N°. 10826.
Dinsdag XI Juni.
A". 1895.
§eze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 10 Juni.
Feuilleton.
IDA DE ÏV2ASRE.
LEIDSCH
BAG-BLAB.
PRIJS DEZER COURAJNT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per postt
Afzonderlijke Nommers
1.40.
0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Oilïeiëele Kennistjevingen.
Burgomeeetor en Wethoudera van Leiden brengen
bb doze ter algemeene kennis, dat de gelegenheid
tot het doen inechrgven van leerlingen voor
do Hoogere Burgerschool voor Jongens
zal worden opengesteld op Dinsdag 11, Woensdag
13 en Dinsdag 25 Juni a. s., des voormiddaga van
10 tot 12 ureu, en dat het ad missie-examen zal
plaats hebben op Dinsdag, Donderdag, Yrjjdag
on Zaterdag 9, 11, 12 en 13 Juli a. e beide in
het schoolgebouw aan de Pieterskerkgraobt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester,
f Jnni 1895. E. KIST, Seoretaris.
Eij openbar® kennisgeving brengen Burgemeester
en Wethouders vau Woobruggo ter kennis van de
belanghebbenden, dat do loting voor de Schutterij
zal gohouden worden ten Eaadhuize aldaar op Dinsdag
25 Jnni a. e., 'e voormiddags te 10 nren.
Een prachtige zomeravond was het
gisteren op „Musis Sacrum." De tuin was
flink bezet en de stafmuziek van het Vierde
kweet zich dapper van zyn taak. Op het pro
gramma kwamen eenige goede oude bekenden
voor. Uitzondering maakte de eerste uitvoe
ring van Mendelssohns „Hochzeit marsch aus
den „Sommernachtstraum," Stradella's „Air
d'Eglise" (1667), gearrangeerd door den heer
W. Van Erp, en Joh. Oostelaar's „Feest
groet, opgedragen aan het Collegium van het
Leidsch Studentencorps naar aanleiding der
a. s. maskerade. Ook deze laatste compositie
ondervond zeer veel bijval en werd aan het
eind herhaald, waarmede den aanwezigen
blijkbaar een groot genoegen werd gedaan.
Wij ontvingen het verslag van het wyk
gebouw „Geloof, Hoop, Liefde", te Leiden,
loopende van Juni 1894 Juni 1895.
Als langzaam, regelmatig groeien een teekon
is van gezond leven, dan mogen bostuiir-
deren zich verheugen in den toestand van
hun Wykgebouw. Klimmende cijfers in alle
takken van werkzaamheid, in het getal der
arbeiders zoowel als in dat van hen, voor wie
bestuurderen iets trachton te zijn.
Hun eerste verslag dan, dat over een vol
jaar loopt, spreekt van wenscben, die vervuld
zijnvan arbeid die zich uitbreiddevan moeilijk
heden, die werden opgelost, ook van bezwaren
die niet uit den weg werden geruimd; van
teleurstellingen, die zich nog niet in verras
singen hebben omgezet.
De Zondagsschool (er ontwikkelde zich uit
haar reeds een catechisatie-uur) telt op 't oogen-
blik vyfiig leerlingen, tegen vier en dertig in
het vorige jaar. Zy zijn nu in vier klassen
verdeeld,
Voor den zang heeft men vaste leiding ge
kregen er is hierin dan ook merkelijke voor
uitgang te zien.
Alleen bij verdubbeling van het getal onder
wijzeressen, zoodat men van 1 tot 2, en van
2 tot 3 uren Zondagsschool kan houden, wen-
schen bestuurderen uitbreiding van het getal
kinderen. Want er is zóóveel voor een kleinen
kring te zeggen! „Nu kennen wy ze," zeggen
bestuurderen, „kind voor kind en hunne
ouders en broertjes en zusjes. Als de ver
schillende klassen zich na het vertelunrtje
op onze zonnige bovenzaal vereenigen om te
zingen, ie er tijd en gelegenheid om kennis
te nemen van huiselijke omstandigheden. Op
voorstel der kinderen zeiven worden dan de
bloemen, die haast nooit ontbreken, meege
geven naar een zieke moeder of een onge-
lukkig broertje, tenzij een paar der grootsten
ze naar het Ziekenhuis voor de kinderzaal of
naar een weeshuis of oen andere inrichting
mogen brengen. Zelden wordt de gelegenheid
verzuimd om wat van de bloemen zelvon te
vertellen.
