N°. 10820.
Dinsdag 4 «Juni.
AM395.
f 1.10.
1.40.
<£)eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IDA DE MAIRE.
LEIDSCH
DAG-BLAD
Voor Leiden per 3
Franco por post
Afzonderlijke Nommers
PRIJS DEZER COURANT:
maanden.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Verslag van den toestand en de werk
zaamheden der Vereeniging
„Scboolkindervoeding" in den
winter Tan 1894'95.
Het verslag, door den secretaris dezer Ver-
eeniging in de deze week gehouden vergade
ring voorgelezen en waarvan we reeds een en
ander mededeelden, is van den volgenden
inhoud:
De vergadering, op 28 September van het
vorige jaar door het vroegere „Voorloopig
Comité voor Kindervoeding" samengeroepen
en geleid door den heer J. A. Van Dyk,
besloot na eenig debat tot de oprichting eener
^ereeniging „Scboolkindervoeding", en stelde
onmiddellijk daarna de statuten vast. Zy be
noemde tot bestuursleden de leden van het
ontbonden Voorloopig Comité", uitgenomen
de heeren Van Dyk, Van Hamel, Nykamp
en Rank, die zich hadden teruggetrokken.
Het bestuur wees de heeren Kutsch Lojenga,
Vos en Kooy tot voorzitter, secretaris en
penningmeester aan, en toen was zyn eerste
werk het nemen van maatregelen tot het
verkrijgen van leden en het ontvangen van
gelden, noodig Ier bereiking van het door de
Vereeniging gestelde doel. Die maatregelen
hebben bestaan in het doen omgaan van listen
ter inteekoning. Den uitslag daarvan deel ik
nader mede.
Inmiddels werd door het bestuur, daartoe
door de vergadering bovengenoemd gemach
tigd, de Koninklijke goedkeuring op de sta
tuten gevraagd, die by Kon. besluit van 28
Nov. 1894, No. 20 (opgenomen in Staatsblad
302 o> >er No. 465) werd verkregen. En terwijl
de lijsten ter inteekening nog rondgingen,
naderde de tijd, waarop tot de uitreiking van
warme voeding moest worden overgegaan.
Het bestuur wist niet beter te doen, dan,
zooals den vorigen winter door het „V. C."
was gedaan, met het bestuur der vereeniging
van den H. Vincentius a Paulo de afspraak
te maken, dat deze vereeniging in hare Spijs-
kokery tegen een vergoeding van f 7.50 de
100 L. de voeding aan onze arme school
kinderen zou verstrekken. Zoo begon de uit-
deeling op 3 Dec., en werd geregeld 4 dagen
per week voortgezet tot 21 Maart. In de eerste
weken bedroeg hot getal kinderen 200, dat,
vooral met de strenge koude, die U zeker
nog wel heugen zal, voortdurend steeg, zoodat
het in de laatste weken tot 387 was gekomen.
Die arme kleinen kwamen van de beide open
bare scholen voor onvermogenden, de Christ,
school voor on- en minvermogenden en de
R.-K. jongens- en meisjesscholen. De uitdeeling
kon slechts zóó geregeld worden, dat elk kind
2 porties, alleen in de laatste weken 3 porties,
per week ontving. Het getal uitgereikte porties
klom niettemin tot het belangrijke cijfer van
11704. De voeding bestond in den regel uit
erwtensoep of bruineboonen. Op dezen regel
waren echter uitzonderingen, en die uitzon
deringen in de oogen der kleinen waren
ze smulpartijen.
Door de niet genoeg te waardeeren mildheid
van den heer C. Christiaacso Jr. was het
bestuur in staat enkele malen vleeschvoeding
te verschaffen, toebereid als soep en een paar
malen als gehakt, bereidwillig gebraden door
do heeren J. P. Sass9 en B. H. Wijtenburg.
