N°. 10870 Vrijdag 3 Augustus A°. 1895 (§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 1 Augustus. Feuilleton. VOOR EEft KUS. IDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandonf 1.10. Franco por post1.40. Afzonderlyko Nommors0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 -6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17£. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Olliciëele Kennisgerlngen. Burgemeester en Wethouders van Leiden breDgon ter algemoene kODsie dat do rekening on verant woording van de ootvangeton en uitgaven dezer gemeento, over het dieneija ir 1894, mot al do daarbó behoorendo beecheiden, aan den Gemeenteraad ia overgelegd, tegelijk voor een ioder, gedurende veertien dagCD, tor lezing Dodergelegd op de Seoretarie dezer gemeento en in druk, tegen betaling dor kosten, algemeon verkrijgbaar zal worden gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden. F. WAS, Burgemeester. BI Joli 1896. E. KIST, Secretarie. Mej. M. J. Scheffer, te Leiden, is te 's-Gravenhage geslaagd voor de akte Engelsche taal, lager onderwijs. B\j de Leidsche Spaarbank werd in de maand Juli ingelegd f 74,524.79s en terug betaald f 47,633.31, terwyi zyn afgegeven 97 nieuwe en geheel afgelost 59 boekjes. Het gezamenlijk tegoed der 10402 deelhebbers bedroeg oinde Juli f 1,985,580.60. Er bestaat gelegenheid tol verzending der correspondentie naar Nieuw York, door middel van het stoomschip „Werkendam", van Amsterdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brioven, enz. uiterlijk Vrijdag avond om 10.30 bezorgd zyn. De wyze van verzending behoort duidelijk op het adres vermeld te worden. Tot waarnemend secretaris en ontvanger der gemeente Hlllegom is tijdens de afwezig heid van dezen titularis benoemd de heer A. Th. J. M. Lommelaars, commies ter secretarie aldaar. s In het personeel van het bestuur van den Vliet-polder te Hoogmade, onder de ge- meente Woubrugge, is eene vacature ontstaan 'door het overlijden van het lid den heerJac. JLors, die den lsten Juni 1898 aftredend zou zijn. De Staatscourant van heden bevat de "wijzigingen in de statuten van de vereeniging i,De Martha-Stichting", te Alfen aan den Ryn. Aan het postkantoor Warmond werd 'gedurende de maand Juli ingelegd f 3207.87, verdeeld over 73 inlagen, en terugbetaald f 6760.47, verdeeld over 9 terugbetalingen. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 705. De minister van buitenlandsche zaken, jhr. Röell, vertrok gistermiddag per Staats spoor naar het buitenland. HH. KK. HH. de erfgroothertogin en de prinses van Baden, zoomede H. K. H. de erf- prinses van Anhalt, zullen heden tydeljjk Scheveningen verlaten wegens het overlijden van prinses Frederika van Dessau, om de ter-aardo-bestelling bij te wonen. Z. K. H. de erfgroothertog van Baden ^bracht gistermiddag een langdurig bezoek aan den Grooten Koninklijken Bazar in de Zee straat te '8 Gravenhage. Het stoffelijk overschot van den oud- minister mr. J. Kappeyne van de Coppello, gevolgd door de familiebetrekkingen en enkelen uit de naaste vrienden, o. a. mr. Kist, president Van den Hoogen Raad; Staatsraad Hubrecht; Staatsraad Den Beer Poortugael, oud minister van oorlog, en mr. Vlielander Hein, deken der orde van advocaten, werd gistermiddag op de begraafplaats ,Eik-en Duinen" opgewacht door een kleinen stoet van staatslieden, geest verwanten en vrienden. Aanwezig waren: de minister van buitenlandsche zaken jhr. Röell de secretaris-generaal mr. Dyckmeester, ver tegenwoordigende den minister van binnen- landsche zaken, die wegens ambtsbezigheden uit de stad was; voorts de leden van de Tweede Kamer Van Gennep, Viruly