„Met ouders en kinderen werd een echt
feestelijk Kerstfeest gevierd in een met hulst
en dennetakken versierde zaai. Het vertoonen
der N.-T. sciopl.iconplaten werd afgewisseld
door het zingen dor kinderen, van een twaalftal
volwassen fabrieksmeisjes en van een klein
dameskoor. Er werd niet getrakteerd. Weer
met ouders en kinderen werd de Goede Vrijdag
herdacht: het karakter van deze bijeenkomst
kwam, behalve in de toespraak en de keuze
der liederen, wat vanzelf spreekt, ook uit in
de keuze der bloemen en planten en in de
aangebrachte decoraties.
„Voor enkele dagen vierden wij een heerlijk
bloemenfeest In de met meidoorn, seringen
en gouden regen vervroolykte zaal zongen
onze kinderen en het koortje van fabrieks
meisjes lenteliederen, werd door een onzer
van bloemen verteld en van lente, en daarna
zaten zeventig kinderen aan, aan een lange,
gedekte tafel, die er, dank zij de bloamen en
do gekleurde eieren, schilderachtig feestelijk
uitzag. Do ouders, in een ry om de tafel
heenloopende, waren getuigen van de pret
hunner kinderen. Extra-bydragen van vrier.den
stelden in staat tot het vieren van dit echte
vreugdefeest. Veel dankt ook weer deze avond
vol pol-zie aan den zang der fabrieksmeisjes
Dit koortje van zeventien leden oefent zich
iederen Zondag van 2 tot 3 uren on .er leiding
van een gesalariëerd onderwyzor, die evenveel
pleizier in zyn werk heeft als de meisjes zeiven.
Met Kerstmis zongen zy de Kerstcantate van
C. Van Hennes, met Goeden Vrydag toepasse-
lyke liederen uit „Lenteleven" en voor eenige
dagen oen vyftal lenteliederen uit denzeliden
bundel. Zy, die verleden jaar ingingen op den
in het eerste verslag uitgedrukten wensch
betreffende den zang als verheffend bescha
vingsmiddel, kunnen tevreden zyn. Zeer op-
merkeiyk is de goede voordracht en de be
schaafde uitspraak dezer meisjes.
„Door onzen zedelyken en geldelyken steun
vormde zich mede een gemengd „Vryzinnig
Zangkoor", welks 40 leden allen tot den
burgerstand bohooren. Zij repeteeren iederen
Maandag in ons gebouw, bestudeeren alleen
gewyde muziek en lieten zich een paar maal
in het wykgebouw en in de byeenkomsten
van de afdeeling van den Ned. Protestanten
bond hooren.
Het getal meisjesclubjes steeg van negen
tot veertien. Op de acht breiclubjes zyn
vyf en tachtig kinderen van zeven tot twaalf
jaar; één breiclubje is er van meisjes boven
de twaalf jaar, uitsluitend voor hen, die op
een naaiclubje gaan en niet kunnen breien,
of die vóórdat zy een kous kunnen breien
het clubje moeten verlaten omdat zy naar do
fabriek gaan fde breiclubjes zyn van 6 tot
7'/j uur) Drie dames hebben elk één clubje
en drie twee clubjes. Er zijn candidaten voor
twee nieuwe clubjes: twee nieuwe dames
en - ze zyn gevormd l Vyf naaiclubjes be
staan ieder uit tien meisjes boven de twaalf
jaar. Een zesde clubje wordt juist in elkaar
gezet. Voor een zevende is een dame, doch
zyn geen meisjes beschikbaar.
Geregeld wordt eerst met de meisjes een
half uur gelezen. Zy vinden dit, op enkele
uitzonderingen na, niet aangenaam, doch het
is hoog noodig, want over 't algemeen lezen
ze slecht. Een St.-Nicolaasfeest werd bereid
aan de kinderen der breiclubjes. Aardige avon
den waren het. Van St.-Nicolaas ontving ieder
der breikinderen een kleedingstuk. Do pakjes,
die de naaimeisjes kregen, bevatten voor ieder
een kleine verrassing. Extra-bydragen van
belangstellenden maakten een en ander moge-
lyk. Het hoofd van dezen tak van dienst
als resultaat, om van de onmiskenbare vor
deringen in breien en naaien niet te spre
ken: „By enkelen valt een ietwat minder
ruwe wyze van spreken op te merken.
