PERSOVERZ8CMT. Onder het opschrift „Red uzelf" zegt Dc Gelderlander Het is te voorzien, dat ook de Nederlandsche Staat, na verloop van eenigen tyd, er aan zal moeten gelooven, het zijne bij te dragen tot pensionneering van werklieden, die Diet in dienst van den Staat zijn. Wan neer de werkman zelf geregeld tot het fonds van het pensioen bijdraagt, de patroon, voor wien hij arbeidt, hetzelfde doet en dan 't Rijk het ontbrekende bijpast, is het denk beeld nog zoo verwerpelijk niet. Het is echter niet meer dan billijk, dat de personen, die het meest belang hebben bij het uitkeeren van dat pensioen, ook in de jaren, die aan den pensioentijd voorafgaan, toonon dat zij er iets voor over hebben. Immers, wat het Rijk er verder als supplement bij legt, is eigenlijk het geld van allen, van lieden, die den pensioentrekkenden werkman nooit hebben gekend en van z(jn arbeid nimmer de vruchten hebben genoten. Dus blijven naar ons oordeel deze beide conditiën vaststaan, dat de werkman, indien hij wil, evenals de ambtenaar, doch niet ln dezelfdo mate en op een anderen voet, geregeld bijdrage tot het allengs ontstaande fonds, en dat de werkgever, die hem in zijn dienst heeft, hetzelfde verrichte. Dan is er nog een omstandigheid, die de billijkheid vordert en waarop wel dient gelet te worden. Onder werklieden zou alsdan de wet niet alleen moeten verstaan de ambachts lieden in de steden, doch evenzeer de arbeiders ten platten lande, zoomede al degenen, die, of schoon niet dagelijks in een werkpak loopende, in geen betere levensomstandigheden verkee- ren dan d© gewone arbeider, dit kunnen aan- toonen en zich niet geneeren om, ten aanzien der pensioenwet, gerangschikt te worden onder de rubriek: arbeiders. Strikt gonomen, zijn administratieve ambte naren, advocaten met drukke praktijken, hoof den van fabrieken, kooplieden en winkeliers evenzeer werklieden, natuurlijk niet ten op zichte van deze pensioenwet, maar dan toch in dezen zin, dat zij bard werken moeten en niet eens gelijk de gewone arbeider den eisch van maximum-arbeidsduur kunnen stellen. Voor velen van hen zijn er tal van dagen waarop zy 's morgens vroeg beginnen te arbei den, nauwelijks den tijd hebben om te eten en eerst tegen halftwaalf 's avonds klaar zijn. Voorwaar geen normale arbeidsdag, dien zij dan ook nooit zullen eischen, omdat deze mot hun werkkriog niot strookt. Wij wezen daar alleen op, wijl sommigen in de meening verkeeren dat er alleen hard gewerkt wordt in de mindere standen. Het is thans in de mode, vooral bij radicale staatslieden, den workman een goeden ouden dag op kosten van het Rijk voor to spiegelen. Dit kan er alleen toe leiden om hem tot zorgeloosheid te drijven en bij slot van reke ning te doen aanlanden bij een heel anderen ouden dag. Tal van vereenigingon bestaan er reeds en worden er nog opgoricht tot heil van den werkman; de meoste daarvan, alle zelfs, die op katholieken grondslag gevestigd zijn, juichen wij too, zoomede alle andere inderdaad prac- tische pogingen om den minderen stand tot een betrokkelyke welvaart te brongen. Dit staat intusschen echter vast, dat de eerste en voorname drijfkracht tot vooruitgang en welzijn van den arboidor zelf moet uitgaan. Do werkman zelf moet van do jeugd af aan zich met de borst toeleggen op zijn vak, zich daarin steeds verder bekwameD, door spaar zaamheid en zelfbedwang zich een zekero pnafhankeiykheid scheppen, die hem toelaat ovoral billijke eischen zonder schroom te doen goldenby moet worden oon self-made man, iemand, die, zooals de Engelschman zegt, zichzelf heeft gevormd tot hetgeen hij nu ln de maatschappij is; iemand, die steeds zich zelf heeft gered en zichzelf heeft opgewerkt tot de hoogte, die hy voornemens was te