Nu, begrijpt eens aan, gehakt in de mondjes
van die kinderen het tooverde op hunne
gezichtjes een trek van heerlijk genot l
Wat haalt onze verzekering van innigen
dank aan die heeren bij de teekenen van ge
noegen, door hunne welwillendheid op de
gezichten der arme kleinen gebracht I Met die
vleeschfeesten kan het bestuur den volgenden
winter nog voortgaan, want slechts ongeveer
de helft van de voor vleesch toegezegde som
is dezen winter verbruikt. Met dankbaarheid
moet hierbij ook gewezen worden op de aan
zienlijke gift van 300 Kilo spek van de heeren
der firma Tieleman en Dros, alsook op de
niet onbelangrijke opbrengst van een collecte,
gehouden op een Bal Masqué.
En zeker is het ook op hoogen prijs te
stellen, dat een 9 tal werkliedenverenigingen
bijgedragen hebben tot verhooging onzer in
komsten. [Afd. „Leiden" van het Ned. Werkl.-
Verbond, Timmerlieden- en Modelmakersver-
eeniging, Meubelmakersvereeniging, Timmerl.-
Vereeniging „Vooruit", Schoenmakersvereeni-
ging „Door Vriendschap", „Eendracht zü ons
doel", Kappers- en Barbiersvereeniging, Tui-
niersvereeniging en Smeden- en Koperslagers-
vereeniging]. De vereeniging „Schoolkinder-
voeding" verstrekt voeding aan kinderen van
arme arbeiders. Maar de andere, die gelukkig
hunne kinderen zelf voldoende voeden kunnen,
zijn ook niet rijk. Door hunne met stuivers
en dubbeltjes saam gebrachte bijdragen hebben
ze getoond, ons werk te waardeeren. Wy zijn
hen daarvoor ten zeerste dankbaar l
Intusschen, allen, die ons by onze werk
zaamheden door hunnën finantiëelen steun of
op andere wijze bijgestaan hebben, in het
bijzonder de heeren bestuurderen der vereeni
ging van den H. Vincentius Paulo, en vooral
ook de 5 jonge „dames-helpsters", alsmede de
hoofden, onderwijzers en onderwijzeressen dor
betrokken scholen, allen onzen warmen dank l
Ja, dankbaar zijn we. Ook voldaan? Ge
zult straks op deze vraag zelf kunnen ant
woorden; ik wil nog even U dat gemakkelijk
maken. Hoort den uitslag van het circuleeren
der lijsten. De Vereeniging hoeft een ledental
gekregen van 159, mot een contributie-som
van f 316.50. Verder hebben 234 personen
bijdragen gegeven. Er kan dus gerekend worden
op een vast inkomen van ongeveer f 300.
Wat er meer noodig is en er is meer noodig
de penningmeester zal U straks wel uitleggen,
hoeveel zoo ten naastenbij moet gevraagd
gebedeld worden!
Ge hebt het kunnen lozen in het „Leidsch
Dagblad" van een der eerste dagen in Maart,
toen het zoo scherp koud was, hoe onze
Voorzitter een woord ter opwekking heeft
moeten neerschrijven, opdat we het kapitaaltje,
waarmee de Vereeniging begonnen is, niet al
te zeer zouden inboeten. Flinke giften kwamen
in; alweer, we zijn er dankbaar voor, maar
tochhet moest niet zyn, dat we zóó
onze benoodigde gelden moeten verkrijgen.
De zaak, die wij voorstaan, is een goede
zaak! Hierin stemmen bijv. alle hoofden van
scholen, aan wie wij opmerkingen en mede-
deelingen verzocht hebben, overeen. Hoewel
één hunner beweert, dat ons werk niet van
invloed is op de resultaten van het onderwijs,
allen hebben opgemerkt, dat de kinderen opge
wekter, opgeruimder waren, als ze onze warme
voeding hadden genoten; wat een ander van
hen meent, dat het het onderwijs ten goede moet
gekomen zyn, en een derde zelfs doet zeggen
„ik voor mij geloof zeer stellig aan een zeer
gunstigen invloed". Wijst wederom één der
hoofden er op, dat aan zijne school het school
bezoek niet is verbeterd, een ander deelt mee,
dat het schoolverzuim geringer was dan vroe
gere winters en meent dit te mogen toe
schrijven aan de kaartjes van „Schoolkinder
voeding". En er is door de ouders geen mis
bruik gemaakt! Eén der hoofden vermeldt
eenvoudig, dat enkele kinderen geweigerd
hebben; waar een ander dit meedeelt, voegt
hy 9r bij, dat zij dit deden, „omdat het niet
noodig" of omdat het niet meer noodig was."
