N°. 10831.
(Eleze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Leiden, 15 Juni.
Feuilleton.
IDA DE WIAIRE.
Maandag 17 Juni. Ar.1895,
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Lelden per 3 maandenf 1.10.
Franco por post1-40.
Afzondorlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. GrooterQ
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Op de Wit-en-Zwart-tentoonstelling in de
Lakenhal zyn nog drie nieuwo lithographieön
ingekomen van den beer H. J. Haverman.
Aan het verslag over den toestand van
handel en nijverheid in de gemeente Leiden
over 1894, uitgebracht in de Kamer van Koop
handel en Fabrieken, is nog het volgende
ontleend:
Omtrent de industrie in het algemeen van
verduurzaamde levensmiddelen wordt mede
gedeeld, dat zjj zich niet voldoende kan uit
breiden, ten gevolge van verschillende oorzaken
on omstandigheden:
lo Beperkt terrein.
Al de ons omringende landen, ook Rusland
en Oostenrijk, België en Engeland echter uit
gezonderd, zijn door hooge invoerrechten voor
ons gesloten en op het oogenblik is ook in
België een voorstel der Regeering tot heffing
van inkomend recht op verduurzaamde levens
middelen in behandeling.
2o. Concurrentie van Frankrijk op de Engel-
sche en Belgische markt.
Het is een feit, dat Engelschen en Belgen
veel minder groenten verbruiken dan wy en
eelfs de meeste soorten, by ons in zwang,
niet kennen.
Het debiet in die landen bepaalt zich dan
<>ok hoofdzakeiyk tot doperwten en snyboonen,
welke artikelen echter door Frankrijk veel
goedkooper kunnen worden geleverd dan door
ons. De oorzaak daarvan wordt gezocht in
het meer zuidelijk klimaat en den goedkoo
peren arbeid. Alleen in België worden, in de
laatste jaren, dank zij de lagere prijzen der
asperges, met eenig succes blikken met dit
artikel ingevoerd.
Het debiet hier te lande regelt zich naar
een vroegen winter, waardoor versche groen
ten spoedig ontbreken, en een laat voorjaar,
waardoor zy lang wegblijven.
Dit jaar verkeert men in het laatste geval
en is er dientengevolge door de fabrikanten,
die in het moederland hun débouché zoeken,
veel opgeruimd, zy het dan ook tot lage
pryzen, ten gevolge van de hevige concur
rentie.
In Indiè met zyn klein aantal Europeanen
is een meer vast en geregeld debiet, dat in
handen is van eenige fabrieken, die, niet
tegenstaande herhaalde en hevige invallen van
concurrenten, het veld behouden.
Het inkomend recht, dat in de Indièn voor
eenige jaren van 5 tot 10 pet. is verhoogd,
is zeer zeker niet bevorderiyk voor het ver
bruik aldaar, waar het zich beperkt tot ge
fortuneerde Europeanen en tot een enkel
inlandsch Hoofd of ryken Chinees; vandaar
dan ook dat het geen verwondering kan
wekken, dat onze Indien de vtle fabrieken
hier te lande niet tot bloei kunnen brengen.
Resumoerende: het buitenland is hoofdza
keiyk afgesloten, Engeland en Engelsch-Indië
vinden geen smaak in onze groenten, althans
prefereeren hunne eigen merken, het debiet
in onze Indien beperkt zich tot een klein
aantal Europeanen, de afzet in ons land is
zeer wisselvallig, zoodat het alleszins ver
klaarbaar mag worden geacht, dat vele fabrie
ken niet tot wasdom kunnen komen, hun
kwynend bestaan voortslepen of verdwynen.
Omtrent het artikel zeep wordt het volgende
gemeld.
De verwachting, dat het verbruik van zeep
ten gevolge van de afschaffing van den accyns
belangryk zou toenemen, waar dit artikel
sedert die afschaffing met circa 70'/0 in prys
werd verminderd, is niet uitgekomen. De ver
klaring van dit verschynsel wordt grooten-
deels gezocht in het feit, dat de talrijke hier
te lande bestaande kleederbleekerijen en ook de
fabrieken zfin blyven voortgaan hunne eigen
waschmiddelen to bereiden.
