N°. 10863 Donderdag 25 Juli. A0. 1895 §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zfin- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DE BRUIDSSCHAT. LEIDSCH DAG-BLAD PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post 1-40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 1—6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Onder het hoofd Pensioen lezen we in Eet Ni emus van den Dag Verkwikkend, als eene koele hand op een warm voorhoofd, komt in deze snikheete dagen de tyding tot ons, dat de Regeering besloten heeft eene Staatscommissie te be noemen, die het vraagstuk pensioen v«or oude werklieden zal hebben te onderzoeken. Gemakkelijk is het vraagstuk niet. Er komt by te pas staathuishoudkunde en statistiek; men zal tabellen van bevolking en leeftyd hebben te raadplegen, en zoo die ernietzyn, zal men ze moeten samenstellener zal een wiskundig hoofd in de commissie zitting moeten nemen; kans- en andere rekening zal haar woord moeten medespreken. Maar wy hebben heldere hoofden genoeg in ons vaderland. Opgelost zal het vraagstuk wel worden. De maatschappü heeft twee zelfkanten: de kinderen en de ouden van dagen. Alle lyden vraagt om leniging en het Christendom predikt, geiyk het dit reeds achttien eeuwen heeft gedaan: help al wat ïydt. Maar van alle lijders en lijderessen hebben wy ons het eerst te richten tot hen, van wie niet geëischt kan worden, dat zy zichzelf zullen helpen. En tot dezen behooren de kinderen en de be jaarden. Een der eerste maatregelen, die ge nomen zyn om het zwakke kir.d te beschermen, ging uit van den heer Van Houten, thans onze minister van binnenlandsche zaken, die door de wet op den kinderarbeid zich een onvergankelgken naam heeft verworven in de geschiedenis onzer beschaving. En nog zyn wy mot de kinderen niet gereed. Er is nog meer, waartogen het kind moet worden beschermd. Intusschen zal thans ook een aanvang worden gemaakt met de regeling van de pen- sionneering der bejaarde werklieden. Zal evenwel, wanneer de oplossing gevonden is, de toepassing volgen? By de oplossing komt kennis te pas, groote kennis maar voor de toepassing hebben we hart noodig, een groot hart. Is het bericht waar, heeft de Regeering tot de benoeming eener com missie besloten, dan wenschen wy haar daar mede geluk. Deze aanvang van eene goede zaak doet haar hart eer aan. Aan de commissie, met die taak heiast, wenschen wy voorspoed toe op haar moeiiyk, maar edel werk. En aan de mannen, die eenmaal moeten beslissen óf de werklieden inderdaad pensioen zullen ontvangen, wenschen wy toe hart, veel hart. Hoe heeriyk zou het zyn, wanneer Koningin Wilhelmina, ten dage dat zy den troon beklimt harer Vaderen, aldus zou kunnen spreken: In dit myn koninkryk wordt geen kind beneden de twaalf jaren verwaarloosd en behoeft geen burger boven de vyf en zestig do hand uit te steken naar een aalmoes. De Nederlander spreekt in een artikel over onze volksschool als haar vaste meening uit, dat op den duur een volk zich eerst dan goed ontwikkelen zal, wanneer het onderwys zooveel mogelyk aan de overheid onttrokken en aan particulieren is overgelaten. De vrüe school daarentegen acht zy niet alleen een middel, om de verschillende gods dienstige richtingen, maar eveneens om de verschillende paedagogische inzichten tot hun recht te doen komen. Slechts vooroordeel doet dit voorbyzien, en wel omdat er tegen de vrye school drie be zwaren bestaan. In de eerste plaats is de vrye