En blyken van dankbaarheid? 't Is waar,
veel hebben we er niet gezien, van ouders
althans niet. Maar toch, we hebben er ont
vangen. En vindt ge het niet met my aan
doenlijk, als ge hoort, hoe één der hoofden
schryft: „Met tranen in de oogen dankte my
een moeder, zeggende: „Goddank, mijnheer,
nu heeft er toch vast één te eten I"My
dunkt, dat óéno moedertje wyst voldoende
aan, dat ons werk noodig en nuttig is.
Daarom, gij, die hier als belangstellende
tegenwoordig zijt, en daarmee toont, dat ge
U tot onze Vereeniging aangetrokken gevoelt,
mocht er tot heden twyfel by U hebben
bestaan, overwin hem dan nu en noodig straks
my uit, Uw naam op onze ledenlyst in te
schrijven. En gy, die reeds lid zyt, ga straks
heen met het vaste voornemen, in Uwen kring
allen aan te sporen, dat zy zich by ons aan
sluiten. Wanneer achter het tegenwoordig
getal onzer leden nog een nul is gekomen,
dannu, dan ben ik voldaan 1
Gemengd Nieuws.
Men meldt uit het Westland: Om
den ouden Westlandschen roem op het gebied
van de óruiventeelt te doen herleven, hebben
eenige pachters in het Westland (gemeente
Honselersdyk) byzondere zorgen gewyd aan
deze teelt, waaraan het te danken is dat
reeds thans de druiven tot ryphrid zijn ge
bracht en deze week de eerste zyn verzonden.
In aanmerking genomen den invoer van
vroege buitenlandsche vruchten, verdienen
deze pachters ongetwyfeld erkenning voor
hun streven, om de eer van den Westland
schen vruchtentuin hoog te houden.
Tot hot bereiken van dezen uitslag waren
vooral noodig voortreffeiyke aanleg en oor
deelkundige plaatsing der verwarmingstoe
stellen, waarin de heeren J. Richel Co. naar
wensch geslaagd zyn.
Ook werden reeds de eerste pruimen geplukt.
De woning van den landbouwer
M. K., te Schyndel, is afgebrand en de inboedel
is eveneens een prooi der vlammen geworden.
Een jongetje van drie jaren heeft, door het
spelen met lucifers, het huis in brand gestoken.
De onnoozele brandstichter heeft aan den
brigade commandant te Bokstel bekend, dat
vuurtje te hebben aangelegd. Het huis was
verzekerd, de inboedel niet.
Te Oostvoorne zouden eenige
Brielsche werklieden gezameniyk de hoog op
het strand gezeten, gestrande Scheveningsche
bom lichten, toen een schoorpaal losraakte
en een werkman zoodanig trof, dat hy in
zorgwekkenden toestand naar zyn woning
moest vervoerd worden.
Yoor de vermoedelijke daders
van de inbraak in de villa „Bosehlust" te
Doom houdt men de te Kuilenburg gevangen
genomen mannen, van wier inhechtenisneming
reeds melding werd gemaakt. Het zyn twee
net gekleede mannen, die reeds eenige dagen
in de gemeente Doorn rondgezworven schynen
te hebben. By de inhechtenisneming hadden
zy de slingers van de gestolen pendules in den
zak. Een der pendules is terecht, de andere,
alsmede de overige voorwerpen, zyn nog zoek.
Hoewel zy beiden ontkennen, zyn er vol
doende gegevens om hunne schuld te bewyzen.
Is vroeg opstaan gezond?
Het bekende Engelsche weekblad „Tit-
Bits" stelde onlangs bovenstaande vraag.
Daarop kreeg het, onder meer, 't volgende
antwoord
„Mynheer! Met genoegen las ik het schry-
ven van „Een gematigde." Het blykt my,
dat schry'ver het volkomen met my eens
is, wat betreft de waarde van spreekwoor
den als „De morgenstond heeft goud in den
mond."