beroiken. De oude dag van zoo iemand zal met Gods zegen ongetwijfeld welvarend wezen. In onzen tyd is hot nuttig, noodig zelfs, dat vereenigingen en edelmoedige particulieren den werkman daarbij de hand reiken en hem menig middel om vooruit te komen ver schaffen. De best georganiseerde veroeniging kan echter een werkman, die er zichzelf niet voorspant en zich die plichten van vlyt, zuinigheid, ordelijkheid en volharding niet oplegt, welke ook de burgerij en zolfs de hoogere standen mooten botrachten, om niet na eenige genoratiën goruïneerd te zijn, nimmer tot wol varenden doen verheffen. Ook het R\jk, dat toch een wjjs beleid dient te voeren, moet bij een pensioens regoling onderscheid maken tusschen hen, die een pensioen verdienen, en degenen, die er nooit iets voor gedaan hebben. Het gaat toch niet aan, een workman, die zijn lovon lang al het mogelijke heeft gedaan om vooruit te komen, steeds naarstig gearbeid heeft, golyk te stellen met iemand, die zoo nu en dan eens loon diensten heeft verricht, verder de zorgen voor tyn levensonderhoud aan het armbestuur heeft overgeliten en nu ook zyn pensioen komt opvorderen, alleen omdat hy 65 jaren oud is of oen anderen leeftyd, door de wet to stellon, hoett bereikt. Wanneer er boekjes ingevoerd worden, waarop aangetoekend stond wat do werkman en zyn afwisselende patroons hebben byge- dragen, dan zou dat boekjo te gestelden tyde aanwyzen op hoeveel rykspensioen hy recht had. Zonder hookje geen pensioonl Do anti-revolutionnniro Mcrwebodc noemt de loonquaestie terecht een veelbesprokene. En ernstige bespreking verdient zy. De H Schrift zegt: „De arbeider is zijn loon waardig", en zeer scherp bestraft zy de zonde van hen, die den arbeider op do een of andere wyze een deel van zyn zuurverdiend loon ont stelen of dat onrechtvaardig en eigenmachtig verkorten. Maar, vraagt het blad, wat is te verstaan onder den terra „zyn loon waardig"?: Als de arbeider zooveel ontvangt, dat hy juist met hard werken in do allereerste be hoeften van zich en de zynen voorziet, ont vangt hy dan „zyn loon," dat by „waardig" is? Ook erger nog als de arbeider, door den nood gedrongen, omdat er liefhebbers genoeg zyn en een half ei toch beter is dan een leegen dop, voor een bagatel arbeid verricht, zoodat hy met de zynen eigeniyk niet „toe komt," ontvangt hy dan „zyn loon", dat by „waardig" is, ook al heeft hy zelf met een zucht en een traan er in bewilligd, om voor dat loon te arbeiden? Velen beantwoorden onze laatste vraag met „ja." En zoo ziet men dan byv. vrouwen en meisjes van den morgen tot den avond met koortsachtige haast naaiwerk verrichten voor nog geen tien stuivers per dag. Elders weer mannen in de kracht van hun leven, die bly zyn, als ze 's weeks drie, vier gulden thuis brengen. Omdat de honger ze noodzaakt, is 'tmet hun vryen wil, dat ze voor zoo'n laag loon arbeiden, maar hun „loon", dat ze „waardig" zyn krygen zy het? Anderen zyn or, di© onze tweede vraag met „neen", maar onze eerste met „ja" beantwoor den. De tyden zyn er niet naar, zoo meenen ze, om het gros der arbeiders iets meer te laten verdienen dan 't geen ze noodig heb ben, om van den eenen dag in den anderen te komen. De concurrentie is zoo groot. We kunnen dan ook gerust aannemen, dat de groote meerderheid der arbeiders niet meer dan wat ze hoog noodig hebben, verdienen. Maar mag dat het „loon" heeten, dat zy „waardig zyn?: Voor den eenen mensch vroeger, voor den ander later, maar voor wie in 't loven gespaard wordt toch zeker, komt een tyd, dat hy niet meer mee kan, dat hy „op" is en zoo goed als niets meer verdienen kan. Dan breekt voor zulk een oude een treurige tyd aan. Geen zonneglans verguldt den avond van zyn leven. Hy moet tot aan zyn