school arm, de openbare betrekkeiyk ryk. Vergelijkt men beide, dan moet de eerste hot natuuriyk af leggen. Maar vindt nu het middel uit om de vrye school evengoed van geld te voorzien als de openbare, en gy zult spoedig ontwaren, dat ook hierby uitkomt dat de particulier voor minder geld beter werk levert dan de overheid. Een tweede bezwaar is, dat by volkomen vrye concurrentie de onderwyzer het slacht offer wordt van de wet van vraag en aanbod, en in den regel genoodzaakt zal worden een kommervol leven te leiden. Daarom moet er gezorgd worden, dat de onderwyzer ook by het vrye onderwys een behoorlijk loon ontvango. Een derde bezwaar is, dat de onderwyzer by de vrye school licht het slachtoffer wordt van luim en willekeur. Er moet daarom ook tegen misbruik van macht worden gewaakt. Er moeten eenige waarborgen zyn, dat de onderwyzer, die zyn plicht doet, niet door willekeur van een onkundig af onwillig school bestuur zonder grond naakt aan den dyk kan worden gezet. Tot dusver ontbroken de waarborgen en middelen, om de noodige fondsen byeon te brengen, alsmede om de vryheid tegen mis bruik van macht en concurrentie te bescher men. Het is daarom volkomen begrypeiyk, dat zeer velen in het ideaal, dat wy voorop stelden, niet gelooven. Zy kennen de vrye school niet van haar goede zyde en zien niet in dat men eene vrye school kan verkrijgen zonder de zoooven aangegeven gebreken. Maar juist daarom wordt hot tyd over deze gewichtige quaestie meer en meer onze ge dachten te laten gaan. Het blad is overtuigd, dat op den duur mannen van allerlei richting zuilen meewerken, om eene betere volksschool dan de bestaande in het leven te roepen. De Gelderlander 6chryft over hot zooge naamde Toynbee-work, dat men in den laatsten tyd, o. a. door het vertalen der Engel- sche brochure van Alfred Milnes, by ons tracht inh6om8Ch te maken: Het blykt ons uit de brochure van Milnes dat Arnold Toynbee, eon jongmensch van nog geen 21 jaar, zich, zonder daarnaar te streven, aan de universiteit den naam van „apostel Arnold" verwierf en in staat was, enkel door de kracht, die van zyn karakter uitging, een onmetelyken invloed ten goede op talryke lieden, zoo oude als jonge, te osfenen en hen als ware het te dryven tot oen gezette inspaoning voor het groote werk der oplossing van de sociale quaestie, door de vreedzame en genereuze middelen, die het Christendom aan do hand doet. Toynbee werd in Angus tus 1852 geboren en woekerde zóózeer met zyn tyd, dat hy, ofschoon, meestal door de werkz tamheden van zyns vaders affaire daar van afgetrokken, zich toch nog kon voorbe reiden tot een academische opleidingin 1873, na zyns vaders dood, liet hy zich aan de hoogeschool te Oxford als student inschry ven, studeerde daar hard aan de colleges Pembroke en Balliol, promoveerde en werd reeds in October 1878 tot privaat-docent aan laatstge noemd college bevorderd. Zyn invloed over degenen, met wie hy in aanraking kwam, was buitengewoonhy bezit de zeldzame gave, de gemoederen van jongelieden voor een bepaald doel in geestdrift te brengen; door zyn woorden aangezweept en door zyn voorbeeld bezield, hebben talryke studenten, en na hen anderen, zich gewyd aan een byzondere zorg voor de armen in het algemeen, door huisbezoek, door giften waar het te pas kwam, door onderwys, door het aandringen by de wereldlyke overheid op die hervormingen en verbeteringen, welke het meest noodig waren. Geiyk wy zeiden, is hy op tamelyk vroe gen