Verbrugge, Lieftinck en Farncombe Sanders; de oudminister van buitenlandsche zaken in het kabinet- -Ivappeyne, baron Van Heeckeren van Keil; de raadsheeren in den Hoogen Raad mrs. Eyssell en De Ranitz; de secretaris-generaal van buitenlandsche zaken de heer Zilcken; de griffier der Eerste Kamer mr. StarNuman en enkele anderen. De lijkbaar was bedekt met drie bloem kransen, waaronder eene van de afd. te 's Gra venhage der Vereeniging ter bevordering van Fabrieken en Handwerksnyvorbeid, welke mr. Kappeyne jarenlang tot president had. Aan het geopend graf verklaarde mr. Vlielander Hein dat het hem onmogelijk was van deze droeve plek heen te gaan zonder, wellicht met overtreding van het verlangen, ètn enkel woord te spreken, een woord van afscheid tot den vriend, met wien hij 25 jaren door vriendschapsbanden was verbonden, en van deelneming tot de familie. Spreker had in die jaren Kappeyne leeren hoogschatten als een der goelhartigste, beminnelijkste en trouwste menschen, die, met een lach op het gelaat geboren, niettemin met ernst en toewijding de taak vervulde, hem op zijn schouders gelegd. Htf herdacht de trouw, van dezen vriend ondervonden, en sprak ten slotte eenige deelnemende en sympathieke woorden tot de betrekkingen. De neef van den ontslapene, mr. M. P. G. Kappeyne van de Coppello, betuigde hierop namens de familie dank voor de laatste eer, bewezen aan hem, wien velen hunne vorming en hunne positie danken en was overtuigd dat velen, evenals de familie, den doodo, op wiens werkzaam leven en geduldig lyden hy nog wees, zullen gedenken. Hiermede was de eenvoudige ter-aarde-be stelling volbracht. By de begrafenis waren met het bewyzen van de laatste eer aan den overledene als oud redacteur en medewerker van „Tbemis", belast mr. M. De Pinto, redacteur van dat tydschrift, en als oud voorzitter van fabrieks- en handwerksnyvorbeid mr. C. A. Vaillant, bestuurslid. De Koningin heeft het haar aangeboden vaandel van de eerewacht te Maastricht, die de Koninginnen by het bezoek heeft begeleid, welwillend aanvaard als een blyvende herinne ring aan de aangename dagen van 20 24 Mei De hoofden der sociëteit „Trou moet Blycken", te Haarlem, hebben sinds 1839 voor 20 jaren, sinds 1859 voor 30 jaren en sedert 1889 telkens voor 5 jaren van de gemeente in huur het terrein in den Haarlemmerhout, dat door die sociëteit wordt gebruikt als buiten sociëteit. Het daar staande gebouw voldoet thans niet meer aan de meest bescheiden eischen en wordt zóu bouwvallig, dat vernieuwing hoog noodig isbovendien is het terrein vóór het gebouw door het vermeerderd getal leden en bezoekers te klein geworden en is het dan ook noodig, het gebouw binnon de bestaande omheining meer achteruit te plaatsen. Hoofden wonschen tot die verbetering over te gaan, uoch hebben zich vooraf gewend tot den Gemeenteraad, om, met het oog op de belangrijke kosten, te verkrijgen, dat de grond voor ten minste 30 jaren in huur worde afge staan; voorts vestigen zy de aandacht erop, dat, nu aan Haarlems ingezetenen thans meer dan éëne gelegenheid wordt aangeboden tot het bijwonen en aanhooren van muziek-uit voeringen in de open lucht, de verschuldigde huur ad f 500 'sjaars hun zeer hoog voor komt, en vragen die huur aanmerkelijk te verminderen. Door B. en Ws. wordt aan den Raad voor gesteld het terrein tot 31 December 1925 in huur te geven en den huurprys te handhaven. De huurprys komt hun niet te hoog voor, vergeleken by hetgeen ten opzichte van den lieer H. Scholten (wiens hotel in de onmiddel- ïyke nabijheid der buiten sociëteit ligt) en de maatschappij tot exploitatie van staalwater- bronnen is bepaald. Eerstgenoemde betaalt f 300 per jaar voor huur van stadsgrond, terwyl door laatstge noemde f 0.20 per M1. 