dood de stramme hand ophouden voor een aalmoes. Van aalmoezen moet hy leven en veelal van een aalmoes begraven worden. Of zyn kinderen voor hem zorgen, de diaconie hom besteedt of het burger- lyk armbestuur hem van tyd tot tyd een kwartje in do hand stopt, aalmoezen blyven het on met de beklemmende gedachte, dat by eigeniyk een ieder tot een last is, begint het oudje naar den dood te verlangen. Waardoor wordt zulk een tragisch einde veroorzaakt? Do man heeft eenvoudig het „loon" niet ontvangen, dat by „waardig" was. Of als hy in vroeger tyd 's weeks iets meer had verdiend en daardoor ln staat ware geweest, om, na al zyn kracht verbruikt te hebben, als onaf hankelyk man naar het graf te strom pelen zou men dan durven zoggen, dat hy meor kreeg dan het „loon", dat hy „waardig" is? Immers neen? Feiteiyk krygt dan ook een arbeider, die niet genoeg verdient, om even rond te komen, te weinig loon. E3n slaaf in oude tyden werd door zyn meoster gehouden van de wieg tot het graf en had het dus, wat dat betreft, vaak betor dan menig vry arbeider in onzen tyd. En wie steken of liever houden feiteiyk het loon, dat de arbeider te min krygt, in den zak? Grootendeols zy, die genieten van de vruchten van des arbeiders vlyt. Zoo is thans de positie van den arbeider. Maar, zogt De Mcrwebodc, het voordeol, dat de gansche maatschappy geniet van het tekort aan arbeidsloon komt haar naar recht en bil lijkheid niet toe. Daarom zou de Red. het ook alleszins rechtvaardig en wenschelyk vinden, wanneer van overheidswege pogingen werden aangowend, om den ouden arbeider een pen sioen te verzekeren: „Niot als een aalmoes, waarvoor hy de hand moet ophouden, maar als vergoeding voor het loon, dat hem in de jaren van zyn kracht te weinig is betaald. Dus als iets, waarop hy recht heeft." En zoo wonscht Dc Mcrwebode het niot, omdat zy zou overhellen naar de socialistische theorieën, dio „don Staat geroepen achtOD, om al wat krom is recht te maken en in aller nooden on bohoeften op onbekrompen wyze te voorzien maar omdat er anders geen middel is te bedenken, om te maken, dat, waar allen van do lage pryzen profl teeren en dus allen voordeel hebben van het loon, dat den arbeider te weinig wordt uit betaald, ook allen meewerken, om dat te kort aan loon in den vorm van pensioen weer aan te zuivoren." In het jaar 1893 werd bepaald dat aan de artillerie schietschool zou worden beproefd een scherm tegen granaatkartots vuur. De com mandant van de vesting-artillerie wenschte hierover ook het oordeel to vernemen van de regimentscommandanten en do laatsten weder dat der compagnies-dito's. Van die bevinding rapport: door comp.ct. in enkelvoud, door de overige autoriteiten in duplo. Op grond dier rapporten werden eenige wyzigingen aange bracht aan bedoeld scherm en door den in specteur der artillerio bepaald, dat het aldus gewyzigde scherm zou worden beproefd by de artillerie-oefeningen te Oldebroek in hot jaar 1894. De commandant van de vesting artillerie wenschte hierover ook het oordeel te vernemen van(zie verder als hoven). Van die bevinding rapport: door comp.ct. in enkelvoudenzoovoort, enzoovoort. Op grond dier rapporten(verder te lezen als boven), maar nu: 1895. Stellen wy nu zegt De Landsverdediging dat op grond der verslagen, in 1895 uit te brengen, het scherm door den minister van oorlog zal worden ingevoerd, die daarmede de autoriteiten in kennis stelt, met verzoek dit aan de officieren van het wapen der art. mede te deelendan geven wy als raadsel op „hoeveel vellen papier zullen dan over dit scherm wel zyn volgeschreven?" De Landsverdediging gaat nu aan het cyferen. Wy nemen die vermenigvuldig- en optel sommen niet overslechts het resultaat der berokening drukken wy af; en