leeftyd gestorven, hy heeft zich over werkt: onvermoeid was Arnold Toynbee in het houden van lezingen en in de pogingen tot stichting van vereenigingen gelyk Toyn bee Hall to Londen, totdat een vroegtydige dood hem verraste. "Wy hebben den oorsprong van het Toyn- beo-werk, het karakter en de dadon van den stichter hier gereleveerd, om te kennen te geven dat Toynbee-werk den geldeiyken steun van Katholieken wel verdient, wanneer het zich houdt aan de oorspronkeiyke bestem ming dezer stichting, wanneer het blykt te zyn een soort Protestantsche St.-Vincentius- Conferentie of Piotestantsche Gezellen-Vereeni- ging, in zoover men zich ook toelegt op het geven van onderwys, vooral herhalingsonder- wys, en het openen van lees- en ontspannings lokalen. Zulk een edel pogen verdient natuur iyk waardeering. Er bestaat vanzelf niet de minste aanleiding voor een Katholiek, om lid te worden van een Toynbee-genootschap. Hetgeen Toynbee wilde, wordt reeds op betere wyze en op ruimer schaal van katholieke zyao beoefend. Er is iets anders, waarop wy wildon wyzen. Wy hebben voor ons liggen de statuten van het Toynbee-werk te 's-Hage. Behalve hetgeen wy genoemd hebben, komt daar ook in voor: het houden van lezingen en het organiseeren van groote byoenkomsten. Dit heeft nooit in do bedoeliugen van Toynbee gelegen en kan leiden tot politieke propaganda. Voorts vinden wy daarin het houden van leerryke clubs, waartoe gemengd gezelschap wordt uitgo- noodigd. Zulk een clublokaal kan lichteiyk een danshuis worden, en al staat er niet op het programma „na afloop bal", de slotscène van zulke zoogenaamd leerryke byeenkomsten van jongeheeren en dames uit den minderen stand zou toch allicht een dansparty zyn. Toynbee-stichtingon inet zulke statuten ver dienen vanzelf noch onzen steun, noch onze waardeering. Hot is te hopen, dat men in on-katholieke kringen zich houde aan hot oor- spronkelyk idee van Arnold Toynbee. Het Eaagsch Dagblad is niet gerust over den toestand op Atjeh, waar het me9r agressief opgetreden zou willen zien. Anderen en mannen van naam op militair terrein deelon die meening. Naar aanleiding van de verontrustende berich ten uit Indië over Atjeh maakte het blad (het telegram van hot handelsblad over den aaaval op de Chineesche kampong was toen den schr. nog niet bekend) zich ongerust, al doet hot niet mee aan alarmeering. „Onvoorwaardelyk geloofden wy de Regee ring, toen zy verklaarde dat er geen aan leiding bestond voor het in de wereld zenden van een bericht, als Reuter verspreidde. De waarheid bovenal getrouw aan die leuze, kunnen wy toch niet ontkennen, dat uit hetgeen omtrent den toestand in Atjeh bekend wordt, schynt te blyken, dat er in Atjeh nu en dan iets voorkomt, 't welk niet getuigt van vooruitgang in onze verhouding tot de Atjehers. In het schryven, door De Telegraaf ont vangen, wordt by vernieuwing gewaagd van min-gunstige verscbynselen. Nu zullen wy de laatsten zyn aan die informatiën groote waarde te hechten; maar al te dikwerf blekeu zulke particuliere in lichtingen ongegroud of niet geheel juist. Gelden zy gewone feiten, dan komt het op de betrouwbaarheid minder aan. Zoodra evenwel onze positie in Atjeh er by betrok ken is, wordt het een gansch andere zaak. Volgens het bewuste bericht nu, zou men in de militaire kringen in Atjeh zeer ont stemd zyn over de politieke verblinding van het bestuur, die wellicht een debacle zou kuDnen ten gevolge hebben. Het heulen met de Atjshsche