N°. 10870
Vrijdag 3 Augustus
A°. 1895
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 1 Augustus.
Feuilleton.
VOOR EEft KUS.
IDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandonf 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlyko Nommors0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 -6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17£. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Olliciëele Kennisgerlngen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden breDgon
ter algemoene kODsie dat do rekening on verant
woording van de ootvangeton en uitgaven dezer
gemeento, over het dieneija ir 1894, mot al do daarbó
behoorendo beecheiden, aan den Gemeenteraad ia
overgelegd, tegelijk voor een ioder, gedurende veertien
dagCD, tor lezing Dodergelegd op de Seoretarie dezer
gemeento en in druk, tegen betaling dor kosten,
algemeon verkrijgbaar zal worden gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden. F. WAS, Burgemeester.
BI Joli 1896. E. KIST, Secretarie.
Mej. M. J. Scheffer, te Leiden, is te
's-Gravenhage geslaagd voor de akte Engelsche
taal, lager onderwijs.
B\j de Leidsche Spaarbank werd in de
maand Juli ingelegd f 74,524.79s en terug
betaald f 47,633.31, terwyi zyn afgegeven
97 nieuwe en geheel afgelost 59 boekjes.
Het gezamenlijk tegoed der 10402 deelhebbers
bedroeg oinde Juli f 1,985,580.60.
Er bestaat gelegenheid tol verzending
der correspondentie naar Nieuw York, door
middel van het stoomschip „Werkendam", van
Amsterdam vertrekkende. Ten postkantore al
hier moeten de brioven, enz. uiterlijk Vrijdag
avond om 10.30 bezorgd zyn.
De wyze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
Tot waarnemend secretaris en ontvanger
der gemeente Hlllegom is tijdens de afwezig
heid van dezen titularis benoemd de heer
A. Th. J. M. Lommelaars, commies ter
secretarie aldaar.
s In het personeel van het bestuur van
den Vliet-polder te Hoogmade, onder de ge-
meente Woubrugge, is eene vacature ontstaan
'door het overlijden van het lid den heerJac.
JLors, die den lsten Juni 1898 aftredend zou zijn.
De Staatscourant van heden bevat de
"wijzigingen in de statuten van de vereeniging
i,De Martha-Stichting", te Alfen aan den Ryn.
Aan het postkantoor Warmond werd
'gedurende de maand Juli ingelegd f 3207.87,
verdeeld over 73 inlagen, en terugbetaald
f 6760.47, verdeeld over 9 terugbetalingen.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 705.
De minister van buitenlandsche zaken,
jhr. Röell, vertrok gistermiddag per Staats
spoor naar het buitenland.
HH. KK. HH. de erfgroothertogin en de
prinses van Baden, zoomede H. K. H. de erf-
prinses van Anhalt, zullen heden tydeljjk
Scheveningen verlaten wegens het overlijden
van prinses Frederika van Dessau, om de
ter-aardo-bestelling bij te wonen.
Z. K. H. de erfgroothertog van Baden
^bracht gistermiddag een langdurig bezoek aan
den Grooten Koninklijken Bazar in de Zee
straat te '8 Gravenhage.
Het stoffelijk overschot van den oud-
minister mr. J. Kappeyne van de Coppello,
gevolgd door de familiebetrekkingen en enkelen
uit de naaste vrienden, o. a. mr. Kist, president
Van den Hoogen Raad; Staatsraad Hubrecht;
Staatsraad Den Beer Poortugael, oud minister
van oorlog, en mr. Vlielander Hein, deken
der orde van advocaten, werd gistermiddag
op de begraafplaats ,Eik-en Duinen" opgewacht
door een kleinen stoet van staatslieden, geest
verwanten en vrienden. Aanwezig waren: de
minister van buitenlandsche zaken jhr. Röell
de secretaris-generaal mr. Dyckmeester, ver
tegenwoordigende den minister van binnen-
landsche zaken, die wegens ambtsbezigheden
uit de stad was; voorts de leden van de
Tweede Kamer Van Gennep, Viruly Verbrugge,
Lieftinck en Farncombe Sanders; de oudminister
van buitenlandsche zaken in het kabinet-
-Ivappeyne, baron Van Heeckeren van Keil;
de raadsheeren in den Hoogen Raad mrs.