De vrees, dat na de afschaffing van den
accyns de zeepfabrieken als uit den grond
zouden oprijzen, is tot heden ook niet bewaar
heid, al zjjn er na en vermoofielyk ten ge
volge van die afschaffing eenige nieuwe fabrie
ken, meest van niet grooten omvang, opge
richt.
In het algemeen meent men dat deze
industrie niet vooruitgaat, in zoover het niet
meer mogelyk is voor goede qualiteit een
loonenden prys te bodingen, waardoor men
genoodzaakt is, om, gehoor gevende aan den
drang tot goedkoope levering, zich toe te leg
gen op de fabricage van mindere soorten, wat
nimmer kan strekken tot verheffing der
industrie, evenmin als dit ten voordeele kan
strekken voor den consument.
Een en ander heeft slechts betrekkjng op
het fabrikaat zachte zeep.
Omtrent de Koninklijke Nederlandsche Grof
smederij werden de volgende inlichtingen
verstrekt. In het jaar 1894 werd met een
bevredigend resultaat gewerkt. In het alge
meen bespeurde men in deze industrie meer
leven, ofschoon men niet overtuigd is, dak
dit van langen duur zal zy'n, waar handel en
landbouw niet de gewonschte verlevendiging
genieten.
In de bovengenoemde inrichting werd ge
middeld met 250 werklieden gearbeid en wer
den belangrijke bestellingen voor ons land en
de Koloniön uitgevoerd. Behalve deze bestel
lingen, werden gemaakt twee stoombooten,
een petroleummotorboot, benevens zeven
andere vaartuigen, terwyi nog in aanbouw
bleven tien andere vaartuigen, waarondereen
petroleummotorboot, bovendien een groot boog-
reservoir, vier bruggen, een groote ponton,
diverse werktuigen en stoomketels.
De hoeveelheid verwerkte metalen bedroeg
160,400 K.G., terwyi aan arbeidsloon werd
uitbetaald een bedrag van ruim f 115,000,
behalve salarissen van ambtenaren.
De vooruitzichten zyn, voor zoover het zich
thans laat aanzien, bevrodigend, aangezien
voor alle afdeelingen, machinebouw, construc
tie- en scheepsbouw, smederyen en gietery
zeer voldoende orders zyn.
Het aantal werklieden thans bedraagt 310.
Het dividend der Leidsche Bouwmaat-
schappy over 1894 is bepaald op 5'/j pCt.
By de herstemming tusschen de heeren
W. Van Driel en F. Veelenturf voor Hoofdin
geland in het 12de district van het Hoogheem
raadschap Rynland is gekozen de heer F.
Veelenturf.
Ds. W. Van Slooten, te Rouveen, beroepen
predikant nair de Nod -Hervormde gemeente
te Ter-Aar, heeft voor dat beroep bedankt.
Voor „In,?enetta" te Ede wordt a. s.
Maandag eene collecte gehouden te Sassenheim,
Lisse en Hillegom.
Ingevolge de wet van 20 April jl. heeft
de minister van oorlog de Commissarissen
der Koninginnen in de provinciën gemachtigd,
om, in gewone tyden, aan de ingeiyfden
by de militie te land, die daarby als loteling
of als nummer ver wisselaar werden ingeiyfd
en zich met verlof bevinden voor zooveel zy,
hetzy reeds vóór hunne inlyving by de militie
hun beroep van de buitenlandsche zeevaart
maakten, hetzy zich voor de zeemilitie hebben
aangeboden, en zy zullen hebben aangetoond,
in de gelegenheid te zyn om het beroep
van zeevart nde buitenslands uit te oefenen,
daartoe, namens Zyne Excellentie, de vereischte
schriftelyke toestemming te verleenen.
De toestemming zal steeds kunnen worden
verleend onder gehoudenheid van den belang
hebbende, om zich na zijne terugkomst
dadelijk aan to melden by den burgemeester
züner woonplaats, en voor elke volgende
zeereis zoolang hy geen paspoort zal hebben
bekomen, eene nieuwe vergunning aan te
vragen.