dan komt het tydschrift op.... 4 20 vellen papier! Ongeacht tal van vellen, diebuiten reke ning zijn gelaten l Gelukkige papierfabrikanten! Sedert eenige jaren is by de toeneming van het proletariaat in onze groote steden, gepaard gaande met eene telken jare dreigender afmetingen aannemende werkloosheid, veler aandacht op hei de- ontginning en grondverbetering go- richt. Persoonlyke belangen zyn daarby ge- woonlyk geenszins betrokken; de raadgevers treden alleen op, omdat zy daarin een middel tot verbetering der sociale tosstanden zien. Zoo o. a. „Ericus" in Het Nieuws van den Dag en de heer Bertels met zyne brochure „De Goudmyn voor het landbouwbedryf". Ver schillende vereenigingen werden naar aan leiding daarvan opgericht, voor heide-ontgin- ning en grondverbetering als middel tot ver betering van sociale toestanden; hier endaar is de hand zelfs al aan den ploeg geslagen. In een rapport, uitgebracht door eene com missie, benoemd door het „Ned. Landbouw- comité", zyn nu, na een door haar ingesteld onderzoek, die verschillende plannen aan eene degelyke critiek onderworpen. X., die het terecht van het hoogste belang noemt, dat mannen van gezag op landbouw gebied hun oordeel uitspreken en motiveeren en alzoo hen voorlichten, die moreelen of finantiüelen steun aan eene dergelijke veroeni ging zouden willen verleenen, schryft daar over in de Arnhemsche Courant: Zeer terecht worden in genoemd verslag de plannen van „Ericus" en Bertels, om op de heide dorpen te stichten en daarheen, behalve boeren en plattelandsarbeiders, do werkloozen onzer steden te verplaatsen, ten strengste afgekeurd, omdat daarin gezien wordt „een hoogst gevaarlyk knutselwerk, een in 't leven roepen van ongezonde ver houdingen, een hoogst gevaarlyk. ingrypen in het goleidoiyk en normaal ontwikkeiings proces." Do commissio heeft de meest ongun stige verwachtingen „omtrent zulke klakkeloos in do heide geworpen dorpen, waar men toch zeker niet met de beste bevolking te doen zal hebben en de arbeiders, niet op het papier, maar wel in de workolykheid economisch slecht verzorgd zullen zyn." En elders zegt zy zeor juist: „Dorpen kant en klaar op de heide te plaat sen, het plan is zoo kunstmatig, alsof men met een Neurenberger opzetdoos te doen heeft." Toch is ook zy er van overtuigd, dat er nog veel te doen is om een beteren socialen toestand te scheppen, doch op geheel andere, op natuurlyker wijze. Omtrent die wyze resu meert zy hare opinie als volgt: „Men strove er naar, de maat6chappeiyke positie der arbeiders ten platten lande te ver beteren „door het verschaffen van goede woningen togen niet te hoogen prys; „door het ter beschikking-stollen van bouw grond aan de arbeiders en door het verschaffen van productievon arbeid. „Mon trachte dezen productieven arbeid in te richten zooveel mogelyk met het oog op lokale behoeften, en stelle daarby bly- vonde verbetering van den bodem op den voorgrond." De „Oranjebond van Orde" en 't meest de vereeniging „Door arbeid tot verbetering" in Friesland, werken in vele opzichten analoog met de denkbeelden der commissie. Waar hot grondverbetering betreft., daar komt het der commissie voor, dat van over heidswege krachtig medegewerkt kan worden aanstolling van cultuuringonieurs en oprichting van banken voor grondverbeterings-krediet, acht zy wenschelyk. „Maar daarnaast," zegt ze, „zouden wy hoogst wenschelyk achten, dat do Staat ton opzichte van ontginning tot bosch van onze heidevelden zyne passieve houding liet varen." Ook wy zouden er heeler harte mee instemmon, zegt X. nu, indien ons domein bestuur op zeer uitgebreide schaal do zaak der heide-ontginping tot bosch aanvatte; maar wy gelooven zyne houding Diet bepaald „passief" te mogen