'sjaars wordt betaald. Door Ged. Staten van Noord-Brabant is voor verschillende gemeenten opneming van boekon en kas van den gemeente-ontvanger van hunnentwege bevolen. Aan zyno toezegging ter jongste alge- moene vergadering van de Vereeniging van en voor Nuderlandsche Industriëelen heeft het Bewind 29 Juli voldaan mot do aanbieding aan H. M. co Koningiu-Weduwe-Regentes van onderstaand adres. Daarby gaf het met den meesten eerbied te kennen dat de Vereeniging reeds vele malen zich gedrongen hoeft gevoeld het Hoofd van den Staat te nadoren met de ernstige bede, dat 's Lands R geering do aandacht vestigen mocht op het verloopon van den nationalen arbeid, vooral by onzen workmans- en boerenstand; dat de oorzaak, althans eene der voorname oorzaken van den teruggang in de volkswel vaart te vinden was in de met-voorzichtige viystelling (1S62, 1877) van een groot aantal voortbrengselen van vreemde nyverheid by hun invoer hier te lande; dat zekere takken van handel en scheep vaart van die vrystelling voordeel mogen hebben getrokken, doch dat Uwer Majesteits onderdanen, die by den Landbouw of by Fabrieks- en Ambachtsnijverheid het brood motten winnen, allengs in meerdere mate in hun kostwinning zyn beperkt, en dat een zeer nauw verband hiermede schijnt te houden het zorgwekkend verscbynsel van werkeloos heid en haar gevolgen, waarvan Nederland de treurige ervaring dagelyks opdoet; dat die veel te lang reeds miskende en ontkende toestand in hooge mate wordt verergerd, nu het koninkrijk België openlyk met het vryhanlei-stelsel gebroken en den invoer van menigvuldige voortbrengselen der Nederland8che volksvlyt met hooga invoer rechten heeft belast; dat maatschappijen en vermogende firma's of fabrikanten reeds door verplaatsing van hunne inrichtingen naar geno zijde der grenzen (wat hunne persoonlijke belangen aangaat) de verliezen trachten te keer te gaan, welke voor hunno bedrijven uit het nieuwe Belgische Tarief te wachten staan, maar dat niet door een ieder dit redmiddel aanwendbaar is, en dat alle aan den grond verbonden takken van volksvlyt niet door verplaatsing te redden zyn, met name niet die der boerenarbeiders, wier aantal op 60,000 wordt geschat, en die aan totalen ondergang blootstaan met hunne gezinnen; dat vanwege de eigenlyko grondeigenaren de wensch bereids vernomen werd, dat voor hen als zoodanig de grondbelasting tydelyk en ten deele mocht worden buiten werking gesteld; doch dat, naar veler meening, dit middel geen uitkomst zou bieden, zeker niet voor degenen, die, hoe wel by den landbouw betrokken, zelf geen grond in eigendom bezitten; dat bovendien de stand van 's lands geldmiddelen niet zóó gunstig mag heeton, dat deze gevoelig verlies ongedeerd zoude kunnen lyden; dat de meest natuurlijke en minder bezwa rende maatregel zoo van voorziening in den dreigenden volksnood, als van tegenweer tegen België, zoowol als tegen Duitschland, Frank rijk en alle andere landen, die den invoer ten hunnent met hooge rechten hebben bemoei lijkt, is: „gevolg te geven aan den onlangs in de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan bevolen stap, ook reeds door den minister van financiën in uitzicht gesteld, te weten: eene doorgaande herziening van het Nederlandsch Tarief van invoerrechten"; dat die herziening herhaaldelijk vanwege de Vereeniging en op onwederlegbare gronden is aanbevolen; laatstelijk by een aan de Tweede Kamer gericht adres, afgedrukt in de „Nederlandsche Industriëel" van 24 Maart j.l., waarvan wy H. M. eerbiedig verzoeken inzage te willen nemen; dat langs