Overigens zal voorschreven toestemming
niot mogen worden verleend, wanneer de
verlofganger vóór of tydens zyne aanvrage,
in werkelyken dienst is opgeroepen en het
zich niet laat voorzien dat hy van die reis
zou zijn teruggekeerd voordat hy in werke-
keiyken dienst mott opkomen.
Intusschen heeft de minister de bevoegd
heid gegeven om de door den Commissaris
af te geven vergunningen ook te verleenen
voor meer dan i reis, met eenzelfde schip,
met eon gezamenlyken duur van hoogstens
zes maanden en onder gehoudenheid van
den belanghebbende zich na afmonstering van
het schip en in elk geval na do laatste reis
binnen de zes maanden terstond aan te melden
by den burgemeester zyner woonplaats.
In andere dan gewone tyden en ten aanzien
van ingeiyfden bij de militie te land, op wio
de bepaling van het tweede lid van art. 129
der militiewet niet toepasselyk is, wenscht
de minister van oorlog het verleenen der
toestemming tot het aangaan van eene ver
bintenis voor de buitenlandsche zeevaart aan
zich te houden en haar slecht6 te verleenen
voor zeereizen op schepen, voor Nederlandsche
rekening uitgerust.
Zooals men weet, zullen ingevolge de
wet van 20 April 1895 (Staatsblad No. 72)
de verlofgangers der zeemilitie voortaan aan
herhalings o.feningen moeten deelnemen, even
als voor de verlofgangers der militie to land
steeds het geval is geweest.
Yoor deze herhalings oefeningen van de zee
militie is het 3de dienstjaar aangewezen als
dat, waarin die oefeningen moeten plaats
grypen, en zullen dus in het voorjaar van
34)
F.'mrd bleef eerst als versteend zitten.
Het gonsde hem in de ooren, en het was
aUot üij een dolksteek door bet hart had
ontvangen. Daarop stond hy op, liep naar den
uitgang van het gebouw en zeide tot Hugo,
die bem gevolgd was:
„Blunt, je bent een lasteraar 1"
Hugo trachtte zich niet te verontschuldigen.
Hy begreep dat de aan Eduard toegebrachte
wond te pynfijk schrijnde, dan dat op dat
oogenblik woorden eenige beteekenis voor hem
zou Ion kunnen hebben. De betere stem, die
zelfs in het hart van den meest verstokten
zondaar somtyds spreekt, liet zich ook by hem
vernemen. Hy had een oogenblik innig mede-
lyden met zyn vriend.
Toen zy een eind in den stroomenden regen
tloorgeloopen hadden, slaakte Udon een zwaren
zucht en zeide met bevende stem:
„Zeg eens, Hugo, was het misschien ook
een ander meisje? Men kan zich zoo licht
vergissen."
„Maar, jongen, denk je dan dat ik je zoo
zou bedroeven, als ik zelf haar niet in zyne
armen gezien had?" antwoordde Blunt.
„Hoe kondt ge dat zien? Er waren in het
bosch toch geen lantaarns," zeide UdoD, die
zich nog aan een stroohalm vastklampte.
„En de maan dan Die bleeke nachtvorstin
heeft wel meer geheime samenkomsten aan
het licht gebracht," antwoorddo Hugo ernstig.
„Ik ga nog niet naar huis," zeide Eduard,
toen zy de gracht, waar hy woonde, bereikt
hadden; „ik biyf nog wat wandelen."
„Kom, ga dan mee naar een café chantant.
Eenige afleiding zal je goed doen," zeide Hugo,
terwyi hii in de richting van de Warmoes-
straat voortliep.
„Wat, ik, n u naar een café chantant? Ach,
Hugo, waar deük je aan?" En hij rukte zich
los en snelde heen, terwyl Blunt hem hoofd
schuddend nastaarde.
„Gedane zaken nemen geen keer!" mom
pelde Hugo. „Als ik geweten had, dat hy het
met zyne liefde zóó ernstig meende, dan zou
ik de zaak misschien anders behandeld hebben.
Maar hy is jong en rykhy zal zich wel
troosten, en Ida? acb, ik geloof dat vrouwen
geen hart te verliezen hebben.