noemen, wanneer wy weten dat het (behalve de duinbeplantingen) voor* eenige jaren naby Breda, onder leiding van zyn boschbouwkundigo, de ontginning eener circa 1000 H.A. groote heido heeft; onder nomen en dez3 met alle kracht voortzot. Deze ontginning sluit aan een honderden hectaren groot boschbezit van den Staat aan. Waar over de wonscheiykhoid van 't aan leggen van Staatsboschdomoinen wordt uit geweid, daar was het naar onzo bescheiden meening niet overbodig geweest, op het be zwaar te wyzen, dat de wet tot verkoop der Staatsdomeinen nog van kracht is en aankoop van gronden dan ook slechts gerechtigd is, als hy arrondeering van bestaande domein bezittingen bedoelt, voegt X. daarby. Ook Het Vaderland wyst op de verwarring, welke voortkomen kan uit de w y z i g i n g van het personeel, zoolang ons kiesrecht nog met deze belastingwet saamhangt: „De moeilijkheid", zegt het blad, „ligt niet alleen in deze vraag, wat er van de kies wet kan worden, als men deze belasting wet verwerpt, maar zelfs nog meer in deze, wat de toestand zal worden, als men deze belastingwet aanneomt. Immers, zy zal niet in werking kunnen treden, als niet tegelijk een nieuwe kieswet in werking komt. Het voorloopig kiesreglement is een grondwettige regeling, afhankolyk van het bestaande per soneel. Dit stelsel kan niet door een belasting wet gewyzigd worden, maar evenmin kan, onder invoering van oen nieuwe belastingwet, de afgeschafte wet ten behoeve van het kies recht bestendigd worden. By de invoering dezer personeele belasting bestaat er dus feitslyk geen kiesregeling meer. En als dan straks deze belastingwet is aangenomen en een daarvan afhangende kieswet wordt ver worpen, in weikon toestand leven w(j dan? Of behoort het tot de begin solen der minis teriele politiek, eon volgzame meerderheid aldus te vcrloiden maar elk censuskiesrecht aan te nemen, om aan de verwarring te ontsnappen?" De Arnheinschc Courant zegt dat de eerste indruk van het ontwerp van minister Sprenger van Eyk een van groote teleurstelling was. B(j het samenstellen van deze ontwerpen lieeft de Minister zich niet geplaatst op het juiste standpunt, niet hot oog gevestigd op den eisch des tyds, dat de door de vorige Regeering aangevangen belastinghervorming in denzelfden geest zal worden voortgezet en voltooid, met gebruik, voor zoover ze nog onbruikbaar zyn en in elk geval met de nood- zakelyk geworden wyzigingen, van de elemen ten, die de nog niet gewyzigde bestanddeelen van onze belastingwetgeving aanbieden. Na de invoering van vermogensbelasting en bedryfs- belasting met afschaffing van het patentrecht, de hervorming van het belastingstelsel naar het beginsel van belasting naar draagkracht, is het oude personeel niet meer houdbaar het legt een dubbelen druk op hen, wier draagkracht betrekkelyk gering is, die elders al getroffen wordt. Wil men het personeel in het verband mot de nieuwe directe belastingen handhaven, dan behoort het in de eerste plaats een verterings belasting met oen vry sterke progressie te zyn, als noodzakeiyke aanvulling van de onvol komen progressie by de vermogensbelasting. Desnoods kan men, met fiscale doeleinden, daaraan een algomoene heffing Daar dezelfde grondslagen verbinden, mits die niot drukkend, maar, voe.ral in do laagte, matig zy. Dat deze Regeering bovendien, mot electorale doeleinden, aan deze laatste heffing hecht, is na hetgeen door haar toongevende leden is betoogd en gepoogd ten gunste van het samonknoopen van kiesrecht en belastingbetaling, natuuriyk: het was te verwachten. Hiertegen, het zy reeds dadelyk gezegd, zullen wy thans geen bezwaar maken. Zoo lang de kieswet niet is ingediend, achten wy elko beschouwing daarover ontydig en on- noodig. Dat de