hoofden zou voorts veel kwaad hebben gedaan, omdat het den indruk geeft van onmacht. Daarenboven zouden onze strydkrachten, door het vruchteloos en doelloos bezetten van een nieuwe terreinstrook, zeer versnipperd zyn. De troep, welke daardoor aan gevechts kracht verloor, zou thans te afmattender en te drukkender diensten moeten verrichten. „Allerminst" wy gaan de critiek over de houding van Toekoe Djohan stilzwygecd voorby „zou het Atjehleger er ontstemd over zyn, dat men zich in patria de Atjsh- zaken niet aantrekt"." Hoewel togen dit laatste protesteerende, meent het blad dat de natie zich onbezorgd over Atjeh biyft maken. „Er zyn er, die, hoewel het tegenwoordig systeem, door de Regeering gevolgd, goed keurend, de volledige onderwerping van de Atjehers nog in de eerste twintig jaren niet verwachten. Geen wonder, dat, onder die omstandigheden, onwillekeurig de vraag ryst: kan dat niet anders, moet in dat vooruitzicht worden berust? Die vraag, ook door ons meermalen gesteld, vindt haar grond niet in oppositiezucbt. Wy noemen .het onvaderlandslievend van zulke quaestión party quao*>tiën te maken. Tegenover don vjjand valt alle party-onderscheid van de socialisten van alle kleur, die in helden „moordenaars" zien, spreken wy hier niet natuurlyk weg; dan kennen wy slechts Nederlanders. In verband tot die overweging werd door ons met levendige voldoening een gerucht vernomen, 't welk bedriegen wy ons niet niet uit de lucht gegrepen is. Het opperoestuur zou namelyk het voor nemen koesteren generaal Vetter, spoedig nadat hy zyn functie van opperbevelhebber van het Indisch leger zal hebben aanvaard, naar Atjeh te zenden, ten einde daar den toestand ernstig na te gaan in overleg met den bevel hebber onzer troepen Spreekt het bericht waarheid en wy meenon, zooals wy aanstipten, reden te hebben het betrouwbaar te noemen dan zouden wy den Minister van Koloniën voor dat voor nemen dankbaar wezen. Generaal Vetter is toch vroeger zelf op Atjeh geweest en komt dus in een pays connu. Daarenboven be zit by militaire qualiteiten, welke aan zyn eventueel advies byzondere waarde zouden mogen doen hechten. Aan zyn raad of uitspraak zou het Eaagsch Dagblad veel ook voor Atjeh hechten." Familie-Berichten uit verschillende bladen. GEHUWD: C. B. Van dor Heide en C. E. Bein- dorff. Johannesburg (Transvaal'. BEVALLEN: L. 11 B. De VVetstein Pfister geb. v. d. Valk, Z., Den Haag. R. Krenk geb. Oppen- heim, Z., Rotterdam. P. J. M. Dolfegnies geb. Van Marl o, Z., Diepenveen Mevrouw Moijners geb De Bas. D., Utrecht. Mevrouw Wijers geb Tjeenk Willink, D., Borkeloo C. M. Oldcman geb. Mulder, Z., Ouwerkcrk iu Duiveland. E. G. W. Van Ree geb. Trik, Z., Aardswoud; A. C. Rink geb. Van .Sloterdijck, D., Doorn. OVERBIDDENWed. A. J. M. Van Oordt geb Sueriuondt 76 j., Kissingen. Wed.dr D. J.Steijn Parvé geb. v. Naorsen, Apeldoorn. Wed. J. C. Van Rossum geb. Dijkboll 73 j., Den Haag. J. M. Van Dugteren geb Schot 35 j., Rotterdam. L. 11. Sichteimann geb. Bax 63 j., id. L. N. A Van don Bergb, M., id.J. A Tinholt, M., 67 j. Baarn. W. Prins, M., 73 j., Andijk. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek. WEEK van 8 tot 14 Juli. Datum. Uur Aautal. Gem. Eng. Standt. 8 Joh 8.— 9.30 7 16.8 9 8.9.45 8 16.C 10 8.— 9.45 7 16.8 11 8.— 9.30 8 16.8 12 8.— 9.45 7 16.4 13 8.— 9.45 8 16.6 14 8.