Velen komen netter en zindelyker dan in
't begin; by na allen komen gaarne en be
treuren dat het gebouw in den zomer zes
weken is gesloten."
Hedenmiddag ontvingen wy perEngelsche
mail do Bataviasche bladen van 8 en 9 Mei,
alsmede de „Deli Crt." van 4, 8 en 11 Mei.
De „Ned. Zuid-Afrik.-Vereeniging" hield
Zaterdag middag, onder voorzitterschap van
prof. J. W. Gunning, een algemeene verga
dering.
Het jaarverslag, dat geen aanleiding tot
bespreking gaf, en dat van het studiefonds
werden met een woord van dank aan den
secretaris, prof. C. B. Spruyt, goedgekeurd.
De penningmeester, mr. J. E. Henny, wiens
rekening werd goedgekeurd, wees op het be
treurenswaardige feit, dat de contributiön
zoo sterk verminderden. In verband met het
slecht bezoek ter vergadering werd over
wogen deze op een ander tijdstip in 't jaar
te houden.
Tot bestuursladen werden herkozen de heer
W. Verwey Az., die als bestuurslid bedankt
had, en de aftredende heeren mr. J. E. Henny,
prof. dr. C. B. Spruyt, mr. W. H. De Beaufort
en A. S. Van Reesema.
De vergadering werd hierna gesloten.
Na eene ongesteldheid van eenige weken
is te Delft overleden de heer dr. A. C. Oudemans
Jr., hoogleeraar directeur der Polytechnische
School.
Dr. Oudemans werd te Amsterdam geboren,
vertrok op 3-jarigen leeftyd naar Batavia, waar
hy zyn eerste opleiding ontving, waarop hy
in 1840 naar het vaderland terugkeerde. In
1853 promoveerdo hy te Leiden tot doctor in
de wis- en natuurkunde. Reeds het volgende
jaar werd de heer Oudemans benoemd tot
assistent aan het scheikundig laboratorium
der hoogeschool te Utrecht, om daar later
belast te worden met het doceeren der anor
ganische scheikunde, en in 1864 benoemd te
worden tot hoogleeraar in de scheikunde aan
de Polytechnische School te Delft. Na het af
treden van den toenmaligen hoogleeraar-direc
teur werd de heer Oudemans den lsten Aug.
1885 tot diens opvolger benoemd. Sedert
1869 was de overledene lid van de natuur
kundige afdeeling der Koninklyke Academie
van Wetenschappen. Tal van geschriften over
scheikunde zond hy in het licht.
De heer Oudemans was ridder in de orde
van den Nederlandschen Leeuw en officier in
de Oranje Nassau orde.
Humaan gij deelnemend als prof. Oudemans
in den omgang was, droegen zoowel zyne
mede-docenten als zyno studenten en zyne
ondergeschikten hem groote genegenheid toe.
Wegens het overiyden van den heer Oude
mans neemt het Delftsch Studentencorps zes
weken rouw aan. Do familie heeft hot door
het corps aangeboden funus aangenomen.
Naar men uit Innsbrück aan het „Vad."
meldt, maken dé Koninginnen veel uitstapjes
in het heeriyke Tyroler Alpengebied. Dezer
dagen reisden de Koninginnen per extra-trein
over den Brennerpas naar het bekende zomer-
station Gossonsasz en döjeuneerden daar in
het Hotel Grübner. Daarna deden z(i een wande
ling, om te genieten van het prachtig uitzicht
op de gletschers in het Pflerschdal. De Vor
stinnen keerden per spoor tot Matrei en
daarna per rytuig langs do Elbögener Hoog
straat naar Igls terug.
HH. MM. woonden op den lsten Pinksterdag
de godsdienstoefening in de Evangelische Kerk
te Innsbrück byjuist werd daar toen een
nieuw orgel ingowyd.
Dinsdag jl. deden HH. MM. een uitstapje
naar de Achensee, het schoonste der Tyroler
Alpenmwren. Zy deden van het station Jenbach
per extra trein van de Tandradbaan den tocht
naar 't meer, waar een feesteiyk versierde
stoomboot haar wachtte. De spoorwegdireoteur
Schroder en het lid van den Raad van bestuur,
baron Dreifus, vergezelden HH. MM. op dezen
tocht.