„Naar het my voorkomt, kan men de men-
schen, die vroeg opstaan, meestal rangschik
ken onder de wezens, wier verstand geen
gelyken tred houdt met de ontwikkeling
hunner lichaamskrachten; wezens, die niet
den minsten last hebben van fijngevoeligheid
en andere gevolgen van goede opvoeding.
„Dit slag van menschön gevoelt zich des
avonds te lusteloos, om zich op de een of
andere wyze den vryen tyd te korten, met
het gevolg, dat men zich in hun gezelschap
verre van opgeruimd gevoelt.
„Het feit, dat de arbeider voor dag en
dauw opstaat, is, dunkt my, eer te verklaren
uit den dwang der omstandigheden dan uit
vrye keus. Hoe het ook zy, het is my een
raadsel, hoe iemand uit vrye beweging uit
zyn warm, behaagiyk bed kan stappen,
wanneer hy de zekerheid heeft, zich aan een
vochtige, dikwyls vuile lucht bloot te stellen.
Het is immers veel verstandiger te wachten,
tot de zon den tyd gehad heeft, alle schade-
lyke dampen te doen optrekken. De gewoonte
om zich aan een kille atmosfeer bloot te
stellen, onmiddellyk nadat men eenige uren
lang in een warm bed heeft doorgebracht,
lykt ray zeer nadeelig voor de gezondheid
toe, en zelfs verderfeiyk voor zwakke menschen.
„Iemand, die vroeg opstaat, komt my steeds
min of meer „dwars" voor; of de morgen
lucht waariyk een onaangenamen invloed op
het humeur uitoefent?
„Honden hebben den naam, in intelligentie
uit te blinken. Hoe komt het, dat deze
dieren niet evenals de wilde dieren een
neiging tot vroeg opstaan aan den dag
leggen? Het is eveneens opvallend, dat
vogels, die aan hun omgang met het mensch-
dom, al is het dan ook door de tralies
hunner kooien, een hoogere mate van ont
wikkeling dan waarop hunne vrye natuur-
genooten kunnen bogen, te danken hebben,
er allesbehalve op gesteld schynen te zyn,
als men hen 's morgens vroeg wekt.
„Dit alles draagt er toe by om my meer
en meer te overtuigen, dat vroeg opstaan
eer af- dan aan te raden behoort te worden."
De langslapers, die byna altyd klop krygen,
mogen zich met dit artikeltje eens troosten.
De persoon V. D. G., in de Friesche
gemeente Wymbritseradeel, die zyne bruid
met een scherp werktuig wonden aan den hals
toebracht, is wegens krankzinnigheid naar het
gesticht te Franeker vervoerd.
Met de z a 1 m v i s s c h e r y op onze
beneden rivieren gaat het op het oogenblik
slecht. Wegens de geringe vangst heeft do
„Stad Dordrecht" hare werkzaamheden vootr
loopig gestaakt.
Een boerenzoon en een boeren-
knecht uit de gemeente Doornspyk, dezer
dagen te Elburg zynde, gingen eeno wedden
schap aan, wie van hen de meeste borrels
kon verorberen. Zy brachten het tot twintig,
doch waren niet in staat huiswaarts te keeren
en zyn dan ook aan den weg neergevallen,
waar zy des morgens door personen, die naar
het land gingen om te melken, meer dood
dan levend gevonden werden.
Onder de voorwerpen, welke by
een dief, te Berlyn op heeterdaad by een in
braak betrapt, in beslag genomen zyn, be
vinden zich ook een paar handschoenen, die
het nummer 9 dragen. De man, wien deze
handschoenen zyn ontstolen, mag wel onder
de reuzen geteld worden; althans zyne handen
zyn die van een reus.
De gewezen koning van Servië,
Milan, heeft zyn ontslag genomen als lid van
de Cercle de la Rue Royale (Petit Club) te
Parys, omdat prins Alexei Karageorgewitsch,
een lid van het geslacht, dat aan de familie
Obrenowitsch de aanspraken op den troon
van Servië betwist, er tot lid is toegelaten.
De leden van deze club schynen van de ge
schiedenis van Servië geen yverige studie ge
maakt te hebben; anders zouden zy zich nu
niet er over verbazen, dat Milan liever geen
Karageorgewitsch wil ontmoeten.