— 9.45 8 16.6 Dit boteekent; Wanneer men 5 cubic feot 141.6 liters por uur van zulk gas verbrandt in oen flngg's London-Argand-Standard burner No. 1, met 21 gaatjes, wordt oen liebt vorkregen, dat in sterkte gelijk staat met 16.8, 16.6 enz. Btaodaardkaarson, waarvan elke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt. id Philippe wist niet wat haar vader met den heer Veina had gesproken, anders zou zy zeker niet besloten hebben naar het kasteel te gaan, en Devallet kon het haar thans niet meer zeggen: dan had by dadelyk open kaart moeten spelen. Hy trachtte daarom wel haar tegen te houden, maar het ware argument kon by niet aanvoeren. Hy liet haar dus gaan; er mocht dan van komen wat wilde. Philippe bad gelyk: het werk was besteld en het geld konden zy best gebruiken. Op denzelfden morgen, dat Philippe op Loevestein kwam, was Frans Veina van daar "vertrokken. Een paar dagen had hy nog ge wacht of Devallet hem eenige opheldering zou komen geven omtrent zyn zonderling gedrag, welke opheldering by reeds dien Zondagmorgen zelf was gaan vragen, maar toen de opzichter in de fabriek van Vogels niets van zich hooren liet en diens dochter evenmin, besloot hy verdere pogingen op te geven. Hy had het meisje gaarne willen trouwen; hij had zelfs geen lust of moed om nu naar een ander om te zien. Hy zou dan maar ongehuwd naar Indiê terugkeeren en daar wel eene vrouw vinden tenzy hy er maar geheel en al van afzag en een erf oom werd voor Margeriet Sluitering. Met den eersten trein was hy naar Am sterdam gegaan om daar zyne koffers te pakken en zyne maatregelen te nemen voor de terugreis. Vóór hy heenging zou hij op Loevestein nog een afscheidsbezoek brengen; voor het oogenblik had hy genoeg van het kasteel, zyne bewoners en hunne kennissen. Aan zyn vertrek in den morgenstond was het toe te schryven, dat de heer Sluitering veel vroeger in de weer was dan gewooniyk en eene ochtendwandeling maakte. Het bosch was hem nog te verlaten op dit vroege uur; sinds het gebeurde in dien bewusten nacbt voelde hy er zich niet op zyn gemak, zooals een hond bang is voor het water, als hy er eens is ingeworpen. Hy was den weg naar de stad gevolgd en daar kwam hem Philippe tegen. Zoo by deze ontmoeting had kunnen voor zien, zou hy zeker den anderen kant zyn uitgewandeld. Hy kon haar echter niet meer ontgaan, maar zyn groet was zoo weinig vriendelyk als overeenstemde met zyn goed hartig karakter en met den indruk, dien een lief en vrooiyk gezicht steeds maakt. Lief nu was het gezichtje van Philippe als altyd, maar vrooiyk volstrekt niet en zy scheen niet eens op te merken dat Sluitering minder welwillend was dan anders. Zy zeide hem, dat zy kwam om haar werk af te maken, tenzy mynheer Sluitering Hier aarzelde zy voort te gaan, want zelve mocht zy hem toch niet aan de hand geven om op de afspraak terug te komen. Het spreekt vanzelf, juffrouw, dat ik myne woorden niet intrek; maar ik had er niet op gerekend, dat het werk zóó lang moest duren. Als u het niet binnen een dag of veertien kunt ton einde brengen, moet ik er van afzien. Ik begrijp niet hoe u dagen lang uit de stad kunt gaan Ocb, mynheer Sluitering, ik ben niet uit de stad geweest, maar er is zoo iets heel treurigs gebeurd. Treurigs gebeurd? herhaalde Sluitering, by wien eensklaps het goede hart weder bovenkwam en alle stugheid week; wat is er dan gebeurd? Philippe vertelde hem wat haren vader was overkomen en zy zwoer by het heiligste, dat er bestond, dat by onschuldig was. Maar was nu maar dadelyk bij my ge komen; dat sommetje had ik je best kunnen leenen Ikzelve heb het geld