Eyssell en De Ranitz; de secretaris-generaal
van buitenlandsche zaken de heer Zilcken;
de griffier der Eerste Kamer mr. StarNuman
en enkele anderen.
De lijkbaar was bedekt met drie bloem
kransen, waaronder eene van de afd. te 's Gra
venhage der Vereeniging ter bevordering van
Fabrieken en Handwerksnyvorbeid, welke mr.
Kappeyne jarenlang tot president had.
Aan het geopend graf verklaarde mr.
Vlielander Hein dat het hem onmogelijk was
van deze droeve plek heen te gaan zonder,
wellicht met overtreding van het verlangen,
ètn enkel woord te spreken, een woord van
afscheid tot den vriend, met wien hij 25
jaren door vriendschapsbanden was verbonden,
en van deelneming tot de familie. Spreker
had in die jaren Kappeyne leeren hoogschatten
als een der goelhartigste, beminnelijkste en
trouwste menschen, die, met een lach op
het gelaat geboren, niettemin met ernst en
toewijding de taak vervulde, hem op zijn
schouders gelegd. Htf herdacht de trouw, van
dezen vriend ondervonden, en sprak ten slotte
eenige deelnemende en sympathieke woorden
tot de betrekkingen.
De neef van den ontslapene, mr. M. P. G.
Kappeyne van de Coppello, betuigde hierop
namens de familie dank voor de laatste eer,
bewezen aan hem, wien velen hunne vorming
en hunne positie danken en was overtuigd
dat velen, evenals de familie, den doodo, op
wiens werkzaam leven en geduldig lyden hy
nog wees, zullen gedenken.
Hiermede was de eenvoudige ter-aarde-be
stelling volbracht.
By de begrafenis waren met het bewyzen
van de laatste eer aan den overledene als
oud redacteur en medewerker van „Tbemis",
belast mr. M. De Pinto, redacteur van dat
tydschrift, en als oud voorzitter van fabrieks-
en handwerksnyvorbeid mr. C. A. Vaillant,
bestuurslid.
De Koningin heeft het haar aangeboden
vaandel van de eerewacht te Maastricht, die
de Koninginnen by het bezoek heeft begeleid,
welwillend aanvaard als een blyvende herinne
ring aan de aangename dagen van 20 24 Mei
De hoofden der sociëteit „Trou moet
Blycken", te Haarlem, hebben sinds 1839 voor
20 jaren, sinds 1859 voor 30 jaren en sedert
1889 telkens voor 5 jaren van de gemeente
in huur het terrein in den Haarlemmerhout,
dat door die sociëteit wordt gebruikt als buiten
sociëteit.
Het daar staande gebouw voldoet thans
niet meer aan de meest bescheiden eischen
en wordt zóu bouwvallig, dat vernieuwing
hoog noodig isbovendien is het terrein vóór
het gebouw door het vermeerderd getal leden
en bezoekers te klein geworden en is het dan
ook noodig, het gebouw binnon de bestaande
omheining meer achteruit te plaatsen.
Hoofden wonschen tot die verbetering over
te gaan, uoch hebben zich vooraf gewend tot
den Gemeenteraad, om, met het oog op de
belangrijke kosten, te verkrijgen, dat de grond
voor ten minste 30 jaren in huur worde afge
staan; voorts vestigen zy de aandacht erop,
dat, nu aan Haarlems ingezetenen thans meer
dan éëne gelegenheid wordt aangeboden tot
het bijwonen en aanhooren van muziek-uit
voeringen in de open lucht, de verschuldigde
huur ad f 500 'sjaars hun zeer hoog voor
komt, en vragen die huur aanmerkelijk te
verminderen.
Door B. en Ws. wordt aan den Raad voor
gesteld het terrein tot 31 December 1925 in
huur te geven en den huurprys te handhaven.
De huurprys komt hun niet te hoog voor,
vergeleken by hetgeen ten opzichte van den
lieer H. Scholten (wiens hotel in de onmiddel-
ïyke nabijheid der buiten sociëteit ligt) en de
maatschappij tot exploitatie van staalwater-
bronnen is bepaald.
Eerstgenoemde betaalt f 300 per jaar voor
huur van stadsgrond, terwyl door laatstge
noemde f 0.20 per M1. 'sjaars wordt betaald.