personeele belasting nevens haar karakter van aanvullend bestanddeel van do gesplitste algemeene inkomstenbelasting naar draagkracht, ook bovendien een eigen aardig karakter draagt van algemeene, matige woningbolasting, daarmede kan hy, die de voorgedragen heffingen alleen uit een fiscaal en economisch oogpunt beoordeelt, vrede hebben. Onze groote grief tegen de beide wetsont werpen, voomameiyk tegen de voorgestelde herziening van het personoel, is, dat ze niet overeenstemmen met den eisch des tyds. Indien de laatstbodooldo tien of vyf jaren geleden was ingediend, dan zouden wy aan den ont werper hulde gebracht hebben voor de wezen- lyke verbeteringen, die er in voorgesteld wor den. Daaronder rekenen wy om alleen by de hoofdzaken te blyven het loslaten van den grondslag „deuren en vensters", meteen evenredige verhooging van het percentage der belasting wegens de huurwaarde, hot toekennen van vermindering van den aanslag in ver houding tot do grootte van het gezin, het los laten van den aanslag wegens meubilair naar een percentage van de huurwaarde, waardoor deze grondslag zyn karakter verloor. Deze wyzigingen zouden, al waren ze voor ons ook in do gedachte omstandigheden niet vol doende, gestrekt hebben tot een wezenlyke verbetering van het personeel, indien dat nog op den ouden voet, nevens grondbelasting en patentrecht, in de ry onzer directe belastingen had gestaan. Sedert de groote veranderingen, in 1892 en 1893 in het belastingstelsel ge bracht, is echter een voorstel als het voor ons liggende niet voldoende meer; wie de herzie ning van de personeele belasting thans onder neemt, moot niet uitsluitend bedacht zyn op vereenvoudiging en verduidelyking van do be staande wet, op het aanbrengen van wyzi gingen, door de billykhoid en de eischen van gelykmatigo drukking gevorderd. Hy moet, gelyk in de bedoeling van don laatsten Min. van Fin. gelegen was, in en door de vierde directe belasting het middel vinden om de on- vermydeiyke leemten, door de drie andere achtergelaten, aan te vullen, zoodat het perso neel, nevens en in verband met grondbelasting, vermogens- en bedryfsbelasting, zou worden een samenstellend deel van de algemeene direct© inkomstenbelasting, die met in-acht-neming van do verschillende omstandigheden, in verband staande met do verschillende bronnen van inkomst, alle belastingschuldigen naar biliyk- heid en gelykmatig, dat is naar ieders per soonlyke draagkracht, het hunne doet by. dragen in de algemeene kosten van 's lands bestuur. In tegenstelling met do Arnh. Crt. is het Utrechtsch Dagblad van oordeel, dat het ont werp van minister Sprenger van Eyk juist go 3d past in het kader onzer reeds gedeelte- lyk hervormde belastingen. Daartoe zegt scbr., moest het personeel worden hervormd tot een zuivere ver terings-belasting met een progressief karakter. Bovendien is, toen de bociiyfsbelasting werd behandeld, de belofte gedaan, dat by het personeel een aftrek naar gelang van de sterkte van het gezin zou worden toegestaan, terwyl eindelyk ook door de wijziging van het personeel op zichzelf zou worden tegemoet gekomen aan hen, die door de bedrijfsbelasting te zwaar werden gedrukt, waarby men inzonderheid het oog had op diegenen, wien de bedryfsbelasting een geheel nieuwen druk oploverde, daar het patönt hen tot dusver had verschoond. Het ontwerp in zyn geheel genomen, acht de schr. een welgeslaagde proeve, om aan die verschillende eischen te voldoen. In het reeds vermelde artikel van mr. Treub in De Amsterdammer vestigt hy nader de aandacht op dobeteekenis van de classificatie der gemeente, daar deze niet alleen beslist over de vrystellingen, maar over alle heffing naar do huurwaarde. En toch worden de Staten-Generaal