Shakespeare liet immers Hamlet zeggen:
„frailty, thy name is woman", en in den loop
der eeuwen zal deze eigenschap der vrouwen
wel niet anders geworden zijn." En zich met
deze gedachten troostend, ging hy verder.
Eduard was intusschen doorgeloopen; zonder
te weten waar hy ging, dwaalde hy rond, en
eindelyk bevond hy zich op een sluis aan den
Buitenkant. Het Y lag voor hem als een
klare spiegel; de maan brak even door de
wolken en eene enkele ster glinsterde aan
den donkeren hemel.
Daar stond de jonge man, die kort te
voren, van gezondheid en levenslust tintelend,
de wereld als een vriendelyken lusthof had
beschouwd. Zyn geloof in haar, die hy zoo
liefhad, wa3 geschokt.
1896 daarvoor in aanmerking komen de zee-
miliciens der lichting van 1894.
In verband hiermede bestaat by den minister
van marine het voornemen, dit eerlang door
ranplakking ter kennis van die miliciens te
brengen, by welke kennisgeving zy opmerk
zaam zullen worden gemaakt, dat zy moeten
opkomen in hunne by verlof medegenomen
uitrustingsgoederen, die zorgvuldig behooren
bewaard te worden en zooveel mogeiyk in
goedc-n staat gehouden.
Voor bet mondeling examen, den 19den
Juni te houden, zyn opgeroepen de volgende
6 sollicitanten naar de betrekking van hoofd
der school aan den Kerkbrink te Hilversum:
L. J. Smid, te AmsterdamJ. Hoogakker, id.
K. Westerling, hoofd der school te Aalsmeer
M. Eikelenbooni Wz., te Haarlem; J. H. De
Ruyter, hoofd der school te Joure, en A. J.
Hofman, te Vianen.
Te Vlissingen is tot gemeente-archivaris
benoemd de heer C. P. S. Dommisse, ambte
naar ter secretarie aldaar.
Te Zwolle heeft zich eene commissie
gevormd van jonge dames, met het doel aan
de eerewacht, welke HH. MM. by haar verbiyf
aldaar zal worden aangeboden, een vaandel
te vereeren.
Op de gewone aandeelen van Cultuur-
maatschappy der Vorstenlanden wordt over
1894 geen dividend uitgekeerd. Echter zullen
de preferente aandeelen 5 pet. dividend ont
vangen.
Door den minister van financiën daartoe
aangezocht, stellen B. en Ws. van 's Graven-
hage den Raad voor, het Paleis „Huis ten
Bosch" aan de gemeentelijke duinwaterleiding
aan te sluiten, zulks tor vermindering van het
brandgevaar.
Ofschoon bedoeld gebouw gelegen is buiten
hot grondgebied van de gemeente, hebben B.
en Ws. na ernstige overweging gemeend, dat
er wel aanleiding bestaat tot inwilliging van
's Ministers wensch, met het oog op het groote
belang, dat gelegen is in het behoud van het
Paleis, dat vele kunstschatten bevat en van
groote waarde is.
Do Fransche gezant, de heer Bihourd,
zal zich, vóór zyne definitieve vestiging te
's-Gravenhage, binnenkort nog voor eenigen
tyd naar Parys begeven.
Blykens by het departement van marine
ontvangen bericht is Hr. Ms. korvet „Alkmaar,"
onder bevel van den kapitein-luitenant ter-zee
R. C. A. L. Jansen Van Afferden, in don
ochtend van 14 dezer naar Hamburg vertrok
ken, ton einde deel te nemen aan de plechtige
opening van het Noord-Oostzeekanaal. (Sts.-Ct.)
Naar men verneemt, kan eerlang de be
vordering worden te gemoet gezien van den
majoor der artillerie J. E. N. baron Sirtema
Van Grovestii.s, adjudant van H. M. de
Koningin, tot luitenant-kolonel.
Naar wy vernemen, heeft de Nederland
sche Rynvaartcommissaris, mr. T. M. C. Asser,
die de laatste zitting nog heeft bygewoond,
zgn wensch to kennen gegeven, vóór het
begin der volgende zitting door een ander
vervangen te worden. NR. Ct.)