Door Ged. Staten van Noord-Brabant is
voor verschillende gemeenten opneming van
boekon en kas van den gemeente-ontvanger
van hunnentwege bevolen.
Aan zyno toezegging ter jongste alge-
moene vergadering van de Vereeniging van
en voor Nuderlandsche Industriëelen heeft het
Bewind 29 Juli voldaan mot do aanbieding
aan H. M. co Koningiu-Weduwe-Regentes van
onderstaand adres.
Daarby gaf het met den meesten eerbied
te kennen
dat de Vereeniging reeds vele malen zich
gedrongen hoeft gevoeld het Hoofd van den
Staat te nadoren met de ernstige bede, dat
's Lands R geering do aandacht vestigen mocht
op het verloopon van den nationalen arbeid,
vooral by onzen workmans- en boerenstand;
dat de oorzaak, althans eene der voorname
oorzaken van den teruggang in de volkswel
vaart te vinden was in de met-voorzichtige
viystelling (1S62, 1877) van een groot aantal
voortbrengselen van vreemde nyverheid by
hun invoer hier te lande;
dat zekere takken van handel en scheep
vaart van die vrystelling voordeel mogen
hebben getrokken, doch dat Uwer Majesteits
onderdanen, die by den Landbouw of by
Fabrieks- en Ambachtsnijverheid het brood
motten winnen, allengs in meerdere mate in
hun kostwinning zyn beperkt, en dat een
zeer nauw verband hiermede schijnt te houden
het zorgwekkend verscbynsel van werkeloos
heid en haar gevolgen, waarvan Nederland de
treurige ervaring dagelyks opdoet;
dat die veel te lang reeds miskende en
ontkende toestand in hooge mate wordt
verergerd, nu het koninkrijk België openlyk
met het vryhanlei-stelsel gebroken en den
invoer van menigvuldige voortbrengselen der
Nederland8che volksvlyt met hooga invoer
rechten heeft belast;
dat maatschappijen en vermogende firma's
of fabrikanten reeds door verplaatsing van
hunne inrichtingen naar geno zijde der
grenzen (wat hunne persoonlijke belangen
aangaat) de verliezen trachten te keer te
gaan, welke voor hunno bedrijven uit het
nieuwe Belgische Tarief te wachten staan,
maar dat niet door een ieder dit redmiddel
aanwendbaar is, en dat alle aan den grond
verbonden takken van volksvlyt niet door
verplaatsing te redden zyn, met name niet
die der boerenarbeiders, wier aantal op 60,000
wordt geschat, en die aan totalen ondergang
blootstaan met hunne gezinnen; dat vanwege
de eigenlyko grondeigenaren de wensch bereids
vernomen werd, dat voor hen als zoodanig
de grondbelasting tydelyk en ten deele mocht
worden buiten werking gesteld; doch dat,
naar veler meening, dit middel geen uitkomst
zou bieden, zeker niet voor degenen, die, hoe
wel by den landbouw betrokken, zelf geen
grond in eigendom bezitten; dat bovendien
de stand van 's lands geldmiddelen niet zóó
gunstig mag heeton, dat deze gevoelig verlies
ongedeerd zoude kunnen lyden;
dat de meest natuurlijke en minder bezwa
rende maatregel zoo van voorziening in den
dreigenden volksnood, als van tegenweer tegen
België, zoowol als tegen Duitschland, Frank
rijk en alle andere landen, die den invoer ten
hunnent met hooge rechten hebben bemoei
lijkt, is: „gevolg te geven aan den onlangs
in de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan
bevolen stap, ook reeds door den minister van
financiën in uitzicht gesteld, te weten: eene
doorgaande herziening van het Nederlandsch
Tarief van invoerrechten";
dat die herziening herhaaldelijk vanwege
de Vereeniging en op onwederlegbare gronden
is aanbevolen; laatstelijk by een aan de
Tweede Kamer gericht adres, afgedrukt in de
„Nederlandsche Industriëel" van 24 Maart j.l.,
waarvan wy H. M. eerbiedig verzoeken inzage
te willen nemen;
dat langs dien weg ön Landbouw èn Nyver
heid in de gelegenheid zullen worden gesteld
zich tegen alle overdreven vreemde mededin
ging te herstellen, en der schatkist tevens
een niet te versmaden versterking van vaste
inkomsten als vanzelf zal te beurt vallen,
zonder dat de wetgever (gelfik thans in België,
Duitschland, Frankrijk en elders) de grenzen
der gematigdheid zal behoeven te overschre
den, nu vooral, nu eene Nederlandsche wet
nieuwe waarborgen gaf tegen ontduiking van
de belasting op den invoer, voor zoover die
naar do waarde verschuldigd is.