Zoowel de bevolking als de vele gasten,
die zich in Tyrol thans ophouden, toonen
veel belangstelling in onze Vorstinnen, en
vooral de jonge Koningin is 't voorwerp van
aller bewondering.
Zaterdag-ochtend heeft op de Roomsch-
Katbolieke begraafplaats te 's Gravenhage
de overbrenging in eigen grafkelder plaats
gehad van het stoffelyk overschot van den
in 1882 overleden Italiaanschen gezant, com
mandeur Bertinatti, toon op het kerkhof
begraven. Deze overbrenging, door gods
dienstige plechtigheden voorafgegaan, werd
bygewoond door den Italiaanschen gezant,
graaf Gerbaix de Sonnaz, en den secretaris
van het gezantschap, markies De Gregorio,
benevens door den secretaris generaal by het
departement van buitenlandsche zaken, den
heer Zilcken, en den consul vaa Turkye, den
heer De Vries.
De heer en mevrouw Vetter kwamen
gistermorgen halftwaalf te Hilversum, waar
zy de gasten waren van den heer G. De
22)
X.
ia niet allea goud vrat blinkt.
Spoedig kwam er uitkomst voor Mary. Zy
had op aandringen van Ida op eene adver
tentie geschreven, waarin eene adellyke dame
oen beschaafd jong meisje tot gezelschap zocht.
Het was te Arnhem; d9 meisjes gingen er
heen; men werd zeer vriendelyk ontvangen
en het resultaat van dit bezoek was, dat
Mary by mevrouw Van Schoonhuyzen in be
trekking zou komen. Daar mevrouw wenschte
dat zy zoo spoedig mogeiyk zou afreizen,
werd er allo spoed met hot uitzet gemaakt.
Reeds veertien dagen daarna begaf Mary zich
naar Arnhem, niet dan nadat zy heete tranen
bij het afscheid-nemon geweend had.
Mevrouw Poole zou ten huize van haren
zoon gaan wonen. Ernst Poole had door zyne
vele rolaties eene betrekking gekregen, die
hem in staat stelde zyne moeder te kunnen
onderhouden.
De fout, door den vader begaan, werd ge
lukkig den zoon niet toegerekend.
Het was voor Ida een groot gemis, toen
Maiy vertrokken was, doch daar zy met hare
armenbezoeken zeer ten achteren was en hare
kennissen haar nu wat meer by zich zagen,
viel haar de tyd niet lang.
Da eerste brieven van Mary waren tamelyk
opgeruimd. Wel miste zy zeer haar dier
baar tehuis, doch zy begreep zich te moeten
schikken.
Zy leefde nu in eene zeer weelderige om
geving, doch zy had niets te doen dan met
mevrouw Van Schoonhuyzen uitryden te gaan
en thee te schenken. Hoewel zy vóór het
ongelukkig uiteinde van haren vader nooit
iets degelijks uitgevoerd had, zoo was dit den
laatsten tyd, vooral door Ida's voorbeeld,
geheel anders geworden.
Zy was tot het besluit gekomen, dat arbeid
veel tot het ware levensgeluk bybrengt.
Hoe vreemd was het haar nu den geheelen
dag letteriyk in ledigheid haar tyd door te
brengen.
Na het ontbyt las zy mevrouw Van Schoon
huyzen de couranten voor; na de lunch ging
men uit rydon of verwachtte visite.
Des avonds kwam er meestal bezoek en
dan werd er kaart gespeeld. Vervolgens ging
men naar bed met het bewustzyn, den dag
nuttig besteed te hebben. Dit leven verveelde
Mary spoedig, doch mevrouw en haar zoon
waren zeer vriendelyk voor haar. Zy erkende
dus met dankbaarhoid het zeer goed te hebben
getroffen.
Hare latere brieven waren minder opge
ruimd. Hoewel zy aan hare moeder steeds
op een vroolyken toon trachtte te schryven,
waren de brieven, aan Ida gericht, vol klachten.