uitge- nocdigd blindelings een classificatie te aan vaarden, waarvan de grondslagen haar niet eens worden medegedeeld en welke, indien zy aangenomen werd, eens voor altyd zou vaststaan. Yan eene periodieke herziening toch, welke by geen enkele classificatie der gemeente, naar welken maatstaf deze ook zy ingericht, kan worden gemist, is zelfs geen sprake. Indien de Kamers bereid waren aan een voorstel als haar hier gedaan wordt, haar zegel te hechten, konden zy even goed naar huis gaan en het wetgeveD verder aan de Regeering alleen overlaten. Een tabel als by het ontwerp den Staten-Generaal ter goed keuring wordt voorgelegd, is niet alleen, zonder aanwyzing der grondslagen, waarop de classificatie rust en zonder periodieke her ziening volgens die grondslagen, principiëel onaannemelijkde tabel ziet er bovendien feiteiyk zóó zonderling uit, dat ieder, die zich de moeite getroost haar te toetsen aan de streken, waarmede hy eenigszins bekend is, er de zonderlingste rangschikkingen in ontdekt. Ter kenschetsing van do mate van bruik baarheid van de tabel als grondslag voor de heffing eener belasting naar de huurwaarde der woning en aan de bruikbaarheid daar voor behoort zy eenig en alleen te worden getoetst behoeft schr. slechts enkele staatjes te geven. De heele tabel is de proef op de som, dat een behoorlyke classificatie van de gemeenten voor de heffing eener Ryksbelasting naar de huurwaarde der woning niet is te mak6n. Daarby komt nog, dat de tabel twee niet parallel loopende eischen moet bevredigenzy moet nameiyk een verdeeling van de ge meenten geven, die voldoet voor de verkry- ging van overal relatief gelyke minimum grenzen van belastbaarheid en die tevens als maatstaf kan dienon voor den in elke klasse verschillenden vasten aftrek van de huur waarde. Een behoorlyke vervulling van zulk een dubbele opgaaf is by geen enkele tabel, hoe zorgvuldig ook samengesteld, mogelyk. Om slechts een enkel voorbeeld te noemen: gestold dat aan de Regeering toegegeven zou moeten worden, dat plaatsen als Leidschen- dam, Yeur, Voorschoten, Wassenaar, Valken burg, Rynsburg, enz., enz. met het oog op do minimale huurwaarden terecht in dezelfde klasse werden geplaatst met de kom van Apeldoorn, dan zal het toch wel aan ieder duidelyk zijn, dat Apeldoorn voor de belasting der meer comfortabele woningen in een veel hoogore klasse thuisbehoort dan de eerst genoemde plaatsen. Een classificatie zonder vasto kenmerken en met twee verschillende, in vele gevallen onvoreenigbare doeleinden is zuivere willekeur, ten ware zy kiesrechtgeographie mocht wezen, en aan dit laatste doet de by het ontwerp behoorende tabel meermalen denken. Daarop onderwerpt mr. Treub den belasting voet, op deze classificatie gebouwd, aan een nadere beschouwing en zegt dan: Hoe men nu ook over progressie by een belasting naar dohuurwaarde der woning moge denken; niemand kan er vrede mede hebben, dat de progressie by een Ryksbe lasting in de eene gemeente veel sterker is dan in de andere. Toch wordt dit hier voor gesteld. „In de gemeenten van de lste klasse wordt by bet vier-en-twintigmaal grooter worden van de huurwaarde het heffingsper centage ruim acht maal hooger; in de ge meenten van de Ssto klasse wordt het hef fingspercentage by eon gelyke toeneming van de huurwaarde nog niet tot het dubbelo ver hoogd." In do gemeenten van de lste klasse is het minimum van het heffingspercentago nog niet 1 pet., in gemeenten van de 8st© klasse is hetzelfde minimum byna 5 pet. In gemeenten, waar geen Agentschap van het Leidsch Dagblad is gevestigd, wordt het Dagblad gedurende 13 weken alléén des Zaterdag-avonds toegezonden, tegen toezending van 40 Cents.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 6