Naar wy met vM erheid kunnen mede-
deelen, zal de heer Albert Verwey de benoe
ming tot lid van de Maatschappy der Neder
landsche Letterkunde niet aannemen. (N. R. C.)
De minister van w., h. en n. bericht, dat in
heb vervolg gelegenheid zal bestaan om eiken
Vrydag, in plaats van des Vrydags om de
veertien dagen, onderscheidenlgk met den trein
van 12.30 a. van Amsterdam naar Antwerpen
en met den trein van 3.58 a. van Amsterdam
naar Emmerik, langs den weg van Brindisi
per Britsche paketboot, brieven en andere
stukken te verzenden naar Atjeh en de Oost
kust van Sumatra. (Sis. Ct.)
De minister van marine heeft den luit.
ter zee 1ste kl. J. Alberda, uit Oost-Indië in
Nederland teruggekeerd, op non-activiteit
gesteld.
Het „Hbl." verneemt dat eerlang een
beursplan zal verschynen van de hand des
heeren W. Kromhout, waarby het denkbeeld
om het Paleis voor Volksviyt te Amsterdam
als beurs in te richten, zal voorzitten.
Gisteren vierde de heer Frans Coenea
te Amsterdam zyn veertigjarig huwelijksfeest.
Hoofdleerareu en leeraren van conservato-
riuip en muziekschool van „Toon unst" en
de leerlingen dier beide instellingen wilden
dezen dag niet ongemerkt laten voorbygaan,
vooral nu de heer Coenen weldra zyn direc
teurschap zal nederleggon. In den middag
kwamen allen het echtpaar Coenen hunne
beste wenschen aanbieden, terwyl den heer
Coenen zyn portret, geschilderd door mej.
Th. Schwartze, toegezegd werd. Joachim
zond zynen „ICunstbrüder" zyn photographisch
portret ujet een harteiyk woord van hulde.
By koninkiyk besluit is benoemd in de
orde van Oranje-Nassau, tot ridder (mot de
zwaarden), de tot kapitein by het 5 e reg.
inf. bevorderde eerste luitenant R. J. graaf
Schimmelpenninck, van den grooten staf,
ordonnans officier van H. M. de Koningin.
Vergund aan den heer C. A. Hellmund,
belast met de waarneming van het consulaat
der Nederlanden te La Guayra, het aannemen
der versierselen van de 4de klasse der orde
van het Borstbeeld van den Bevryder van
Venezuela.
Benoemd met ingang van 15 dezer tot
burgemeester van Woerden, de heer M. W.
Schaly, en met ingang van 20 dezer tot id.
van Poortvliet, de heer P. Daane van Stapelo.
Met ingang van 1 Juli a. s.lo. aan den
officier van adm. 2de kl. J. F. W. In de
Betou vergunning verleend tot het waarnemen
van eene betrekking buiten het zeewezen,
voor den tyd van één jaar, onder stilstand
van nonactiv.-traktement en zonder opklim
ming in de ranglyst; 2o. bevorderd tot officier
van adm. 2de kl., de adjunct-adm. J. M.
Grullemans.
Aan den luit. ter zee 2de kl. D. J. A. G. F.
Van den Steen van Ommeren vergunning ver
leend tot het waarnemen van eene particu
liere betrekking buiten het zeewezen, voor
den tyd van éón jaar ingaande 1 Aug. 1895,
onder stilstand van nonactiviteitstrakteraent
en zonder opklimming in.de ranglyst.
„Ida, hoe kondt gy zoo wezen?" sprak hy
op smartelijken toon. „Mij, die je zóó ver
trouwde en liefhad, op die wyze to bedriegen l"
De woorden van Longfellow kwamen hem
in de gedachte, waar deze zegt:
Ad<1 like the water* ruahiog
Among tbo woodoo pier*,
A tlood of thoughts came o'or me.
That filled my eyes with tears.
How often, o how often,
In the daye that had gone by,
I 1 ad stood on that bridge at midnight
And gazed on that wave and ekyl
How often, o how often,
I had wished that tho ebbing tide
Would bear me away on its bosom
O'er the ocean wild and wide.
For my heart was hot and restless
And my life was foil of care,
And tho burden laid upon me,
Seemed greater than I could bear.