Redenen waarom de Vereeniging van en
voor Nederlandsche Industriëelen tot Uwe
Majesteit met den meesten eerbied het verzoek
richt, gelijk zy do eer heeft te doen by deze,
dat het Uwe Majesteit behagen moge Hoogst-
derzelver Regeering op te dragen in dien
geest en binnen den kortst mogelijken tyd,
handelend te willen optreden, tot redding
inzonderheid van den nationalen arbeid, in
diens nederigste sferen
'tWelk doende, enz.
De „Vereeniging van leeraren en onder-
wyzors aan de ambachtsschool te Rotterdam"
wil een nationaal genootschap voor ambachts-
ondorwys oprichten, waarvan het hoofddoel
zal zyn: bevordering van het ambachtsonder-
wys m Nederland, door onderlinge besprekingen
en wisseling van gedachten over all*s, wat
op dat onderwijs betrokking heeft. Ook hoopt
men door zulk oen genootschap de stoffelijke
belangen der leden te behartigon.
Kerkvoog-den der Hervormde gemeente
te Winterswijk ontvingen van den minister
van binnenl ndsche zaken de volgende missive:
„De muursuhilJering, in het koor der Ned.-
Herv. kerk te Winterswyk ontdekt, is geble
ken eene voortzetting to zyn van „Het laatste
oordeel", en in menig opzicht merkwaardig.
Het is de omvangrykste muurschildering,
welke tot dusver in Nederland aan het lich'
gekomen is, want zy beslaat eene oppervlakte
van ongeveer 50 MV Zy dagteekent uit het
laatst der XVde of het begin der XVIde eeuw
en is voor de kennis onze vroegere schilJor-
kunst, waarvan uiterst weinig voorbe.ldei
tot ons gekomen zyn, zeer belaDgryk. ff.t
is daarom zeor wenschelyk cit tafereel als
oen document voor de nationale kunsthistorie
te behouden, en ik heb mitsdien de eer Uw
college in overweging te geven, daartoe to
besluiten en hot niet te doen overwitten."
De matinée in het Park van het Koninklijk
Paleis Het Loo werd gistemamiddag gegeven
voor een 150 tal genoodigden, benarde uit
dames en heeren uit de provincie en officieren
van de regimenten, waarvan de staf in Gelder
land garnizoen houdt. De muziek van het
8ste regiment infanterie gaf eene uitvoering.
H. M. de Koningin woonde de matinóe, welke
van kwart over tweeën tot kwartier over
vioren duurde, niet by.
De minister van binnenlandsche zaken
bezocht gisteren de onderwijsinstellingen te
Delft.
Aan het Staatsexamen tot toelating aan
do Universiteit namen gisteren deel 9 candi-
daten voor de faculteiten der godgeleerd
heid, enz.
Toegelaten zyn 5 candidaten, de heeren
J. Andreoli, J. H. Stieger, W. Wolters, B.
Daum en W. J. Lente.
Voor de faculteiten der geneeskunde, enz.
werden 5 candidaten geëxamineerd. Toege
laten zyn 3 candidatende heeren F. Bonke,
W. Borst Pauwels en P. Vlekke.
Het examen wordt voortgezet met 1 candi-
daat en is met een ander nog niet afgeloopen.
Na voortzetting van het examen is van de
vorige groep alsnog afgewezen 1 candidaat.
Gisteren werd te Amsterdam, in „Kras-
napolsky", «Ie zosde jaarlyksche algemeene
vergadering der Nederlandsche Organisten-
Vereoniging gehouden. De Vtreenigmg telt
thans 107 leden-organisten en 52 donateurs.