„Mevrouw Van Schoonhuyzen is zeer vrien
delyk togen my als wy alleen zyn," schreef
zy, „doch zoodra er bezoek komt, neemt zy
een nederbuigend vriendelijken toon tegen
my aan, die my meer kwetst dan wanneer
zy my met stugheid behandelde. Als haar
zoon, oen zeer beleefd jongmenscb, my in
gezelschap toespreekt, dan werpt zy hem
toornige blikken toe, en als aDdere heeren
notitie van my nemen, dan roept zy my tot
zich en beveelt my het een of ander op trot-
schen toon.
Ach, Ida, ik heb zooveel behoefte aan liefde
en medelyden! Vertel myne klachten niet aan
mama; laat zy zich my tevreden en gelukkig
denken. Ik zal mijn best doen niet meer te
klagen."
Ida schreef haar een hartelyken brief terug.
Zy wenschte haar moed en sterkte en beloofde
haar in het nieuwe jaar eens te Arnhem te
zullen komen.
XI.
De conversatie, 't is gewis
Dat zy vaak leerzaam, nuttig ia.
Ook leert zij soms en dit zegt iets,
Zeer lang te praten over niets.
Miniature* v. Antoinette.
Mevrouw De Brie zou een feestje geven.
Reeds om zeven uren waren de talryke lichten
in het salon ontstoken, en de gasvlammen
weerkaatsten zich vrooiyk in de kristallen
breloques. In den open haard knetterde een
lustig vuurtje; de stoelen waren van hun
overkleed ontdaan, in één woord, alles toonde
aan dat de vrouw des huizes gasten ver
wachtte. Zy zelve was aan de tafel gezeten
voor het zilveren theeservies, waarop een
negental Japansche kopjes klaar gezet waren.
Tegen, acht uren klonk de schel; de gast
vrouw streek even haastig een weerbarstig
lokje van het voorhoofd weg, wierp nog e6n
blik op de theetafel en wachtte vervolgens
zóó kalm de gasten af, alsof er den geheelen
dag niets voor de ontvangst te doen ge
weest was.
„Wa^r blijven ze toch?" mompelde zy, toon
er wel gestommel werd gehoord, doch niemand
binnentrad.
Eindeiyk ging de deur open en een viertal
dames trad binnen.
Twee daarvan waren Ida De Maire met
hare mama en de andere waren Mientje en
Fietje Hobein. Deze waren steeds byzonder
goed op de hoogte van alle mogelyke nieuwtjes,
die gebeurd waren, of volgens haar, met
profetiechen blik vooruitgezien werden, als
zullende gebeuren. Zy wisten altyd welke
engagementen af en welke aan zouden
raken; het was dus geen wonder, dat men de
dames Hobein dikwyls op theevisites inviteerde.
Even daarna traden mevrouw Van Lee met
Constance, Bertha Udon en Aline Spil binnen.
Mevrouw De Brie zag gaarne jonge meisjes
by zich en dezen mochten haar allen ook graag.
„Wel, dames," zeide de gastvrouw, toen
allen gezeten waren, „wat komt ge deftig
laat; neen, (lat was in mijn jongen tyd ge
heel anders l Wij kwamen om zeven uren
by elkaar, om nogen uren kwamen de heeren,
dan speelden wy kaart of een gezelschaps
spelletje, en om tien uren stapte iedereen op.
Hoe geheel verschillend met toen, is nu
de conversatie! Als men geen formeele sou
pers geeft, laten de heeren zich wachten en
de dames komen deftig tegen acht uren aan
stappen; daardoor gaan die gezellige thee
visites geheel uit de mode."
Kruif van Dorssen op den Trompenberg. Een
zeer talryke menigte had zich aan bet station
verzameld om den generaal te zien.
Naar het „Hbl." verneemt, zal in de a. 8.
zomerzitting der Provinciale Staten van Noord-
Holland .-een belangryk voorstel aan de orde
komen in zake de zeewering te Kallantsoog,
benoorden en bezuiden den Zeedyk der „Honds-
bossche."
De ritmeester J. G. baron Van Sytzama,
die te Venloo aan de gevolgen van een
ongeval is overleden, stamde af van een der
oudste adellyke geslachten van Friesland.
Zyn grootvader was gouverneur dier provincie,
zyn vader was oud-lansier, oud burgemeester
van Dantumadeel en gedurende vele jaren
kamerheer in buiteDgewonen dienst van wylen
Koning Willem III.