Hy hoorde de klok van den Ouden Kerk
toren het uur van middernacht aankondigen,
en nog stond hy te toren in dat donker ver
schiet. De regen had zyne bovenkleeding ge
heel doorweekt, en menigmaal had een agent,
die passeerde hem verwonderd aangestaard.
„Meneer 1 mag ik es vragen, hoe uwe daar
zoo staat?" zeide de man tot hem, „en,"
vervolgde hy, terwyl hy hem by de mouw
van zyn jas trok, „ik zou je maar raden naar
huis te gaan."
Eduard rukte zich los. Hy was uit den
droom ontwaakt en snelde zoo vlug hy kon
naar huis teiug.
Toen hy de voordeur geopend had, wilde
hy ongemerkt naar boven sluipen; doch zyne
moeder trad hem in de gang te gemoet.
„Myn jongen, hoe kom js zoo laat thuis?
Dat ben ik niet van je gewond," zeide zy,
terwyl zy zyn blond hoofd tusschen hare
handen nam en hem in de door tranen ver
duisterde oogen staarde. „Maar, Eduard, wat
zie je bleek!"
„Ik heb na afloop van het concert nog wat
op Hugo's kamer gepraat," antwoordde hy
met een weemoedige stem.
Mevrouw Udon vroeg niets meer; zy kuste
haar zoon goeden nacht en beiden begaven zich
ter ruste. Van slapen was echter geen sprake.
Eduard woelde den ganschen nacht onrustig
op zyne legerstede, en altyd weder zag hy
Ida in de armen van een hem onbekenden man
voor zich. Somtyds was het hem alsof eene
waarschuwende stem hem aanmaande om
toch niet alles te gelooven wat Hugo hem
vertelde, doch deze vriend had immer zulk
een invloed op hem uitgeoefend, dat ook
telkens, als die stem zich hooren deed, deze
steeds meer fluisterend werd on eindelyk ge
heel verstomde. Van toen af werd hy gefolterd
door naamlooze zielesmart, en toen hy in
den morgenstond van zyne legerstede verroes,
was er een diepe rimpel op zyn schoon gelaat
ontstaan.
Met schrik dacht hy aan het feest, dat
dien avond te zyner eere gegeven zou worden,
en hy had alles gaarne willen opofferen, indien
by het doorgaan van de jongoluisparty had
kunnen beletten.
Zoo gaat het zoo dikwyis in het levende
zon verryst des morgens aan den hemel, en
het leven schynt ons als eo..e bloeiende gaarde,
waarin wy naar hartelust kuonen rondwan
delen. Daar vortoonen zich lang vóór het
middaguur donkere wolken aan den horizont,
zy komen al naderde zon verdwijnt, de
storm breekt los; de straks zoo vroolykdoor
de zon beschenen veelbelovende knoppen
worden afgerukt en vallen voor onze voeten
nederdoch wy moeton den storm trotseeren,
al schynt ons hart stil te staan van bange
vrees. Wy moeten voort ovor doornen en
distels, totdat wy den eindpaal van het leven
bereiken.
Zoodanig gevoel beheorschte Eduard, toen
dien morgen de zonnestralen door de gordynen
op zyne kamer binnendrongen. "Wat was het
leven hem zonder Ida? Een jaar lang had hy
haar beeld voor oogen gehad en allerlei lucht-
kastoelen gebouwd, waarin Ida als prinses
troondeen nualles was- somber en
kil om hem heen.
Met lusteloozen tred kwam hy de ontbyt-
kamer binnen. Mon keek hem onderzoekend
aan, doch niomand vroeg hem naar do oor
zaak van zyne bleekheid. Hy gaf voor, hoofd-
pyn te hebben, en zyne moeder raadde hem
aan wat naar bed te gaan om vóór den avond
beter te zyn. H(j volgde dien raad op, en
toen hy de3 avonds de ontvangkamer binnen
trad, deed hy de ongelooflijkste pogingen om
zichzelven te beheerschen. Hy was immers
een man, en al brak hem het hart van naam
loos wee, niemand mocht er iets van bemerken,
(Wordt vervolgd.)
DAGBLAD.