dien weg ön Landbouw èn Nyver heid in de gelegenheid zullen worden gesteld zich tegen alle overdreven vreemde mededin ging te herstellen, en der schatkist tevens een niet te versmaden versterking van vaste inkomsten als vanzelf zal te beurt vallen, zonder dat de wetgever (gelfik thans in België, Duitschland, Frankrijk en elders) de grenzen der gematigdheid zal behoeven te overschre den, nu vooral, nu eene Nederlandsche wet nieuwe waarborgen gaf tegen ontduiking van de belasting op den invoer, voor zoover die naar do waarde verschuldigd is. Redenen waarom de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industriëelen tot Uwe Majesteit met den meesten eerbied het verzoek richt, gelijk zy do eer heeft te doen by deze, dat het Uwe Majesteit behagen moge Hoogst- derzelver Regeering op te dragen in dien geest en binnen den kortst mogelijken tyd, handelend te willen optreden, tot redding inzonderheid van den nationalen arbeid, in diens nederigste sferen 'tWelk doende, enz. De „Vereeniging van leeraren en onder- wyzors aan de ambachtsschool te Rotterdam" wil een nationaal genootschap voor ambachts- ondorwys oprichten, waarvan het hoofddoel zal zyn: bevordering van het ambachtsonder- wys m Nederland, door onderlinge besprekingen en wisseling van gedachten over all*s, wat op dat onderwijs betrokking heeft. Ook hoopt men door zulk oen genootschap de stoffelijke belangen der leden te behartigon. Kerkvoog-den der Hervormde gemeente te Winterswijk ontvingen van den minister van binnenl ndsche zaken de volgende missive: „De muursuhilJering, in het koor der Ned.- Herv. kerk te Winterswyk ontdekt, is geble ken eene voortzetting to zyn van „Het laatste oordeel", en in menig opzicht merkwaardig. Het is de omvangrykste muurschildering, welke tot dusver in Nederland aan het lich' gekomen is, want zy beslaat eene oppervlakte van ongeveer 50 MV Zy dagteekent uit het laatst der XVde of het begin der XVIde eeuw en is voor de kennis onze vroegere schilJor- kunst, waarvan uiterst weinig voorbe.ldei tot ons gekomen zyn, zeer belaDgryk. ff.t is daarom zeor wenschelyk cit tafereel als oen document voor de nationale kunsthistorie te behouden, en ik heb mitsdien de eer Uw college in overweging te geven, daartoe to besluiten en hot niet te doen overwitten." De matinée in het Park van het Koninklijk Paleis Het Loo werd gistemamiddag gegeven voor een 150 tal genoodigden, benarde uit dames en heeren uit de provincie en officieren van de regimenten, waarvan de staf in Gelder land garnizoen houdt. De muziek van het 8ste regiment infanterie gaf eene uitvoering. H. M. de Koningin woonde de matinóe, welke van kwart over tweeën tot kwartier over vioren duurde, niet by. De minister van binnenlandsche zaken bezocht gisteren de onderwijsinstellingen te Delft. Aan het Staatsexamen tot toelating aan do Universiteit namen gisteren deel 9 candi- daten voor de faculteiten der godgeleerd heid, enz. Toegelaten zyn 5 candidaten, de heeren J. Andreoli, J. H. Stieger, W. Wolters, B. Daum en W. J. Lente. Voor de faculteiten der geneeskunde, enz. werden 5 candidaten geëxamineerd. Toege laten zyn 3 candidatende heeren F. Bonke, W. Borst Pauwels en P. Vlekke. Het examen wordt voortgezet met 1 candi- daat en is met een ander nog niet afgeloopen. Na voortzetting van het examen is van de vorige groep alsnog afgewezen 1 candidaat. Gisteren werd te Amsterdam, in „Kras- napolsky", «Ie zosde jaarlyksche algemeene vergadering der Nederlandsche Organisten- Vereoniging gehouden. De Vtreenigmg telt thans 107 leden-organisten en 52 donateurs. De stand der financiën is zeer gunstig, do eerste uitkeering uit het ondersteuningsfonds