De overledene, een flink cavalerie officier
en een zeer geacht kameraad, bracht zyno
kinderjaren door op het voorvaderiyk verblyf
Rinsma-State, naby Driesum, genoot zyn op
leiding tot officier aan de Kon. Mil. Academie
te Breda, werd 11 Juni 1873 benoemd tot 2den
luit. by het 4de reg. huzaren te Deventer,
en 24 Mei 1878 by dat corps bevorderd tot
lsten luit. H(j werd in 1886 overgeplaatst
naar Amsterdam en 1 Februari 1888 benoemd
tot ordonnans officier van Koning Willem III,
in welke betrekking hy ook werkzaam bleef
na den dood van dien vorst en na zijn be
noeming tot ritmeester, den llden Oct. 1889.
Een jaar geleden werd hy als ordonnans off.
eervol ontslagen en belast met het bevel
over het 1ste eskadron van het 2de reg.
huzaren te Venloo. Hij was ridder der ordo
van Oranje Nassau, van de Eikekroon, van
de Kroon van Pruisen en de orde van Frede-
rik van Wurtemberg, zoomede drager van het
onderscheidingsteeken voor 20 jarigen officiers-
dienst.
Blykens by het Departement van Marine
ontvangen bericht, is Hr. Ms. fregat „Van
Speyk", onder bevel van den kapitein ter zee
L. Backer Overboek, den 8sten dezer van
Kaapstad vertrokken, met bestemming naar
Cadix.
De heer F. J. Domela Nieuwenhuis, be
noemd tot consul-generaal te Pretoria, is in
die hoedanigheid door de regeering der Zuid-
Afrikaansche Republiek erkend.
De kapt. luit. ter zee C. F. A. Gregory,
dienende als 1ste officier aan boord van Hr. Ms.
wachtschip te Willemsoord, wordt met der.
21sten dezer op non-activiteit gesteld en ver
vangen door den luit. ter zee 1ste kl. I. Van
den Bosch.
In byvoegsels tot de „Sts.-Ct." No. 133
worden medegedeeld de lysten van hoogst
aangeslagenen in do Ryks directe belastingen,
bedoeld by artikel 76 der Kieswet.
Het stoomschip „Bloemfontein", van
Amsterdam naar Kaapstad, arriveerde 8 Juni
te Gravesend; de „Deucalion", van Batavia
naar Amsterdam, passeerde 9 Juni Gibraltar;
de „Edam" arriveerde 9 Juni van Amsterdam
te Nieuw-York; de „Prins Hendrik, van Am
sterdam naar Batavia, passeerde 8 Juni Kaap
St.-Vincent, de „Prinses Marie", van Amster
dam naar Batavia, arriveerde 9 Juni te Padang
„Ach, alles was in den goeden ouden tijd
zooveel beter," zuchtte Fietje Hobein met
ten hemel geslagen oogen, terwyl zij een
koekje at.
„Ja, nietwaar juffrouw Hobein?" zeide
Constance, „vroeger ging het levenspad stoeds
over rozen. Als men op rois wilde gaan, dan was
men verplicht in een diligence door dik en dun
to ryden; als men 's avonds op straat wau,
brak men by het licht van de gloeiende spy-
kers, die men met don naam van lantaarns
bestempelde, armen en beenen. Ik kan mij be-)
grypen dat u naar dien tyd terugverlangr."
„Neen," zeide mevrouw De Brie, „hoewel ik
eene vrouw van den ouden stempel ben, ben i"/.
het op dit punt geheel met Constance eeus.
Wy profiteeren van ontzagiyk veel dingen,
waarvan onze voorouders het genot nU
kenden."
„Ach, maar al die voorrechten hebben,
helaas, het menschdorn niet beter gemaakt,
integendeel," zuchtte juffrouw Miontje Hobein,
terwyl zy met het gezicht van eene martolares
haar kopje thee leeg dronk.
„Zoudt u dan de tyden terugwenschon,
waarop men er een uitgang van maakte om
de arme krankzinnigen, die als wilde dieren
achter tralies opgesloten zaten, te gaai: be
spotten?" zoido Ida verontwaardigd.
„Maar, lieve," zeide Fietjo Hobein, „zoo
meende Mientje het niet."
„Ik meende meer den achteruitgang og
godsdienstig terrein," zeide Miontje aar?elond.
(WorcU verve l<jJ.)