Een proces om een ruil ei :s
thans in Lübeck aanhangig. Een schoenmaker
voorzag zich by een koopman geregeld van
eieren, maar had uitdrukkelyk bedongen dat
hem niet anders dan versche eieren zouden
worden geleverd. Toen hem niettemin eens
een bedorven ei was gezonden, verlangde hy
van den verkooper schadevergoeding. Deze
weigerde in schikking te treden en zoo zal
de rechter uitspraak moeten doen.
7)
Terwyi beiden naar de hartelyke woorden
van den leeraar luisterden, was het hem
opeens alsof de gestalte van de bruid ver
steende, en toon de predikant de woorden:
„Geeft elkander de rechterhand," had uit
gesproken, voelde hy slechts marmerkoude
vingertoppen.
De gestalte naast hem wankelde en viel
vervolgens levenloos in zyne armen.
Hy ontwaakte met een gil en wreef zich
de oogen uit, innig dankbaar dat het slechts
eon droom was.
Nu wist hy dat hy Ida liefhad; hy nam
zich voor, zyn geheim in den eerstvolgenden
brief aan zyne moeder mede te deelen.
Met deze gedachte sliep hy weder in, en hy
ontwaakte niet voordat het daglicht door het
raampjo van zyne hut kwam gluren.
Hij had weder lust in het leven, en hoopte
van ganscher harte dat het hem mocht gege
ven zyn, het eerste gedeelte van zyn droom
tot waarheid te maken. Het tweede gedeelte
er van zou hy maar trachten te vergeten.
Toen hy den volgenden morgen met zyne
dienstzaken gereed was, nam hy pen en papier
en zette zich neer, om den brief van zyn
moeder te beantwoorden.
Alvorens aan te vangen, tuurde hy gcrui-
men tyd op het papier en teekende een menigte
poppetjes en kringetjes. De inhoud van den
brief was als volgt:
„Lieve Moeder!
Ik wil niet lang wachten met op den ge-
zelligen brief, dien U my gezonden hebt, te
antwoorden. Ik was biy, weder eens iets
van U en Uwe omgeving te vernemeD. Het
spyt my erg, dat U nog maar niet aan
myne afwezigheid gewennen kunt. Ja, moesje,
„Sch9iden thut Wek," dat ondervinden wy
allen vroeg of laat, maar wy zyn immers
beiden krachtig en gezond, en als wy elkander
over een paar jaar terugzien, dan genieten
wy dubbel van elkanders byzyn. Ik vond
het aardig, dat U zoo uitvoerig op myne vraag
naar onze vriendinnetjes geantwoord hebt. U
weet dat ik in de meeste zaken geheel Uwe
opinie ben toegedaan, vooral ten opzichte van
Ida De Maire. De andere meisjes vind ik ook
wel aardig, en het goede, dat U in Aline Spil
ontdekt hebt, hoop ik na myne terugkomst
ook op te merken, hoewel ik U ronduit moet
zeggen, dat ik als jongen niet veel lette op
meisjes, die zoo weinig uiteriyk schoon be
zaten, als Aline toebedeeld is. Later, toen ik
adelborst was, bob ik haar weinig ontmoet.
Ik beloof U echter dat, als ik weer thuis
kom, helaas! eerst over twee jaar.... hoe
komt die tyd om?.... ik dan hare goede
hoedanigheden op prys zal weten te stellen.
U weet, moesje: „les amies de mamèreaont
mes amies."
Het schynt my toe dat Ida De Maire zich
op haar eerste bal goed geamuseerd heeft.
Wat zou ik graag eens met haar gedanst
hebben! Het spyt my drommels, dat die
broeder van Bertha Udon zulk een mooie
jongen is. Ik ben waariyk bang dat hy onder
myne duiven zal schieten; niet met los kruit,
doch in ernst. Wilt u my goed op de hoogte
houden van al het nieuws, dat er te A. gebeurt?