wel, maar vader zegt, wanneer hy het gaf, zou dit als een bewys worden beschouwd, dat hy schuld had, en hy heeft geene schuld. Ik neem het graag aan, myne beste juffrouw, maar jo hadt in ieder geval by ons kunnen komen, in plaats van dat briefje te schryven. Myn zwager denkt nu, dat je van hem hebt afgezien. Ik ik begryp u niet, mynheer. Maar my dunkt, 't is toch nogal dui- delyk. Als u de invitatie aannam, was het immers een bewys, dat u er in toestemdet zyne vrouw te worden? Wie zegt dat? Wel, dat was de afspraak met uw vader, die myn zwager zelf met hem gemaakt heeft. Mynheer Veina heeft aan uw vader uwb hand gevraagd; die zou u polsen en als gy ja zeidet, zou by met u de invitatie voor het dineetje aannemeD. De invitatie wordt aan genomen, maar dien dag zei ven schryft ge ze af en zegt ge dat ge uit de stad gaat. Je zult me toestemmen, juffrouw Devallet, dat dit een heel raren indruk moest maken. Mfin zwager heeft begrepen, dat je niets van hom weten wildet, hy is nog naar je toe geweest, maar hy werd zelfs niet opengedaan en van morgen is hy naar Amsterdam ver trokken en hy gaat nu ongetrouwd naar de Oost terug. Ziedaar de heele historie; ze is heel duidelyk, dunkt me. Ik wist van dat geheele aanzoek niets af, zeide Philippe; had ik het geweten, dan zou ik onmiddeliyk bedankt hebben. Zoo! stond mijn zwager u dan niet aan? Dat is eene andere zaak, maar een meisje gaat niet naar een man toe om te zeggen: „Hier heb je me!" Daar is veel van aan. Dat is weer Oostersch van Veina. Enfin, ik zal hem schry ven, hoe de vork aan den steel zit In 'sHemels naam niet, mynheer Slui tering! riep Philippe verschrikt. In 's Hemels naam well antwoordde Slui tering. Wat denkt ge, dat ik zoo'n misver stand zou laten bestaan? Dat ik Veina naar de Oost zou laten gaan, zonder hem te ver tellen, wat er gebeurd is? Hy kan dan doen wat hyzelf wil, maar hy zal my nooit kunnen verwyten, dat ik de oorzaak ben van zyn ongeluk. Want, onder ons gezegd, juffrouw Philippe: hy is dol op u. Maar mynheer Neen, neen, het gebeurt. Laat de eet zaal vandaag nu maar rusten en ga naar je vader, om hem te zeggen, dat ik me met de zaak bemoei. Zoo'n Botermansl voegde Slui tering er, brommend voor zichzelvon, by;wy zullen elkaar eens spreken. Ik zal Veina op hem afzenden die zal hem wel terecht- zettenals het ten minste waar is. Geheel anders dan zy haren vader verlaten had, keerde Philippe tot hem terug. Devallet zat nog byna in dezelfde houding voor het raam met het ontbyt voor zich, waarnaar hy nog geene hand had uitgestoken. Hy kon toch geen stuk door de keel krygen. Onaf gebroken was zyn geest vervuld met dat laatste tafereel in de fabriek en klonken hem de woorden in de ooren van Botermans en de heeren Vogels en herhaalde hy hetgeen door hemzelven was gesproken. Wat hy ook beproefde, die indruk liet zich niet verdringen, het beeld van zyne herinnering had sterker kleuren dan elk ander tafereel zyner verbeel ding of der werkeiykheid. Daar werd gescheld! Een oogenblik rees de gedachte by hem op, dat het iemand van de politie kon zyn en, wel verre dat die mogelykheid hem angst aanjoeg, verheugde hy er zich in: als de justitie er zich mede bemoeide, zou de waarheid misschien aan het licht kunnen komen. Maar hyzelf kon zeniet inroepen: men had hem niet met zooveel woorden beschuldigd; by had slechts zyn ontslag gekregen. En daartoe hadden zyne patroons het recht. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5