkoe bin
Blang Ara.
De schade wordt op f 40,000 geschat; een
gedeelte der Chineezen is naar Pinang terug
gekeerd. CTav.-Ot
Caremengd. Nieuws.
Door een looper van de gemeente
gasfabriek op Feyenoord is by de politie
aangifte gedaan van de vermissing van eene
portefeuille met f 80!) aan bankpapier. De
man beweert het geld in eene fabriek aan de
Maaskade te zyn kwyt geraakt.
De rechtbank te Haarlem ver
oordeelde den jeugdigen H. De Mom, wegens
diffstal en huisvredebreuk, tot 6 weken
gevangenisstraf.
De officier van justitie by dezelfde recht
bank eischto tegen Gerard Ides, te Haarlem,
wegens do verwonding met doodelyken afloop
van J. Kwast, eene gevangenisstraf voorden
tyd van 6 jaren.
Eenigejaren geledon werd door
de rechtbank te Duisburg in de Ryoprovincio
een ingezetene van Bocholt wegens meineed
veroordeeld tot een gevangenisstraf van twoe-
en-eon half jaar.
Na reeds 15 maanden dier straf ondergaan
te hebben, bleek dat hy onschuldig was en
werd hy terstond op vryo voeten gesteld,
terwyl daarentegen de getuigen, op wiei
beëedigde verklaring het vonnis geveld wa d,
nu zeiven wegens meineed vervolgd worden
en thans in voorloopige bewaring zyn gestel 1.
Het mocht evenwel aan Aloida Te Kolf, de
voornaamste beschuldigde, gelukken over de
grenzen te komen, waar zy zich nu eens onder
dc gemeente Gendringen dan weder onder
Wisch ophield, terwyl zy het voornemen had
zich met een jonkman uit laatstgenoemde
gemeente naar Amerika te begeven en daar met
hem te huwen.
Door het optreden van den brigadier mare
chaussee te Ulft en de gemeente-politie van
Gendringen is hc* gelukt, de voortvluchtige
te arresteoron en daarna naar Arnhem over te
brengen, waar zy aan de Duitsche justitie zal
worden uitgeleverd.
Een Armenische liefdesgeschie
denis Do Armenische correspondent van
de „Daily Telegraph" uit Londen is in aan
raking geweest met verscheidenen van de
Kurdische roovers, die in Armenië zoo kwaad
aardig huisgehouden hebben. Een dankbaar
object was voomameiyk de groote schurk
Mostigo; hy beschouwde zyn rooverijen als
heldendaden, die hy gaarne en met smaak
verhaalde. O. a. verhaalde by do schaking
van een meisje, dat hem bekoord had, aldus:
„Eens op een avond was zy buiten met
andere vrouwen, om de schapen te melken,
en ik reed met een twaalftal kameraden
voorby, hield by haar stil en bood haar een
plaats op myn paard aan. Tot antwoord
sprak zij ruwe woorden, maar ik stoorde m\j
daaraan niet; vrouwen zyn veranderlyk van
zin. Ik besloot haar mee te nemen. Ik ging
op haar toe en zeide haar, dat ik haar be
minde. Zy zeide my, dat ik moest weggaan,
Dat vuurde myne liefde slechts aan, en ik
sloeg haar met de kolf van het geweer zoo
lang op het hoofd, tot de wereld om haar
heen duister werd en zy neerviel. De kelen
van de andere vrouwen waren trompetten,
en wy waren bang, dat men hen in het dorp
zou hooren. Twee van myne kameraden
stegen snel af en wierpen Nazo over het za el."