De stand der financiën is zeer gunstig, do
eerste uitkeering uit het ondersteuningsfonds
vond in het afgeloopen jaar plaats. Do heor
Jos. A. Verheyen werd tot voorzitter, de heer
J. A. Scholte tot muziek-commissaris herkozen.
De 7de algemeene vergadering zal in 1893
te Haarlem worden gehouden.
i)
Sedert drie dagen was in het huis van den
magistraat van Csongrad het vuur op den
haard niet uitgegaan, zóó groot waren de
toebereidselen voor het bal, dat het carnaval
van het jaar 1822 vorstelijk besluiten zou.
Want voor eenigo dagen eerst was in het
geheels comitaat de staat van beleg afge
kondigd, welke gebeurtenis vele gasten naar
den zetel van het comitaat had gebracht,
voornamo leden van den krygeraad, die hier
vermoedelijk hunne functie moesten uitoefenen,
eene heele massa advocaten, die zich op de
vermoedelijke verdedigingen voorbereidden,
zelfs sentimenteels voorname dames uit de
naburige comitaten, gevoelige zielen, die zich
met de hoop vleiden, weer eens een terecht
stelling te kunnen aanschouwen en het treu
rige lot der misdadigers te kunnen beweenen.
Daarom werd dan ook bij den magistraat
Van Caongrad sedert drie dagen gebakken en
gebraden. De knechts hadden dag en nacht
de handen vol en onafgebroken liep men in
het huis heen en weer. De logeerkamers
waren alle vol en de vrouw des huizes her
ademde, toen de balavond eindelijk gekomen
■was. Nu naderde het einde der drukte.
Weldra vulden zich de feestelijk versierde
■zalen met de voorname wereld van het comi
taat, schoone dames in zijde en atlas met
Jro8tbare oude versierselen, vlugge dansers
en eerwaardige notabelen met ernstige ge
zichten. De oude heeren vereenigden zich in
de speelzalen, waar eene kleine pbaraobank
geïmproviseerd werd - in alle eer natuurlijk 1
Hooge inzetten waren streng verboden, voor-
loopig althans. In de danszalen vermaakte
zich do jeugd, lachend schertsend, met wals
en czardas.
Hoe vast bielden de dansers en danse
ressen elkaar omstrengeld bij den vurigen
dans, en wat plaagden en fopten z(j elkander!
De viool der zigeuners speelde vurige wijzen,
die de zinnen bedwelmden, en de cimbaal
slager sloeg met zyn klein hamertje op de
blinkende snaren van het instrument, zóó, dat
zij klaagden en weenden, zóó, dat zij bijna
vonken spatten.
En de overmoedigste van alle danseressen
was de scboone dochter van den magistraat,
eene blondine, groot, majestueus gebouwd,
twintig jaar oud, al noemde men haar met eene
teedere verkleining ook nog altijd Boriska -
kleine Barbara. Zy lachte zoo vroolyk, zy
danste zoo gaarne, zij gaf niet eens den can-
didaat-notaris een blauwtje, die er andere
vele kreeg, omdat hij de meeste meisjes
slechts tot den schouder reikte.
Hen zag haar overal, de schoone Boriska,
al bleef zy ook niet lang in de zaalals men
haar in de eene miste, was men er zeker
van, haar in eene andere te vinden.
Dat dacht men althans. Want toen het elf
uren Bloeg, verdween z(j ongemerkt uit de
helder verlichte zalen en ijlde door een winter
tuin naast de eetzaal. Daar wierp zy een
enkelen blik in den spiegel, die haar een
gezicht met roode wangen en stralende oogen
liet zien. Zy stak de witte roos in bet baar
vaBter, wierp een witten doek om de schou
ders en snelde daarop door een veriaten
voorhuis over eene flauw verlichte kleine
zytrap naar den tuin.
Het was een stille, koudo winternacht.