vond in het afgeloopen jaar plaats. Do heor Jos. A. Verheyen werd tot voorzitter, de heer J. A. Scholte tot muziek-commissaris herkozen. De 7de algemeene vergadering zal in 1893 te Haarlem worden gehouden. i) Sedert drie dagen was in het huis van den magistraat van Csongrad het vuur op den haard niet uitgegaan, zóó groot waren de toebereidselen voor het bal, dat het carnaval van het jaar 1822 vorstelijk besluiten zou. Want voor eenigo dagen eerst was in het geheels comitaat de staat van beleg afge kondigd, welke gebeurtenis vele gasten naar den zetel van het comitaat had gebracht, voornamo leden van den krygeraad, die hier vermoedelijk hunne functie moesten uitoefenen, eene heele massa advocaten, die zich op de vermoedelijke verdedigingen voorbereidden, zelfs sentimenteels voorname dames uit de naburige comitaten, gevoelige zielen, die zich met de hoop vleiden, weer eens een terecht stelling te kunnen aanschouwen en het treu rige lot der misdadigers te kunnen beweenen. Daarom werd dan ook bij den magistraat Van Caongrad sedert drie dagen gebakken en gebraden. De knechts hadden dag en nacht de handen vol en onafgebroken liep men in het huis heen en weer. De logeerkamers waren alle vol en de vrouw des huizes her ademde, toen de balavond eindelijk gekomen ■was. Nu naderde het einde der drukte. Weldra vulden zich de feestelijk versierde ■zalen met de voorname wereld van het comi taat, schoone dames in zijde en atlas met Jro8tbare oude versierselen, vlugge dansers en eerwaardige notabelen met ernstige ge zichten. De oude heeren vereenigden zich in de speelzalen, waar eene kleine pbaraobank geïmproviseerd werd - in alle eer natuurlijk 1 Hooge inzetten waren streng verboden, voor- loopig althans. In de danszalen vermaakte zich do jeugd, lachend schertsend, met wals en czardas. Hoe vast bielden de dansers en danse ressen elkaar omstrengeld bij den vurigen dans, en wat plaagden en fopten z(j elkander! De viool der zigeuners speelde vurige wijzen, die de zinnen bedwelmden, en de cimbaal slager sloeg met zyn klein hamertje op de blinkende snaren van het instrument, zóó, dat zij klaagden en weenden, zóó, dat zij bijna vonken spatten. En de overmoedigste van alle danseressen was de scboone dochter van den magistraat, eene blondine, groot, majestueus gebouwd, twintig jaar oud, al noemde men haar met eene teedere verkleining ook nog altijd Boriska - kleine Barbara. Zy lachte zoo vroolyk, zy danste zoo gaarne, zij gaf niet eens den can- didaat-notaris een blauwtje, die er andere vele kreeg, omdat hij de meeste meisjes slechts tot den schouder reikte. Hen zag haar overal, de schoone Boriska, al bleef zy ook niet lang in de zaalals men haar in de eene miste, was men er zeker van, haar in eene andere te vinden. Dat dacht men althans. Want toen het elf uren Bloeg, verdween z(j ongemerkt uit de helder verlichte zalen en ijlde door een winter tuin naast de eetzaal. Daar wierp zy een enkelen blik in den spiegel, die haar een gezicht met roode wangen en stralende oogen liet zien. Zy stak de witte roos in bet baar vaBter, wierp een witten doek om de schou ders en snelde daarop door een veriaten voorhuis over eene flauw verlichte kleine zytrap naar den tuin. Het was een stille, koudo winternacht. Ale twee ryen dreigende spoken staarden haar de oude, kale boomen aan, die hun knoestige, met sneeuw bedekte armen naar haar uit strekten. De sneeuw knarste onder hare voeten, toon zy door de laan stapte, die naar een in den winter verlaten, eenzaam tuinhuisje voerde. Zy opende de deur en eerst nadat zy de donkere ruimte binnengetreden was, wierp zy een blik terug op het trotsche heerenhuis, uit