U schryft zoo gezellig, en het doet Uw
zoon zoo goed brieven te krijgen uit het lieve
Vaderland. Myne vrienden vergeten my ook
niet. Laatst kreeg ik een langen brief van
Hugo Blunt; maar hoewel hy altyd harteiyk
is, mag ik hem toch niet gaarne. Ik weet
zelf niet wat de reden is. En nu, lieve moes,
de dienst roept my; ik moet dus eindigen,
daar heden de mail vertrekt. Groet al degenen,
die naar my vragen, en duizend kussen gaan
hiernevens, natuuriyk byna all9n voor U. De
overige moet U maar naar willekeur ver
doelen. Wees gegroet door
Uwen U innig liefhebbenden
Willem."
IV.
Wy hoorden Romeo
er moot oen Noodlot wezen.
Liana.
Ida De Maire ontwaakte den ochtend na
de trouwplechtigheid harer vriendin, met een
zwaar gevoel in hoofd en hart. Gisteren had
zy nog het vooruitzicht gehad, Eduard Udon
te zullen ontmoeten; nu was alles voorby.
In een jaar kon zooveel gebeuren. Nu eerst
gevoelde zy welk een treurig vooruitzicht het
was, al dien tyd niets rechtstreeks van hem
te kunnen vornemen. Nu had zy spyt, dat zy
er niet in toegestemd had, brieven van hem
te ontvaDgen. Zy had immers het adres van
eene getrouwde meid op kunnen geven! Het
was nu echter te laat en dat was maar goed
ook, want het zou haar toch zeer gehinderd
hebben, zoo iets buiten weten harer ouders
te doen.
Zy stond lusteloos op, kleedde zich en ging
naar de huiskamer, om voor het ontbyt te
zorgen. Daar dit vertrek aan de straat gelegen
was, wendde zy hare blikken steeds naar
buiten, in de hoop Eduard nog eenmaal te
zien voorbykomen. Zy was afgetrokken in
hare antwoorden en het naaiwerk ging dien
morgen niet byzonder vlot.
Eindeiyk, ongeveer tegen twaalf uren, be
merkte zy Eduard, die, met eene hoogroode
kleur voorbygaande, inkeek en haar vervolgens
vriendeiyk groette. Ida vreesde dat hare
mama den blos op hare wangen zou zien;
doch deze was zoo verstandig te doen alsof
zy niets bemerkte. Ida ging met haar naai
werk voort, doch het was haar somtyds of
er een floers voor hare oogen was. Ongemerkt
pinkte zy dan een traantje weg, dat ver-
raderiyk tusschen de mooie wimpers door
vloeide. Wanneer zou zij hem weerzien? En
hoe zou dan alles zyn?.... Een jaar was zoo
langZy dacht aan de woorden van Mar-
garetha, uit Scheffel's kunstwerk:
«Er wird wohl gar in das Wolaobland gehn
Und die Frauen eind dort so falsch und Bohön
O mög ihD der Himmel bcwahren."
Op een schoonen zomeravond stond zy aan
het venster.
Hare kamer had het uitzicht in fraaie
tuinen. Op den achtergrond verhief zich een
slanke kerktoren, waarvan het haantje, door
de maan beschenen, zich als eene gouden
ster tegen het blauwe luchtruim afspiegelde.
De lindeboomen verspreidden hun zoeten geur
en een lieflyk vooglengekweel deed zich hooren.
Ida was geheel onder den indruk van die
kalme, rustige omgeving en kon niet be
sluiten ter ruste te gaan. Zoo my merend en
aan het verleden denkend, werd haar gemoed
dankbaar gestemd. Wèl voelde zy zich ge
lukkig; zy had alles wat zy wenschte, en
dan de gedachte aan EduardOpeens
kwamen haar de woorden van De Génestet
voor den geest, zooals die in den vervolg
bundel staan:
„Steek Uwe lam; en aan,
ook zoo een Zon van zogen
Uw levenspad bestraalt,
en in Uw woning lacht;
Omgord U, gjj moet voort
op d' onbekende wegen,
De lampen aan,
Straks komt de nacht.
De nacbt komtl Zou die voor baar ook
komen, zou er dan geen geluk op aarde zyn,
waarby men voor geen nacht behoefde te
vreezen?
Daar werd de maan, die straks zoo helder
scheen, door een wolkje bedekt. Het waa
maar heel klein, en toch was de vorstin van
den nacht een oogenblik onzichtbaar.
Wordt vervolgd.)