Ale twee ryen dreigende spoken staarden haar
de oude, kale boomen aan, die hun knoestige,
met sneeuw bedekte armen naar haar uit
strekten. De sneeuw knarste onder hare voeten,
toon zy door de laan stapte, die naar een
in den winter verlaten, eenzaam tuinhuisje
voerde. Zy opende de deur en eerst nadat
zy de donkere ruimte binnengetreden was,
wierp zy een blik terug op het trotsche
heerenhuis, uit welkB heldor verlichte ven-
stere ruischende muziek in den stillen, nach-
telyken tuin neerdaalde. Opeens scheen zy
een ander gedruisch te hooren. Zy luisterde
In de eenzame czarda van ,de waterzak"
zoo noemde men in den omtrek den ouden
Jacob, die nooit wyn dronk, Jacob, den waard
zat dienzelfden avond een Betyaar. Het was
een knappe jongen met donkere oogen en
een donker snorretje. Hy was misschien niet
veel meer dan twintig jaar oud en leefde
toch al sedert jaar en dag als roover in de
heide. Dat wil zeggen: hy roofde niet. Eens
had hy in de stad het geld verdronken en
verspeeld, dat hy op de markt voor de achapen
van zyn meester had gebeurd, en toen was
hy naar de heide gevlucht, om aan de etraf
te ontkomen. Hy roofde niet en stal niet
hy verscheen alleen gewapend in de verlaten
hoeven, als hy hongerig en dorstig was. Dan
zette men hem de beste spyzen en de beste
wynen voor, ja, men gaf hem menigmaal
ook uit eigen beweging wat geld en dan
trok hy weer verder, zonder het den men
schen lastig te makon. Het leven beviel hem
uitstekend en by gaf er niet veel om, dat
do gendarmen dikwyls jacht op hem maakten.
Ja, zelfs de pas afgekondigde staat van beleg
schrikte hem niet afi
De oude Jacob evenwel meende, dat hy
toch verstandiger deed, als hy in het naburige
comitaat ging wonende jonkman echter
lachte en zeide, dat hy Csongrad te lief had
en niet van deze streek kon scheiden.
In de gelagkamer zat nog eene oude zigeu
nerin, wie de winter hier heen gedreven had,
en die uit medeiyden een plaatsje by de
warme kachel had gekregen.
Opeens kwam de jonge Komlós Vincze op
de gedachte, zich door de oude te laten waar
zeggen.
„Kom hier, heks," zeide hy weinig boffeiyk,
„en lees my de toekomst uit de hand."
De oude strompelde naar hem toe en be
studeerde een pooBje met een gewichtig ge
zicht de handpalm van den jongen man.
Daarop deed zy een langen trek uit hare
korte, vuile kalken pyp en zeide: „Wacht je
voor den vastenavond in Csongrad I"
De jongen lachte.
„Zy weet ook al", zeide hy tot den ouden
Jacob, „dat de staat van beleg afgekondigd
is. Ja, dat zal een mooie vastenavond in
Csongrad worden. Menigeen zal in de luebt
dansen, als de wind de galg heen en weer
schommelt. Haar ik, ik ben niet bang, bruine
heks
De tyd schreed voort. Het was al over negenen.
Komlus Vincze stond op en stak het pietooi
in een gordel, dat voor hem op de tafel lag.
„Waarhoen zoo laat in den avond?"
„Ik moet nog eene verre boodschap doen,"
zeide de Betyaar. „Een schoon meisje wacht my."
„Goed succesI" bromde de waard, terwyl
hy den jongen man uitgeleide deel Er streek
een scherpe wind ovor do heide on het ruischto
in het riet van den naburigon Theissoever. De
jonge man echter wierp zich welgemoed in
het zadel en reed zonder groet weg.
De waard kwam nog juist bytyds in de
kamer terug om de zigeunerin te verrassen,
toen zij een tinnen lepel van de tafel in baron
zak wilde doen verdwynen.
In een oogenblik had de oude Jacob haar
den lepel ontrukt.
„Is dat de dank voor de gastvryheid? Er
uit, heks!"
Daarby gaf de nog altyd eterke man haar
een stoot, zoodat zy de deur uitvloog.
„Ziezoo, nu kun jfl je in het riet warmen 1'
zeide hy, terwyl hy de deur aebtor baar sloot.
De oude zigeunerin stond niet dan met
moeite uit de sneeuw op. „Ik zal het je be
taald zetten, oude deugniet I" siste zy nauw
hoorbaar. Daarop sloop zy naar den stal,
deed by het stroo wat en koos het hazenpad.
Toen zy na een half uur omkeek, was de
horizon hel verlicht. De czarda stond in lichter
laaie en de wind wakkerde de vlammen aan.
De zigeunerin lachte heesch en ging rustig
verder. (Slot volgt.)