welkB heldor verlichte ven- stere ruischende muziek in den stillen, nach- telyken tuin neerdaalde. Opeens scheen zy een ander gedruisch te hooren. Zy luisterde In de eenzame czarda van ,de waterzak" zoo noemde men in den omtrek den ouden Jacob, die nooit wyn dronk, Jacob, den waard zat dienzelfden avond een Betyaar. Het was een knappe jongen met donkere oogen en een donker snorretje. Hy was misschien niet veel meer dan twintig jaar oud en leefde toch al sedert jaar en dag als roover in de heide. Dat wil zeggen: hy roofde niet. Eens had hy in de stad het geld verdronken en verspeeld, dat hy op de markt voor de achapen van zyn meester had gebeurd, en toen was hy naar de heide gevlucht, om aan de etraf te ontkomen. Hy roofde niet en stal niet hy verscheen alleen gewapend in de verlaten hoeven, als hy hongerig en dorstig was. Dan zette men hem de beste spyzen en de beste wynen voor, ja, men gaf hem menigmaal ook uit eigen beweging wat geld en dan trok hy weer verder, zonder het den men schen lastig te makon. Het leven beviel hem uitstekend en by gaf er niet veel om, dat do gendarmen dikwyls jacht op hem maakten. Ja, zelfs de pas afgekondigde staat van beleg schrikte hem niet afi De oude Jacob evenwel meende, dat hy toch verstandiger deed, als hy in het naburige comitaat ging wonende jonkman echter lachte en zeide, dat hy Csongrad te lief had en niet van deze streek kon scheiden. In de gelagkamer zat nog eene oude zigeu nerin, wie de winter hier heen gedreven had, en die uit medeiyden een plaatsje by de warme kachel had gekregen. Opeens kwam de jonge Komlós Vincze op de gedachte, zich door de oude te laten waar zeggen. „Kom hier, heks," zeide hy weinig boffeiyk, „en lees my de toekomst uit de hand." De oude strompelde naar hem toe en be studeerde een pooBje met een gewichtig ge zicht de handpalm van den jongen man. Daarop deed zy een langen trek uit hare korte, vuile kalken pyp en zeide: „Wacht je voor den vastenavond in Csongrad I" De jongen lachte. „Zy weet ook al", zeide hy tot den ouden Jacob, „dat de staat van beleg afgekondigd is. Ja, dat zal een mooie vastenavond in Csongrad worden. Menigeen zal in de luebt dansen, als de wind de galg heen en weer schommelt. Haar ik, ik ben niet bang, bruine heks De tyd schreed voort. Het was al over negenen. Komlus Vincze stond op en stak het pietooi in een gordel, dat voor hem op de tafel lag. „Waarhoen zoo laat in den avond?" „Ik moet nog eene verre boodschap doen," zeide de Betyaar. „Een schoon meisje wacht my." „Goed succesI" bromde de waard, terwyl hy den jongen man uitgeleide deel Er streek een scherpe wind ovor do heide on het ruischto in het riet van den naburigon Theissoever. De jonge man echter wierp zich welgemoed in het zadel en reed zonder groet weg. De waard kwam nog juist bytyds in de kamer terug om de zigeunerin te verrassen, toen zij een tinnen lepel van de tafel in baron zak wilde doen verdwynen. In een oogenblik had de oude Jacob haar den lepel ontrukt. „Is dat de dank voor de gastvryheid? Er uit, heks!" Daarby gaf de nog altyd eterke man haar een stoot, zoodat zy de deur uitvloog. „Ziezoo, nu kun jfl je in het riet warmen 1' zeide hy, terwyl hy de deur aebtor baar sloot. De oude zigeunerin stond niet dan met moeite uit de sneeuw op. „Ik zal het je be taald zetten, oude deugniet I" siste zy nauw hoorbaar. Daarop sloop zy naar den stal, deed by het stroo wat en koos het hazenpad. Toen zy na een half uur omkeek, was de horizon hel verlicht. De czarda stond in lichter laaie en de wind wakkerde de vlammen aan. De zigeunerin lachte heesch en ging rustig verder. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1